Reisverslag Panorama Balkan 2023

In taveernes en gebedshuizen

Waar we kwamen

– waar we komen, liefste,

alles is anders,

alles is hetzelfde.

Hilde Domin

Mijn wanhoop is dermate zwaar dat hij het stevigste schip zou doen laten zinken; daarom is het de moeite waard om nog een keer op reis te gaan.

Tin Ujevic

Vrijdag 18 augustus

Slechte start van de reis. Al in de trein naar Eindhoven kreeg mijn reisgenoot een appbericht dat het vliegtuig naar Tuzla twee uur vertraging had. Op de luchthaven werd nog wel gewoon vier uur als vertrektijd aangegeven. We stonden ellenlang voor de incheck in de rij, toen we eindelijk aan de beurt waren, bleek dat we eerst een boarding pass moesten hebben waarvoor we in een andere rij moesten gaan staan en daarna weer terug in de rij voor de incheck. Vliegschaamte? Het enige rood op mijn kaken was van ergernis. Ik snap echt niet dat mensen dit gezeur verkiezen boven de vrijheid van de snelweg of de romantiek van de trein.

Toen bleek dat de vlucht inderdaad pas om zes uur zou gaan. We doodden de tijd in het café en ik zwierf voor wat inspiratie door de taxfreeshop, zonder iets te kopen natuurlijk.

Net toen ik aan het tweede gedicht wilde beginnen moesten we ons gereedmaken om aan boord te gaan, maar inspiratie laat zich niet tegenhouden, dus schreef ik maar in het staan – in de rij voor de paspoortcontrole en voor de poort tot het vliegtuig. “Ik zit veel liever 36 uur in de Flixbus dan dit,” verzuchtte ik tegen mijn reisgenoot.

Uiteindelijk landde het vliegtuig pas om half tien in Tuzla, na een nogal ruw verlopen laatste half uur. Volgens de autoverhuurder mochten we van geluk spreken, want de vlucht vanuit Frankfurt was uitgevallen.

De baas van Pansion Kipovi was druk met een groep nederlandse jongeren in de weer. Het was nogal een invasie, sowieso ben ik in Tuzla nog nooit een Nederlander tegengekomen, afgezien van een enkele, tot Nederlander genaturaliseerde Bosniër. We liepen de meute weer tegen het lijf bij het frietkot, de enige plek waar nog wat te eten te krijgen was. Toen ik van het plassen terugkwam, zei mijn reisgenoot dat hij had gehoord dat ze morgen naar Srebrenica zouden gaan, dus toen wilde ik wel weten van welke organisatie ze waren. Het was gewoon een onafhankelijke groep, die ieder jaar naar een oosteuropees land afreist. Of ik nog tips voor Srebrenica had, wilde hun reisleider weten. “Kijk ook goed in de andere gebouwen op de compound in Potocari rond,” zei ik. “Misschien kom je nog nederlandse graffity tegen.”

Taxfree

Voorbij de poort wordt het Walhalla aangeboord van

tropisch reizen en perzikkleurige zonsondergangen. Je

trekt een vergezicht open van zoete beloftes en

blauwe bacardidromen. Je landt met exotische ogen

aan de achterkant van de polderspiegel waar je op je

klompen het water voelt aankomen. Het is maar goed

dat er gevleugelde verkopers bestaan die je naar de

kassa loodsen. Heb geduld met fermenterende kazen,

wortelschietende molens, de gekunsteld zichzelf

uitvindende tulpen en delftsblauw uitgeslagen ouden

van dagen die de ezel met zilverlingen willen winnen.

Beter bewaar je het geheim van de gnoom die

voorspoed brengt. Spaar de toverstaf, vertrek op

eigen kracht. Laat lede ogen staan, inhaleer door

kieuwen, adem uit door de huid. Draal niet. Mijd het

kleefband. Bevrijd je vleugels van hun zwaarte.

Manieren van wachten

Je kunt opgeschrikt uit een mijmering

of diep verzonken bovenkomen

uit het konijnenhol om te bedenken

dat je nog lang niet aan de beurt bent

of dat je plaats al is vergeven.

Iedereen in de rij heeft gelijke kansen

om te zelfder ure aan te komen

zoals de wachtenden golven als de getijden

vooruit kruipen en terug rollen

getrokken door een sterker lijden.

Voor de vermoeiden is er een spijkerbed

voor de slapelozen een hangmat

voor de ongeduldigen het tikken van de klok

voor de slenteraars vitrine en vreetmijl

voor de radelozen de bar zonder sluitingstij.

Het moment komt waarop het zo ver is

je rekt de nek en schudt de schilfers uit

je strekt de vleugels van was naar de zon uit

de aanloop is het halve werk –

ik denk aan jou –

en word de diepe wachtkamer ingezogen

met de vermoeiden, de slapelozen, de ongeduldigen,

de slenteraars, de radelozen met grondverlangen,

niet jij, je wilt op ramkoers door de wolken

zonder navigatie naar zijn hart.

Zaterdag 19 augustus

Uitbater

Hij weet het nog zo net niet, moet hij op de wip

of afstappen, bij de europese winkelketen of

autonoom? De overheid is de opponent, hier is

het commonsense om je eigen boontjes te doppen.

Maar voor de kleine middenstand is stabiliteit een

groot goed, het geld moet rollen en in oorlog en

tegenspoed blijven de vingers ferm op de knip. Hij

spreekt zijn talen, is joegokosmopoliet, zelfs het

turkse woordenboek steekt hij zonder omhaal in

zijn zak. Net zo soepel rondt hij de westeuropese

kaap, al maken die verwenellendelingen een halszaak

van onbenullige dingen. Zijn langzaamaan polako

klinkt als het domani uit mijn azuren zomerjeugd.

Hij voert me terug in de tijd. Mijmert ongeremd over

een boerderij met kippen en ganzen met een watertje.

Misschien bedoelt hij vijver. Misschien een rakija.

Ik was in de ontbijtzaal net verdiept in de Bekentenissen van Nina Hagen over haar geschifte familie toen de baas van Kipovi me erop attent maakte dat we om elf uur moesten uitchecken en dat was het al bijna! We konden nog wel een tijdje beneden zitten, maar de kamer moest ontruimd worden. Ik slaagde er nog in om een snelle douche te nemen, maar toen ik me met anti-jeukcrème stond in te smeren, werd er al door de schoonmaaksters op de deur geklopt. In aller ijl graaide ik mijn spullen bij elkaar, make-up aanbrengen deed ik op het terras terwijl mijn reisgenoot politieke discussies met de baas voerde. Natuurlijk over toetreding tot de EU, want dat houdt de mensen hier het meeste bezig. Baas zat op de wip: hij erkende dat het EU-lidmaatschap goed voor de stabiliteit in Bosnië is, maar zijn afkeer van de overheid zit, zoals bij alle Bosniërs, diep. Even terzijde: ik denk ook dat dit het beste voor Bosnië is, maar ik zal de teloorgang van de bosnische cultuur betreuren. Dat zie je in alle EU-landen, óók in Kroatië – dat in rap tempo aan het veramerikaniseren is -, waar iedereen een soort mix van de eigen taal en het Engels spreekt en de media dezelfde dreun van klimaatcrisis en wokisme opzeggen.

Ik ervoer nu voor het eerst dat de baas een Macedoniër van albanese afkomst is terwijl ik hem altijd voor een Bosnjak had gehouden! Zijn droom was om te kunnen rentenieren op een boerderij met kippen en ganzen en een vijvertje.

Na dit onderonsje was het tijd om op te stappen, maar eerst moesten er boodschappen gedaan worden, want we hadden voor in het vliegtuig niets te eten meegenomen en de drankrestjes waren gisteravond allemaal opgegaan omdat alle café´s al dicht waren. In de Mercator was een klein boekwinkeltje waar ik de bundel “Perina” van Goran Saric aantrof, die ik in het Nederlands heb vertaald. Vervolgens begonnen we aan de tocht over landweggetjes, eerst naar Sarajevo en toen naar Mostar. We stopten voor koffie in Konjic waar Goran vandaan komt. Een uiterst charmant plaatsje met eveneens een oude brug, die als achtergrond diende voor een fotoshoot met een kersvers bruidspaar.

De tocht van Konjic naar Mostar was spectaculair omdat het door het karstgebergte voerde. In de Oslobodenje stond dat schrijver en dichter Marko Vesovic was overleden. Ik ken hem vooral als het jeugdvriendje van Karadzic, toen ze in Sarajevo deel van dezelfde dichterskring uitmaakten. Allebei waren ze van montenegrijnse afkomst, dus dat schepte een band, hoewel Vesovic later afstand van Karadzic heeft genomen.

Ook Dodik is weer bezig. Hij heeft een wet ondertekend, die het verbiedt – op straffe van 2500 tot 50.000 euro –  om de Republika Srpska te ontkennen of te bekritiseren. De EU heeft al laten weten dat lidmaatschap met zo´n wet uitgesloten is. Terecht.

In Mostar was het even zoeken naar het appartement, gelukkig kregen we hulp van een buurtbewoner. Mijn reisgenoot verbaast zich er nog steeds over dat de mensen hier zo behulpzaam zijn. Gelukkig waren we nog wel op tijd om in een kroatische konoba (taveerne) te kunnen eten. De binnenstad is op maar een kwartiertje lopen afstand en doet druk en gezellig aan, maar zonder dat je over de hoofden kunt lopen. Mostar is een beetje de mediterraanse versie van Sarajevo, met het verschil dat de ene oever van de Neretva duidelijk Kroatisch oogt en de andere oever islamitisch.

Zondag 20 augustus

Zaten we vannacht nog voor een afzakkertje op het terras van de pub, was het plotseling alsof we in een film van Emir Kusturica verzeild waren geraakt. Een stelletje muzikanten begon midden op straat de trom te slaan en te trompetteren waarop de terraszitters opsprongen en enthousiast begonnen te dansen en te zingen.

Toen we boodschappen voor het avondeten wilden doen, bleken alle winkels dicht. Ik herinnerde dat een paar jaar geleden in Dubrovnik zich hetzelfde probleem voordeed, misschien ligt dat aan het katholieke smaldeel in deze contreien. Zodoende gingen we maar weer in dezelfde konoba (Podrum – Kelder) dineren waar het eten overigens uitstekend was. Toen we na een wandeling door het islamitische gedeelte op een bankje uitrustten, werden we in het Nederlands aangesproken door een man, die vijftien jaar in Amsterdam en Eindhoven had gewoond. Hij bevestigde inderdaad ons vermoeden over de zondagse winkelsluiting maar benadrukte dat het een regeling is, die alleen in dit deel van het land nog maar een paar jaar geleden is ingevoerd. Hij gaf ons een tip voor een leuk strandje voor overdag, want stadsbezichtiging lukt ons bij deze temperatuur (38 à 39 graden) alleen maar ´s avonds. “Maar niet te ver het water ingaan, want de Neretva is een gevaarlijke rivier,” waarschuwde hij. Dat had ik vanmiddag al geconstateerd, want toen we eindelijk een strandje hadden gevonden, durfde ik – vanwege de stroming en de kiezelbodem – alleen in de branding te gaan liggen als in een badkuip.

De stad is overigens niet naar de brug – de stari most – vernoemd maar waarschijnlijk naar de mostari, de brugwachters, die in de romeinse tijd de doorgangen over de Neretva bewaakten. Het verhaal gaat dat bouwmeester Hairudin de doodstraf zou krijgen als de brug zou instorten. Dat gebeurde echter niet – de brug hield stand bij aardbevingen, watersnood en oorlogen en werd pas in 1993 door kroatische milities opzettelijk opgeblazen om de toevoerweg voor bevoorrading van de moslims af te snijden. Pas toen de brug werd herbouwd, kwam men erachter wat een geniale techniek Hairudin had gebruikt, die dankzij de moderne technologie ook daadwerkelijk getoetst kon worden.

