25 Juni 2024, Over witte wijn & paradepaardjes

Columniste was op de feestelijke presentatie van de bundel “Tussen heimwee en verlangen” van Eijlders’ presentatrice Seraphina Hassels. Het publiek bestond voor de helft uit Eijldersgangers en voor de helft uit koorgangers, want naast het dichten bekwaamt Seraphina zich in het bezigen van toonladders. De middag begon in het Tetterode Oud West in een ietwat krap zaaltje, maar wel met podium. Seraphina had columniste en Wijtgaard gevraagd om een blokje te presenteren. Paul Lokkerbol droeg voor de gelegenheid zowaar een eigen gedicht voor. Verder kwamen er nogal wat maatschappelijk geëngageerde gedichten over de oorlogen in de wereld langs, plus een gedicht over Dick Schoof. Ik zou zelf eerlijk gezegd niet weten wat er poëtisch aan deze Rutte 2.0 is, maar dit terzijde. Ik hield het luchtig door mijn gebruikelijke litanie over de vleesmarkt in het algemeen en de man in het bijzonder af te steken, wat mij vanzelfsprekend complimenten opleverde van de koordames in dezelfde leeftijdscategorie. Tja, als er tussen je toehoorders poëtisch minder onderlegden zitten, moet je niet moeilijk doen, vind ik. Ik deed in de pauze mijn nieuwe schare fans uit de doeken dat ik niet vies van humor in de poëzie ben, dat ik gaandeweg deze stijlfiguur steeds meer heb geperfectioneerd. Heel verfrissend, knikte één van hen, want de meeste poëzie is zo serieus en gedragen. Daarop haastte ik me te zeggen dat mijn bijtende humor daartegen juist een wapen is. Natuurlijk brulden we allemaal met Wijtgaards het-interesseert-me-niet! mee en werd er tot slot Dona nobis pacem in canon gezongen als statement tegen de oorlogen in de wereld. Daarna werden er drank en hapjes naar het dak vervoerd alwaar het inofficiële gedeelte van start ging, wat zo beregezellig was dat collectief werd vergeten onze bundels door Seraphina te laten signeren. Daar hoog boven Amsterdam kwamen de tongen pas echt los, helaas heeft columniste door een lege accu het magnifieke uitzicht niet op de gevoelige plaat kunnen vastleggen. Je kunt wel zien dat het door een vrouw is georganiseerd, merkte Wijtgaard tactvol als altijd op, want er is alleen maar witte wijn. Zou het dan niet prosecco moeten zijn? vroeg ik. Welnee, da’s allang uit, wierp hij tegen, ook bij de sippende elite. Tegenwoordig is het lemontonic. Getver, rilde ik, laten we dan maar snel meer witte wijn tegen de nuchterheid nemen. Wat doe jij nu? kwam Michael Abspoel tussenbeide. Werk je nog aan iets? Jazeker, knikte ik, ik ben druk aan het schrijven en herschrijven voor mijn nieuwe bundel. Werkelijk? riep Wijtgaard. Dan wil ik je terstond rekruteren voor mijn nog op te richten uitgeverij. Daar mogen alleen maar paradepaardjes bij. Ja, ik ga het groots aanpakken, maar eerst nog meer witte wijn. Naarmate de avond vorderde werden we op meer en meer kunstzinnige uitspattingen vergast. Er was iemand die jordaanse liederen zong waarop Wijtgaard uit volle borst inviel, er was iemand die Rilke’s herfstgedicht met een zwitserse tongval declameerde en het dameskoor bracht een concertje, door een synthesizer begeleid, ten gehore. En er was een prachtige zonsondergang boven Amsterdam. En nu wordt het tijd om de stad te ontvluchten en me in mijn villa in Ligurië terug te trekken, zei Seraphina waarop we constateerden dat dat niet ver was van het vissersdorp waar ik in mijn jeugd de vakanties met mijn ouders doorbracht. De zon was inmiddels onder en soezerig van de witte wijn vielen we door het luik terug naar de aarde.

Daten voor gevorderden

Het is klipklaar onontkoombaar, je kunt er niet meer omheen.
In het wild kom je niemand tegen, je vreest dat je uitsterft
en alle mannen opgebaard en overwoekerd door een snoozerig
doezelen. Monter open je de deur naar de kanjer-op-leeftijd-

markt voor een keur aan gebotoxte halve zolen, onder stenen
krioelende ouwe sokken en geraniumexperts. Het hagelt knarren
die je vertellen hoe de wereld in elkaar steekt en hulpverleners
in ruste die zich goed kunnen voorstellen dat je met vragen

zit. Het is als een schiettent op de kermis: je gaat voor de
roos in het knoopsgat of het perfecte polaroidplaatje, maar
de loop van de buks is krom en de hoofdprijs een pluizige
aap, een buitenaards monster met kale kop, een regenton

op pootjes of een piemelknuffel. Als je de trekker niet overhaalt
prijs je jezelf uit de markt en missen is geen optie, want je
wilt per se die algoritmische toevalstreffer binnenhalen.
Opgeven is voor digibete muurbloempjes. Het is de hunkering

naar romantiek gerijpt op eikenhout, ouwemeisjesnostalgie van
vlinders in de maag, hartstocht, exclusiviteit. Egostrelende
berichten als pijnstiller tegen de druilerige levensherfst. Hét
verjongenselixir bij uitstek. Was je maar nooit zo oud en wijs.

18 Juni 2024, Over verkiezingskater & kop van Jut

Deze column komt als mosterd na de maaltijd, maar columniste was uit wandelen, nog net voordat de bestralingskuur van lief begint. Ik heb wel keurig gestemd, want ik beschouw dat als mijn democratische plicht, hoewel Europa ook steeds verder van mijn bed is komen te staan. Ik voel mij Europeaan in hart en nieren, maar ben eerlijk gezegd geen fan van Brussel (behalve van de stad) waar enkel nog diktaten en oerwouden aan regeltjes vandaan komen, die niet per se in het belang van de gewone man/vrouw zijn. Daar kan de laatste toegevoegde lidstaat Kroatië over mee zuchten. Al binnen een jaar na toetreding werd er steen en been geklaagd en was het leger van spijtoptanten explosief gegroeid, wat zich bij de europese verkiezingen uitte in de laagste opkomst in de hele EU van slechts 21%. Nog niet eens een kwart van de kroatische bevolking heeft de moeite genomen om voor Brussel in beweging te komen. Nederland deed het met bijna 50% beter dan bij voorgaande verkiezingen, maar er stond dan volgens sommigen ook iets op het spel, al blijft het schimmig of de partij van jouw keuze – zeker als het een kleine partij is – wel in het Europarlement komt en met hoeveel zetels. In Frankrijk en Duitsland waren de uitslagen het spectaculairst – in Frankrijk omdat Macron meteen landelijke verkiezingen uitschreef in een wanhoopspoging om Marine te stoppen en in Duitsland omdat de regeringscoalitie van de Ampel genadeloos is afgestraft met een zetelverlies van tien van met name van de Groenen, die de kop van Jut zijn sinds ze hun traditionele pacifisme hebben laten varen en hun steun aan de wapenleveranties voor Oekraïne betuigen. De CDU (christen-democraten) is weliswaar de grootste partij – dubbel zo groot als regeringspartij SPD (sociaal-democraten) – maar won amper. De grote winnaars zijn de AfD en de BSW (Bündnis Sahra Wagenknecht) – de laatste is vanuit het niets nu zelfs groter dan de liberale FDP. Deze mevrouw Wagenknecht (echtgenote van Oskar Lafontaine van Die Linke, een afvallige SPD-er en voormalige ministerpresident van het Saarland) heeft het voor elkaar gebokst om zowel voor rechtsextremist als voor linksextremist te worden uitgemaakt vanwege het socialistische, pacifistische en migratiekritische program. Maar ja, als je voor vredesonderhandelingen in Oekraïne bent, ben je tegenwoordig al een rechtsextremist. Interessant was overigens dat op het kaartje van Duitsland goed te zien was dat er in de vroegere BRD (West-Duitsland) overwegend CDU was gestemd en in de vroegere DDR (Oost-Duitsland) AfD. Ook in het Westen is er dus een opvallende ruk naar conservatief rechts waar ze bij het CDA nog een puntje aan kunnen zuigen! De opkomst was maar liefst 65%, maar er vonden tegelijkertijd her en der ook gemeentelijke verkiezingen plaats. De reacties op de verkiezingsuitslag deden denken aan onze verkiezingskater van afgelopen november: overal loert het extreemrechtse gevaar en de apocalyps heeft een aanvang genomen. Daarbij werd er ook nog eens openlijk gespeculeerd over het mogelijke aftreden van Olaf Scholz bij zo’n erbarmelijk resultaat en weinig vertrouwen. Maar wat is het alternatief? Friedrich Merz van de CDU is al net zo’n bleke, kleurloze bestuurder als Scholz en bij nieuwe verkiezingen krijgt het duitse volk dus de keuze – net als in de VS – tussen twee ouwe, witte mannen in een campagne, die zo bloedeloos zal verlopen dat men zal terugverlangen naar de kandidatuur van de in ongenade gevallen SS-Verharmloser Maximilian Krah. Je hoeft trouwens niet te raden wie er dan met de winst vandoor gaat. Vooralsnog wordt er met angst en beven naar de herfst uitgekeken, als de deelstaat Thüringen in het verre Oosten naar de stembus gaat. De lieve lezer, die trouwens denkt dat het geweld jegens duitse politici vooral van rechts komt en tegen links gericht is, moet ik uit de droom helpen, want de laatste weken waren het vooral AfD-politici die werden aangevallen.

In de marge

Als de stoelendans is begonnen likken de marginalen hun wonden.
Het schaakbord is gekeerd, de teerling geworpen. Het scorebord telt
zonnige koplopers en miezerende verliezers. Het was een tik die velen
al zagen aankomen, met uitzondering van de praaldandy die een

antifaklap met gerstenat moest incasseren. Bij de BV van Nederland
gaat de muziek een tandje harder om de uitslag te versjteren, daar
malen ze niet om dooie zetels of politieke pierlala’s, zolang de
paradijsvogels in bonte veren paraderen. De lucht die uit de markt

wordt gezogen ademen ze gretig in. De dierenvrienden slikken hun
krokodilletranen in met een gefrituurd partje zoete aardappel of
een pittige veganloempia. In De Moed – het hart van de tomaat –
laten ze juist alle principes varen en worden de bitterballen royaal

aangerukt. De rotsvaste gelovigen voelen zich verlaten door hun
achterban, de schapen die in andere weides uit grazen zijn gegaan.
Alleen het christelijke smaldeel voelt zich gedragen door de Vader,
hoopt op een wonder. Verwelkomt iedere premier als poldermessias.

28 April 2024, Over achtbaan & diepgang

Columniste is de laatste tijd in een roller coaster van emoties beland. Ik zeg het maar frank en vrij: dit is de moeilijkste periode die ik tot nu toe in mijn leven heb doorgemaakt. Een ongeluk komt nooit alleen, zeggen ze, en Murphy heeft altijd gelijk. De lieve trouwe lezer weet dat ik achtereenvolgens de historicus, een goede vriendin en mijn vader aan het hiernamaals heb moeten afstaan. Sinds een tijdje weten we dat lief een kwaadaardige tumor in zijn been heeft, sarcoom is de medische term oftewel kanker van de weke delen. Columniste heeft er op deze plek nog geen ruchtbaarheid aan gegeven omdat we dit eerst zelf moesten verwerken. Maar we hebben dus kanker, want dat heb je niet alleen. Vijf weken lang iedere dag bestraald worden en dan het gezwel weg laten halen. Je balanceert voortdurend op het zijden koord van hoop en vrees. Alles staat op z’n kop, je zit in een emotionele achtbaan, in het script van een slechte horrorfilm. En dan zijn er de artsen die elkaar tegenspreken. De een zegt gefeliciteerd, er zijn tenminste geen uitzaaiingen en de ander zegt dat er toch wat “puntjes” te zien zijn. Puntjes?! gilde ik. En wat heeft dat dan weer te betekenen?! Dat ze het de komende tijd goed in de gaten houden, antwoordde lief. Waarop ik fulmineerde op de artsenij, dat ze ons met een dode rat hadden blijgemaakt waarop lief in tranen uitbarstte, riep dat hij er niet meer tegen kon en of ik hem alsjeblieft met rust wilde laten. Het was zo ongekend dat ik er zelf van moest janken. In de meer dan dertig jaar dat ik hem ken heb ik hem nog nooit zien huilen. Hij zei altijd dat hij daar niet toe in staat was. Die avond keken we naar de film “Demain tout commence” waarin een losbandige playboy zijn dochtertje van een eenmalige wip in de armen gedrukt krijgt. Vanzelfsprekend krijgt hij een band met haar en wil haar na een paar jaar niet meer kwijt. Maar dan – en dit is een spoiler voor wie de film wil gaan zien – wordt ze ongeneeslijk ziek en gaat dood en hup, daar zaten we alwéér allebei te janken. Hoe gek het ook klinkt, de kanker heeft wel één voordeel en dat is dat je nader tot elkaar komt. Lief was altijd mijn rots in de branding door zijn rustige en flegmatieke voorkomen. Voor alles had hij een rationele oplossing en hoe prettig en praktisch en geborgen ook, mijn gemoedsaandoeningen ketsten nogal eens op hem af. Maar nu ervaren we een voor ons uitzonderlijke emotionele diepgang en aandacht voor elkaar. Tegelijkertijd moet columniste de wereld in om haar poëzie ten gehore te brengen terwijl lief thuis achterblijft. Ik zoek troost in de poëzie, want wat moet ik anders? zei ik vorige week in Eijlders tegen Ellen Deckwitz. Overigens heb ik de afgelopen tijd al met diverse collega’s troostrijke gesprekken mogen voeren, waarvoor dank. Zondag in het geweldige Café des Arts tegenover station Antwerpen Berchem onderstaand gedicht voor lief voorgedragen. Op het terras met Von Solo gezeten, die een map opensloeg vol papieren met doorhalen, verbeteringen en krabbels in de kantlijn. Zal ik het fellatiokwartet of de drol op het hoofd van de ouwe viezerik doen? vroeg hij zich hardop af en ik werd meegevoerd in het kleurrijke leven van de Solo’s, dat vergeleken met mijn leven nu heerlijk vrolijk ongecompliceerd is. Ik ben al twee nachten met mevrouw Solo aan de rol en aan de zuip geweest, bekende ie. Maar ondanks mijn brakheid gooi ik er nog maar wat gerstenat tegenaan. Het bier smaakt in België toch zoveel beter. Ik doe toch maar weer de Panzerkreutzer Potemkin, al vrees ik niet aan de grafpoëzie van Kees van Meel te kunnen tippen.

Valse vriend

Mijn vriend heeft een reisgenoot, een ongenode gast die zich in
hem heeft vastgezet. Zo iemand die, verlegen om een praatje,
naast je komt zitten en af en toe iets zegt van lekker weertje tot
kutregen. Je geeft hem wat hij verlangt, een homp, een slok,

goedkeuring, aandacht – dat wat je niet mist. De morgen,
de zon, de horizon, het eindstation – hij hapt het weg en werpt
zerk, noodrem, dood spoor en holst van het nu in de schoot.
Niemandsland tussen hoop en vrees. Het is al te laat, hij leest

het rauwe vlees, kent de mores van de ruggengraat, hoe die
buigt en barst in zijn voordeel. Hij sluipt, kruipt, zuigt en
huichelt zich een weg naar binnen. Kluistert je aan tijd
en ruimte tot het einde van de nacht. Uitzicht wordt koker,

wielen vierkant, de coupé graf. Mijn vriend heeft een parasiet
die zijn wal stukbikt, door weeffouten brutaal binnendringt.
Die de veerkracht ontvreemdt, het flegmatieke weert en
zwelgt in zijn superieure hersenspinsels. De wanhoop van

de verbeelding is zijn oerkracht. Je wilt van hem af, maar
hij heeft zich ingekapseld, zelfs het teerste woord doet zeer.
Duelleren in chemolicht omdat je niets te verliezen hebt en alles
te missen wat door de dagen van weleer in de schoot geworpen.