Oude brug

Hij verbindt hemel en aarde in een masterplan, in

zijn hoofd een stenen hangmat van de ene naar

de andere oever. Geniaal is hij alleen in naam

van de sultan, mits de voetstappen niet door de

rivier meegesleurd worden. Hij liet het schetsboek

achter en maakte zich uit de voeten om metselaars,

steenhouwers en soldaten het werk te laten doen

opdat zij de klappen van Suleiman zouden opvangen.

Het bouwwerk bleef langer dan de opdrachtgever,

overleefde aardbevingen, hoog water en oorlogen.

Tot de nationalistische nazaten van Ante er een

aanslag op pleegden. De brokstukken losgelaten

in water, steen werd tot hangend hout en later

met de ijzerklemmen van Hairudin opnieuw in

lood gegoten. Het masterplan ging digitaal. Toen

bleek hoe geniaal vernuftig dat oeroude hoofd.

Maandag 21 augustus

De strandtip van de Mostariaan was niet zo´n groot succes, want het water aan het bewuste strandje was ijskoud. Mijn handen gingen ervan tintelen en ik durfde me er niet zoals gisteren in uit te strekken. Bovendien werd mijn reisgenoot door bloeddorstige muggen belaagd.

Daarvoor was ons in de stad al tien euro voor een parkeerplaats afgetroggeld terwijl we alleen maar even het standbeeld van de dichter Aleksa Santic en het aanpalende huis waar hij heeft gewoond en is gestorven wilden bekijken. Santic is vooral bekend geworden door de Sevdalinke, de bosnische liefdesliederen, waarvoor veel van zijn gedichten zijn gebruikt. Zijn bekendste gedicht, dat op muziek is gezet, is “Emina”, over zijn buurmeisje, dat zo mooi is dat het hem de adem beneemt, maar zij ziet hem natuurlijk niet staan. Santic woonde het grootste deel van zijn leven in Mostar waar hij in 1868 werd geboren en in 1924 overleed. Hij zette zich in voor de emancipatie van de Serviërs in Hercegovina en was voor de eenheid van de Zuid-Slaven. Ook was hij een bedreven guslespeler, een knieviool met één snaar, die van Kroatië tot Albanië wordt bespeeld.

Vervolgens wilden we naar de partizanenbegraafplaats, maar daar konden we met de auto niet komen vanwege een wegomleiding en toen hebben we dat bij gebrek aan tijd maar laten zitten. Er moesten natuurlijk ook boodschappen gedaan worden en toen had ik de keuze tussen een tekening van de Stari Most maken vóór het donker of een bezoekje aan het War Museum. Het werd de Stari Most, want ik ben een beetje moe van al die oorlogsmusea in Bosnië, die op een gegeven moment allemaal op elkaar beginnen te lijken, hoewel de situatie hier in het zuiden weer heel anders was. In 1992, aan het begin van de oorlog, werd de stad door het servischmontenegrijnse leger bezet (bij het strandje was een monument voor de 26 burgers, die daar in koelen bloede vermoord zijn), dat zich na een paar maanden terugtrok waarop de Kroaten de republiek Herceg Bosna uitriepen met Mostar als hoofdstad. Daarop raakten de Kroaten en Bosnjakken slaags waarbij vooral de moslimoever zwaar getroffen werd. Ook nu nog is het verschil tussen de linker- en de rechteroever goed te merken. Links tref je de cevapdznica´s, rechts de konoba´s aan, links lopen vrouwen in boerka´s rond, rechts wapperen kroatische vlaggen en staan hetzij christelijke leuzen hetzij schuttingtaal op de muren gekalkt.

Dinsdag 22 augustus

Voor het eerst sinds ons verblijf hier zat ik gisteravond wat te zappen, maar vreemd genoeg waren er alleen maar servische zenders op de TV. Vucic hield een persconferentie (of eigenlijk was het een redevoering waar al kwistig in was geknipt, maar die evengoed nog ellenlang was) waarin hij vooruitblikte op de aanstaande ontmoeting met Zelenski in Athene en benadrukte dat Servië “zijn eigen koers” zou varen. Hij doet me wel een beetje aan Balkenende denken met zijn vrome, uitgestreken smoel, die nu en dan uit de plooi valt als hij zich opwindt. JP, wie kent hem nog, onze premier vóór de eeuwige Rutte?

Toen ik voor het slapengaan mijn telefoon wilde opladen, ontdekte ik dat ik de verkeerde lader bij me had. Zoiets is slaapdodend en ik lag dan ook de halve nacht wakker. Het probleem bleek echter verrassend gemakkelijk op te lossen – ik had niet gedacht zo snel aan een lader voor mijn ouwe Nokia te kunnen komen en vreesde al een kruistocht langs alle mogelijke elektronica-speciaalzaken door heel Joegoslavië, maar ze waren gewoon bij de Bingo in Mostar verkrijgbaar.

Echter, de pech bleef me achtervolgen, want toen ik me vanochtend na de douche stond af te drogen, ging ik onderuit en maakte een flinke smak. De schuldige was het plastic vlondertje, dat door het ontbreken van zuignappen los op de vloer lag en aan het schuiven was geraakt. Mijn reisgenoot, die op mijn gekerm afkwam, moest me oprapen omdat ik zelf niet meer de kracht had om overeind te komen. Alles deed zeer, ook nu nog, vooral mijn schrijfarm en rechterbovenbeen.

Onderweg naar Cetinje in Montenegro wilden we het plaatsje Blaganje bezichtigen, maar bij een buitentemperatuur van 39 graden beperkten we dat tot het Huis van de derwisj, oftewel de Blagaj Tekke, dat evengoed nog 500 meter van de parkeerplaats verwijderd lag. In het klooster kreeg ik een lange rok (waarbij ik geregeld op de zoom trapte – als dat maar geen nieuwe valpartij zou opleveren!) en een hoofddoek omgeknoopt terwijl ik al half in katzwijm door dat stuk lopen in de hitte lag. Het klooster zelf was mooi en sfeervol en ademde ondanks de bezoekersaantallen een soort rust uit. Er waren ook kamers waar de zon stilletjes op het hoogpolige tapijt lag. De derwisj zijn volgelingen van de Islam, die de gelofte van armoede hebben afgelegd. Het klooster stamt uit de 15e eeuw. Eromheen heeft men nogal een pretpark opgetrokken, zo kon je over de rotsen wandelen en met een bootje over de Buna – de grootste karstrivier van Europa – de bergmond invaren, maar bij deze hitte voelden we ons daar niet toe in staat. Het kostte me terug in de auto een uur om met de airco voluit weer op normale lichaamstemperatuur te komen. Ook de Stecci (kerkhof met middeleeuwse grafstenen) lieten we voor wat ze waren, want een open veld in de brandende zon was eveneens no go. De rit naar Cetinje door het bergachtige landschap duurde al lang genoeg. Mijn reisgenoot had berekend dat het via Trebinje en de baai van Kotor het snelst was, maar evengoed deden we er over kronkelige kustweggetjes nog ruim vier uur over en was het – met een pauze in Trebinje –  tegen elven voordat we op de plek van bestemming waren.

In het huis van de derwisj

Vandaag draait het huis met de zon mee, al kun

je ook in de schaduw bidden terwijl het pretpark

op iedere oever zijn plezierrondjes maakt en de

rijk bemande bootjes in de gapende mond van

het zwarte monster van karst verdwijnen. Duiven

vliegen door de open ramen, tollen om hun as tot

ze vanzelf danser worden in verdoemde verenpakken

die de opstanding nabootsen. Met de sterren draaien

en draaien tot kosmische eenwording. De zwierige

derwisj zit voor de deur van die ene geliefde, de

dramatische afstand zegt meer dan haar nabijheid.

De ontmoeting met de eeuwigheid is betekenisvoller

dan lijflijke aanwezigheid. Het zweet kriebelt

onder de hoofddoek. We weten niet waarop we

wachten. Tot onze ingeslikte tranen beginnen te

branden, de geduldsteen* doen opzwellen misschien.

*Turks sprookje met een derwisj in de hoofdrol

Woensdag 23 augustus

Cetinje ligt op bijna 700 meter, dus het was er vannacht wel wat koeler, iets boven de 20 graden, maar vanmiddag gaf het virtuele kwik alweer 35 graden aan. Het was vanaf het appartement maar een kwartiertje lopen naar de stad, maar evengoed kwam ik doorweekt met mijn tong op de schoenen bij het historisch museum aan. Omdat we er vorig jaar ook al waren geweest konden we er vrij snel doorheen. De geschiedenis van Montenegro is vooral toegespitst op de Njegos-dynastie, die er een paar honderd jaar lang in slaagde om de onafhankelijkheid te bewaren. Pas na WOI werd het land min of meer door Servië geannexeerd en ging het in het Koninkrijk van Serven, Kroaten en Slovenen op, met de servische vorst Alexandar Karadordevic aan het hoofd. Mijn reisgenoot vroeg aan de curatrice of de Njegosi van adel waren geweest, in tegenstelling tot de Karadordevici, die omhooggevallen varkensboeren waren. Zij beaamde dat waarop mijn reisgenoot stelde dat het dan wel merkwaardig was dat de Montenegrijnen zich aan het servische koningshuis hadden moeten onderwerpen. De laatste koning Nikola Njegos stierf in 1921 en toen was de montenegrijnse dynastie definitief wijle. Het was ook wel aan de montenegrijnse regering in ballingschap te wijten dat ze na WO I niet genoeg macht kon aanwenden om annexatie door Servie te voorkomen.

Opvallend was dat Montenegro wat betreft de oorlog in de jaren 90 de hand in eigen boezem stak. Met Servië was het verantwoordelijk voor het bombarderen van Dubrovnik en etnische zuiveringen van niet-servische elementen in de regio, tot verzet vanuit de bevolking zelf de regering ertoe noopte de ommezwaai te maken en vluchtelingen op te nemen. Wat daarvan waar is mag de lezer zelf uitmaken – volkeren op de Balkan hebben veelal de neiging om hun eigen straatje schoon te vegen en met de vinger naar anderen te wijzen. Misschien is het zo dat het land te klein is om problemen te veroorzaken, hoewel er ook moslims in de Sandzak in het noordoosten leven. Oproer is er alleen als de Montenegrijnen onafhankelijkheid van de servisch-orthodoxe kerk eisen.

Daarna bezichtigden we het aanpalende klooster waar ik opnieuw een rok en hoofddoek moest ombinden, maar alleen een kapelletje en een winkeltje te bezichtigen was, met zelfgedraaide honing, zelfgebrouwen wijn en religieuze boeken in het Cyrillisch. We beklommen de berg naar het mausoleum van de eerste Njegos (Danilo). Daarboven hadden we een magnifiek uitzicht over de omgeving.

Donderdag 24 augustus

Op de bijrijdersstoel las ik in de montenegrijnse krant dat Prigrozjin en zijn naaste medewerker met het vliegtuig zijn “verongelukt”. Natuurlijk gelooft niemand dat er geen sprake van sabotage was en dat het om een zelfmoordactie zou gaan.

Vandaag vertrokken we richting Novi Pazar en moesten een heel stuk omrijden omdat de binnenweggetjes, die de routeplanner op Maps had aangegeven, niet bestonden of niet begaanbaar waren, maar ook de Transitweg naar Servië lag vele kilometers voor de grens al braak. Alles bij elkaar duurde de tocht – met het kopen van een krant in Podgorica en boodschappen doen en koffie drinken in Berana – acht uur terwijl het niet meer dan een paar honderd kilometer kan zijn geweest. De afstanden zijn nooit zo groot, maar het reizen gaat in deze contreien extreem traag. Novi Pazar was in een ver verleden een knooppunt van handelswegen maar nu best wel een uithoek en de islamitische Sandzak (Raska in het Servisch) een achtergestelde regio.

Het appartement is best wel luxe, maar er is geen airco en dat is bij deze temperatuur het eerste vereiste. De huisbaas kwam even later nog wel een blazertje afleveren. Bovendien is er geen afvalbak en is het keukengerei uiterst karig, maar er is wél een vaatwasser. Dit is duidelijk door een man ingericht.

Servië is toegetreden tot het Platform voor Oekraïne, daarom was Vucic met Zelenski in Athene. Servië erkent de Krim en de Donbas niet als zijnde Russisch en in ruil daarvoor erkent Oekraïne Kosovo niet. Voor wat hoort wat. Servië levert geen wapens, al heeft het Pentagon gelekt dat dat wel het geval is, maar volgens Vucic zijn die wapens “via derden” Oekraïne in gesmokkeld.

Vrijdag 25 augustus

Novi Pazar doet wel een beetje aan Bratunac in het groot denken, of ook aan Tuzla, door het park met toren en amfitheater. Maar het stadsmuseum was dicht en een chagrijnige buurtbewoner, die ons verjoeg toen we op zijn stoepje even op adem kwamen, verwees ons naar de toeristeninfo, die echter nergens te bekennen was. Dan maar op een terrasje neerstrijken voor een flinke bel ijskoud water. Zoals ik al verwachtte is er in deze stad – waar moslims 80% van de bevolking uitmaken – nergens alcohol te krijgen. Gelukkig vonden we een Lidl waar we niets tekort kwamen. Gelukkig maar, anders hadden we de restjes tot het vertrek zondag moeten rantsoeneren.

Novi Pazar was dus ooit een knooppunt van handelsroutes, vooral de weg van Dubrovnik naar Constantinopel was een belangrijke doorgangsroute, maar helaas werd de Grote Turkse Oorlog tegen Oostenrijk-Hongarije van 1683 tot 1699 precies op deze plek uitgevochten waarbij de hele stad in de as werd gelegd. Daarna volgde een en al rampspoed, van plunderingen tot overstromingen en heeft de stad zich nooit meer tot betekenisvol centrum kunnen ontwikkelen. Na de twee Balkanoorlogen aan het begin van de 20e eeuw werd de Sandzak opgedeeld tussen Servië en Montenegro.

Terwijl ik dit schrijf staat de minaret van de naburige moskee te blèren. Er staat er ook een vlak achter het appartement en stopt de een, dan begint de ander. Als je wakker ligt, klinkt het als eenzaam wolvengehuil in de nacht.

Zaterdag 26 augustus

Ook in horecagelegenheden in de wijde omtrek is geen alcohol te krijgen. We zitten nu bij Stari Ras, in het pretpark bij de ruïnes van het oude servische stadje, dat in de 13e eeuw door de Mongolen is verwoest, in de veronderstelling dat hier wel een alcoholische versnapering te krijgen zou zijn, maar nee. Gelukkig had ik met mijn vooruitziende blik een spaflesje met witte wijn meegenomen, dat ik bij het mineraalwater kon gieten. Mijn reisgenoot (die zijn biertje moet missen) verzuchtte al: “Gelukkig zitten we vanaf morgen weer tussen de zuipende en varkensvretende Serviërs.” Verderop is een bruiloft met luide muziek aan de gang. Op de damesplee is het een komen en gaan van vrouwen in glitterjurken, die hun make-up staan bij te werken.

Het viel me nog mee dat ik vanmiddag in het zwembad slechts twee van top tot teen aangeklede vrouwen in een zwart gewaad aantrof. Er liep wel een mannelijke badmeester rond, die zich bij tijd en wijle als een aap op de rots op het duikblok vlijde en naar wie de rondzwemmende pubermeiden schaamteloos lonkten.

Aan het einde van de middag reden we naar de Sint Peterskerk, de oudste orthodoxe kerk van Servië uit de 9e eeuw. Met behulp van een echtpaar, dat de opzichter van engelse ondertitels voorzag, kwamen we erachter dat de kerk geen ikonostasis heeft omdat hij in oude staat is behouden en in de 9e eeuw was er nog geen schisma van de orthodoxie met de kerk van Rome. Daarna reden we naar het klooster Durdevi Stupovi, dat door de eerste servische koning Stepan Nemanja is gesticht en waar je een geweldig uitzicht over de stad had.

Natje en droogje

Het uur is speciaal voor haar, de zwartrok wiegt

als wier op het water, maar ook de godsvruchtigen

snakken naar verkoeling. Dochters met zwierend

doorluchtige windsels om de edele delen wanen

zich onbespied. Tot de enige aap zich op de rots

neervlijdt. Ze duiken pirouettes om hem gulzig

hun badkuip in te trekken. Feromonen dansen als

libellen. Het mansvolk achter dranghekken in de

wacht gezet. Vroomheid staat voor geduld oefenen,

handen met de vingertoppen aftasten. Wit is de

dood en de ontschuld voordat die met het levenssap

wordt bevlekt. De nacht legt het af tegen het blonde

licht, het verbod tegen het verbond. Het heilige

vocht mag enkel naar zee vloeien maar niet door

aderen, niet door zwanehalzen. De kelken staan droog.

Ongenode gasten doen goddeloze wijn bij het water.

Zondag 27 augustus

Nu tegen middernacht is het buiten nog steeds bloedheet, want de warmte hangt als een elektrische deken boven de Donauvlakte. Er is wel een temperatuursdaling vanaf woensdag in het vooruitzicht gesteld. Gelukkig hebben we in Zemun tenminste weer een airco. We verblijven in de kelder onder de woning van een dame van onze leeftijd, die ons bij aankomst een rondleiding door haar kruidentuin met vijgenboom gaf terwijl de poezen rond haar benen dwarrelden. Ook in de stadse agglomeratie rond Belgrado is het groene bewustzijn doorgedrongen.

Gisteravond, nadat we van het restaurant in de bergen terugkeerden, deden we nog een vergeefse poging om in de stad een kroeg waar alcohol geschonken werd op te snorren. Uiteindelijk belandden we op een bankje in het park om van een miniflesje slivo van de Lidle te nippen.

Volgens de portier van het appartementencomplex, bij wie mijn reisgenoot vanochtend de huur betaalde, zijn die kroegen er wel, maar moet je ze weten te vinden. Anders dan in Bosnië, waar de natte en de droge kroegen toch meer schouder aan schouder staan en je enkel een deurtje verder voor je borreltje hoeft.

Onderweg maakten we een tussenstop bij het klooster van Zica bij Kraljevo. Stefan Nemanja, de eerste koning van het Koninkrijk Servië, stichtte Zica na de terugkeer van zijn broer, de heilige Sava uit Athos, die in 1219 de onafhankelijkheid van de servischorthodoxe kerk uitriep. In de kerk van Zica wijdde Sava de eerste servische bisschop en kroonde Stefan tot de eerste koning van Servië. Maar in de 13e eeuw werd de bisschopszetel naar de Metohija in Kosovo verplaatst waarop in Pec een nieuw patriarchaat werd gesticht. Het klooster is gebouwd in de stijl van de Raska-school, de kunstvorm, die in de 12e eeuw ontstond en eeuwenlang daarna overheersend op de Balkan is geweest. In de kapel was een man, die bij ieder icoon met zijn hand over de vloer veegde, een kruis sloeg en de afbeelding kuste. “Ik noem dat eerder autistisch dan religieus,” grapte mijn reisgenoot.

In de krant Nova las ik over een top in Boedapest met autocratische leiders als Orbán, Vucic en Erdogan, die zich als één blok tegen Brussel presenteerden. Daarbij in goed gezelschap van de heersers van “bedenkelijke” regimes als de Servische Republiek en Azerbedjan. Kennelijk is de Nova een nogal linkse krant, want in het stuk kwamen criticasters als een servische diplomaat en een historica aan het woord – de historica sprak zelfs van een “fascistische lente”. De diplomaat waarschuwde dat deze leiders niet onderschat moeten worden. Tevens noemde hij het verdacht dat dubieuze leiders als Dodik, de voormalige, nationalistische premier van Slovenie en de voormalige rechtsconservatieve premier van Oostenrijk Sebastian Kurz eveneens op de top aanwezig waren. Er schijnen zich meerdere EU-landen bij dit “blok” te willen aansluiten, ik denk aan Polen en Italië.

Maandag 28 augustus

Door de verzengende hitte waagden we ons pas om vijf uur buiten de deur. Aan de kroatische kust regende het al, maar daar was hier nog niets van te merken. Mijn reisgenoot was er zelfs niet lekker van, hoewel we de hele dag de airco aan hadden. Maar het slapen was niet van een leien dakje gegaan en wat deed die kukelende haan eigenlijk middenin de woonwijk?

De Nova stond bol van berichten over de toenemende droogte in Servië; deze kennelijk westers georienteerde krant stort al dezelfde onheilstijding over opwarming van de aarde en klimaatcrisis over ons hoofd uit als alle kranten overal elders in Europa.

In een groot winkelcentrum in de buurt scoorden we goedkope shag en slivo en in een kleine boekhandel in het centrum van Zemun trof ik wonder boven wonder een engels boek aan, het was de engelse vertaling (“The fortress”) van de roman “Tvrdava” van Mesa Selimovic, geboren in 1910 in Tuzla. Zijn roman “Death and the derwish” behoort tot één van de belangrijkste joegoslavische werken van na WOII en Bosnjakken noemen hem hun grootste schrijver, hoewel hij zichzelf als een Serviër van moslimafkomst definiëerde. Vandaar misschien de aanduiding “A serbian classic” op de kaft.

Ik wilde nog een duik bij het Lido op het eiland nemen, maar juist toen we daar kwamen, sloot het strand en de pontonbrug zou ook niet zo heel lang meer openblijven, dus toen heb ik maar de zwanen in de Donau getekend. Het was een hele kolonie, ik heb nog nooit zoveel zwanen bij elkaar gezien!

Zwanenzee

Vroeger een groot oorlogseiland, nu een broedplaats

van hokkende hipsters in tenten en tijdelijke kolonisten

op stelten tegen natte voeten. Datsja’s hoog op palen

in een kakofonie aan bonte kleuren voor de ecoflaneur,

vroeger de armeluiskotten van toen de kust veilig

en het piratennest uitgewoond en kaalgeroofd was.

Eeuwige belaagplaats van de witte stad op de

heuvel, voorraadkast voor hajduks* en sajkasji*

in het struikgewas versus de tulbanden van de

sultan. Het weerkerende wassende water treedt

grenzen met voeten, vaste stappen laten alleen in

de zomer afdrukken achter als de pontonbrug wordt

neergelaten. Zwanen houden de wacht. Wie van hen

zal Leda* verleiden? Ze vormen een leger van blazende

pracht. Als de nacht valt, de brug wordt opgehaald wil

je struisvogelachtig diep onder vleugels schuilen.

*Bandieten

*Flotieljetroepen, die Belgrado tegen de Ottomanen verdedigden

*Mythologische koningin van Sparta die door Zeus in de gedaante van een zwaan werd bezwangerd

Dinsdag 29 augustus

Het stadsmuseum in Zemun was gesloten en ik had een nieuwe poging willen wagen om in de Donau te zwemmen, maar de lucht zag er zo dreigend uit met lichtflitsen in de verte dat we naar Belgrado reden voor een stadswandeling door de wijk Kosancicev Venac. Venac betekent krans en dat slaat op de vele steegjes, die samen een krans vormen. We passeerden café Vraagteken, een ottomaans koffiehuis waar in de 19e eeuw vele maatschappelijke activiteiten plaatsvonden. Onder de Ottomanen moest je daarvoor naar de Kafana, want de eigen haard was puur privé. Om de hoek bevindt zich de residentie van Ljubica, de vrouw van vorst Milos Obrenovic. Van daar liepen we downtown Belgrado in en bekeken het standbeeld van de montenegrijnse vorst Petar II Njegos (1813-1851), die een verlicht heerser en ook nog dichter was. De Michaelskathedraal ging helaas net dicht. Daar liggen de sarcofagen van Milos en Mihajlo van Zeta (de door paus Gregorius VII in 1077 gekroonde vorst van Duklja) en op het kerkhof ernaast bevinden zich de graven van taalkundige Vuk Karadzic en de geleerde en eerste onderwijsminister van Servië Dositej Obradovic, van wie een standbeeld in het Studentski Park staat.