14 Mei 2024, Over ratjetoe & zwitserse fondue

Ook columniste heeft nog wel iets aan de songfestivalsoap toe te voegen. Als het songfestival uw rug kan roesten, lieve lezer, dan bent u niet verplicht om verder te lezen. Maar columniste is al sinds haar vroegste jeugd fan. Bij ons thuis was het een grotere happening dan sinterklaas of kerst. Al voordat televoting überhaupt bestond gaven we fanatiek punten en staken onze meningen over de performances – die toen alleen maar betrekking op de liedjes en de outfit hadden – niet onder stoelen of banken, wat er met vier vrouwen in het gezin niet zelden voor zorgde dat we elkaar in de haren vlogen. Alleen m’n inmiddels dode oude vader bleef stoïcijns zijn eigen koers varen. Zijn favoriete songfestivallied aller tijden was “Treni di Tozeur” door Alice en Battiato en daar waren we het dan wel weer roerend over eens. Het winnende lied eindigde steevast hoog in de top 40, maar ook bovengenoemd lied – dat “slechts” vijfde werd – was een hit. Het songfestival was in die dagen de poort tot succes. Kom daar nu nog maar eens om in die bonte ratjetoe waar iedereen wil opvallen maar roemloos in dat geweld van diversiteit ten onder gaat. Vroeger was het songfestival veel leuker, hoorde ik al iemand op TV klagen, zonder al die helikopters op het dak. En dan het gedoe rond de deelname van Israël waarbij ik, als ik een complottist was, zou denken dat het enkel bedoeld is als bliksemafleider voor de matige muzikale kwaliteit van de inzendingen. Want het was dit jaar wel heel middelmatig en ik kan het weten, want ik heb al zoveel songfestivals versleten. Alleen Portugal en Frankrijk staken met kop en schouder boven de rest uit. Natuurlijk wint er dan een politiek correcte, non-binaire suikerspin, die beweert man noch vrouw te zijn. Ik vraag me dan af hoe zoiets kan, volgens mij voel je je man én vrouw in één en heette dat toen David Bowie nog leefde androgyn, maar dit terzijde. Ook op de acts – waar columniste minder mee heeft – was wel wat aan te merken en was de professionaliteit van een Loreen van vorig jaar ver te zoeken. Die trouwens een indrukwekkende pauze-act van Tattoo 2.0 compleet met nagels als messen ten beste gaf. In al die middelmatigheid was Europapa verfrissend en apart en als het in de landstaal gezongen wordt heeft de artiest altijd een streepje op me voor. Hij werd gediskwalificeerd vanwege een “dreigend gebaar” naar een cameravrouw. Ikarus is er niks bij, merkte iemand op. Als je je land vertegenwoordigt heb je toch een verantwoordelijkheid. Pardon, maar sinds wanneer hebben kunstenaars een verantwoordelijkheid voor onbespoten gedrag? Gezagsdragers hebben dat, maar kunstenaars behoren in alle vrijheid te kunnen scheppen en als gevolg daarvan moeten ze rebelleren, geen blad voor de mond nemen, subversief en vooral niet politiek correct zijn. Lopen in het gelid is de dood in de pot voor de kunst. Bovendien, wat is nou een dreigend gebaar? Dat is zo gemaakt als je wordt getergd, dat weet columniste uit eigen ervaring, toen ik in het eetcafé waar ik destijds werkte na twee jaar pesterijen en tegenwerking een dreigend gebaar naar mijn leidinggevende maakte. Ik kan me ook nog heugen dat de voormalige mister Madonna Sean Penn er een sport van maakte om fotografen en cameramensen in elkaar te trimmen. En dan werd Joost vanwege een gebaar van deelname uitgesloten? Het moet niet gekker worden met de verweking van de samenleving, anders worden we nog vloeibaar als gesmolten zwitserse fondue. Bij die bespottelijke diskwalificatie past maar één vorm van protest: net als Luxemburg 30 jaar niet meer meedoen. En een triomfantelijk vreugdedansje maken, zoals de britse zanger toen hij vernam dat hij zero points bij de televoters had gescoord. Overigens is Europapa nu al een dijk van een hit, want alle kunst spint natuurlijk garen bij censuur en ophef.

Manifest tegen het stralen

Wie wil er nog in de schijnwerpers, vol in het licht? Zich
laten verblinden door de hemel, duizelig van het gewemel
aan de voeten het gewelf kussen, de onderdanen voeden met
zelfgezaaid manna en het gebrouwen hop van de betovering.

Op de sokkel balanceren, het hoofd boven het maaiveld, een aura
aanleggen, het penthouse van het sterrendom betrekken, de held
uithangen maar het niet zijn, een reisje naar de eeuwigheid boeken,
maar de TUI van roem en eer is failliet door de inflatie van de

tijdelijkheid. Het doorzagen van stoelpoten met een muisklik,
het stoten van de sokkel pijnloos door de virtuele strop aan de
schandpaal van publieke verontwaardiging, cancellen is het nieuwe
verbannen, de gebroeders de Wit door trollen gevierendeeld en

Seyss-Inquart tot leven gewekt op het doorgetwitterde platform.
Een scheef gezicht mag niet te licht worden opgevat, lelijkheid in
woorden vervat zijn granaten in eloquentie verpakt. Bij bedreiging
bescherming van de meester opeisen, de kwetsure die van een kind

met een tand door de lip. Wie wil er nog in het volle licht? Het schijnt
ongenadig als röntgenstraling door je heen en buiten de toverlantaarn
zie je de vijand niet. Door eigen toedoen je glazen ingooien is
wellicht heroïscher dan je denkt. De vrije val is hard, maar in het

geschondene huist schoonheid. Laten we schuilen in de slagschaduw
van grootsheid, onderduiken in de massa, of zoals een dichter zei,
wees onzichtbaar, dan zoeken ze je niet. Laten we het donker eren
en buiten de lamp weg van het schouwtoneel baldadig vrij zijn.

7 Mei 2024, Over feest & negorij

Tegenwoordig laat men niet na om de lulligste gebeurtenis als feestje der democratie aan te prijzen. Vroeger vervulde je gewoon je stemplicht, hoewel dat soms nog niet meeviel als het stembureau in de regen niet op de route naar huis lag, maar nu zijn zowaar de europese verkiezingen een feest. Waar van oudsher geen hond warm voor loopt, want ver-van-ons-bed terwijl je geen flauwe notie hebt waar je op moet stemmen, dus net zo willekeurig als stemmen tijdens het songfestival. Is dat eigenlijk al tot feest der democratie uitgeroepen? Alhoewel daar met twee maten wordt gemeten omdat Rusland niet mee mag doen en Israël wel terwijl dat land in verhevigde mate hetzelfde als Rusland doet. De wereld moet worden gepolariseerd in democraten en autarken. Het zwart-wit voert de boventoon, grijstinten zijn uit de mode. De neuzen moeten dezelfde kant op, men propageert de waarheid in pacht en snoert de ander, die er een andere waarheid op nahoudt, de mond. Het lijkt wel een nieuwe verzuiling maar dan met maar twee zuilen. Wat kan ik dan terugverlangen naar de bonte jaren van mijn jeugd, toen de zuilen net waren ontbonden en alles kon en mocht. Die vrijheid blijheid was het echte feest der democratie. Het zal de lieve lezer zijn opgevallen dat ik vanaf deze plek regelmatig mijn liefde voor Servokroatië en met name Bosnië tentoonspreid. Nu is dat geen democratie, verre van. Maar de politiek is daar dermate corrupt dat wantrouwen jegens de overheid juist van common sense getuigt. Het is heel normaal om wappie te zijn en veelvuldig te klagen over en te schelden op het politieke bedrijf in kroegen, bij de kapper, op terrassen en oude bruggen. Mijn liefde voor Bosnië heeft nog een andere oorsprong: nog niet aangetast door europese efficiëntie, veiligheidsdenken en vooruitgang heeft het land iets tijdloos, waar de dingen gebeuren zoals ze gebeuren en men naar de seizoenen leeft. Maar bovenal doet het me aan het Italië uit mijn jeugd denken. In de jaren 70 en 80 bracht ik met mijn ouders en zussen steevast de paas- en zomervakantie in ons huisje aan de bloemenrivièra door. De felle zon, de dampende stranden, de aftandse barretjes, de morsige oude mannetjes in die barretjes, de afvalhopen in de berm, de slenterende tijd waarin meer gestaakt dan gewerkt werd, de versleten apparaten waaraan net zo lang gesleuteld werd tot ze het weer deden, het watertekort tijdens die snoeihete zomermaanden. Je nam het voor lief, het gebeurde gewoon. En vanwege een bosbrand in de olijfgaard verderop hoefde echt niet het hele vakantiepark te worden ontruimd en werd er gezamenlijk de handen uit de mouwen gestoken om het vuur te blussen. Kom daar nu nog maar eens om. De verwende toerist schreeuwt moord en brand en eist zijn geld terug als er geen nespresso-apparaat op zijn vakantiebestemming is. En o ja, twee dagen met de auto onderweg zijn om 1200 kilometer af te tikken was heel normaal, niks vliegen. Die zuidelijke gemoedelijkheid vind je tegenwoordig alleen nog maar aan de rafelranden van Europa waar ze lak hebben aan EU-regelgeving, alhoewel de boerenprotesten eveneens tot Bosnië zijn doorgedrongen, maar ook die zijn tegen de eigen corrupte regering gericht. Natuurlijk weet ik ook wel dat het er zo slecht gaat dat het land leegloopt. Alle jongeren willen met het schooldiploma koud op zak naar het westen en hebben als voorschot er alvast voor gezorgd om perfect Engels te leren spreken. Ik hoor hen aan en kan het niet nalaten om als ouwe oma voor de talloze nadelen en moeilijkheden van het gedroomde paradijs te waarschuwen. Het is tegen dovemansoren. Maar als ik jong was, zou ik ook uit die heerlijkheid, die toch wel een beetje een negorij is, weg willen.

Föhn, schaar en stiletto

Ze föhnt de haren door de sigarettenrook, asblond is de laatste
mode. De kapsalon galmt oestrogeen en damesplagen
doeken wapperen los, hartsgeheimen worden in morse
ontsluierd. De radio jengelt het leedvermaak van

stukgeslagen verlangen. Ik mijmer gekkenpraat en probeer
gebarentaal te lezen. Er is geen tijd voor de schaar
geen geduld voor de föhn. Dames balanceren op
stiletto’s met veren in het haar. Het schoonheidsmasker

moet regelmatig tot kreukvrij opgestreken worden. Na zonsondergang
zit ik met de treurwilgen in de tuin. De vrouwen verschrompelen
ze pikken van de popcorn in een tanige tandeloosheid
en wanen zich in de joegoslavische bioscopen van hun jeugd.

De winter zal nu snel komen, zo menen ze in het duister
van de leeftijd. Het theater van de lach verstomt, hard
hout wordt gestapeld. Men duikt het kwartier in. Honden
kruipen uit hoeken en gaten, strak in het vacht, gevechtsklaar.

30 April 2024, Over spookpartij & kettingzaag

Iedereen maakt zich tegenwoordig zorgen om de toekomst, of het nu linksom of rechtsom is. Zorgen om het klimaat, de betaalbare zorg, woningnood, het slechte leesonderwijs, de Derde Wereldoorlog delen we ondanks de zo geroemde polarisatie unaniem met elkaar. Goed, er zijn er die zich meer zorgen maken dan anderen vanwege de recentste verkiezingsuitslag. Zelf huil ik niet mee in het linkse wolvenwoud, hoewel ik de PVV altijd een niet serieus te nemen spookpartij heb gevonden. Een partij met maar één lid is geen partij, dus hoe kun je ook maar overwegen om daarop te stemmen? Door een kronkel in de nederlandse wet is zoiets blijkbaar mogelijk. In Duitsland is een politieke partij verplicht om een ledenbestand te voeren en minimaal één keer per jaar een congres te houden. Hoe democratisch kan een partij met maar één lid nou helemaal zijn? Toch verwacht ik nog niet direct de apocalyps met de PVV in de regering, zoals zovele linksen, die hedentendage moord en brand schreeuwen. Trouwens, links is zelf ook geen heilig boontje met vergaande overheidscontrole en exorbitante uitgaven aan wapentuig, dat beter in woningbouw, zorg en onderwijs gestoken kan worden. Links heeft zichzelf in feite met de omarming van het neoliberalisme opgeheven. Ooit een hedendaagse, authentieke socialist ontmoet? Hans Spekman van de PvdA is de enige, die mij te binnen wil schieten, destijds als wethouder van sociale zaken in het Utrechtse al zeer betrokken bij de kleine man/vrouw. Misschien Jimmy Dijk van de SP, hoewel hij een universitaire studie sociologie heeft gedaan en enkel in de academische vakanties in de fabriek gewerkt. Hier in Nederland hebben wij helaas geen Sahra Wagenknecht, laat staan een linkspopulistische beweging, die voor de burger met de smalle beurs opkomt. (Linkse) politici zijn hoog opgeleid, bevoorrecht en zitten er warmpjes bij, net als hun electoraat. Geen wonder dat veel kiezers zich hebben afgewend van de kliek, die het socialisme heeft verkwanseld, het pacifisme afgezworen en de schaarse sociale huurhuizen aan mensen van buiten vergeeft. Wilders belooft paal en perk en afschaffing van het eigen risico, vooral dat laatste horen armlastigen – zoals columniste – graag. Niet dat ik heil van de rechtse rouwdouwers verwacht. Rechtsen willen vooral een kleine overheid, het liefst zien ze al hun onderdanen autonoom, want dat levert de meeste besparingen op. In Finland zijn de uitkeringen door de ultrarechtse regering al verlaagd, hoewel de gek in Argentinië met zijn kettingzaag, die hij nu in de kennisbastions wil zetten, vooralsnog moet inbinden. Tegen een vriend, die een uitkering geniet, van de herenliefde is én Forumstemmer zei ik: Denk maar niet dat die rechtsen je uitkering ongemoeid laten en zo aardig voor homo’s zijn ze waarschijnlijk ook niet. Om nog maar te zwijgen van de linkse cultuurhobby’s, die ze het liefste in de ban doen. Zelf ben ik al geruime tijd politiek ontheemd. Plichtmatig stem ik nog steeds SP, hoewel die partij meer in theorie dan in de praktijk socialistisch is. Groen Links is voor mij een gepasseerd station, allang voordat het Klavertje oorlogszuchtige taal begon uit te slaan en ongefundeerd collega’s van spionage beschuldigde. Opvallend is dat toen Baudet dezelfde toespeling aan het adres van Kaag richtte, de verontwaardiging zo groot was dat het voltallige kabinet als een op de teentjes getrapte diva de Kamer verliet, maar dit geheel terzijde. Of je nou door de linkse bedrijfspoedel of door de rechtse wolf wordt gegrepen is mij om het even. We maken ons heel verbindend unaniem zorgen om de toekomst. En terecht.

In de marge

Als de stoelendans is begonnen likken de marginalen hun wonden.
Het schaakbord is gekeerd, de teerling geworpen. Het scorebord telt
zonnige koplopers en miezerende verliezers. Het was een tik die velen
al zagen aankomen, met uitzondering van de praaldandy die een

antifaklap met gerstenat moest incasseren. Bij de BV van Nederland
gaat de muziek een tandje harder om de uitslag te versjteren, daar
malen ze niet om dooie zetels of politieke pierlala’s, zolang de
paradijsvogels in bonte veren paraderen. De lucht die uit de markt

wordt gezogen ademen ze gretig in. De dierenvrienden slikken hun
krokodilletranen in met een gefrituurd partje zoete aardappel of
een pittige veganloempia. In De Moed – het hart van de tomaat –
laten ze juist alle principes varen en worden de bitterballen royaal

aangerukt. De rotsvaste gelovigen voelen zich verlaten door hun
achterban, de schapen die in andere weides uit grazen zijn gegaan.
Alleen het christelijke smaldeel voelt zich gedragen door de Vader,
hoopt op een wonder. Verwelkomt iedere premier als poldermessias.