Toen ik de krant opensloeg, grijnsde de varkenskop van Dodik me weer tegemoet. Hij heeft nu gezegd dat hij alle buitenlanders – met name Amerikanen, Britten en Duitsers – voortaan Rudonje zal noemen. Het kostte me heel wat hoofdbrekens en gezoek op internet voordat ik de betekenis kon ontsleutelen. Ik dacht eerst dat het een scheldwoord was en zo is het uiteindelijk wel door Dodik bedoeld, want Rudonja is de naam van de boze oostenrijks-hongaarse stier uit een kinderboek van Petar Kocic, tegen wie een jongetje en zijn stier Jablan ten strijde trekken. Kocic was schrijver, activist en politicus, hij was de leider van een bosnisch-servische nationalistische partij, die vooral voor de servische boeren opkwam en zowel tegen de Habsburgers als tegen de veelal islamitische landeigenaren ageerde. Nog geen half jaar voor de aanslag op Franz Ferdinand in Sarajevo op 28 juni 1914 stierf hij in het gekkenhuis. Wel een mooie metafoor van Dodik, eigenlijk. Alleen zal deze beeldspraak de Amerikanen, Britten en Duitsers waarschijnlijk volledig ontgaan.

Woensdag 30 augustus

Vannacht keek ik naar de film “Tito i ja” (Tito en ik), een satire op de communistische tijd à la “Goodbye Lenin”, alleen ontgingen de dialogen me weer grotendeels door de rapheid en slechte verstaanbaarheid ervan. Ik ontdekte op Youtube een versie met engelse ondertiteling, maar daar bleek je voor te moeten betalen. Toch jammer.

Toen we vanmiddag naar de parkeerplaats liepen, werd er vanaf een balkon iets in het Nederlands naar ons geroepen. Onze buren blijken Serviërs uit Amsterdam – hij is afkomstig uit Banja Luka en zij hier uit de buurt. Ze hadden elkaar lang geleden in Amsterdam leren kennen en dit was hun zomerhuis. “Toen we het 15 jaar geleden kochtten, was deze wijk nog een maisveld.”

Ze nodigden ons voor de koffie uit, wat we beleefd doch beslist afsloegen, want we hadden nog de hele Kalemegdan te bezichtigen. Echter, na een tijdje over die hucht te hebben gezworven, ontdekten we de aanpalende dierentuin, die ons veel interessanter leek dan het afweergeschut waarmee de slotgracht was volgeplempt en het militaire annex foltermuseum. Dus stonden we fazanten, mara´s, berberschapen, wasberen, witte leeuwen, arctische wolven en de oudste krokodil ter wereld (als bijna 100-jarige heeft hij drie bombardementen overleefd!) te bekijken. Het zal ongetwijfeld niet de meest diervriendelijke dierentuin zijn, want de hokken waren krap en de weides van achtertuinformaat, maar de dieren waren goed zichtbaar, vooral de wolven, die je bij ons in dierenparken enkel als vlek in de verte ziet, als je geluk hebt. Een bezoeker wist te vertellen dat de enige olifant in Brussel twee mensen had gedood en daarom naar deze dierentuin was verscheept. Verbanning naar Servië als straf?!

Donderdag 31 augustus

We stonden om tien uur buiten omdat het appartement al vroeg opgeleverd moest worden. Na een kaarsje te hebben gebrand in de kerk aan de overkant, in het winkelcentrum boodschappen te hebben gedaan en op het terras koffie te hebben gedronken reden we voor de opgravingen van het romeinse Sirmium naar Sremski Mitrovica. Het was een toeristische tip van mijn reisgenoot, want hij is gek van de Romeinen. Helaas was ook dit museum niet open, zodat we maar naar de openluchtopgravingen verderop wandelden en onderweg een paar kerken bekeken. Het was opnieuw warm, dus rustten we op een bankje in het park uit terwijl ik een tekening maakte en namen daarna een ijsje.

De Srem (of Srijem in het Kroatisch) is een aaneengesloten gebied van Zemun tot Vinkovski in Kroatië, dat na WOII in een kroatisch en een servisch deel werd opgesplitst en dat Servië tijdens de oorlog van 1991-92 op brute wijze probeerde in te nemen. Van oudsher is het een melting pot van allerlei nationaliteiten, hoewel de Serviërs er wel de meerderheid vormen, met de servische minderheid in het kroatische gedeelte daarbij opgeteld. Ook Duitsers – die in het Servokroatisch steevast met “Svaben” (Schwaben) worden aangeduid waren vrij talrijk maar zijn na WOII praktisch allemaal verdwenen. Vandaag de dag leven er nog duizend duitse zielen in Sombor. In mijn duitstalige reisgids levert het poëtische namen op als: Neusatz, Sirmisch-Karlowitz, Plankenburg, Abthausen en Grossbetscherek.

In Osijek was het als thuiskomen met de rakija op tafel. Op de binnenplaats zijn nieuwe woningen verrezen, maar in “ons” appartement is niets veranderd. Alleen het balkon is nieuw en dat werd tijd ook, want het was danig aan het verbrokkelen.

Vrijdag 1 september

Vannacht zat ik nog naar een duitse film met kroatische ondertiteling over de vluchtelingencrisis van 2015 te kijken. Het was een vrij realistische weergave van de toenmalige gebeurtenissen – vooral de flegmatieke Merkel en de altijd weerbarstige Orbán waren raak getypeerd. Helaas kon ik ‘m niet uitkijken omdat m’n ogen op een gegeven moment dichtvielen. Tenslotte was ik al om negen uur opgestaan.

Vandaag was de knipbeurt bij de kapper onze voornaamste activiteit, want mijn reisgenoot moest nodig van z’n lange moslimbaard af. De kapster begon te zeggen dat ze geen baarden deed, maar uiteindelijk bleek trimmen op standje één geen probleem. Ook ik nam zonder spijt afscheid van mijn lange manen. Terwijl mijn reisgenoot geholpen werd las ik de Glas Slavonije (Stem van Slavonië) waar hetzelfde in stond als in alle kranten in heel Europa: over klimaatcrisis, stikstof, gezond leven en allergieën. Servië is wat dat betreft een soort spiegel: daar regeert een nationalistische, conservatieve en naar russisch voorbeeld gemodelleerde autocratische president en is de oppositie linksprogressief en pro-Europees. Uit de kranten heb ik begrepen dat de Stranka slobode i pravde (Partij voor vrijheid en gerechtigheid) de belangrijkste oppositiepartij is en het zou me niks verbazen als die door het Westen wordt ondersteund en aangestuurd. In ieder geval betekent het feit dat Servië zich op een soort tweesprong bevindt dat dit beslissend voor de hele regio zal zijn. De toekomst van Bosnië zal ervan afhangen: als Servië zich tot Rusland wendt, kan dit zo maar een scheuring teweeg brengen en het optrekken van een nieuw IJzeren Gordijn dwars door Bosnië, tussen de Moslimkroatische Federatie en de Servische Republiek. Ik kan me zo voorstellen dat de EU er alles aan is gelegen om met name Servië binnenboord te krijgen – gelukkig is dat land economisch goeddeels van de EU afhankelijk.

Toen ik later via het park, dat aan de boulevard grenst, naar de Tvrda liep, walmden dieselwolken me als uit een rookmachine tegemoet en al snel was de lucht zo dik dat ik nauwelijks nog kon ademhalen. Later las ik in de krant dat het om een grootschalige muggenaanpak ging, om de zoemende krengen uit te roeien, zogezegd. Ik kan me niet voorstellen dat een dergelijke luchtvervuiling door EU-regelgeving is toegestaan. Ik kan me wél levendig voorstellen dat de Slavoniërs op dit gebied een dikke middelvinger opsteken onder het mom: In Brussel worden jullie niet gedurende de lange zomer door de muggen opgegeten.

Zaterdag 2 september

We hebben in de Fruska Gora maar liefst vier kloosters bekeken, voor het vijfde waren we helaas net te laat. Bij twee kloosters was er een orthodoxe liturgie gaande en in één kerk moest ik zelfs een hoofddoek om. Nooit geweten dat dat bij de orthodoxen ook moet. Her en der waren gedenkstenen met namen van geëxecuteerden, want de Ustase hebben er tijdens WOII flink huisgehouden door vele kloosters te vernielen en hun bewoners te vermoorden. Alle kloosters zagen er vrij nieuw uit. Toen ik de monniken in de tuin zag rondscharrelen, begreep ik waar Karadzic zijn inspiratie voor zijn energetische look had opgedaan, want alle geestelijken hadden dezelfde lange baard en haardracht met knot. Het laatste klooster was dus al dicht, langs de kant van de weg aten we een nootje en dronken een borreltje en kregen daarbij weer gezelschap van een rondscharrelende wijfjeshond. Vervolgens reden we naar Sremska Mitrovica, waar overigens meer ijssalons dan restaurants zijn, maar we vonden een hele behoorlijke pizzeria. Het was al tegen half twaalf toen we wegreden. Aan de boulevard was een strandfeest gaande.

Aan de grensovergang bij Sid kwamen we al vrij snel bij de eerste post door alle vrachtwagens voorbij te stuiven, maar we strandden achter de tourbussen. Volgens de lichtgevende bordjes aan de einder bevonden we ons wel in de rij voor personenauto’s, maar we stonden stationnair naast een massieve tourbus. Toen ik een kijkje ging nemen, kreeg ik de indruk dat iedere auto binnenstebuiten werd gekeerd en iedere chauffeur uitgebreid ondervraagd. Toen we eindelijk bij de poort waren, konden we zó doorrijden, want we hadden geen bagage bij ons en de papieren waren in orde. Door het oponthoud waren we pas om half vier terug in Osijek en gingen pas tegen vijven slapen. Een paar dagen later vertelde Jasmina dat de drukte door terugkerende vakantiegangers kwam, al die mensen die hun vakantie aan de turkse kust hebben doorgebracht. En maandag beginnen de scholen weer, vandaar.

Heilige berg

Uit het Frankenwald door Schwaben benoemd en

geroemd dampt wierook en myrrhe, in de kreukels ligt

toevluchtsoord of rovershol opgevouwen. Partizanen

in alle krochten lieten hun wapens en gebedsboeken in

spelonken achter. Niets is nog heilig als je het buskruit

opsnuift. Geduld komt met het lome langgerekte

avondgezang dat tijdloos onder de balken zwerft.

De klederdracht is hier een uniform, de mannen

kweken manen, de vrouwen binden zijden vleugels

om. Gasten gaan gesluierd met een doek naar keuze,

het ruisen houdt aan zo lang de heuvels blazen

en het satijn door de gebeden danst. Vermoeden

van duivelsuitdrijving, muggen verjagen of om regen

vragen. Met satanisch genoegen gebaande wegen

verlaten, je oprollen in de kom van je handen. Op de

goddeloze vlakte wordt een rookgordijn aangelegd.

Zondag 3 september

Ondanks de doorwaakte nacht sprong ik uit m´n bed toen op het middaguur de kerkklokken afgingen. Al tijdens de brunch doemde er een onweerslucht aan de hemel op, zodat we de boodschappen nog maar even uitstelden. Met mijn oplettende blik had ik al vastgesteld dat het vandaag koopzondag was, want kennelijk zijn ook in Slavonië de winkels niet meer iedere zondag open.

Toen we na de hoosbui naar de auto liepen, troffen we Vladimir op de binnenplaats aan. Hij gaf ons een rondleiding door het gloednieuwe (nog onaffe) appartementencomplex en beschreef hoe huisjes en tuin er uiteindelijk uit zouden moeten komen te zien. Het is een behoorlijk lange-termijnproject omdat er zo moeilijk aan werklieden is te komen. “En dan doen ze het ook nog eens de helft van de tijd verkeerd, zodat je zelf hun fouten kunt herstellen.” Verder liet hij weten dat zijn zoon het plan heeft opgevat om Chemie in Wageningen te gaan studeren, want die universiteit behoort tot de “top three of the world”. Hij houdt er alvast rekening mee dat zijn kinderen het bedrijf niet zullen overnemen.

Nadat we boodschappen hadden gedaan reden we noordwaarts richting Bela Manastir bij de grens met Hongarije waar een heuvelrug (Crna Gora met een top van 243 meter) annex wandelgebied loopt. We trokken tussen de wijnranken en het was na die onweersbui aangenaam wandelweer, maar helaas in deze contreien alweer vroeg donker. Om zeven uur zette de schemering in. Op naar het café dan maar voor een pelinkovac tussen de voetbalkijkende mannen in de dorpskroeg van het naburige Knezevi Vinogradi.

Maandag 4 september

Het was een heerlijke dag om door de stad te lopen, maar het was zowaar te fris om te zwemmen. We hebben de binnenstad wat beter verkend, zo kwamen we erachter dat er hier een islamitisch centrum en een kerk van de zevendedagsadventisten is. Verder vergaapten we ons natuurlijk aan de statige gebouwen aan de Europska ulica waarvan vele in deplorabele staat verkeren. Een enkele is in blingstaat opgeknapt. De weg, die voor de Interspar loopt, wordt helemaal opnieuw aangelegd. “Benieuwd wat daar van mijn belastinggeld in gaat zitten,” zei mijn reisgenoot, doelend op de genereuze EU-subsidies, die Kroatië sinds toetreding krijgt toebedeeld. Via een omweg liepen we naar de Tvrda waar ik twee tekeningen maakte. Toen was het alweer donker. De duisternis valt hier met de snelheid van het licht: om zeven uur gaat de zon onder en om half acht is het stikdonker.

Dinsdag 5 september

Jasmina had geen tijd, maar ze nodigde ons met klem voor donderdag op de koffie uit. Na het boodschappen doen wandelde ik langs de boulevard naar het strandje aan de rivier terwijl mijn reisgenoot de etenswaren met de auto terug naar het appartement bracht. Vandaag was het net warm genoeg om in de rivier te zwemmen. Bij het vallen van de avond reden we naar het grote winkelcentrum Portanova aan de rand van de stad voor een korte broek voor mijn reisgenoot, maar de keuze was enigszins beperkt, want men was al op de wintercollectie overgestapt. Overigens struikel je in deze stad over de winkelcentra en winkels, met name de Duitsers hebben kwistig Tedi’s, Kiks en DM’s neergepoot, waar gewoon duitse artikelen te krijgen zijn. Soms staat het onverholen op de lichtreclames: neue Möbel. De verduitsing van Kroatië is een onomwonden feit, om over verangelsaksing maar te zwijgen. Het gaat dezelfde kant op als overal elders in de EU. Ik keek naar de kroatische versie van Masterchef op TV, helaas ging het rappe Kroatisch mij veel te snel, maar ach, het format is in ieder land en in iedere taal hetzelfde.

Woensdag 6 september

Vandaag gingen we naar Slavonski Brod omdat mijn reisgenoot hier vorig jaar op de terugweg heeft overnacht en het “meer de moeite waard is dan je zou verwachten”. Maar we waren nogal laat op pad omdat ik me had verslapen, om de een of andere reden waren de kerkklokken niet afgegaan.

Slavonski Brod kende ik enkel als opstaphalte op de bus naar Tuzla. Het busstation was helemaal vernieuwd en we namen ook een kijkje bij het treinstation, dat interessant was als joegoslavisch blokkenbouwrelikwie met een hal om in te verzuipen en een felgekleurde glas-in-loodoverkapping bij de perrons. Er reden treinen naar Osijek, Vinkovci en Zagreb, maar alleen al naar Osijek doet hij er bijna drie uur over. Het zag er net zo jaren-zeventig-oud en authentiek uit als station Emmerich.

Iets buiten de stad (met uitzicht op de brug naar Bosanski Brod) bevindt zich de Tvrdava (citadel), waarvan de ene helft is gerestaureerd en de andere helft nog steeds in vervallen staat verkeert. Dit was de thuisbasis van Franjo Trenk (Franz von der Trenck 1711-1749) en zijn pandoeren, die in de oostenrijkse successie-oorlog in dienst van Maria Theresia dood en verderf zaaiden. Pandoeren droegen turkse musketten, pistolen, kromzwaarden, langemessen, rode kapmantels (hun bijnaam was de “rode kapucijnen”) en natuurlijk de rode crawatten. De vergelijking met de Wagnertroepen en Prigozjin dringt zich op. Trenk wist ook door de keizerlijke hand boven het hoofd twee keer aan de doodstraf te ontsnappen en uiteindelijk stierf hij in gevangenschap.

Verder beschikt het stadje over de volgens wiki mooiste promenade (korzo) van Kroatië en een Piva Kuca (Bierhuis) waar naar goed duits gebruik vele biersoorten worden geschonken en een uitgebreide menukaart wordt aangeboden. Op desgewenste momenten wordt het in een rockcafé omgetoverd, bij de toiletten las ik het opschrift: “zulja i rock idu bok uz bok” (dorst en rock gaan zij aan zij). Het eten was uitstekend en het uitgaanscentrum alleraardigst, maar er was her en der wel oorlogszuchtige graffity met leuzen als: “Als wij in beweging komen, branden hemel en aarde”. Tja, Slavonski Brod lag tijdens de oorlog van 1991-92 (Domovinski rat – Vaderlandse oorlog) in de frontlinie.

Ook Slavonië kent beroemdheden: in de Glas Slavonije een stuk over Zrinka Posavec uit Dakovo, die als Sevdahzangeres momenteel furore in Sarajevo viert.

Brod

Het is de plek die vertrek mogelijk maakt, die als

een stempel het landschap beslaat. Boten, bussen

en treinen vervoeren littekens van voorgoed

voorbije dagen nu het stof is gaan liggen en het

bloed tot korst is verhard. Rode kapucijnen trekken

enkel nog door de verbeelding, het kromzwaard

geslepen tot kroontjespen en de krawat gestrikt tot

eer van de rtusteloze liefde op wie eeuwig wordt

gewacht bij een copuleus maal in het bierhuis.

Oude mannen houden bij de rivier de wacht, ze

weten nog van vroeger toen er geen post en de

vracht zonder vragen was. Het water vloeibaar en

stempels overbodig, nu tellen ze gelijkgestemden,

het ongerijmde moet door de poort. Het land is

te klein voor lijden. Treinen rijden volgens vaste

lijnen. De hal ademt wat ooit joegostemmig was.

Donderdag 7 september

Jasmina was vanmiddag te druk om ons te woord te staan, wel troffen we Gordana op de binnenplaats van Maximilian aan. We praatten wat over honden, informeerden naar haar hondje Bobby en zij vertelde over een duits echtpaar, dat een paar jaar geleden hier in de buurt een verloren pup in het bos had aangetroffen. Gordana had hen geholpen met de benodigde inentingen om het beestje “reisvaardig” te maken. “Ze durfden hem eerst niet mee naar binnen te nemen, lieten hem in de auto en namen mij toen heel bedeesd in vertrouwen. Ben je gek, zei ik toen, natuurlijk mag ie naar binnen, we zijn een diervriendelijk hotel. Nu is het een enorme hond. Ze sturen me af en toe nog een foto.”

Jasmina voorzag ons van koffie en Vladimir zei af en toe wat in het voorbijgaan. Hij was druk aan het klussen, want er moest een kamer verbouwd worden voordat de gasten er vanavond in komen. Ik merkte op dat Jasmina toch maar boft met zo´n klussenman. “This is business,” zei hij droogjes. “Thuis sla ik nog geen spijker in de muur.” Hij vertelde over hun afgelopen vakantie hoog in de bergen van Montenegro, wat hij ons ook van harte kon aanraden. “Door de stilte en de berglucht heb ik nog nooit zo goed geslapen.”

We waren koud in Bosnië of er was van alles loos. Vlak over de grens in Orasje stuitten we op een wegblokkade van tractoren. Gelukkig wist de agent bij de versperring ons een alternatieve route aan te wijzen, of nou ja, hij vroeg of we een smartphone bij de hand hadden en gebaarde in een richting om ons op weg te helpen. Volgens de engelssprekende jongeman bij de boekenstand in Tuzla – die ons aansprak omdat hij ons van de vorige keer herkende – was het een boerenprotest bedoeld om meer geld voor hun produkten af te dwingen. Op TV werd in ieder geval medegedeeld dat ze daar blijven tot hun eisen ingewilligd zijn. Dat kan nog problematisch worden als mijn reisgenoot morgenavond met de bus via Orasje naar Slavonski Brod moet, dan komt hij erlangs.

Dodik heeft de Hoge Vertegenwoordiger Christian Schmidt tot persona non grata in de Servische Republiek verklaard. Hij schijnt letterlijk te hebben gezegd dat hij Schmidt zou “deporteren”, maar intussen is die al lang en breed en veilig en wel in Banja Luka geweest. Evenwel broeit en gist het: er zouden aanvallen op remigranten hebben plaatsgevonden, westerse diplomaten hebben gezegd dat Bosnië onder leiding van de huidige afscheidingspolitici onder geen beding EU-lid kan worden, de NAVO wil speciale aandacht voor Bosnië en president Izetbegovic van de Federatie is in conclaaf met de moefti om de situatie van Bosnjakken in de Republiek te bespreken. De uitspraak van Dodik haalde zelfs de Glas Slavonije, wat nogal uitzonderlijk is.

Toen we in Tuzla aankwamen, kochten we op het station meteen twee buskaartjes waarbij ik bij lokettiste en omstanders waardering voor mijn taalgebruik oogstte, maar ja, vóór mij aan het loket was een Brit, die stug Engels bleef praten en ook niets begreep van wat er tegen hem gezegd werd. De lokettiste dirigeerde hem met gebaren naar de perrons. “Thank you,” knikte hij gedreven. “How do you say thank you in Bosnian?”

“Hvala,” antwoordde ik maar, want volgens mij verstond de lokettiste op haar beurt weer geen woord Engels.

Vrijdag 8 september

De baas van Kipovi zei vanmorgen dat de tractoren nog steeds bij Orasje opgesteld stonden, dus ik ben benieuwd hoe het mijn reisgenoot vanavond is vergaan. Overigens stond mijn bus in Bratunac in de file en ik vreesde ook hier een trekkersopstand, maar het bleek slechts om een ingedeukte auto te gaan.

In de Oslobodjenje was nauwelijks ophef over Dodiks uitspraak. Wel werd er gerept over een oppositiebeweging in de Republika Srpska: Liste za pravdu i red (Lijst voor gerechtigheid en orde). Maar de woordvoerster gelooft niet dat Dodiks uitspraak tot escalatie zal leiden. Volgens haar is het allemaal show off voor de bühne. Ook is er een Volksbeweging, die een demo tegen de “tamni vilajet” (rijk der duisternis, waarmee de Servische Republiek bedoeld wordt) organiseerde, hoewel die door de politie verboden was. Dat zijn bemoedigende berichten.

In Srebrenica is gelukkig helemaal niets veranderd, behalve dat er druk gebouwd wordt op het braakliggende terrein naast Bato. En het restaurant langs het pad naar de Guber heeft een nieuwe eigenaar gekregen, die volgens Mama Boza uitstekend eten serveert. Helaas was ik te moe om dat eind tegen die hucht op te lopen, maar wellicht ga ik er de komende dagen een keer heen.