23 April 2024, Over borrelgeroddel & oproer

Alweer was het een weekend vol inspirerende poëzie. In de hoogste regionen van de OBA op de personeelsafdeling op de achtste etage konden we genieten van de rap alsook serieuze herdenkingspoëzie van José van Zutphen, gedichten over de Faeröer-eilanden, de meditatieve teksten van Djinx helemaal uit Brugge en als toegift de duovoordracht van M.A. ter Haar en Jos van Hest over de middelen van bestaan, geheel spontaan en improvisorisch. Bewonderenswaardig hoe goed ze op elkaar inspeelden, want mij lukte dat niet toen ik samen met Jos iets las, ik werd te zeer afgeleid. Na afloop was er in La Place op de zevende een borrel ter gelegenheid van het afscheid van biebmedewerker Ton van Laar, die het open podium vier jaar in goede banen heeft geleid. Ik groepte met de dames en Jos rond de wijn. Hé, daar gaat Grunberg, riep Jos uit en alle dames verdraaiden hun nek. Ik zag nog net een krullenbol achter een haag van journalisten verdwijnen. Aanleiding voor borrelgeroddel was het wel. Ik vond zijn stukjes op de voorpagina van VK wel goed, zei ik, maar door Blauwe maandagen kwam ik niet heen waardoor ik me aan de rest van zijn romans ook niet meer heb gewaagd. Ik vond dat wel een amusant boek, gaf Jos waarop M.A. ter Haar ineenkromp. Ai, hoe dodelijk is dat, kreunde ze, dat best wel amusant. Vooral dat woordje “wel”, vulde ik aan. Nadat de wijn op was en ieder zijns weegs was gegaan fantaseerde ik hierop nog even door. Het was altijd mijn droom om een bekend schrijver en dichter te worden, maar hoe ouder ik word hoe minder het me boeit en hoe meer ik door krijg dat bekendheid genadeloos ten koste van het schrijfplezier gaat, áls je überhaupt nog aan schrijven toekomt. Daar komt bij dat je je teksten continu aan het opkuisen bent voor de wokepolitie, weet ik van een dichter die aan een roman werkt. En dan levert schrijven ook nog eens niks op, wat geld in het laatje brengt zijn al die activiteiten waardoor je niet aan schrijven toekomt, zoals voordrachten, interviews en TV-optredens. Neen, ik stond als onbekende dichter een dag later zielsgelukkig op het trappetje van Eijlders. Ik las mijn futuristische drieluik waarop een licht oproer van ouden van dagen losbarstte. Wat nou digitaal lompenproletariaat! riepen ze met gebalde vuist. Wij zijn hele moderne, digitaalonderlegde senioren! Ik gaf ze groot gelijk en kreeg twee jenevers tegelijk voor mijn prestatie. Jaloersmakend goed, complimenteerde M.A. ter Haar mij. Er waren veel debutanten waaronder mijn stadsgenoot Joost Hontelez en Dineke Hofstra, die haar gedicht aldus inleidde: ik ging laatst bij mijn ex in het ziekenhuis op bezoek, maar daar gaat dit gedicht niet over. De snedigste quote van de middag was van Kat Kreeberg: ik hoef geen gelijk te hebben, want ik krijg het al genoeg. Zo gleden we genoeglijk het gat van Eijlders in waar zelfs Arie zijn hoekje aan de bar verliet om zich bij de verlorenen te voegen en het was liefde op het eerste gezicht tussen hem en M.A. ter Haar wegens een gedeelde fascinatie voor de symfonische rock van Peter Hammill. Maar Arie zette niet door en M.A. werd afgeleid door de schilderijen aan de muur. Nog weer geruime tijd later kwam Wijtgaard, die tot dan toe had geschitterd door afwezigheid, aangebanjerd. Verrek, zag ik daar Arie in een donker steegje wegglippen? Waarom hebben jullie me niet gewaarschuwd, dan had ik ‘m nog in z’n nekvel kunnen grijpen. Och, hij valt best mee, gaf Marius, hij had zelfs het fatsoen om M.A. niet te verleiden. Wel, verzuchtte Wijtgaard, laten we dan maar in het gat afzakken. Het leven is al ellendig genoeg zonder Arie.

Herinrichting (2)

In transitie naar het contactloze worden de geesten rijp
gemaakt voor al het hybride waar elektronisch voor staat.
Rammelende schroefjes vervangen door blieps, losse eindjes
in de cloud aan elkaar gesoldeerd. Zonder handen op je fatbike

over steriele snelwegen maneouvreren, de auto met je virtuele
gids naar de bestemming dirigeren, je personal watcher bij
openstaande bruggen, wegversperringen, files en andere
calamiteiten door het bestaan niet te vermijden. Betalen met

QR, want geld stinkt te zeer om aan te pakken. Toegang tot de
basisbehoeften via portals waarvoor een wachtwoord vereist,
alleen met QR te verkrijgen en met smartphone te traceren. Alles
wat gezegd voor de eeuwigheid vastgelegd in de hemel van het

alziende internet dat tot in alle haarvaten het leefritme dicteert.
Daten via algoritmes en daar wordt je persoonlijke account al
aan de perfecte match gelinkt. Bevruchting klinisch door
reageerbuissex, intimiteit via de webcam. Iedere overdracht

wordt afgeschaft, de leraar is een hologram, zoals ook de barman,
de conducteur en de buschauffeur. Poten rammen op het holodek,
agressiemanagement in een speciaal hiervoor ontworpen programma,
tabak en drank als surrogaat uit de replicator om de meest verstokte

verslaafden te mindfucken waarvoor een indicatie alleen met QR.
Er ontstaat een nieuw digitaal lompenproletariaat van ouden van
dagen en laatsten der offgrid-mohikanen. Wereldvreemde en
e-gestoorde indianen. Hongerig te leven, hunkerend naar contact.

16 April 2024, Over lurksel & gaswolk

Columniste heeft voor het eerst in lange tijd een rijk en vervuld weekend propvol poëzie achter de rug met op beide dagen ontmoetingen met oude en nieuwe poëzievrienden. Zaterdagavond was ik in New Metropolis in Amsterdam-West bij het Huis der Letteren van Dichter Gökhan waar ik ook weer mijn gedicht voor Nazim Hikmet heb voorgedragen. Het thema was “op het eerste gezicht” en de kennismaking met Nazim op stille zaterdag was voor mij liefde op het eerste gezicht. Tevens droeg ik het enige klassieke sonnet, dat ik ooit heb geschreven, voor en nog wat gedichten over hopeloze, ontspoorde en geheime liefdes. Dat kwam heel professioneel over, zei een vrouw uit het publiek, sta je soms voor de klas? Ik biechtte op dat ik het onderwijs na mijn stages voor gezien heb gehouden, maar dat ik al vijftien jaar wekelijks op het podium sta. Heb je dan een poëzie-opleiding gehad? vroeg de vrouw verder – die lerares Frans bleek. Ik zei dat ik op de middelbare school in de nederlandse poëzie ben onderwezen door pater Pijnenborg en op de universiteit in de duitse poëzie door herr doctor Lethen. Er was ook een weerzien met Ien Verrips, die ik precorona voor het eerst op hetzelfde podium ontmoette. Ze bracht een gedicht over haar klusjesman ten gehore – want ja, ik woon in zo’n oud en authentiek huis in Zaandam waar regelmatig iets aan vertimmerd moet worden. Je weet toch waar de klusjesman in de literatuur voor dient? zei ik. Ze keek verbouwereerd. Die vertimmeren niet alleen kasten maar ook niet zelden geheime erotische openingen. Sorry, da’s mijn beroepsdeformatie, zei ik, ik werk aan een erotisch verhaal voor een wedstrijd en het moet maandag af zijn. Dan doe ik nu mijn poperap als deugdzame tegenhanger, kwam Kamiel Choi en de dichters wiegden massaal op het pauselijke ritme. Kamiel vergezelde me terug naar Utrecht nadat ik hem ervan had overtuigd dat het met de weekendvrij treinkaart voordeliger was om met de metro naar station Sloterdijk en van daar met de trein verder te gaan, wat toen nog gladjes verliep in tegenstelling tot de volgende dag, toen alles uit Amsterdam via Utrecht naar Eindhoven vertraging had. Zodoende kwam ik fiks te laat bij het grensverleggende podium in het Evoluon, zodat ik helaas de voordracht van Gert Vanlerberghe had moeten missen, maar daar was Von Solo als The Joker, gedrevener dan ooit met zijn pleidooi voor alcohol. Het hing in de lucht, want daarna bracht Pierrette Coffrée uit Zuidwest-Vlaanderen een ode aan de pijp, de sigaret en het elektronische lurksel. Dichters moeten in ieder geval nog op papier blijk van hun ongezonde rebellie kunnen geven. Er was vuurwerk van Sven de Swerts maar ook van Ronnie Dijksterhuis, die een dijk van een Slammer bleek, en tussendoor de mooie, ingetogen gedichten van meisje Schneider – sorry, ik ben je voornaam vergeten. Von Solo besmeurde als begroeting mijn trui met cosmetisch bloed. Ik ben als een indiaan, riep hij, als ik me schmink verkeer ik in hoger sferen. Ik voel me vandaag een kosmonaut, zei ik. Door die overdaad aan wonderschone poëzie verkeer ik vanzelf al in hoger sferen, al helpt die UFO buiten daar ook wel een handje bij. Ik waan me op Starfleet Headquarters. En dat oorverdovende achtergrondkoor van gakkende ganzen bij de vijver, zijn die wel van vlees, bloed en veren of AI? Ik zou het werkelijk niet weten, gaf Von, ik zweef al helemaal chill op mijn gaswolk weg.

Ruimtegekte

Hij zette op de maan zijn eerste stappen
alles is stof, de afdruk in de tijd gebed
zo klein in deze kijker, dat laat onverlet
dat hij niet meer is weg te schrappen

uit deze dode hoek, met sterrenhanden, ’t slappe
lijf, Major Tom op ’t koord maar krap gered
zo in die schijnwerper met vaste tred
de zwaartekracht aan ruimtelaarzen lappen.

Er was een vlag, die is allang vergaan.
De eerste man die zag, de tweede stond wat achteraf
de derde vliegt nog in hoopvolle baan.

De zon gedoofd is het voor altijd nieuwe maan
de ruimteromantiek bezonken in ’t karaf.
Dat hemellichaam? ‘k Vind er niets meer aan.

9 April 2024, Over openbaring & weemoed

U heeft columniste vorige week moeten missen, lieve lezer, ze was echter geen paaseieren zoeken maar op pad door bos en beemd. En bij m’n ouwe moeder en nog ouwere schoonouders op bezoek. Sinds de toch wel plotselinge dood van m’n ouwe vader koester ik alles en iedereen van 80plus. Tevens woonde ik een bijeenkomst over turkse poëzie in het nijmeegse poëziecentrum in de bieb bij. Een openbaring, mag ik wel zeggen. Een ensemble van vier Nederlanders en een turkse mevrouw (die in het Turks las) droeg gedichten van 20e eeuwse turkse dichters voor. De voordrachten waren uitermate levendig en op het publiek gericht, daar kan menig Slammer nog een puntje aan zuigen. Er kwam veel weemoed, hopeloze liefde, nationale trots en lofzang op Istanbul langs. Ik hoorde er de echo van de bosnische sevdahmuziek in, wat natuurlijk niet zo verwonderlijk is omdat Bosnië van eind 15e tot eind 19e eeuw door het Ottomaanse Rijk werd bezet. Het hoogtepunt vormden de gevangenisgedichten van Nazim Hikmet (1902-1963), die wegens communistische activiteiten 28 jaar lang vastzat. Toen hij eindelijk vrij kwam, emigreerde hij naar Rusland om nooit meer naar Turkije terug te keren en liet zich voor vormexperimenten in zijn gedichten door de russische futuristen inspireren. Interessant aan zijn poëzie is dat de thematiek oosters is en stijl en toon slavisch. Zijn gedichten ademen een droevig optimisme of een opgewekte treurigheid, zo u wil. In de pauze trof ik mijn collegadichter van turkse afkomst Ali Serik uit Amersfoort aan wiens poëzie ik zeer waardeer. Hij vertelde mij dat hij aanvankelijk in het Turks schreef en daarbij sterk door Nazim werd beïnvloed. Sterker nog, zei hij, mijn epos Land van weemoed is geheel door hem geïnspireerd. Waarom hij dan uiteindelijk op het Nederlands is overgestapt? Mijn kinderen kennen geen Turks, zei hij schouderophalend. We spraken nog wat over onze inspiratiebronnen. Ik zei dat ik vooral beïnvloed ben door de duitse dichters van begin 20e eeuw als Gottfried Benn, Else Lasker Schüler en Mascha Kaléko. Ik heb nooit een gedicht in het Duits geschreven, al heb ik inmiddels wel een aanzienlijke verzameling Slamteksten in het Duits. Poëzie is in Turkije altijd een volkse aangelegenheid geweest, vertelde Ali. Onze bekendste dichters komen uit het volk. In de ottomaanse tijd waren er wel hofdichters, maar die waren lang niet zo bekend als de volkse troubadours. Dit vond ik interessant. Ik zei dat in Nederland altijd het omgekeerde het geval is geweest, dat onze bekendste dichters juist uit de elite afkomstig zijn. Nog steeds word je voornamelijk door afkomst of connecties tot het literaire kringetje toegelaten. In Turkije waren alle dichters arm, dus woonden ze in de volksbuurten waar de huren laag waren en stonden in direct contact met het volk, aldus Ali. Wist je trouwens dat Turk oorspronkelijk een scheldwoord was voor iemand uit het volk? De elitaire bovenlaag refereerde aan zichzelf als Ottomanen. Met Atatürk – wat vader van alle Turken betekent – is daar verandering in gekomen en Nazim was de eerste moderne dichter. Maar ja, Atatürk heeft dan ook wel weer alle communisten verraden en opgepakt door zich in eerste instantie als communist voor te doen, zodat de andere communisten zich aan hem bekend maakten, waaronder Nazim. En zo leerde ik op één middagje heel wat over dit land van weemoed waarvan de poëtische schoonheid tot dan toe geheel aan mij voorbij was gegaan. Op naar Istanbul!

stille zaterdag

voor nazim hikmet

graflegging in alle rust dus geen brood en spelen enkel
een hostie voor de stervenden waar slavische paters de

metten prevelen tot ze erbij neervallen en de getijden
van treurig naar vreugdevol glijden, voor koranprevelaars

een schijnbeeld en voor johannes een lichtmens die zijn
kruisiging van ondertiteling voorzag, waar de stilte

losbarst in de witregels tussen de zinnen als dichters
van het volk door hoopgevende tralies spreken, dank nazim,

dat ik je heb leren kennen in de stad van karolingers
aan de voet van de burcht die voor een habbekrats

aan slopers werd verkocht, net als marsman leerde
je in de verte het woord voor thuisland en was weemoed

je eerste natuur, starend over de rivier noopt tot stilte
op deze zaterdag en de kunst van meegaan in de stroom der

dingen, er is niets romantisch aan de dood, citeer ik
waarheden, maar wat is leven zonder optische illusies

voor de ziel en hoe kun je leven met het regenachtige
waarheidsserum, jij die in de gevangenis zonnebloemen

kweekte, jij die door de zon ademt en ik door de maan,
de mooiste dag moet nog komen, zeg je, dit is slechts

de stilte voor het bloesemende, het begin is in de knop van
de dood, als wijwater blust en spijkers geen zeer meer doen