Ook in de tuin van Mama Boza was alles bij het oude. Ik werd onthaald met koffie en fruit en toen ik zei dat ik niet geluncht had, serveerde ze brood met een soort zuurkoolrolletjes. Ik vertelde over mijn reis waarop ze zei dat vooral Trebinje de moeite van het bezoeken waard was. Dat hadden we nu juist links laten liggen, maar wat in het vat zit verzuurt niet. Toen ik naar het weer informeerde, zei ze dat het in Srebrenica de hele zomer had geregend.

Zaterdag 9 september

Ik was zo moe dat ik negen uur lang in coma lag en toen ik om elf uur wakker werd, had ik nog steeds geen puf om op te staan, zodat ik in mijn bed nog maar een tijdje in “The fortress” van Mesa Selimovic heb liggen lezen. Beslist geen onaardig boek, want hoewel het einde 17e eeuw, begin 18e eeuw speelt is het verrassend actueel waarbij de toenmalige sarajeefse moslimelite best wel aan de huidige linkse elite doet denken en clientèlisme bestond toen ook al.

Mama Boza zat aardig op de praatstoel. De kat Beba kwam ons ook nog begroeten, die was inmiddels uitgegroeid tot een flinke momak (jongeling). We hadden het over de stand van het bosnische land omdat ik over de boerenprotesten bij Orasje begon. Zo goed en zo kwaad als het ging probeerde ik uit te leggen wat er in Nederland op dat gebied gaande is. Zij vond wegblokkades en protesten sowieso geen goed idee. Daarop begon ze over de inflatie, de kloof tussen arm en rijk, de voedselbanken (wat is er nieuw onder de zon) en beklaagde zich erover dat jonge vrouwen het geld liever aan sjieke kleding en schoenen dan aan eten uitgeven. Het minimuminkomen in Bosnië bedraagt echter maar 300 euro in de maand, wat in geen verhouding staat tot de duitse prijzen in de supermarkt.

We hadden het ook nog over etniciteit en geloof, ik vertelde dat het voor de generatie van mijn ouders verboden was geweest om met iemand van een ander geloof te trouwen en leerde haar het spreekwoord: “Twee geloven op een kussen, daar slaapt de duivel tussen”. Ik zei dat ik het waardeer dat dit in Bosnië altijd wel mogelijk is geweest. “Niet in Srebrenica,” zei ze. “Hier leven moslims en orthodoxen gescheiden en trouwen ook niet met elkaar.” Zij en Milos zijn evenwel pas na de oorlog in Srebrenica komen wonen omdat Milos een baan in Zvornik kreeg. “Dat is ook niet naast de deur,” merkte ik op. Milos carpoolt met een collega. Verder zijn ze niet praktiserend gelovig en komen nooit in de kerk.

Mama Boza had wel de hele middag kunnen volpraten, maar ik wilde ook nog naar Bratunac. Uiteindelijk nam ik de bus waarvan ik tenminste zeker weet dat hij om half vijf rijdt. Eigenlijk heb ik een hekel aan taxi´s, want je wordt altijd afgezet en je weet nooit zeker of en wanneer er eentje komt. Er was nog genoeg daglicht om een stuk van de “hikers trail caus” in de heuvels rond Bratunac te lopen waar ik kennelijk een roedel honden had opgeschrikt, die me luid blaffend achterna kwam. Toen ik hen tegemoet liep, taaiden ze af.

Ik was met de duisternis weer in de bewoonde wereld terug en belandde bij een pizzeria waar geen alcohol geschonken werd. Dat had ik niet verwacht in een servisch dorp als dit, maar ja, natuurlijk wonen hier ook moslims. Maar daarna was het tijd voor een slivo bij Tamo daleko, echter, dat was niet meer wat het geweest was. De aangeschoten barman greep naar een fles uit de koeling, het smaakte best wel goedkoop en verre van zelfgestookt. Ik kroop met de krant in een hoekje maar werd afgeleid door de harde marsmuziek die in mijn oren dreunde. “Tamo daleko” is trouwens de titel van een servisch patriottisch lied, ontdekte ik later op Wiki, het kwam ook nog langs in de speellijst van het café.

Toen ik wilde betalen, was de barman in geen velden of wegen te bekennen, zodat ik die vier mark maar op de toog legde. Naderhand had ik stiekem spijt dat ik niet was weggelopen zonder te betalen, want de service en de drank waren geen vier mark waard geweest.

Er was weer geen taxi te bekennen en het was koud. Uiteindelijk kwam er één taxi met een chagrijnig stuk vreten van een chauffeur, die maar liefst twintig mark incasseerde. Daarom heb ik nou zo´n hekel aan taxi´s.

Zondag 10 september

Mama Boza zat samen met de buurvrouw in de tuin. Ze toonden zich verontwaardigd over het astronomische bedrag dat ik voor de taxi had moeten betalen, maar volgens hen zijn taxi´s op zaterdagavond dan ook schaars.

Nog vervelender dan dat vind ik dat de bank bij iedere transactie vijf of zes euro inpikt en dankzij die inhalige chauffeur moest ik alweer pinnen, maar o schrik, de automaat gaf geen geld! “Unable to perform transaction,” zei hij enkel onbewogen. De automaat verderop was verdwenen. Dan ben je in Srebrenica tamelijk in de aap gelogeerd, want je kunt hier nergens met pin betalen. Vandaar dat ik nu op een bankje bij straatverlichting met mijn gisteravond in Bratunac gekochte miniflesje slivo nabij Misirlije zit te schrijven in plaats van in rockkroeg Malboro. Ik knijp ´m wel, want als het me niet lukt om te pinnen, moet ik tot woensdag, als ik weer naar Bratunac ga, van tien euro rondkomen.

Voor Misirlije lag een zwart hondje, dat begon te kwispelen toen ik aan kwam lopen. Hij liet zich gewillig door me aaien. Ik meende in hem het hondje van Munevera te herkennen, die begin dit jaar is overleden. Tja, als baasjes doodgaan, belanden de honden hier op straat.

In haar tuin

Voor Munevera Dozic

Waar nu de luiken zijn neergelaten en alle bloemen

uitgerukt. Die ene giftige groeide naar binnen en

verteerde wat hij nog levend vond. De dood is een

meester in het sluipen, een hinderlaag op fluwelen

voeten. Trekt de kleur uit bladeren en bloeisels,

likt het naakte bot, pelt de schors tot een inbleke

stam. Hij maakt je thuisloos, zonder tuin ben je

zonder grond en veroordeeld tot eeuwig zwerven in

vijandige aarde. Jij die ferm stond door je laatste

vrijer verleid en verraden. Ze zeggen dat er niets

veranderd is, maar de kamer waar jij mij keer op

keer ontving is voorgoed dicht. Ik hoop dat je je

door harige vrienden weet omringd. Aan deze kant

van de Styx kwam een hond op me af. Hij herkende

me, bewoog zijn staart, boog zijn kop en plooide

zich naar mijn hand. Ik denk dat jij het was.

Maandag 11 september

Ik heb gelukkig 20 mark van Mama Boza kunnen lenen, voor het geval de pinautomaat weer hapert. Ze was een tikkeltje slechtgeluimd, was mijn indruk en beklaagde zich erover dat Milos maar geen vrouw zoekt terwijl hij inmiddels toch al 36 is. Ik zei troostend dat mijn opa pas op zijn 38e trouwde en vervolgens zeven kinderen kreeg. Of Milos dan helemaal geen omgang met vrouwen heeft. “Nema zene!” (helemaal geen vrouw) riep ze uit. Toen stelde ik voor dat hij dan maar online moet gaan daten.

Toen ik langs Mile´s kroeg liep, zag ik Mile in hoogsteigen persoon op het terras zitten. Hij begroette me uitbundig en zei dat ik er goed uitzag, veel voller. Hij gooide er nog een schepje bovenop door te stellen dat ik bijna zo dik was als hij. Ik was beledigd. Hij had me natuurlijk een paar jaar niet gezien, maar of ik door die overgang echt zo wanstaltig vet ben geworden? Ik mag het niet hopen. Weet hij eigenlijk wel dat één van de gouden regels is dat je nooit tegen een vrouw zegt dat ze dik is? Ik raakte er niet over uitgepiekerd. Leek ik soms dikker omdat de band van mijn broek aan de strakke kant was en mijn hempje nogal aftekende, zodat mijn “heupvet” duidelijk zichtbaar was?

Hij nodigde me uit om op het terras plaats te nemen. Ik zei dat ik eerst naar de bank moest, want dat was nu mijn voornaamste zorg. Pal naast de supermarkt ontdekte ik een Bankomat, die mij gisteren niet was opgevallen en goddank spuugde hij geld, zelfs zonder provisie. Nu dat geregeld was kon ik met een gerust hart een kop koffie bij Mile nemen. Natuurlijk oogstte ik weer bekijks bij de morsige mannetjes, die steeds verder mijn kant opschoven. Mile verklaarde me uitvoerig zijn liefde en probeerde me mee te krijgen naar zijn huis aan het meer. Hij was inmiddels met pensioen en had genoeg tijd voor mij, om op terrassen te zitten, te drinken en te slapen, zo verklaarde hij. Hij zag er nog redelijk nuchter uit, maar z´n broer, die naast ons tafeltje stond te wankelen, was zichtbaar in de olie. Toen ik m´n koffie op had, was het hoog tijd om te gaan. Ik liep naar het huisje van Laki bovenop de berg, maar natuurlijk was hij er weer niet. Zijn verkrotte auto stond er wel. Ik nam op het stoepje plaats om Omer te bellen. Hij wilde gelijk komen, maar ik maakte hem duidelijk dat ik aan het wandelen was en daarna terug naar het hostel wilde. We spraken voor de volgende dag bij het Dom Kulture af.

Ik liep nog een stukje verder langs de autoweg omhoog en keerde om toen de schemering intrad. Aan de overkant van de weg langs Misirlije zag ik het hondje weer en nu viel me op dat hij niet in al te beste staat verkeerde. Hij krabde en beet en had kale plekken in zijn vacht. Toen ik op zijn kop krauwde, jankte hij. Het brak m´n hart, maar ja, ik kon er niets aan doen. Mee naar Nederland nemen gaat niet op de lange reis met de Flixbus. En hoe zou dat met alle inentingen moeten? Het beestje is vast ook al oud, getuige het feit dat hij alleen was en geen deel van een roedel uitmaakte.

Terug in het hostel had ik bericht van mijn voormalige reisgenoot. Hij is inmiddels weer thuis, maar dat had nogal wat voeten in de aarde. De ICE had een eeuwigheid bij Köln-Deutz stilgestaan omdat er mensen op het spoor liepen, vermoedelijk van Extinction Rebellion. Het was ook in de trein bloedheet geweest, zodat er als schrale troost flesjes water waren uitgedeeld.

Dinsdag 12 september

In de tuin van het hostel was het vanmiddag een dolle boel, want Mama Boza had familie op bezoek en de vrouwen giebelden om de mannen, die in de straat hout aan het uitladen waren onder een luidkeels “dobro dobro!” (goed goed), wat vervolgens door de dames overdreven geimiteerd werd. Kennelijk greep zo´n man daarbij in z´n kruis (ik zag het niet), wat ook weer door de dames nagedaan werd en door Mama zelfs meerdere keren. Nooit geweten dat ze zo schalks was aangelegd!