26 Maart 2024, Over bolhoed & volle maan

We gingen met de Eijldersdichters op stap naar Zutphen alwaar we zouden voordragen in poëziecafé de Deur. Bij binnenkomst vloog Wijtgaard me in de armen. Ik mag niet hopen dat we straks in het gat van de Deur belanden, sprak ie bezorgd. Hij begon hier vast aan te werken door een flinke pint te bestellen. Ik wil jou in de eerste ronde, kwam Lokkerbol. Hè nee, gaf ik, zo vroeg op de dag ben ik echt niet op m’n best. De tweede ronde dan, zei hij onverbiddelijk. Een man met pet schudde me de hand, hij luisterde naar de poëtische naam Wolfram Reiziger, voormalig stadsdichter van Zutphen, maar ik woon in Almen. Daarvoor heb ik achttien jaar in Utrecht gewoond, maar eigenlijk kom ik uit Keulen. Wel wel, gaf ik, je Nederlands is in ieder geval vlekkeloos, ik hoor geen prins-Bernhard-accent. Maar hoe ben je dan in Almen verzeild geraakt? Voordat ik in de coronatijd uit pure verveling tochten met de OV-fiets ondernam en daarbij toevallig in het gehucht Almen met welgeteld één kerk, één hotel en wat huizen geraakte, had ik er nog nooit van gehoord. Vanwege de liefde, grijnsde hij. Hoi, ik ben Jan Willem, de dorpsdichter van Almen, stelde een man met hipsterbaard zich voor. Tjonge, heeft het gehucht Almen nu ook al een dorpsdichter? riep ik uit. We komen allemaal uit Almen, zei Jan Willem, het is een heel poëtisch dorp. Starik kwam er ook vandaan. En kennelijk ligt de liefde er voor het oprapen, vulde ik aan. Zo bezien kun je maar beter uit Almen dan uit Maarn komen, daar ben ik nog nooit een dichter tegengekomen. Goed, we hadden dan wel Vestdijk in Doorn, maar hij kwam er niet vandaan. Zo sloot ik al rap vriendschap met de zutphense dichters die dus eigenlijk uit Almen kwamen. Ik plofte naast een man met een kaal rond hoofd neer. Bent u een stadsdichter? vroeg hij. Ik ben vereerd dat u mij voor stadsdichter verslijt, maar nee, zei ik, alhoewel ik altijd al stadsdichter van Utrecht heb willen worden. Ik ben degene die ze de Baron noemen, vervolgde de man, omdat ik de Witkopdichters leid. Aparte naam voor een collectief, zei ik, waar komt die vandaan? Ik had eens onenigheid met een dichter die Witkop heette en toen heb ik hem een raket per post gestuurd. Heel effectief, de Nazis deden het ook al. Om het toch een beetje goed te maken heb ik ons collectief naar hem vernoemd. Woont u in Zutphen? vroeg ik. Nee, in een dorpje bij Almen. Alwéér Almen? Wie er ook was, was Marion Steur, die ik uit het Utrechtse ken, van toen het Poëziecircus nog manifestaties met onbekende dichters organiseerde. Woon jij tegenwoordig ook in Almen? vroeg ik. Nee, in Doesburg, antwoordde ze, maar da’s ook Achterhoek. Voor mijn integratie ga ik binnenkort op achterhoekse taalles. Er werd daadwerkelijk ook in het Achterhoeks voorgedragen dat helemaal niet moeilijk te volgen is, maar columniste heeft dan ook schoonouders uit die streek, hoewel ik kreeg toegeblazen dat Haaksbergen toch echt wel Twente is. Uiteindelijk bleven toch weer de drie Eijldersveteranen over, te weten columniste, Wijtgaard en Marius. Plus een meneer met bolhoed, die het voorkomen van nestor had maar niets had voorgedragen. Ik schreef vroeger enkel tweeregelige verzen, zei hij en werd bij vertrek door het voltallige vrouwvolk aan de toog met doei, Henk! uitgebonjourd. Inmiddels lag Wijtgaard op apegapen in het gat van de Deur, want hij bleef me maar Henk noemen. Hij gunde ons nog wel een scheutje peperwodka. Nadat hij was weggestrompeld om het gat in z’n maag te dichten nam Marius me mee op een rondje Zutphen. Onderweg filmde hij de volle maan. In principe kun je alles bij volle maan doen, zei hij, maar zorg er wel voor dat je dan geen politiek bedrijft.

Dichterlijk uitstapje

Bedrijf geen politiek bij volle maan, aldus de dichter die de
volle maan boven het oude stadhuis filmt. We zijn maanziek,
vallen door het gat van de Deur een deinende nacht in
nagalmend in gierende gisting. Knipmesbuiging voor de

Baron die verbale raketten afvuurt, fluisteringen van de
natuurvrouw die struiken laat spreken. Hier verloopt het
leven trager, we staan bij de elementen stil. Woordenaars
dromen er hun gedichten bij elkaar, hier is de avond rood

bezonken. Er wordt geklonken, maar alleen de Amsterdammer
geeft op het terras een heupflesje met peperwodka door. Er is
lief en leed dat in de provincie dieper groeft en donkerder
kleurt. Een Duitser als zelfverklaarde reiziger door het

vreemde land die zich de taal moeiteloos eigen heeft gemaakt,
een russofiel met weltschmerz, de nestor met bolhoed die
door paradijsvogels vorstelijk wordt uitgezwaaid, in de
carrousel hier en daar een paard en een toast voor de dronkaard.

19 Maart 2024, Over rompslomp & drankheiland

Columniste op weg naar Eijlders voor haar presentatiedebuut, bij Eijlders welteverstaan, want de AmersWoordSlam presenteer ik al langer. Ik heb in het verleden ook wel eens voor Taalpodium de dichtmiddag in Zeist gepresenteerd, maar daar vonden ze me te wulps. Seraphina voelt zich niet goed, mailde Lokkerbol, dus je staat er alleen voor. Denk je dat je het redt? Wat nou als ik nee zeg? dacht ik. Wat doen ze dan? Tegen het in mijn eentje presenteren zag ik niet op – dat doe ik in Amersfoort ook -, wel tegen de administratieve rompslomp van het namen noteren (en dan maar hopen dat ik ze goed opschrijf en uitspreek) en de volgorde bepalen. Mieke zal je daarbij assisteren, aldus Lokkerbol. En dan had ik uitgerekend op die dag pech met het OV, op Overvecht reed de trein al niet, zodat ik met een overvolle bus moest, die een eeuwigheid voor stoplichten stilstond waardoor ik op Centraal de aansluiting miste en me in Amsterdam kanrsentandend gedwongen zag om de tram te nemen in plaats van mijn meditatieve wandeling door de grachtengordel te maken. Daardoor was ik wel stipt op tijd bij Eijlders, maar toen moest ik de administravieve rompslomp nog afhandelen waardoor het academische kwartiertje van Eijlders een begrip werd, net als het gat van Eijlders. Na iedere vijf dichters is er pauze, had Mieke me geïnstrueerd en daar hield ik me keurig aan, al was ik geneigd de pauzes te zeer te laten uitlopen. En zo’n open podium waarvoor iedereen zich ter plekke kan opgeven verloopt heel wat grilliger dan een Slam waarbij het aantal deelnemers van tevoren al vaststaat. Als je zoveel mensen achter elkaar moet aankondigen, verlies je ieder besef van tijd. Na de derde ronde verzocht Mieke me om meer vaart te maken, want “we lopen vreselijk uit”. Ik wist niet dat er een tijdslimiet aan de dichtmiddag verbonden was, ik kan me middagen heugen waarop we regelmatig tot zeven uur aan het voordragen waren, maar dat was toen Offerman nog presenteerde, de drankheiland hebbe zijn ziel. Dus ik begon kwiek aan de eennalaatste ronde, die echter volledig vastliep toen een meneer een hele roman over zijn moeder begon voor te dragen. Goed, het thema was dan wel familie en in eerste instantie nam ik de gelegenheid te baat om een gedicht, dat ik nog wilde voordragen, in het net over te schrijven, maar toen ik daarmee klaar was en de man maar doorging over z’n moeder en ik het dikke pak papier in zijn handen ontwaarde, sprong ik in zijn blikveld om het kappen-nou-teken te maken door beide wijsvingers te kruisen. Het voordeel van de overgang is dat ik geen geduld meer heb met die types, die zichzelf zo graag horen praten. Nog twee minuten, fleemde hij. De brutaliteit! Hij was al een kwartier bezig! Ik stuurde hem onverbiddelijk van het podium af en stelde nog maar eens streng de Eijldersstelregel voor voordracht vast: drie gedichten binnen vijf minuten. Mogen het er ook vier zijn? kwam het vanaf de bar. Deze limiet geldt zeker voor jou, Arie, sprak ik resoluut, anders ben je helemaal niet in toom te houden. Daarna hielden de dichters zich keurig aan de tijd, alleen uitgerekend die dekselse Arie deed toch vier gedichten waarmee hij de tijdslimiet ruimschoots overschreed! Sorry, ik was de tel kwijtgeraakt door al dat bier, verontschuldigde hij zich. Het is voor jou maar goed dat Wijtgaard er niet is, gaf ik, anders had je nu achter de bar in een vat verschaald bier liggen dampen. Toen deed Renate Spierdijk nog een liedje en sloot ik de familiemiddag af, die inmiddels geruisloos in het gat van Eijlders was overgegaan waar uiteindelijk alleen ikzelf, lief en Marius waren overgebleven. In het uitgestorven café las ik Marius’ ontroerende gedicht over zijn vader, die in een hospice ligt. We memoreerden onze vaders uitvoerig terwijl het net van het gat zich boven onze hoofden sloot.

Walcheren

Er staan oude molens in de
wei en snoepgoeddaken glanzen
van regen. Kerktorens staan
aan de vlakte genageld.

Mijn vader zit aan het stuur.
Zijn haar is grijs, zijn stok
leunt tegen zijn been. Zijn nek
is zacht en roze. Hij praat niet.

Zoals hij nooit taal vermorste,
evenmin als tederheid, noch een
enkel gebaar. Hij zat maar en
leidt ons rond in zijn land.

12 Maart 2024, Over ontgroening & ingetogenheid

Ik heb het op deze plek al eens over m’n ouwe, nu inmiddels dode vader als jonge stagiair bij een textielfirma in Neuss gehad. Dat hij daar in het Kolpinghaus voor vrijgezellen verbleef en in een brief van 1 mei 1955 aan het thuisfront klaagde dat hij uit zijn slaap werd gehouden door het zaterdagavondbal en zijn kamergenoot, genaamd “de Joegoslaaf”, die steevast diep in de nacht thuiskwam. Dat hij veel over de boekhouding te weten kwam, overdag in de firma werkte en ’s avonds op zijn kamer las. Een reactie op die column luidde toen: Dan was je vader wel heel anders dan jij. Maar daarover later meer. Vorige week toog ik met mijn vaders brief op zak naar Neuss, dat een alleraardigste stad aan de Rijn bleek te zijn. En oud bovendien, het bestond al in de romeinse tijd. Het heeft een indrukwekkende Dom en resten van een stadsmuur. Ik ging op zoek naar het Kolpinghaus, dat in een rustieke straat met gedeeltelijk oude, okerkleurige, zwembadblauwe en roomwitte gevels lag. Het was allang geen vrijgezellenverblijf meer – het Kolpinghaus bestaat nog wel, maar nu worden de Azubi’s (Auszubildende) in een modern betonblok ondergebracht. Het voormalige Kolpinghaus is bij het aanpalende gymnasium getrokken. Toen ik tegen de rondborstige gevel opkeek, dacht ik: Shit, hij is vandaag precies een maand dood. Een máánd alweer? reageerde lief. Het lijkt veel korter, en dat moest ik beamen. Gezeten op een muurtje las ik de brief nog eens over en werd moeiteloos naar 1955 geteleporteerd. De overeenkomst tussen mijn vader en mijzelf op die leeftijd was haast griezelig. Alleen was ik 19 in 1985, ik was eerstejaars Duits en net op kamers in de grote stad Utrecht. Overdag volgde ik colleges, ’s avonds paste ik de basiskooktechnieken van m’n moeder toe, studeerde op m’n kamertje, of las. Het eerste half jaar had ik nog geen TV, maar ik mocht mijn favoriete soap Dynastie bij een huisgenoot kijken. Iedere donderdag kwam mijn vader, voordat hij naar zijn koorrepetitie ging, bij mij eten en nam hij een prakje van thuis mee. Regelmatig werd ik uit mijn slaap gehouden door mijn huisgenoot van beneden, die lid van studentenvereniging Unitas was en zijn jaarclubje tot diep in de nacht over de vloer had, of een feestje bouwde. Ik zat niet bij een studentenvereniging omdat alleen al de gedachte aan de ontgroening bij mij een gierende paniek had uitgelokt. Buiten mijn studiegenoten – die allen iedere dag om vijf uur de trein naar moeders pappot namen – en mijn huisgenoten kende ik in de stad helemaal niemand. Ik was verlegen en voelde me bij vreemden niet op mijn gemak. Nog altijd kost het me moeite om mensen, die ik niet ken, aan te spreken – als ik de weg moet vragen bijvoorbeeld – , is netwerken mij een gruwel, verzuip ik in grote bijeenkomsten en bezig het liefste een-op-eencontact. Gezelschappen van meer dan vier personen zijn voor mij een menigte. Ik ben geen kluizenaar noch een zolderkamertjesschrijver, maar ik verkies het schrijven wel boven al het gedoe eromheen van netwerken, pr-activiteiten, het leuren met mijn werk en mijn meningen op sociale media ventileren om te verdoezelen hoe oninteressant ik eigenlijk ben. Mensen, die mij op het podium meemaken, hebben van mij vaak de indruk van een rebellerende wildebras en een brutale dolle mina. Niets is minder waar. Ik ben stil en in mezelf gekeerd en hou er geen extreme opinies op na. Schrijven is mijn uitlaatklep, op papier kan ik diegene zijn die ik zou willen zijn maar niet ben. Het podium ligt in het verlengde daarvan. Ik speel hooguit de rol van rebellerende wildebras en brutale dolle mina. En bovendien, geef de gek een podium en hij raaskalt er lustig op los. Maar verwacht van mij de komende tijd alstublieft geen vuurwerk op het podium, lieve lezer. Ik ben nog steeds in de rouw. Ingetogenheid zal voorlopig mijn handelsmerk zijn.

brief van de linkeroever (Neuss)

waar de relikwie-en van sint quirinius werden bezorgd, het heilige
uitbotten op legerplaatsen waar aarde de veldslagen grondig

heeft omgewoeld hier aan de linkeroever zonder de bergen als
dekking in de rug hield de vesting lang tegen bougondie stand

en werd door de keizer met de gouden tweekoppige adelaar beloond,
zelfs vrouwen en kinderen lieten hun tanden zien, de schutters vieren

iedere zomer feest met schoten in de lucht, na de koeien begin
je aan de paarden, na de melk komt het regenwater en als er

niets meer te eten is herkauw je het gras, het onkruid en de
slakken en negeert de watertandende geur van zuurkool

in gasthof rheingold, je bent hier om de herinnering te verteren
waar vader nooit over sprak, zijn brief uit het hiernamaals

brandt in je zak, het is een schat aan bekentenissen, relikwie
en klaagzang over teutoonse gewoonten, avondgang

naar ongezellige café´s met uitzicht op plezierrijnaken, het bal
op de eerste mei, de luidruchtige slavische kamergenoot,

het nooit meer slapen ver van huis en het gildeschap van
de heinemannen toen textiel niet meer op de bon en vlijtige

naaimachines het leefritme aangaven, er is zoveel opgeheven
waaronder het leven zelf, ik loop het achterna in de hoop

op een vervlogen vroeger, opdat ik hem eindelijk ontmoet, de
nog groene rekruut, de jongen die mij hier is voorgegaan

27 Februari 2024, Over nood & troostman

Columniste voor het eerst in lange tijd weer naar het tuinhuis van de natuurgenezer onderweg. Wel met een lichtelijk schuldgevoel omdat ik hem duurzaam links had laten liggen. Zou hij nog wel in leven zijn? vroeg ik me plots bezorgd af. Na alle dood van het laatste half jaar zou dat er nog aan ontbreken. Volgens het adagium van het regent nooit of het giet en murphy’s wet dat alles wat fout kan gaan ook daadwerkelijk fout zal gaan. Het tuinhuis lag er spik en span bij, had zelfs een nieuwe verflaag gekregen en de kozijnen zaten glimmend in de lak, maar dat stelde me niet gerust. Een dergelijke make-over is doorgaans het gevolg van een wisseling van eigenaar. Ik was derhalve haast opgelucht toen ik de geilsoldate in de tuin het fluitekruid zag begieten. Is Radovan nog op deze wereld? viel ik met de deur in huis. Ze keek me bevreemd aan. Waar zou gij anders geen moeten? Gij is nog steeds veroordeeld. Gij is nu erg druk met zijn nieuwe bulldogpup. Zou hij toch een momentje voor mij kunnen vrijmaken? smeekte ik bijna. Als zijn poortwachtster, secretaresse en assistente moet ik dat eerst aan gem vragen. Gij kan je even ontvangen maar pas op voor de gond, zei ze toen ze even later terugkeerde. Bij binnenkomst werd columniste door een woest wezen besprongen. Ik wierp het in de hoek waar het amechtig jankend bleef liggen en nam op de divan plaats. De eerste proef geb jij glansrijk doorstaan, sprak de natuurgenezer minzaam, jij bent niet bang voor mijn gond. Ik dacht, ik neem nu maar een tank, een stormram, een echte vent in guis, want dat vorige bulldogwijffie was veel te lief. Waar heb jij zo’n mitrailleur voor nodig, Radovan? vroeg ik. Om de vrouwtjes af te schrikken, grijnsde ie. Staan ze dan nog steeds in rijen op de stoep sinds je bent veroordeeld? riep ik ongelovig uit. Vooral sindsdien! Een man in get gevang is sexy. Ik geb zelfs mijn Facebook-account moeten opzeggen omdat ik de toestroom niet meer aankon. Ik wil geen oorlogsmisdadiger meer zijn, ik wil mijn leven beteren en incognito de mens en het dier in nood gelpen zonder dat die mens of dat dier in katzwijm valt. Maar waarom ben jij eigenlijk gier? Je weet toch dat ik niet met andere vrouwen mag praten. Ik geb een vrouw van wie ik gou. Ik heb een man van wie ik hou, gaf ik. Ik kom helemaal niet vanwege de lage driften maar voor een zielsontmoeting. Ik wil bij je in therapie. Er is de laatste tijd teveel dood in mijn leven, eerst de zelfdoding van de historicus, toen de dood van mijn goede vriendin met de servokroatische dochter en nu weer de dood van m’n ouwe vader en ik dacht, jij hebt in jouw land zoveel dood gezien dat je de aangewezen persoon bent om mij in deze rouwperiode bij te staan. Kom je daarom naar me toe, omdat ik op je vader lijk? vroeg hij argwanend. Vanwege een geparentificeerde overdracht? Ik ben evenwel je vader niet en ga gem ook niet vervangen. Ben je gek, dat stadium ben ik allang voorbij, gaf ik verontwaardigd. Trouwens, zo goed ken ik je helemaal niet, weet ik veel wat voor eigenaardigheden je allemaal hebt. Zit je ook elke ochtend met de krant op de plee, net als m’n vader? Geef je de ander de schuld als die een deuk in je auto maakt terwijl je zelf fout geparkeerd staat, net als m’n vader? Barst je uit je vel als je de dingen niet kunt vinden die je zelf zoek hebt gemaakt, net als m’n vader? Ik hoef echt geen tweede vader maar een troostman en een luisterend oor. De handreiking van een ervaringsdeskundige. Zie het als liefdadigheidswerk, een mogelijkheid om je leven te beteren. Hij keek me ontroerd aan. Ik ga alweer voor jou overstag. Jij weet get altijd zo mooi te brengen, maar daar ben je dan ook dichter voor.