Omer liet op zich wachten, wel een uur om precies te zijn. Ik las op het terras de krant en liet me door Aleksandar een watertje inschenken, want de voettocht vanaf het hostel door de hitte had me dorstig gemaakt. Omer liet nog steeds op zich wachten en na een half uur dacht ik: Ik neem nog een koffie en hou het dan voor gezien. Uiteindelijk kwam hij na een uur opdagen, zichtbaar vermoeid en met een zorgelijk gezicht, maar ja, hij had z´n kompaan Kemo verloren die hij zestig jaar had gekend. “Hij verzorgde zichzelf op het laatst niet goed meer,” verzuchtte hij. “En nou ligt ie daarboven.” Mijn opmerking dat het jammer is dat hier nauwelijks wandelpaden zijn lokte een tirade over de stand van het land uit. “Nederland is een echt land, dit is geen land. De politici steken alles in eigen zak. Noem maar op, de bauxietmijnen, alles pikken ze in.” De gebruikelijke klacht van de mensen hier. Waarom dan de helft van het jaar hier verblijven? “Hier heb ik een echt huis, in Baarn heb ik maar een huurhuis. Ik moet daar wel blijven wonen, want in dit land gaat het niet goed.”

Hij stelde voor dat ik tot zaterdag zou blijven, dan konden we overal naartoe waar ik maar wil en zou hij me zaterdag naar Tuzla brengen. Hij liet vinjak (een soort cognac) aanrukken waar ik bij deze warmte helemaal niet aan moest denken. “Onzin,” zei hij, “daar ga je juist minder van zweten en dat is goed.” Ik proostte met hem zonder een slok te nemen en hoopte maar dat hij het niet zou merken. Hij herhaalde dat hij met me naar een of andere plek aan de Drina wil en dat ik tot zaterdag in Srebrenica moest blijven, dan zou hij me in Tuzla op de bus zetten. Nu werd het tijd om me in te dekken. “Of we kunnen ook een keertje in Utrecht afspreken.”

“Pah!” snoof hij verachtelijk. “In Nederland moet alles op afspraak. Bel ik m´n kinderen, dan is het van: zullen we voor morgen een afspraak maken? Terwijl ik nu wil komen, daarom bel ik juist. Ik wil langskomen als ik er zin in heb.”

Juist, dacht ik, en zei maar niets meer. Hij wilde me morgen ook naar het Memorial Center brengen, maar dan moet ik zeker weer een uur op hem wachten en wie weet hoeveel vinjaks hij dan inmiddels al op heeft. Ik zei dat ik over zijn voorstel zou nadenken, liet hem voor de vinjaks betalen en stapte op. Ik had gedacht dat hij nog wel meerdere vinjaks met de andere morsige mannetjes zou nuttigen, maar toen ik even later boven langsliep, was zijn auto weg. Ik kocht in de Market een blikje paté voor het hondje van Munevera en wandelde naar haar huis. Daar was alles bij het oude, je merkte er niks van dat ze er niet meeer was. Ik zat een tijdje op een muurtje om een tekening te maken. In de schemering liep ik via Misirlije terug naar de stad, maar uitgerekend nu was het hondje nergens te bekennen, dus bleef de paté ongenuttigd in mijn tas.

Al sinds zondag doet de TV op de kamer het niet en kennelijk was Milos vanavond langs geweest om hem te repareren. Ik had Mama Boza gewaarschuwd voor de rommel waarop ze zei: “Dat geeft toch niet, je bent hier om uit te rusten, niet om op te ruimen.” De TV deed het dus weer, maar Milos had niets aan het geluid gedaan, dat nog steeds te zacht stond en niet harder gezet kon worden. Ik deed een poging om Trainspotting deel 2 te volgen maar had moeite om het schotse slang te verstaan en van de ondertiteling in servisch slang begreep ik zo mogelijk nog minder. Dus wende ik me maar weer tot mijn laptop waarop ik sinds een paar dagen de serie “Jedne letne noci” volg, naar een boek van de servische Jane Austen Mir-Jam. Het gaat over twee zussen, die met hun moeder een snoepreisje door de Adriatica maken en vanzelfsprekend een knappe jongeling ontmoeten. Buiten maakten de honden een teringherrie. Normaal gesproken hebben ze hun “blafmomenten”, dan slaan ze allemaal tegelijkertijd gedurende een minuut of tien aan, maar nu bleven ze maar doorgaan.

Mijn voormalige reisgenoot gaf me groot gelijk dat ik niet op het voorstel van Omer wilde ingaan. Het klinkt allemaal nogal onbetrouwbaar, mailde hij. Ik zou me maar aan het plan houden.

Woensdag 13 september

Mama Boza was vanmiddag niet in de tuin en na een tijdje wachten besloot ik om dan maar zonder door haar koffie te zijn gesterkt een taxi naar het Memorial Center te pakken. Die kostte overigens alwéér twintig mark, kennelijk heeft de inflatie ook deze regio bereikt. Het Memorial werd helemaal door een turkse aannemer verbouwd, je kon niet eens meer in de voormalige Dutchbatvertrekken. De expo over de Mars Mira was flink uitgebreid en ik zat net voor een TV-scherm geinteresseerd te luisteren naar twee mannen, die door de bossen waren getrokken, toen een opzichter kwam melden dat het Center ging sluiten. Het was pas vier uur! Mokkend sjokte ik naar de uitgang. Tja, wat nu? De begraafplaats mocht ik vast niet op in m´n korte broek. Ik zocht een plekje in de schaduw op om uit te rusten, want het was bloedheet en de compound lag te blakeren in de zon. Even kwam ik in de verleiding om Omer te bellen, maar ik vreesde dan niet meer van hem af te komen terwijl ik in de avond nog met Mujo had afgesproken. Uiteindelijk ving ik moedig de voettocht naar Bratunac aan, want ik had geen zin om nog eens twintig mark voor de taxi te moeten neertellen. Het speet me wel dat ik er niet aan had gedacht om een paraplu tegen de zon mee te nemen, want die blakerende stukken waren geen sinecure. Toen ik het bord met Bratunac was gepasseerd, vierde ik dat met een paar flinke slokken water en een plekje in de schaduw. Ik was letterlijk doorweekt. Gelukkig was het niet ver meer naar de eerste de beste uitspanning waar ik eindelijk in de door de airco gekoelde ruimte (waar de ober me speciaal op wees nadat ik op het terras had plaatsgenomen) mijn koffie kon nuttigen. Toen ik het etablissement weer verliet, was het inmiddels een stuk afgekoeld. Dat is het voordeel van deze contreien: tussen vijf en zes, als de zon begint te zakken, wordt het al aangenaam.

Mujo bevond zich in het restaurant in het gezelschap van enkele morsige mannetjes, maar hij duldde niet dat ze mij lastig vielen, liep op een gegeven moment zelfs – weliswaar met behulp van zijn krukken – kordaat naar een ander tafeltje. “Laten we maar hier gaan zitten,” zei hij korzelig. “Dan kun jij in alle rust eten.”

Hij was evenwel aan de beterende hand en verplaatst zich nu met een scootmobiel van zijn huis naar het centrum. Die komt uit Nederland, maar er mankeert van alles aan. Hij wilde dat ik daarover met de bewuste organisatie contact opnam, maar ik heb helemaal geen toegang tot voorzieningen in Roosendaal. Verder was hij blij verrast te horen dat Rutte weg is, maar volgens hem is de kloof tussen arm en rijk in Bosnië net zo groot als in Nederland. Na het eten ging hij met de scootmobiel richting huis en bracht Stanisa mij met de auto.

Joego-ontwaken

Dit is geen land, zegt hij, maar een openluchttheater

vol grommende honden. Hier worden vredesduiven

gegrepen omdat de kat altijd thuis is om met al het

gevederde gewetenloos te spelen. Men hapt net

zo makkelijk in fluorescerende ballonnen vol gebakken

lucht als in het zwarte kruit. Onder de maarschalk

was iedereen het tenminste met elkaar eens, zegt ze,

nu is een kibbelende roedel al wat rest. Vogelvrij

zijn de honden, honger is het enige wat erop zit.

En het schepnet voor te blijven. Omdat de mensen

verloren zijn red ik de dieren. Omdat jij in nood

misschien wel dood bent probeer ik het tij te

keren. De natuur doet haar werk en het Hoge

behoedt het goede zo lang de dienst er nog niet

op zit. Je slaat me hard. Of was het slechts de

wijn? In ontwaak met Barbapappa op grootscherm.

Donderdag 14 september

Toen het licht door mijn enigszins benevelde brein kierde, schoven er springerige, gekleurde poppetjes in mijn gezichtsveld. Barbapappa in het Servisch, da´s weer eens iets anders. Sowieso is het een jeugdherinnering die in de diepste krochten van mijn kindertijd was weggezakt.

We hobbelden naar het centrum, Mujo in z´n scootmobiel en ik met de benenwagen. We streken op een rustig terras neer, gelukkig niet in de pijplade met de morsige mannetjes. Hij aan het bier, ik aan de koffie. Hij keek tevreden om zich heen en begroette iedere voorbijganger. “In Srebrenica leven Serviërs en moslims gescheiden van elkaar, maar hier in Bratunac gaan we allemaal met elkaar om,” zei hij met gepaste trots. Na twee koppen stapte ik op. Voor de zekerheid had ik toch gisteravond alvast bij de Bankomat in Bratunac gepind.

Mama Boza had een nicht op bezoek en strompelde wat moeizaam rond. “Het gaat vandaag niet zo best,” zei ze. “Ik heb rugpijn.”

De nicht verdween in het huis en ze liet zich steunend voor een rokertje neer. Ik vertelde over het hondje van een overleden vriendin, die tegenover Misirlije woonde. Wat de naam van die vriendin was, wilde ze weten. “O, is Munevera overleden?” reageerde ze verrast. “Dat wist ik niet. Jammer, ze was zo´n fijne vrouw.”

Ineens schoot de kat langs ons heen met in zijn bek een duif die nog leefde, want ik zag in de gauwigheid z´n poten bewegen. Maar ja, het monstertje was me te snel af en vluchtte de tuin van de buren in. Door de schrik verloor hij kennelijk even de grip op de duif, die fladderend een poging deed om op te vliegen, maar zijn belager herpakte zich en klemde hem weer in zijn bek. Ik wrong mezelf door de nauwe doorgang, maar kon het natuurlijk niet winnen van een puberkat. Hij verdween met zijn ongelukkige slachtoffer uit het zicht.

De rit naar Tuzla verliep vlekkeloos, maar daar aangekomen begonnen de problemen. Ik verbleef nu eens niet bij Kipovi maar in een appartement, dat ik expres had uitgezocht omdat het vlakbij het busstation zou zijn, dus daar kon ik met mijn rolkoffer fluks naartoe lopen. Dacht ik. Ik had het stratenplan goed ingeprent, maar er leek geen einde aan de bewuste straat te komen die almaar steeg. Ik sprak een koppel aan, maar ze konden me niet uitleggen waar ik naartoe moest. Toen kwam ik op het idee om te bellen, maar de eigenaresse wilde mijn locatie weten en ik had dus geen idee waar ik was, dus overhandigde ik mijn telefoon aan de vrouwelijke helft waarop ze zo lang bleef praten dat mijn beltegoed door de dure bosnische tarieven vanzelf wegsijpelde. Uiteindelijk belden ze een taxi voor mij. Bij aankomst zei de eigenaresse dat het busstation inderdaad maar vijf minuten met de auto was maar lopend toch wel een stukje verder. Als ik geen bagage had gehad, had ik het evengoed in een mum van tijd gelopen.

Het is een riant appartement, met vreemd genoeg twee slaapkamers en geen woonkamer, alleen een hoekje met een tafel en twee stoelen. Het balkon is geweldig met ruimte in overvloed. Een vervelende bijkomstigheid, wat ik al in de bus had geconstateerd, is dat de MP3-speler geen sjoege geeft. Hij schakelde op een gegeven moment uit en ik krijg hem niet meer aan de praat, ook niet nadat hij opgeladen is. Dit is nu wel heel vervelend, voor als ik me zaterdagnacht op de terugreis wil ontspannen met muziek in mijn oren.

Vrijdag 15 september

Vanmiddag ben ik via de wijk, waar ik verblijf, naar de stad gelopen. Het was nogal een klimpartij, met hier en daar adembenemende uitzichten, onder meer op de blokvormige, communistische flats. Dit is duidelijk het gegoede upperclassgedeelte van de stad.

Aan de jongen bij de boekenkraam vroeg ik waar ik voor het eten en een wijntje terecht kon en hij verwees me naar de tuzlanski bierbrouwerij. Maar eerst ging ik zwemmen in het zoutmeertje, dat had ik al jaren niet meer gedaan. Het weer was perfect met wat sluierbewolking en een aangename temperatuur, in weerwil van de regen eerder op de dag. Toen de schemering intrad, zwierf ik nog wat door het park met de graven van de omgekomen jongeren bij de granaataanval en de borstbeelden van de communistische kopstukken. Vervolgens ging ik op zoek naar de pivnica taverna, die volgens de boekenjongen een stukje voorbij het park aan de ringweg was, maar ik kon ´m nergens vinden. Ik had ook gaan smartphone waarop ik een plattegrondje kon googelen. Ik bevond me inmiddels al ver buiten het centrum, zelfs nog een stukje verder dan de Mercator. Waar het ook was, het was in ieder geval een eind weg, zeker als ik nog naar het appartement terug moest lopen. Er zat niets anders op dan toch iets in de stad te zoeken waar alcohol geschonken werd. Ik herinnerde me een restaurant op het Trg Slobode, het centrale plein, waar mijn reisgenoot en ik op onze eerste avond voor de deur een peukje hadden zitten roken. Het had er nogal sjiek uitgezien, wat uiteindelijk bleek mee te vallen, alleen werd de wijn als een bodempje in een groot glas geschonken. Gelukkig kreeg ik er eentje van het huis omdat ik vanwege een groepsreservering werd gedwongen te verkassen. En het eten was uitstekend.

Op de terugweg verdwaalde ik opnieuw. Tot overmaat van ramp was de straat die ik was ingeslagen – en nu tot ongeveer het hoogste punt aan het volgen was – onverlicht, zodat ik maar twee silhouetten aansprak, die net naar een auto liepen. Het stel begon meteen in gebroken Engels tegen mij te koeterwaalsen. Het vreemde was dat kennelijk niemand in deze buurt de Donji Mosnik kent maar wel de Bingo om de hoek van het appartement waar ik gisteravond nog een boodschapje had gedaan. Dus liep ik weer verder als een kip zonder kop en uiteindelijk weer naar beneden om me opnieuw te oriënteren. Ik was gewoon op het kruispunt de verkeerde straat ingelopen!

Zaterdag 16 september

Toch maar een taxi naar het station laten komen. Daar wachtte de volgende schrik: de vrouw aan het loket wist van geen bus naar Duitsland. Gelukkig had ik nog drie kwartier om uit te vogelen hoe het zat, dus streek ik in de koffiebar neer en belde mijn voormalige reisgenoot. Hij meldde even later dat ik met de Globetours mee moest en dat dat loket náást het station was. Tja, dat moet je dan ook maar net allemaal weten. Ik vroeg wel drie keer achter elkaar waar precies de bus zou stoppen. Het bleek uiteindelijk een buurtbusje te zijn, dat hortend en stotend naar Derventa reed waar we op de tourbus van de Eurolines moesten overstappen. Mijn buurman was electricien/lasser, die drie maanden in Meppen te werk werd gesteld. Voor me zat een vrouw, die ik ook al op de bus van Srebrenica naar Tuzla had gezien. Ze had in Srebrenica het huis gelucht van haar moeder, die vorig jaar is overleden. Zelf had ze de val van de veilige enclave niet meegemaakt omdat ze toen 50 kilometer verderop verbleef, in de geboorteplaats van haar man. Maar haar moeder had de hele oorlog in Srebrenica meegemaakt en was één van de gefortuneerden, die wél op de compound werden toegelaten. Uiteindelijk is ze 84 geworden. De dochter woont tegenwoordig in Berlijn. “Ik kan niet meer in Srebrenica wonen. Het is nu mijn huis en mijn grond en Berlijn is ontzettend ver weg, maar ja, wat kun je eraan doen?”

Na dit gesprekje verdiepte ik me weer in de krant, die bol stond van de calamiteiten in Kosovo, dat zo´n beetje aan de rand van oorlog lijkt te staan. Vucic en Kutija kunnen maar geen overeenkomst voor gezamenlijk leven in het noorden bereiken en Brussel heeft het land inmiddels onder curatele gesteld. Vucic heeft in ieder geval toegezegd geen wapens te zullen sturen.

Ik schrok op van de rinkel van mijn telefoon, mijn voormalige reisgenoot wilde weten of alles goed was gegaan en waar ik nu was, maar omdat ik me nog steeds in het telefoniepeperdure Bosnië bevond beloofde hij later terug te bellen en hing ijlings op.

We moesten gruwelijk lang bij de grens wachten, want vóór ons was een andere bus, die uitvoerig werd doorgelicht. Dat schoot al niet op en ik schoof het gordijntje dicht tegen de al te felle zon. Bij het opstaan had het geregend, toen de bus uit Tuzla vertrok, was het nog steeds zwaarbewolkt geweest, maar nu scheen de zon weer uitbundig. Onder die strandcondities moesten we buiten in de rij wachten om langs het douane-hokje te kunnen lopen waarbij ik me zo gunstig mogelijk in de schaduwstreep van de overkapping opstelde.

Ook toen we lang en breed weer op de snelweg zaten, belde mijn voormalige reisgenoot steeds maar niet en als ik hem probeerde te bellen, kreeg ik geen toon. Mailen ging ook niet door de slechte wifi aan boord. Tot overmaat van ramp was het toilet defect en ik was voor het laatst tijdens een korte pauze op de stationsplee van Orasje geweest. Eenmaal in Zagreb schoot ik als een pijl uit de boog de bus uit, mijn oplettend oog had de WC al gespot. Na het plassen en poepen kocht ik een broodje omdat ik niet genoeg proviand voor de hele reis had. Terug bij de bus werd ik in de kraag gevat door een boze chauffeur: waar of ik had uitgehangen, want alle passagiers moesten op een andere bus overstappen en hij gebaarde nijdig naar mijn spullen op het perron. Ik kreeg de gierende stress waarop de slavendrijver me doodgemoedereerd maande om “polako” te doen, maar verder zat iedereen al in de bus! Dus nam ik mijn koffer in de hand om hem ijlings in de bagageruimte te kiepen waarop een ander mannetje me toesnauwde wat ik in vredesnaam aan het doen was. Toen begaven mijn zenuwen het. “Stress stress stress!” schreeuwde ik en een flink aantal verwensingen in het Nederlands er achteraan. Toen ik mijn andere spullen bij elkaar graaide, realiseerde ik me dat het plastic tasje met etenswaar nog onder mijn stoel in de andere bus stond en die zag ik net vanuit mijn ooghoek wegrijden. Ik sprong er zo ongeveer letterlijk voor. “Quick quick!” baste de chauffeur. “Ik ben al te laat!” Van zijn roemruchte bosnische “polako” geen spoor meer!

Ik had mijn eten gered, maar de Oslobodenje en het schriftje met kroatische woordjes waren kennelijk opzij van de stoel gegleden en in de bus achtergebleven. Ik was des duivels. Waarom had dat ellendige personeel niks over een buswissel gezegd? Van de stress kreeg ik prompt de schijterij, gelukkig was dit boordtoilet wél toegankelijk, maar het was evengoed geen pretje om gedurende de avond en de halve nacht om de haverklap te moeten.

Bij de eerstevolgende stop informeerde de vrouw uit Srebrenica of alles goed ging (kennelijk had ze wel iets van mijn woede-uitbarsting meegekregen) en zei toen dat iedereen boos was. Helaas heb ik haar na München niet meer gezien – logisch, realiseerde ik me later, want als ze naar Berlijn ging, moest ze waarschijnlijk in München overstappen. Ik had nog met haar mailadressen willen uitwisselen voor als ik weer in Srebrenica ben, nu wist ik niet eens haar naam.

Omdat ik deze keer maar eens van de pompplee gebruik maakte en daardoor opnieuw als laatste terug bij de bus was, was ik m´n raamplek kwijt. Gelukkig moest mijn buurman er in München uit, zodat ik me kon uitstrekken en wachten op de slaap.

Konvooi in vredestijd

Langzaamaan behalve wanneer het snel moet.

Mannen in uniform maken altijd haast om het

einddoel dichterbij te halen. Mensen zijn als

schapen, eenmaal afgedreven blind en zonder

houvast. Wij hebben het voorrecht van een kooi

op wielen waardoor we van de berg rollen, maar

met geduchte drijvers. Het is spertijd voor eenieder

die nog een plekje wil. Het konvooi brengt ons naar

luilekkergebied zonder gevaar voor eigen

leven. Het was haar moeder die toegang tot de

legerplaats vond om het vege lijf te redden. Zij

is de hoedster van huis en grond ver weg van waar

ze zich noodgedwongen ophoudt. Daar is altijd

altijd rumoer, hier gapen lege gezichten haar aan.

Haar mannen zijn niet meer. Haar resten enkel de

ruwe maar beschermende handen van de schapenhoeder.

Zondag 17 september

Die slaap kwam echter niet meteen. Tussen München en Ulm knoopte ik een gesprek aan met de jongeman aan de andere kant van het gangpad. Hij kwam uit Bihac maar woonde voor onbepaalde tijd in Neu-Ulm. Hij sprak een aardig mondje Duits sprak en bracht pakketjes voor Amazon rond. Dit was een tijdelijke job, daarna wil hij snel iets anders vinden om in Duitsland te kunnen blijven. Hij ging er dus in Neu-Ulm uit waarop de deken der slaap over mij werd uitgespreid en ik tot Frankfurt – van vijf tot negen – in dromenland verbleef.

In Düsseldorf moest ik viereneenhalf uur op mijn aansluiting wachten, maar dat kwam me wel goed uit. Ik installeerde me in het café van de bioscoop naast het station waar gelukkig ook een WC was. Eindelijk lukte het me om contact met mijn voormalige reisgenoot te leggen. De hele familie bleek al in alle staten omdat ik van de radar was verdwenen. “Vroeger maakte niemand zich druk als je onbereikbaar was,” mopperde ik.

“Nee, maar toen was het ook niet vanzelfsprekend om bereikbaar te zijn,” gaf hij. “Ik maakte me ook best wel zorgen, vroeg me af wat er aan de hand was.”

“Geen idee, m´n telefoon ging gewoon niet over.”

Later kwamen we achter dat mijn telefoon kennelijk geen contact had kunnen maken omdat die in het bosnische netwerk was blijven “hangen”.

Onder het genot van veel koffie keek ik een aflevering van “Jedne ljetne noci”, ging met mijn bagage naar de WC en kocht in de stationshal een krant, een broodje en een drankje voor de laatste etappe. Op een bankje wachtte ik het vertrek van de bus af. Naast mij streek een jong stel neer, dat met veel smaak een shoarma begon te verorberen. Ik las verder in de net gekochte “Vesti”, een krant voor de servische diaspora, die in Duitsland gedrukt wordt. Plotseling sprak de man me, wijzend naar mijn krant, in het Servisch aan. Zijn moeder kwam uit Zenica en zijn vader uit de Sandzak. Ik vertelde dat ik in Novi Pazar was geweest. Daarna schakelden we op het Engels over, want zijn vrouw (met hoofddoekje) was Indonesisch. Ze benadrukten allebei met klem dat ik als Nederlandse toch beslist eens naar Indonesië moet. Hij was in Eindhoven geweest, daar was alles zo schoon, zei hij tevreden, waarop ik hem Maastricht, Breda en Roosendaal aanried. Ze woonden in Keulen maar kwamen geregeld in Düsseldorf voor het lekkere japanse eten.

Toen moest ik met de bus mee, die geheel volgens strakke duitse planning op tijd in Utrecht was. Gelukkig is de kans op file op zondag klein.

Plaats een reactie