in het heetst van de strijd

dat je met de billen bloot en je mond open
laat het maar klateren en lik op stuk

ik heb toch niets anders te doen, zeg je
dan woorden doel te laten treffen

dat je tegenover elkaar met de tafel tussen jullie in
niet de juiste snaar weet te raken

geen handen die in elkaar haken
geen botsende lichamen en toch vervloeien

voor kogels is de lucht te dik
voor verwijten en vermaningen zijn we te oud

je houdt alle ballen het liefst in eigen hand
en stormen uit de lucht

maar als dan toch alles zo maar moet gebeuren
waarom niet een gedicht, een slippertje van de tong

een zweem van liefde in het aangezicht
in het heetst van de strijd zeggen dat je van me houdt

20 Februari 2024, Over hemelen & missionaris

U heeft mij vorige week moeten missen, lieve lezer. Columnistes ouwe vader is toch nog vrij onverwacht overleden. Vorige week maandag was de uitvaart in Roosendaal en de begrafenis in Heerle en ’s avonds had ik geen puf meer om de column nog te schrijven. Ik dank vanaf deze plek opnieuw Jan en Jos voor hun steunbetuiging en medeleven. Jos schonk mij na afloop van het open podium in de OBA de bundel “Dood gewoon gaan hemelen” als troost. M’n ouwe vader was al 88, maar toch is het intens verdrietig en heel onwerkelijk dat iemand, die 59 jaar in mijn leven was, er ineens niet meer is. De dingen, die je niet meer hebt kunnen zeggen, zoals ik hou van jou. De vragen, die ik hem nog had willen stellen over zijn leven voordat ik er was. Het gevoel tekort te zijn geschoten omdat ik tijdens de nachtwake – de laatste keer dat ik hem in levende lijve meemaakte – niet genoeg voor hem heb gedaan, aangezien hij in een delier zat en ik niet wist hoe daarmee om te gaan. Dat hij me voornamelijk op de zenuwen werkte – net als vroeger, toen ik als puber niet met hem uit de voeten kon – met zijn gemaai, gegraai en onverstaanbaar gebrabbel en ik aan het einde van de nacht zelfs kwaad op hem was omdat ik door zijn toedoen geen oog had dichtgedaan. Dat ik het mezelf verwijt dat ik in het laatste weekend dat hij nog leefde niet meer bij hem ben langsgegaan omdat ik de poëzie-evenementen voorrang heb gegeven. En nu zag ik hem weer toen hij in de kist opgebaard lag, maar hij kon me niet meer horen, want pa, ik zei het twee columns geleden al, ik geloof niet in jouw hemel. Lief en ik betrokken voor de nacht een B en B in Roosendaal waar ik wederom nauwelijks sliep, te gespannen als ik was voor mijn voordracht tijdens de uitvaart. Het was geen onverdeeld positief en lovend gedicht. Het was een moeilijk mens, vatte mijn ene zus na afloop zijn karakteristiek samen. Mijn zussen en mijn jongste stiefbroer – die zeven was toen mijn vader bij hen introk – konden zich in het gedicht vinden. Mijn stiefzus en oudste stiefbroer hadden hele andere herinneringen, maar zij waren dan ook al volwassen toen ze mijn vader leerden kennen. Voor mijn oudste stiefbroer was hij zelfs een soort mentor, die hem de fijne kneepjes van bedrijfsvoering leerde. Tja, van een sokkenbaas en een ondernemer kun je nou eenmaal niet verwachten dat hij je poëtische gids kan zijn. Bovendien was mijn vader niet zo goed met kinderen en al helemaal niet met dwarse en lastige pubers. Pas veel later heeft onze relatie zich verdiept, met name toen hij na de dood van zijn pleegmoeder mondjesmaat over zijn adoptie en zijn biologische familie begon te vertellen. We deelden de interesse in onze familiegeschiedenis, want voor hem was het net zo goed een zoektocht. Zelfs voor zijn godsgeloof en zijn liefdadigheidswerk voor diverse kerkelijke gemeenschappen had ik respect. Misschien is er wel een dominee of missionaris aan hem verloren gegaan, al had hij ook het talent om twist te zaaien en ruzie te maken omdat hij altijd onverbloemd zijn mening kenbaar maakte. De rouwstoet wekte bevreemding bij de carnavalsvierders in Heerle. Onder luid gehoempapa in de verte werd de kist het graf in gevierd. Juist omdat mijn vader niks met carnaval had wekte de entourage een zekere surrealistische bevreemding, die desondanks toch ook weer troostrijk was. Moet je maar niet op een katholieke begraafplaats gaan liggen. Waarvoor stiefmoe vanwege mijn vaders gereformeerde statuur aan de bisschop speciale toestemming had moeten vragen.

Ontworteld verwonderd

Blauwdruk van de man. Kinderheld toen je nog blond was.
Het ergste wat mij kon overkomen was de kieteldood. Het ergste
wat jou kon overkomen was de hel van de verdoemenis. Bidden
tegen demonen en voor zonen met poppen. Razen tegen het lot,

alles moest kapot opdat jouw wil geschiede, zelfs je standbeeld
op de sokkel. Zonder schaamrood liederlijkheid drinken, wrok
uit de droesem opgraven. Je huisgenoten wezen je na rijp beraad
de deur. Maar jij vindt altijd onderdak door verweesd onder

vleugels te schuilen. Je dreef af, was ingekapseld. O wonderlijke
man die net als ik zijn eigen gang is gegaan. We komen enkel
nog in de schemering samen, als takken die buigen maar elkaar
niet raken. Je maait en graait wat uit de lucht dat vervliegt.

Je kent me niet, ontworstelt je aan mijn grip. Wie zou jou vast
kunnen houden? De hoedster misschien. Ik ben maar dochter met
lekkende vingers en te korte armen. We zijn onthand, te dichtbij
om te kunnen zien. In jouw ogen het onderzeese onpeilbare.

6 Februari 2024, Over blauwe plekken & zware kost

Allereerst wil columniste de lieve lezers voor hun medeleven bedanken, met name Jan en Jos. Ook moet ik iets rechtzetten, een misverstand dat kennelijk is gerezen doordat ik vorige week tijdens het schrijven van deze column bij m’n ouwe vader waakte. Hij ligt evenwel nog niet op sterven en inmiddels maakt hij het weer ietsje beter, al is hij verzwakt door de longontsteking, die nu gelukkig het veld heeft geruimd, en het voedselgebrek. Verder heeft hij nog steeds een gekneusd hoofd van de val, diverse blauwe plekken en jammer genoeg een delier. De (stief)familie wilde dat er 24/7 toezicht zou zijn om te voorkomen dat hij het zuurstofslangetje uit z’n neus zou trekken. Dat bezorgde columniste en lief een slapeloze nacht – correctie: lief was nog een paar uur onder zeil en toen mijn oogleden zwaar werden, heb ik dat slangetje er maar fijn uit gelaten. Evengoed wilde door vaders gekerm het slapen niet echt lukken. Later zei de arts dat het sowieso een verloren strijd is en hij best een paar uur zonder die extra zuurstof kon. Bovendien is er ’s nachts voldoende toezicht en hoeft de familie dit niet te doen, vervolgde hij tot mijn grote opluchting, want nog zo’n nacht zag ik echt niet zitten. Voor verpleegster ben ik niet in de wieg gelegd, zo weet ik nu, en lief zat er vóór middernacht al door. Vooralsnog is het afwachten tot het delier wijkt. Wordt ongetwijfeld vervolgd. Intussen ging het leven gewoon door, zonder slaap naar de begrafenis van onze zeeuwse vriendin Anja, die wél aan een longontsteking bovenop haar auto-immuunziekte op de dag van mijn vaders val is bezweken. Maar gelukkig is er nog de poëzie, die mij al vaker tot troost heeft gestrekt. Met Harmen Malderik en Seraphina Hassels onder de bezielende presentatie van Paul Lokkerbol in de kunstenaarssociëteit aan het Rokin voorgedragen. Het deed aan een studentenvereniging denken, alleen sjieker met veel beter eten. Paul had de nacht ervoor tot twee uur in Eijlders geoberd, dus die trok zich vrij snel na het diner terug waarop wij gedrieën nog lang napraatten over taal en de liefde voor Duitsland respectievelijk Frankrijk. Op weg van het station naar hier, zei Harmen, hoorde ik alleen maar Engels om me heen. Sterker nog, gaf ik, vorig weekend in het café moest ik het arme kind achter de toog tot in den treure duidelijk maken wat een jonge jenever en een beerenburg is. Van binnenlands gedestilleerd had ze helemaal nog nooit gehoord. En ze sprak werkelijk geen woord Nederlands, ze kon niet eens jonge jenever zeggen. Ik verafschuw nationalisme, maar als het om de taal gaat, ben ik ineens heel patriottistisch, want het Nederlands is mijn woning, mijn ouderlijk huis, zeg maar. Het Duits is het vakantiehuis waar ik een groot deel van het jaar blijf en het Servokroatisch is het koetshuis waar het fluisteren met de paarden toch behelpen blijft. Onze taal is in rap tempo aan het uitsterven door al dat koeterwaals-Engels, beaamde Harmen. Maar wij laten dat zelf toe! riep ik. Toen ik in Duitsland ging studeren, moest iedere buitenlandse student een taalexamen afleggen. Ik kreeg vrijstelling door een verklaring van mijn hoogleraar dat mijn Duits goed genoeg was om colleges te kunnen volgen. Ik vind dat normaal. Maar moet je niet denken dat al die buitenlandse studenten hier aan de universiteit dat moeten, ze krijgen het Engels op een presenteerblaadje aangeboden. De volgende dag verzuchtte mijn akense vriend, die heel goed Nederlands spreekt en die ik mijn Balkanbundeltje had gegeven: Poe, dat is echt zware kost. Wij Duitsers beschouwen het Nederlands toch als een duits dialect, dat heel gemakkelijk te leren is, maar jouw bundel bewijst dat het echt een hoogstaande taal is. En toen glom columniste toch even van trots, lieve lezer.

Ontworteld verwonderd


Blauwdruk van de man. Kinderheld toen je nog blond was.
Het ergste wat mij kon overkomen was de kieteldood. Het ergste
wat jou kon overkomen was de hel van de verdoemenis. Bidden
tegen demonen en voor zonen met poppen. Razen tegen het lot,

alles moest kapot opdat jouw wil geschiede, zelfs je standbeeld
op de sokkel. Zonder schaamrood liederlijkheid drinken, wrok
uit de droesem opgraven. Je huisgenoten wezen je na rijp beraad
de deur. Maar jij vindt altijd onderdak door verweesd onder

vleugels te schuilen. Je dreef af, was ingekapseld. O wonderlijke
man die net als ik zijn eigen gang is gegaan. We komen enkel
nog in de schemering samen, als takken die buigen maar elkaar
niet raken. Je maait en graait wat uit de lucht dat vervliegt.

Je kent me niet, ontworstelt je aan mijn grip. Wie zou jou vast
kunnen houden? De hoedster misschien. Ik ben maar dochter met
lekkende vingers en te korte armen. We zijn onthand, te dichtbij
om te kunnen zien. In jouw ogen het onderzeese onpeilbare.

30 Januari 2024, Over valpartijen & opperwezen

Dit wordt een speciale column, lieve lezer. Het is maandagnacht en columniste zit te schrijven tijdens de wake aan het ziekbed van m´n ouwe vader. Die geregeld naar boven wijst alsof hij de Lieve Heer al kan ontwaren en daarbij onbegrijpelijke klanken uitstoot. Motorische onrust door een delier, aldus de uiterst vriendelijke en geduldige nachtzusters, die op dit moment het bed wegens lekkage verschonen. Praat maar veel met elkaar, daar wordt ie rustig van, zeiden ze, alleen zijn lief en ik niet van die praters en al helemaal niet zonder keelsmeerseltje. Roken geschiedt om de beurt bij de spoedeisende hulp. Hoi! zei hij toen we vanavond binnenkwamen, dus af en toe is hij wel bij zinnen. Voor straf gaat deze column helemaal over jou, zei ik, maar ik weet niet of dát tot hem is doorgedrongen. Afgelopen donderdag is hij lelijk ten val gekomen en als je 88 bent, is dat niet zonder gevolgen. Daarbij nog: heup uit de kom, bloedvergiftiging en longontsteking. Aanvankelijk werd gedacht dat hij door een epileptische aanval was gevallen, maar mijn stiefmoeder zag zijn trui half uit de kast hangen en wist toen meteen: die heeft hij eruit willen trekken en is daarbij uitgegleden. Mijn vader struint al sinds jaar en dag achter de rollator door het huis, een stuk kwieker dan hij aankan. Om dan zonder houvast naar een trui te grijpen is duidelijk een brug te ver. Gisteren sprak ik er bij Art en jazz in Scheveningen met Marije Hendrikx over nadat ze mij over haar spannende avonturen met de valies naar het Rozenknopje in Eindhoven had verteld. Dat haar begeleidster over een kabel voor het station was gestruikeld en daarbij haar neus had gebroken! Het is wel de doemtijd van de valpartijen, maar dit terzijde. Natuurlijk weet ik wel dat mijn vader niet het eeuwige leven heeft, zei ik tegen haar, maar ik hoop dat hij nog een klein poosje onder ons blijft. Ik ben erg op ´m gesteld, hoewel ik veel met ´m te stellen heb gehad, vooral in mijn jonge jaren, als ie al kwaad werd door over een draadje in het vloerkleed te struikelen. Maar ach, ik ben wat dat betreft ook geen heilige. En na zijn herseninfarct is hij een stuk milder en rustiger geworden. Vroeger mopperde mijn moeder altijd dat we zo op elkaar leken. Maar hij heeft dan weer niet echt iets met poezie, al hoort hij het soms geduldig aan terwijl stief mijn voordracht voor de eeuwigheid op celluloid vastlegt. Wel interesseren we ons allebei voor geschiedenis en politiek, al kon onze politieke kleur zo mogelijk niet méér van elkaar verschillen. Hij de rechtse, hardwerkende ondernemer en ik de linkse, armlastige kunstenaar, die op de zak van de staat teert. Ook komen we elkaar na de dood vast nooit meer tegen, om met Stef Bos te spreken – die overigens net als mijn vader in Veenendaal is opgegroeid -, want hij gelooft in de hemel en ik zeker niet in het opperwezen. Maar toch was ik bereid om vanavond voor hem luidkeels met de you tube opname van psalm 23 The lord is my shepherd in Westminster tijdens de kroning van koning Charles mee te blèren. En ook voor mij geldt: papa, ik hou steeds meer van jou. Nu ik dit schrijf kijk ik met een schuin oog naar m´n ouwe vader, die inmiddels met wijdopen mond van verwondering rustig ligt te slapen. Hetzelfde geldt voor lief. Deze nacht komen we met zijn drie-en wel door.

Huilende orgels en kranige vaders


We dragen de luchten voor ons uit en eten
alleen nog zand. Het orgel fluit
naar hartelust, de Nolledijk rust
onder de hand van hem die heerst

over wind en water. Het land kraakt
in de voegen, sloepen raken vrij
het springtij beukt tegen onze voeten.
Vader priemt met zijn stok in een wolk

hij wijst Magnolia, Fortunia en Fresia
aan alsof het rondborstige godinnen
zijn. Ik spreek wel eens een vrouw
in de lift, zegt hij, en ofschoon ik

in de benenbusiness zat ben ik voor het
borstenbedrijf te oud. De kosten en de baten
zijn me vertrouwd. Ik hou me kranig
doodgaan is voorlopig van de baan.

23 Januari 2024, Over meeuwen & vechtjas

Columniste op weg voor het 25-jarige jubileum van de dichtmiddag in Eijlders. Onderweg passeerde ik de vishoek met de rondcirkelende meeuwen. Don’t feed the birds, stond er op diverse borden, maar kennelijk gebeurt het nog steeds, anders zouden ze niet zo vasthoudend zijn. Toevallig deed Antony Oomen even later in Eijlders een schitterend gedicht over een meeuw. De middag was al in volle gang, want columniste moest uitslapen, dus ik weet niet wier voordrachten ik allemaal had gemist, maar er bleef nog veel te genieten over. Tegelijkertijd werd de jubileumbundel Vers op treden gepresenteerd. Het thema was tijd en dat leidde tot heel wat filosofische overpeinzingen. Ik deel de pagina met Peter Posthumus, dus nu zijn we niet alleen op het podium maar ook op papier een poëtisch paar. Ook dichters die ik lang niet had gezien waren er: Robin Veen, Maria de Graauw, Katelijne Brouwer, Harmen Malderik. In mijn tweede pauze kwam de webmaster van de literaire kwaliteitssite op me afgestormd, maar voordat hij me kon doodknuffelen werden de voordrachten alweer vervolgd. Zeg Heij, blies ie in m’n oor, de vrijdag is vrij, zou jij… Vraag het me in de volgende pauze nog eens, zei ik en kreeg een spontane opvlieger bij zoveel eer. Want ik had zo’n donkerbruin vermoeden waar webmaster heen wilde. In de pauze ging ik daar eerst op de WC over zitten nadenken. Webmaster stond me onderaan de trap al op te wachten. Het is nu pauze, glunderde hij waarop hij zijn vraag herhaalde, of ik in de stal wil terugkomen. Ik vind het opmerkelijk dat je me dit vraagt, begon ik, omdat je in het verleden een paar keer een column van mij hebt gecensureerd. Ja, maar eh, zuchtte hij diep, al die servokroatische ellende, daar kon ik op een gegeven moment niet meer tegen. Als je nou gewoon iedere vrijdag alleen maar een gedicht aanlevert. Je hebt ook eens een gedicht van mij gecensureerd, gaf ik, over de A12, die de Führer heeft aangelegd, wat een keihard feit is, maar wat niet op de site vermeld mocht worden. O o, dat ik dat niet meer weet, stamelde ie. Luister, zei ik, even goeie vrienden, maar ik voel hier niets voor. Ik wil vrij kunnen zijn om te schrijven wat ik wil, over wat er maar in me opkomt en dat kan niet als jij er met de papierversnipperaar naast staat. Wel, het is je goed recht om te weigeren, mompelde ie en verdween naar een hoek in Eijlders ver bij mij vandaan. Wel stuurde hij zijn slippendrager Arie van Egmond naar voren om de dichters, die te lang voordroegen, op de bon te slingeren. Tot Wijtgaard, die Offerman als uitsmijter heeft opgevolgd, er lucht van kreeg en Arie apart nam. Ik kon niet goed zien wat hij deed of zei, maar er vielen deze keer geen klappen. Tja, verzuchtte hij later, jij voert mij in je column altijd maar op als vechtjas, de rouwdouwer met de losse handjes en ik wil ook wel eens van dat imago af. Ik ben eigenlijk heel zachtaardig. Ik hoefde maar één keer naar Arie te kijken of hij was al 20 centimeter gekrompen. Daar heb ik m’n vuisten niet bij nodig. Intussen gleden we genoeglijk het Gat van Eijlders in – met behalve columniste en Wijtgaard De Pipro, de door webmaster geliefkoosde Serafientje en Jan Willem van Hamel. Emma ter Haar had ons al verlaten omdat ze de hele nacht in het verzorgingstehuis moest werken. En waar hebben dichters het dan over? Over oestrogenen, testosteron, de noodzaak van de vrouw, sonnetten, voltooid leven en de dood. Als ik nog iets mag verklappen, zei Wijtgaard, webmaster weet niet wat een sonnet is. Als ik iets mag verklappen, kwam Jan Willem terwijl hij zich tot mij richtte, ik vind het leuk dat jij zo goed bent. En zo kabbelde de conversatie verder. Uren later zag ik Wijtgaard en De Pipro door het Gat verzwolgen worden.

Kleine tijdwijzer


“Ook deze tijd zal eenmaal de goede oude tijd worden”
Godfried Bomans

Ik ben zo iemand die de tijd afdraagt tot gaten,
de dagen verslijtend, zodat er lappen op genaaid of
vervangen door kekkere exemplaren. Vadertje
Kronos stapelt data, jaartallen, kleinoden, loze

woorden, mottenballen, het mos, de klimop rond
Doornroosje. Met in mij teruglopende klokken en
verlopen uren ben ik op weg naar een gelopen afspraak,
een belofte die is ingelost, het feest dat is geweest

voor ik het aperitief aanraak. Ik versta de kunst van het
achterom kijken, in de verse sneeuw het spoor terug
te vinden. Dit lichaam een archeologische vindplaats
van kinderziektes en grotemensenleed, het hoofd een

bewaarplek voor rillende wensen en kletsnat verdriet
waarvoor de luiken zijn neergelaten. Heimwee en
oud zeer tot op de draad versleten maar dicht op de huid.
De toekomst doet je enkel bedelen om uitstel en leert

niets te verkwisten omdat alles schaarser wordt als je
aan het verlies gewend bent geraakt. De horizon steeds
dichterbij veroorzaakt geen valangst meer. Tijd is al
wat je nog hebt. Keer de zandloper nog één keer om.

16 Januari 2024,Over broeinest & wraakactie

Het is weer de tijd van de nieuwjaarsborrels. Zoals op de redactie van de wijkkrant waar je tijdens zo’n samenzijn eens wat anders hoort dan de geijkte irritaties over rood asfalt, overlast in het park en de penibele verkeerssituatie. Dat mijn wijkje ingeklemd tussen Vecht en Griftpark in vroeger tijden een katholiek broeinest vol nonnen en paters was waar jongens en meisjes tot in de jaren 70 gescheiden naar school gingen en de geestelijkheid op de stoep stond zodra je iets had uitgevreten. Dat het ondergoed van Herman van Veen – die op een steenworp afstand van mijn behuizing opgroeide – zwart bespikkeld was van de roet afkomstig van de gasfabriek als de wind verkeerd stond. Maar ook dichters hebben hun nieuwjaarsborrel, deze keer bij Reuring in de alkmaarse Alkenaer waar het een komen en gaan van de groten der poëzie was. Columniste was er enkel om nederig te luisteren – en om te drinken natuurlijk, wat Arie van Egmond tijdens zijn grote comebackshow met het lied O slok wel heel letterlijk nam door zijn mondharmonica enthousiast opgevrolijkt door het vuurwater in het publiek te slingeren. Gelukkig werd er niemand geraakt en hoefde de uitzinnige menigte niet bedaard te worden. Als wraakactie op Alja Spaan, die hem van riedeltjes beschuldigde, was dit in ieder geval mislukt, maar dit terzijde. Wie de zaakjes goed op orde had door zijn koopwaar loyaal uit te stallen was Simon Mulder. Ik heb óók een winkel, om met Reve te spreken, zei hij nuchter terwijl hij zijn onberispelijke zwartlederen schooltas openklikte om er zijn pinmachientje uit op te diepen voor de gretige klanten, die voor de Avantgaerdes in de rij stonden. Bij de WC werd ik bijna van de sokken geslagen door de wandelstok van krasse knar Paul Roelofsen, die net als ik de humor in de poëzie niet schuwt. Jij bent onnavolgbaar! riep hij met de stok op mijn hart gericht. Maar ook ik ken mijn pappenheimers en rust op de schouders van grootheden, weersprak ik bibberend. Heb jij soms net als Simon een zwak voor de Tachtigers, vroeg Felix van de Alkmaarse Boysband me bij terugkeer. Hoewel ik een zwak voor de romantiek heb, begon ik uit de doeken te doen, en soms voor neoromantisch word uitgemaakt, ligt mijn favoriete tijdperk ietsje later, zeg maar begin 20-ste eeuw. O, maar dat is toch de tijd van Slauerhoff? gaf Felix. Ik ben meer van de Duitse School, zei ik. Dan noem ik Gottfried Benn, Else Lasker-Schüler, Mascha Kaléko en Erich Kästner. Georg Trakl heb ik geprobeerd, maar dat was mij teveel dood en verderf. Wat nederlandse dichters betreft kan ik Vasalis, Bloem, Vestdijk en Andreus waarderen en zijn mijn hedendaagse voorbeelden Anna Enquist, Menno Wigman en Luuk Gruwez. Anneruth Wibaut stond er goedkeurend bij te knikken. Dat zijn tenminste gedichten waarvoor je je best moet doen, sprak ze streng als een meesteres, niet van die hapklare brokken als van Jean Pierre Rawie en Godfried Bomans. O, maar die vind ik ook helemaal geweldig, hoor! riep ik uit. En dankzij mijn aangeboren talent voor tekst en taal hoef ik zelden mijn best voor een gedicht te doen. Ik moet er niet aan denken. Wiskunde, daar moet ik hard voor werken, dus daar hou ik me dan ook niet mee bezig. Als ik iets niet snap, haak ik af, maar poëzie snap ik, ook al verkeer ik nu in een lichtelijk hoge sfeer door de bubbels. Zo dronken we en roddelden over onze medepoëten tot ik alleen nog met mijn trouwste lieve Henk van Manen alias Opa IJsbeer over was, die op deze plek ook best eens genoemd en geroemd mag worden. Maar nu moet ik ook gaan, sprak hij onverbiddelijk, want ik moet vannacht om vier uur opstaan om jouw column te lezen.

Prototype van de performer


Je bent onbestendig onnavolgbaar
onverbeterlijk niet te plaatsen
laakbaar hokjes krakend
verwarring zaaiend
weet waar je de mosterd haalt
onbegrijpelijk raaskallend
let wel dat de prooi
moeite moet doen voor het gedicht
het mag niet plat of goedkoop
comfortabel op de rug gezwicht
jij hebt lak aan voorschriften,
traditie en ingesnoerde identiteit
je bent zo opstandig losbandig baldadig
onaangepast en onveranderlijk
omdat wij je daar opdracht toe geven
gehoorzamend aan de gulden regel
doe nooit iets onverwachts
ontkracht niet wie je bent
blijf jezelf op het scherp van de snede
ook al verberg je in het diepst
van dit onderpand een ander.

9 Januari 2024, Over doemdenken & noodverband

Allereerst wil columniste alle lieve lezers een geïnspireerd 2024 wensen. Poëzie is wat er ook het komende jaar het meeste toe zal doen, als troost, lapmiddel en noodverband tegen de ellende in de wereld. Ik weet niet wat het is, simde lief, maar ik heb voor het eerst bij een nieuw jaar het gevoel dat het er allemaal niet beter op wordt. Misschien kwam het door de naweeën van de griep dat we zo somber gestemd waren. En dan heeft columniste het nog niet eens over de oorlogen in de wereld, die – hoe naar ook – vooralsnog ver van ons bed plaatsvinden. Als de nieuwe machtsblokken eenmaal staan en de geopolitiek is geherdefiniëerd, wordt het pas echt gevaarlijk. Als er dan ergens een conflict uitbreekt, zijn de draden van het wereldwijde web zo met elkaar verweven – zoals aan de vooravond van WOI – dat WOIII geen hersenspinsel meer zal blijken, maar dit terzijde. Ook dichter bij huis zijn er problemen te over met inflatie, energie, vluchtelingen, woningnood. Of wat te denken van de vermaledijde suikertax waar mijn havermelkje en bietensapje ook door getroffen zijn. Al langer pak ik met de regelmaat van de klok de trein naar Emmerich om bij de Aldi schuin tegenover het station in te slaan. Dan komen al die Nederlanders bij ons hun cola halen, hoonden mijn akener vredesvrienden. Vroeger was het omgekeerd, toen in “Holland” – zoals zij ons landje hardnekkig blijven noemen – alles goedkoper was. Dat schijnt nog steeds voor de koffie te gelden. En pillen. In Vaals is op steenworp afstand van de grens een apotheek waarvoor men zelfs vanuit Keulen komt aangereisd. Voor de rest is natuurlijk veel hetzelfde, alleen gebeurt in Duitsland alles later, hoewel dat vroeger óók andersom was, getuige de beroemde uitspraak van Heinrich Heine dat in Nederland alles 50 jaar later gebeurt. Daar komen de boerenprotesten nu pas goed op stoom, maar gebruiken de boeren meteen veel beproefder middelen dan fakkels. Zo werd de duitse minister van landbouw bij zijn vakantiehuisje op Sylt opgewacht door een boze hooivorkdragende menigte. Of wat te denken van het plan om 15 minuten steden als moderne compounds te bouwen? Volgens een duitse econome is krimp noodzakelijk en moeten we naar de levensstandaard van 1978 van consuminderen en maar één keer per jaar op vakantie met de auto naar Italië. In 1978 gingen wij twee keer per jaar naar Italië, naar het riante zomerhuis van mijn welgestelde ouders. Daarna is columniste afgegleden en leeft al sinds jaar en dag noodgedwongen als een student. Tegenwoordig zijn mijn favoriete vakantielanden Bosnië, Servië en het kroatische binnenland vanwege de gunstige prijzen, alhoewel ook daar de inflatie heeft toegeslagen, wat vooral aan de taxiprijzen merkbaar is. Het schijnt dat nederlandse pubers depressief zijn omdat ze zich zorgen maken over de toestand in de wereld. Al die problemen waren er in onze jeugd ook, zei ik tegen lief, compleet met het gat in de ozonlaag. Plus de jeugdwerkloosheid. En maakten wij ons daar ooit druk over? Hooguit over de bom, gaf lief, maar dat kwam door dat lied van Doe Maar. Of de wereld tegenwoordig echt zoveel slechter af is? Doemdenken is van alle tijden, me dunkt. Maar ik wil toch een beetje positief eindigen. Na de vredesdemo schoof ik aan de Aachener Stammtisch aan. Daar waren vier jongemannen uit respectievelijk Bangladesh, Iran, Irak en syrisch Koerdistan en hun begeleider Frank. Ahmed uit Bangladesh vertelde in geuren en kleuren zijn vluchtverhaal en dat hij van ieder land, dat hij aandeed, de taal op straat leerde. Eenmaal in Duitsland waren zijn problemen verre van voorbij – met de asielprocedure, het vinden van een woning en werk. Maar hij is een overlever, zei Frank trots, hij veert telkens weer terug. Laat ons daar in het nieuwe jaar een voorbeeld aan nemen. Gelukkig nieuwjaar!

De beste wensen


Gelukkig het nieuwe jaar
van oude oorlogen en kloeke onruststokers
die met frisse zin en verse wapens
hand op hand tand om tand
opnieuw geen vrede brengen.

Gelukkig het nieuwe jaar
van oerwolven uit sprookjesbossen
die van boekrollen en protocollen moe
zoals ook van hagel en paintballs
oudtestamentisch dood en verderf zaaien.

Gelukkig het nieuwe jaar
van zandzakken om het tij te keren
van bijbelse natuurplagen
van leren lopen over water
en bidden tot de dijkgraven.

Gelukkig het nieuwe jaar
van ondergravende ingenieurs met snorharen
van hiaten in vuurvaste voorschriften
van stalbranden, elektrostraling, stikstofschade,
het gat in de dijken van fatsoen.

Gelukkig het nieuwe jaar
van cobra’s, lawinepijlen, sterrenbommen,
suikertax, havermelkban, grote droogte,
virtuele fitheid, sportende duimpjes,
weer eens pogen te stoppen met roken.

Gelukkig het nieuwe jaar
we zijn tot elkaar veroordeeld,
ook al dobberen onze vloten afzonderlijk
op de baren van de tijd, eenieder de blik
op een andere stip aan de horizon gericht.

19 December 2023, Over boycot & hotemetoten

En toen kwam bij Eijlders de Terk hoogstelijk geagiteerd op columniste afgestiefeld. Mijn gedicht is op de ons welbekende kwaliteitssite gecensureerd! sprak hij verontwaardigd. Omdat ik de heilige volksschrijver heb verketterd! Die door de nieuwe bruinhemdkamervoorzitter is geciteerd! Reve was gewoon een racist! Dit waren meer uitroeptekens dan ik aan kon en ik wist niet zo goed hoe te reageren, maar later dacht ik hier toch wat nader over na. Ik herinner me vaag vroeger wel eens de wenkbrauwen te hebben gefronst bij Reve’s omschrijving van de takkie takkienegers, die op de boot naar het oerwoud moesten worden gezet. Ik hield het voor dichterlijke overdrijving, rebelse baldadigheid tegen de politieke correctheid. Voor mij had Reve eigenlijk al in mijn studietijd afgedaan omdat ik zijn stijlfiguur hopeloos ouderwets en dus achterhaald vond. Maar Terk blies met zijn verontwaardiging wél een oud vraagstuk nieuw leven in. Kan de politieke overtuiging van de schrijver gescheiden worden van zijn literaire werk? In mijn studietijd voerden we verhitte discussie over “der Fall Gottfried Benns”, wiens gedichten we verafgoodden en wiens nazistische opvattingen – verwoord in diverse essays – we verfoeiden. We kwamen tot de conclusie dat zijn politieke overtuiging onze literaire bewondering niet in de weg hoefde te staan, niet in de laatste plaats omdat Benn in 1936 alsnog door de Nazis werd entartet en na de oorlog van zijn sympathieën terugkwam. Ingewikkelder ligt het bij Louis Ferdinand Céline, de antisemitische lijfarts van Pétain in Vichy en later in Sigmaringen, waarover hij meesterlijk heeft geschreven. En daar nooit van is teruggekomen, ook niet toen hij zijn dagen verbitterd en uit zijn functie ontheven als kluizenaar in Normandië sleet. De lijst van “foute” schrijvers is lang. Wat te denken van Vestdijk, Lucebert en Günter Grass maar ook Achterberg (bloed aan de handen door de moord op z’n hospita) en Hemingway (sexistisch)? Ik heb ze allemaal gelezen en vond hun werken prachtig. De wokebeweging heeft vast een lange zwarte lijst van incorrecte schrijvers en dichters opgesteld, die hetzij gecensureerd, hetzij opgekuist dienen te worden. Van politieke correctheid heb ik me eerlijk gezegd nooit veel aangetrokken. Ik lees wat ik interessant vind en ben tegen wat voor censuur of boycot dan ook. Hoewel, er is één schrijver, die ik uit principiële overwegingen in de ban heb gedaan. Peter Handke zette zich na het uiteenvallen van Joegoslavië voor het behoud ervan in, evenals voor het behoud van de superiore servische hegemonie in datzelfde Joegoslavië. Waarbij hij nogal opzichtig dweepte met de servische culturele tradities en zich liet inlijven bij de nationalistische Academie voor de Wetenschap en de Kunsten. Dat mag allemaal van mij. Maar toen ik ontdekte dat hij op de begrafenis van oorlogsmisdadiger Milosevic (hoewel strikt genomen nooit daarvoor veroordeeld omdat hij voortijdig de pijp uitging) had gesproken, alsmede onfrisse uitspraken over andere etniciteiten dan de servische had gedaan, was voor mij een grens overschreden. Handke komt er bij mij niet meer in en ik vind het een gotspe dat die wereldvreemde hotemetoten van de Zweedse Academie hem de Nobelprijs voor Literatuur hebben toegekend, maar dit terzijde. Wat mij trouwens meer intrigeert dan het feit dat Bosma Reve heeft geciteerd is de vraag waarom hij juist voor het relivers bij uitstek Dagsluiting heeft gekozen. Ik was in de veronderstelling dat de PVV toch geen partij met een christelijke signatuur was. Of was het soms een steek onder water naar de moslims waarmee hij wilde zeggen: jullie Allah is niet onze God? De lieve lezer, die het weet, mag het me vertellen. Vooralsnog duikt columniste in het eindejaarsduister onder. In het nieuwe jaar zal ik u weer met columns bedienen.

Blondisme


Het is hip, het is in trek bij de vent met de krokodillenbek en
grijze plekken in de coupe om het gemoed optimistisch op te
krikken. Door vrouwen al in antieke tijden ontdekt om de
leeftijd toe te dekken met duivenpoep, aluin, houtas, gebluste

kalk, paardenurine, citroensap. Alles draait om haar, niet alleen
de kleur maar ook de styling, van manieren van kammen met
lak gelikt tot in de puntjes tot een laat-maar-waaien nonchalance.
Van wegwerpspoeling tot duurzame peroxide. Van make over

tot imago. De Blonde Viking straalt macht uit en heeft een
magische aantrekkingskracht. Vroeger heette dat Arisch, hoewel
de Führer enkel spreekwoordelijk blond was maar kwistig met
de metafoor van de blauwogige krijger strooide. Tegenwoordig

staat het Volendams Blond voor de vroeger-was-alles-beter
retoriek, voor Zeebonck Blond*, de palingblondine met limousine.
Het is blitskitsch, tulpentruttigheid, melkmeisjemelancholie,
polderweemoed. De kuif die tegen de wind in fier rechtop blijft.

*Volendams bier

12 December 2023, Over spijkerbroek & bubbels

Columniste had een brabants weekendje, met eerst het bossche bal van Letterbekken in Den Bosch en vervolgens de bundelpresentatie van Willem Adelaar in de eindhovense Kruisruimte. Eindhoven is niet mijn favoriete stad in Brabant, bekende ik tegen broer Mario, in wiens auto ik na afloop tegen de regen kroop. De onze ook niet, beaamde Mario, hoewel we in Eindhoven zijn geboren en getogen, in Stratum welteverstaan. Maar Den Bosch is veel gezelliger. Nu is Den Bosch de favoriete brabantse stad van veel Utrechters, meende ik, die er in de carnavalstijd in oeteldonkse uitdossing massaal heen trekken, maar zelf heb ik in mijn jonge jaren een tijdje nabij Bergen op Zoom gewoond en dat is toch wel mijn favoriete brabantse stad, hoewel Roosendaal dicht in de buurt komt, maar beloof me dat je het niet verder aan de Bergenaren en de Roosendaalers doorverteld, want het is haat en nijd tussen die twee, nog erger dan tussen de Utrechters en de Amersfoorters of de Amsterdammers en de Rotterdammers. Op het bossche bal was ik weer eens de enige in spijkerbroek – velen denken dat ik daarmee een statement wil maken, maar mijn mistige overgangshersentjes maken gewoon niet meer de connectie tussen bal en gala, alleen tussen guur en regen waarvoor je het beste een spijkerbroek, een windjack en boots uit de kast kunt trekken. De geweldige Marthe van Bronkhorst stak mij naar de kroon met een petrolblauwe galajurk en een zwartgevederde stola. Mijn moeder en ik moeten altijd zo om je column lachen, begon ze opgetogen, dus zou je asjeblief weer een plekje voor me kunnen reserveren? Tja, lachen is belangrijk, zei ik, er is te weinig humor in de poëzie. Dichters zijn veel te zwaar op de hand. Ik daarentegen hou juist van satire, die kunst heb ik van de duitse Slammers afgekeken. Da’s kras, riep Marthe uit, dus je bent speciaal naar Duitsland gegaan om iets over humor te leren?! Van het meest humorloze volk ter wereld?! Hoho, wees ik haar terecht, volgens John Cleese zijn dat de Zwitsers. Vooral de Rijnlanders weten wat humor is en zijn de meesters van de satire. Wie ook weet wat humor is is de onvolprezen Willem Adelaar. Zijn gedicht over Venlo is wereldberoemd in Eindhoven, niemand heeft Venlo zo goed verbeeld als hij, zei ik tegen broer Mario. Ik legde Willem eerbiedig mijn net gekochte bundel voor met het verzoek om er iets in te schrijven waarop hij ja sam svinja en ja sam lud neerpende. Hoho, geen schuttingtaal, maande ik hem, schrijf liever ik hou van jou in het Hongaars. En hij krabbelde szeretlek, ondertekend met Sas Vilmos, zijn naam in het Hongaars. Toen konden we eindelijk aan de bubbels. Ach columniste, wat ik de laatste tijd toch allemaal meemaak! kwam Gerwoutje, onze olijke Vlaming. Ik spitste de oren, want het komt niet vaak voor dat dichters me smeken om in de column te komen, laat staan hun hart bij me uitstorten, uit angst voor kwaadschrijverij. Zat er bij ons in Geel een vrouw op een bankje een boterham te eten, werd ze zo maar door de juten op de bon geslingerd! Is het bij jullie dan verboden om een boterham op een bankje te eten? vroeg ik verbaasd. In de coronatijd wel, ja! schaterde hij. Nounou, hoe lang is dat wel niet geleden, gaf ik, maar nu je er toch over begint, wat ik niet allemaal met die juten tijdens de avondklok heb meegemaakt… Complete achtervolgingen! En we haalden gretig herinneringen op aan die goede ouwe gekke tijd en lachten ons een kriek. Je zou er haast nostalgisch van worden.

uit in luiletterland (eindhoven)


het licht in de stad voor stratums dichter, literair
wereldburger die het liefste ik hou van jou in het

hongaars zegt, in de ruimte kruisbestuiving tussen
kunst, kitsch en verversingen die de tongen los en

aan het hossen maken, we halen herinneringen op
aan bizarre jaren die anderen liever in het glas laten

voor de gemoedsrust, de wereld is vol gevaren, maar
zijn woorden zijn er om te bezweren, dichters maken

hun eigen gekte en happen in knappende tekstballonnen,
we vallen talloze vertes in en zo lang we maar in

venlo aankomen, dan nog houdt geen enkele grens
hem tegen, onafgebroken op weg naar het volgende

gedicht, de bloemlezing van het leven op het gezicht
geschreven, de pen met kogels goed gevuld,

oorlog noch schaarste kunnen het stromen stoppen,
het vloeiende koeioneren, de liefde deren die hem altijd

heeft gekend, al waren ze ooit niet samen, de dichter heeft
een broer met auto, mario draait chansons en rondjes

door de lichtstad, het station is niet het eindpunt
en de trein door luiletterland kan alle kanten uit

5 December 2023, Over wolvenvacht & vrieskou

Ik weet niet hoe het met u zit, lieve lezer, maar ik heb me gestoord aan de VVD-advertentie in de zaterdagkrant. Was getekend Dilan Yesilgöz, met haar statieportret er prominent bij. Wie denkt ze wel niet dat ze is? schoot het door me heen. Onze nieuwe première soms? Ik snapte niet goed wat ze ermee beoogde. Was het om Milders te sarren? Die overigens zijn schapevacht ten gunste van zijn wolventanden heeft afgelegd door degenen, die tegen de verkiezingsuitslag demonstreerden voor engnekken uit te maken. Zo kennen we ome Geert weer, maar dit terzijde. Of was het bedoeld als aftrap voor een nieuwe verkiezingscampagne, zoals Wilders’ bezoek aan het door een ophanden zijnde asieltsunami geteisterde Kijkduin dat ook was? Het zou columniste niks verbazen als Dilan en Geert het op een akkoordje hebben gegooid, zo van: als jij nou de formatie opblaast door die weerbarstige Omtzigt de schuld te geven, kunnen we nieuwe verkiezingen aankondigen waarbij we allebei garen spinnen en hopelijk de VVD nog iets meer dan de PVV, nu het land heeft gemerkt dat jij ons als bullebak aan de zijlijn scherp houdt terwijl wij de première en de ministers leveren. Een ander scenario is ook nog mogelijk, namelijk het duitse model, dat er een uitermate impopulaire linkse regering onder Timmermans komt waarop links bij de volgende verkiezingen wordt weggevaagd, want afgezien van de randstedelijke elite moeten de kiezers niets meer van de linkse hobby’s hebben. Het lijkt op een patstelling. Dat zal het electoraat leren, dat krijg je ervan als je op een spookpartij met maar één lid stemt. Wat je verder ook van het Forum mag vinden, dat is tenminste een partij met leden, een wetenschapsbureau en eigen scholen. Daar kan de rechtsconservatieve kiezer met een afkeer van linkse hobby’s als klimaatactivisme, stikstof en wokisme prima onderdak vinden, me dunkt. Zelf zou ik nooit op die partij stemmen, want mijn hart klopt nog altijd links, maar evengoed voel ik me allang niet meer thuis bij de linkse middenpartijen, die de socialistische veren allang hebben verruild voor de wolvenvacht van de markt. Waar het ons aan ontbreekt is een brede, linkspopulistische beweging, wellicht zo een als in Duitsland de afsplitsing van Die Linke, de Gruppe Wagenknecht. Voorvrouw Sarah Wagenknecht spreekt overigens op iedere grote vredesdemo in Duitsland, zoals vorige week nog in Berlijn – dat heb ik Lillian Marijnissen nog niet zien doen. Is de SP eigenlijk voor of tegen de wapenleveranties aan Oekraïne? Ik zou het echt niet weten, want de wereld staat in brand, maar het buitenland was geen thema in de verkiezingscampagne. Alleen Wybren van Haga merkte in het debat tussen de kleintjes terloops op dat de verstrekking van dure wapens niet BVNL is omdat het niet “onze” oorlog is. Dat is nou niet direct mijn navelstaarderij, maar ik vind ook dat de wapenleveranties moeten stoppen en de vredesonderhandelingen beginnen. Sinds corona heb ik vastgesteld dat politiek loopgraaf en landmijn is. Door de polarisatie wordt de nuance steevast verkeerd geduid en de spreker rücksichtslos bij het ene of het andere kamp ingedeeld. Dus daar doe ik geen uitspraken meer over. Maar ik zal me onvermoeibaar voor de vrede in blijven zetten. Door mijn werk voor het 11 juli Srebrenicacomité heb ik gezien hoezeer oorlog mensenlevens verwoest. Op iedere eerste zaterdag van de maand reis ik naar Aken af om bij de Elisenbrunnen voor de vrede te demonstreren. Deze keer deed een in Aken geboren vrouw van palestijnse afkomst haar verhaal, ze vertelde dat al 48 familieleden het leven hebben gelaten en anderen in tenten in de vrieskou bivakkeren. Haar aangrijpende relaas deed heel even de winkelende en Glühweinnippende voorbijgangers stilstaan en naar adem happen.

 Konvooi in vredestijd


Langzaamaan behalve wanneer het snel moet.
Mannen in uniform maken altijd haast om
het einddoel dichterbij te halen. Mensen zijn
als schapen, eenmaal afgedreven blind en zonder

houvast. Wij hebben het voorrecht van een kooi
op wielen waardoor we van de berg rollen, maar
met geduchte drijvers. Het is spertijd voor eenieder
die nog een plekje wil. Het konvooi brengt ons

naar luilekkergebied zonder gevaar voor eigen
leven. Het was haar moeder die toegang tot de
legerplaats vond om het vege lijf te redden. Zij
is de hoedster van huis en grond ver weg van waar

ze zich noodgedwongen ophoudt. Daar is altijd
rumoer, hier gapen lege gezichten haar aan. Haar
mannen zijn niet meer. Haar resten enkel nog de ruwe
maar beschermende handen van de schapenhoeder.

28 November 2023, Over apocalyps en havermelknippers

Wat columniste steeds vaker opvalt is dat je tegenwoordig niets meer kunt zeggen of er wordt een stempel op je geplakt en met vermeende gelijkgestemden in een bubbeltje geduwd. Of erger nog, dat een genuanceerde analyse van de toestand in de wereld met een mening wordt verward. Alsof alles zuiver persoonlijk is en mensen niet meer kunnen bevatten dat er ook nog zoiets als een objectieve kijk op de dingen bestaat – waar je het zelf overigens helemaal niet mee eens hoeft te zijn. De eigen mening is heilig en wordt met veel aplomb aangeboden op de markt van de neoliberale persoonsverheerlijking waarop meteen een oordeel en een signatuur volgt. Zo kreeg ik in verkiezingstijd regelmatig vanuit mijn linkse bubbeltje te horen: Hoezo ben jij zo rechts geworden? Alleen maar omdat ik me gecharmeerd van de bestuurlijke vernieuwing van Omtzigt toonde. Maar hij is hartstikke rechts! was de repliek. Daar moest ik toch even van achter m’n oren krabben. Hij is tegen voltooid leven, tegen het gedogen van drugs, voor Nederlands op de universiteit en wil de migratie binnen de perken houden. Zelf ben ik sinds jaar en dag tegen voltooid leven als vrijbrief om van de nuttelozen van de maatschappij af te komen, gebruik geen drugs, ben een warmbloedig voorstander van het gebruik van correct Nederlands tegen de gruwelijke verengelsing van onze taal en voor immigratiebeperking zo lang we de zaakjes niet op orde hebben, aangezien er in de coronatijd veel asielzoekerscentra zijn opgedoekt die vervolgens niet zijn heropend. Omtzigt toonde zich tenminste verontwaardigd dat de aankondiging van het EenVandaagdebat in het Engels was! Het moet toch niet gekker worden. Is dat dan rechts? Wat dat betreft ben ik ook niet zo beducht voor premier Wilders, zoals de rest van de linkse parochie, die denkt dat de apocalyps nakende is. Wilders wil ook best goeie dingen, zoals het afschaffen van het eigen risico waardoor columniste vanwege haar krappe beurs noodgedwongen zorgmijder is. Gesteld dat er al een kabinet met PVV komt. Ik kan me niet voorstellen dat een partij met maar één lid vakbekwame mensen in huis heeft. In Duitsland zou er geen PVV kunnen bestaan, want om als partij geregistreerd te kunnen worden moet ze een ledenbestand hebben en minimaal één keer per jaar een congres houden. Ben ik rechts – of zelfs extreemrechts –  als ik zeg dat Wilders ook sommige goede punten heeft? Dat is het waar ik tegenwoordig tegen te hoop loop en waar ik dit stukje mee begon. Je kunt zelfs nog maar moeilijk iets zeggen zonder aan de schandpaal te worden genageld omdat je mensen voor het hoofd stoot of op ontelbare spreekwoordelijk gevoelige tenen trapt. Mij valt dat vaak ten deel, zo heb ik al eens moslima’s beledigd door te zeggen dat ik niet tegen de islam ben maar tegen religie in het algemeen. Maakt mij dat een moslimhater? Ik ben net zo goed tegen zwartekousen, reformatoren, Jehova’s, de Pinkstergemeente, gereformeerden, hervormden, katholieken. Verder moet iedereen helemaal zelf weten wat ie wil geloven. Ik heb in het verleden Bosniërs beledigd door hun taal niet Bosnisch maar Servokroatisch te noemen. En laatst was het weer raak bij de kroatische film Seventh heaven waarin een man in zijn midlife er de hele film over doet om zijn vrouw te vertellen dat hij een ander heeft, met hilarische situaties tot gevolg. Daarbij wordt veel aan yoga gedaan, kombucha en saki gedronken en tamari gegeten. Na afloop prees ik de regisseuse met deze geweldige satire op de zagrebse elite, die zo herkenbaar is voor ons in de Randstad en het Gooi, de proseccosippers van Rutte en de havermelknippers van Lubach, zeg maar. Een vrouw voer uit: vreemdgaan is echt niet voorbehouden aan de elite, hoor. Waarvoor hebben wij anders de gooise matras? dacht ik, maar dit terzijde. Ik bezwoer haar dat dit niet als kritiek maar juist als compliment was bedoeld. Ze zal zelf wel tot de zagrebse elite behoren, meende lief. Spraakverwarring zit in een klein hoekje. Misschien haken vele lieve lezers nu wel af omdat ik op deze plek heb opgeroepen om niet bang voor de grote boze operettewolf te zijn.

In de marge

Als de stoelendans is begonnen likken de marginalen hun wonden.
Het schaakbord is gekeerd, de teerling geworpen. Het scorebord telt
zonnige koplopers en miezerende verliezers. Het was een tik die velen 
al zagen aankomen, met uitzondering van de praaldandy die een

antifaklap met gerstenat moest incasseren. Bij de BV van Nederland
gaat de muziek een tandje harder om de uitslag te versjteren, daar
malen ze niet om dooie zetels of politieke pierlala’s, zolang de
paradijsvogels in bonte veren paraderen. De lucht die uit de markt

wordt gezogen ademen ze gretig in. De dierenvrienden slikken hun
krokodilletranen in met een gefrituurd partje zoete aardappel of
een pittige veganloempia. In De Moed – het hart van de tomaat – 
laten ze juist alle principes varen en worden de bitterballen royaal

aangerukt. De rotsvaste gelovigen voelen zich verlaten door hun
achterban, de schapen die in andere weides uit grazen zijn gegaan.
Alleen het christelijke smaldeel voelt zich gedragen door de Vader,
hoopt op een wonder. Verwelkomt iedere premier als poldermessias.

21 November 2023, Over huulbessem en glopke

Columniste verbleef het hele afgelopen weekend in de hoofdstad, worstelend tegen regen en wind om bij Het einde van de wereld te geraken voor de bundelpresentatie van Stichting Spleen over Gaspara Stampa, een 16e eeuwse venetiaanse dichteres van voor die tijd voor een vrouw opmerkelijk openhartige gedichten over haar hopeloze liefde voor een graaf uit Treviso. Diverse hedendaagse dichters hadden er voor de bundel een reactie op geschreven waaronder columniste. Wat opviel was dat de mannen veelal in de huid van de gedroomde minnaar kropen en de vrouwen het meiske als hartsvriendinnen met wijze adviezen overstelpten. Stel je niet zo aan! Get a life! Hij is het niet waard! Gedraag je niet zo ongeëmancipeerd door je lot en leven in handen van de man te leggen! Het advies van columniste luidde: laat de illusie van de prins varen voor de gewone man. Maar ze ging immers dood – ze stierf op haar 30e aan de griep – voordat ze daar de kans voor kreeg, voelde presentator Jos van Hest mij aan de tand over mijn gedicht. En is, zo filosofeerde hij verder, zo’n onbezonnen verliefdheid ook niet iets wat bij de jonge jaren hoort? Ik was zo onthutst dat ik even niets wist te zeggen. Ik dacht altijd dat verliefd worden van alle leeftijden was, maar misschien ervaren sommigen dat anders. Ik deed nog een poging om uit te leggen dat de liefde uit fases bestaat, eerst is er de illusie van de roze bril en pas als je iemand beter leert kennen en met zijn onhebbelijkheden wordt geconfronteerd, vallen de schellen van je ogen. Dan lost de verliefdheid op en verdwijnt in het niets of transformeert tot ware duurzame liefde. Wat dit afgelopen weekend in ieder geval beleden werd was de liefde voor de taal. In Eijlders was een speciale editie over streektaal, ik heb Amsterdams, Haags, Volendams, Twents, Achterhoeks en Midden-Limburgs langs horen komen. Zelf transformeerde ik tot Tineke Schouten en volgens Jan Willem van Hamel was het mijn beste performance ooit. Na afloop raakte ik in gesprek met Sijmen Tol, die zelfs een hele tweetalige bundel Volendams-Nederlands had uitgebracht. Ineens bleken heel veel dichters serieus in de taal van hun geboortestreek te schrijven. Is dat nou verwant aan het Westfries? wilde ik weten. Inderdaad, en ook aan het Zaans, antwoordde Sijmen. Het Zaans? Ik raakte geïntegreerd en bladerde door zijn bundel waar nog best wat woorden in stonden die ik niet kende. Bovendien hebben alle dialecten rond de Zuiderzee een zekere verwantschap, vervolgde hij. Ik zei dat ik de stegennamen in de binnenstad van Alkmaar in het Westfries zo mooi vind. Daar zeggen ze glopke voor steeg, wist Sijmen, maar bij ons betekent glopke de kier tussen de vitrage. Als het donker wordt, gaan in heel Volendam de gordijnen dicht, maar dan is het zaak om het perfecte kiertje ertussen te laten. Dat is een glopke. Ook Michiel Matthes liet zich niet onbetuigd en had gedichten in het Gorssels geschreven. Ik ga ze evenwel niet voordragen, zei hij, maar ik heb ze je gemaild. Daarin trof huulbessem mij wel als het mooiste woord. Langzaam dreven we het gat van Eijlders in en werd de focus van de taal naar de politiek verlegd. Ik vroeg me hardop af wie toch die dwaallichten zijn die van de VVD alwéér de grootste partij dreigen te maken. Pas op, je zit er met één te praten, zei Michiel enigszins in zijn wiek geschoten. Mooi, zei ik handenwrijvend, dan gaan wij ons als tomatenmeisje en rechtse knakker lekker verbinden. Gezien mijn financiële situatie zou ik eigenlijk SP moeten stemmen, stelde hij, maar ik zag laatst zo’n sliert meiden in onooglijk rode tenten. Ik kom uit de textiel en wilde hippe pakjes op maat voor ze maken. Wilden ze niet! Dan verdienen jullie ook mijn stem niet, zei ik. Hier rest enkel nog de huulbessem om de rag van jullie sociogedachtegoed op te vegen. Bekommer je maar om het gorsselse platteland in plaats van als tomatenkoninginnetjes flyerend door de hoofdstad te flaneren.

Zo waar als liefde is

Er kiert liefde door iedere ziel, onder ieder kozijn een geheim
dat wordt gevoeld maar niet gedeeld. Deuren openen een keur
aan voorkeuren, het is een geleur met scherven en schrijnen. Ze
is ongrijpbaar, blijft omslachtig fladderend in de lucht hangen 

en toch vindt iedereen er wat van. In elk huis een ander kruis,
in elk hart een andere tombe. Ze vermomt zich als lust, als zonde,
als hartgrondige hekel, als berouw, als de berooide kou na het
scheiden, de kater bij het wakker worden, de lelijke contouren bij

het openschuiven van de gordijnen. Sommigen zeggen dat ze met 
de jaren wijzer wordt, anderen vertrouwen haar voor geen stuiver.
Je laat je ontvoeren door een prins, gaat met een schepnet achter
de vlinder aan. Realiteitszin is de bedelaar en de rups accepteren

voor wat het is. Ze zeggen dat het met het ouder worden makkelijker 
wordt. Ik zeg dat het drogbeeld van alle leeftijden is. Ook de bejaarde 
laat zich graag een rad voor ogen draaien. Hooguit de Methusalems 
onder ons halen de eindstreep, vinden het enig haalbare ware.

14 November 2023, Over renpaardjes & koelbloedigheid

Misschien kan de lieve lezer zich nog herinneren dat ik in de vorige column de wens uitsprak om gemeentedichter van de Utrechtse Heuvelrug te worden, maar dat zulks smadelijk door de bureaucraten werd getorpedeerd omdat ik niet in hun gemeente woon. Alsof de duvel ermee speelt ontving ik twee dagen later de volgende mail: De Utrechtse Heuvelrug is op zoek naar een nieuwe dorpsdichter (dat “dorps” vind ik een understatement voor een gemeente, die vijf dorpen behelst, waarvan Driebergen zelfs een danig uit de kluiten gewassen “dorp” is, maar dit terzijde) en aangezien u zich al eens eerder hiervoor heeft opgegeven nodigen wij u uit om dit weer te doen. Tja, dan worden de overgangsnukken in mij wakker geschud. In plaats van de mail direct naar de prullenbak te verwijzen besloot ik om een reactie te sturen. Tenzij het reglement is aangepast, typte ik, en ik als ingezetene van Utrecht nu wel voor deze functie in aanmerking kom wens ik niet in de verleiding te worden gebracht om op uw uitnodiging in te gaan. Bovendien zou er een (kleine) geldelijke vergoeding tegenover moeten staan omdat ik geen beginnend dichter meer ben. Ik denk niet dat ze me ooit nog een uitnodiging zullen sturen! Die nuffige Heuvelruggers, wat denken ze wel niet? Voor de lieve lezers die niet met de regio bekend zijn: er staan haast meer villa’s en lustwarandes dan bomen en anders zijn ze wel omringd door bomen, of hekken. Vergrijzing is er de grootste zorg en bestaanszekerheid voornamelijk een veiligheidskwestie, hoewel je er niet echt randalerende moslimjeugd zult aantreffen – inbrekers wél. De toon wordt gezet door wit en cis en in het dorp waar ik vandaan kom is de VVD al sinds jaar en dag de grootste partij. Dat zijn de kiezers die Yesilgöz vermoedelijk naar het Torentje zullen stemmen, ondanks alle schandalen die aan haar voorganger kleven. Maar ze komt uit Amersfoort dat er niet ver vandaan is – dat zal helpen. En velen gaat het, ondanks het wanbeleid van de VVD, nog steeds veel te goed. Het is mij een raadsel dat de ondernemerspartij bij uitstek, die tijdens corona zoveel ondernemers in de kou heeft laten staan, nu toch weer de grootste dreigt te worden. En verder is het verkiezingscircus wat het is: een vermakelijke carroussel vol renpaardjes die hun stinkende best doen om zoveel mogelijk kiezers te behagen. Dan is de koelbloedigheid van Pieter Omtzigt toch wel een verfrissend element bij deze stoelendans. Zoals hij steeds smalend en haast hoorbaar zuchtend de wenkbrauwen optrekt bij wéér een domme, inhoudsloze vraag van de vreselijke Sven Kockelman. Maar het demoniseren is al begonnen. Zo wordt hij naarstig neergezet als twijfelaar en ondoorgrondelijk. Een verademing bij al die zogenaamd transparante politici van de laatste decennia, die knus over hun privéleven babbelen, wat niet meer behelst dan ieder jaar met vakantie naar hetzelfde huisje nummer 69, iedere avond naar hetzelfde restaurant en altijd dezelfde wandeling volgens een vaste route. Pieter baalde zichtbaar toen Sven de Verschrikkelijke een foto van hem als scheidsrechter op het voetbalveld toonde. Werk en privé hou je gewoon gescheiden, is zijn stellige overtuiging. Het gaat niet om de poppetjes, of om wie er premier moet worden, maar om de inhoud. Eigenlijk is Omtzigt een politicus van de oude stempel zoals je ze in mijn jeugd had. Ik herinner me de saaie, ellenlange monologen van Den Uyl. Hoe verfrissend was een Wiegel toen, die bij de verkiezingen van 1977 met zijn 36 jaar een broekie als lijsttrekker was en op TV in tranen uitbarstte om zijn verongelukte vrouw! Nu buitelen de politici over elkaar heen om bij ieder wissewasje als eerste geheel emotieloos te kunnen zeggen hoe erg het wel niet is. Geef mij in dit egotijdperk dan maar de saaiheid en de ondoorgrondelijkheid. Blijft er nog iets te raden over.

De denker

Hij wikt en weegt, streept de voors en tegens tegen elkaar weg,
maakt een kosten- en batenanalyse. Laat de rekenaars de som
der delen bepalen, de redenaars de juiste toon, de verbeteraars
zijn idealen op scherp stellen, de correctoren zijn taal tot

virtuoos uitvlooien terwijl hij meerdere eieren tegelijk
uitbroedt die nog warm van geestdrift zijn. Hij laat het betijen,
alles gedijen tot de schaal voorzichtig opensplijt en de vrucht
te water wordt gelaten dat hij hoogstpersoonlijk naar de zee

heeft gedragen. Straffe gedachten moeten rijpen tot robuuste
wijn van een stroperige volheid. Alleen het goed doordachte
bloed op leeftijd kan ongestoord stromen. Begin niet over de
tactiek van besluiteloosheid of hoe dat de media verleidt te

drommen rond zijn persoon. Beidt uw tijd en duur uw uur is zijn
motto. Hij denkt na zo lang hij dat nodig acht. Gaat alle stappen
nog eens na terwijl de klok tikt. Het verstrijken heeft geen vat
op hem, termijnen overschrijdt hij met het grootste gemak.

7 November 2023, Over hotspots & zaagbeulen

U heeft mij vorige week moeten missen, lieve lezer, want ik was jarig, had een prijsuitreiking in de schuilkerk aan de amsterdamse Singel, was daardoor laat thuis en had een paar wijntjes op om het te vieren. Mijn verjaardag dan, want een prijs won ik niet, wel een bundel. Er was een borrel na afloop tijdens welke Seraphina Hassels mij toevertrouwde dat haar vader Branko vroeger een bekende dichter in Arnhem was. Op Lokkerbol maakte ik indruk met mijn mededeling – op zijn vraag of ik geboren en getogen Utrechter ben – dat ik nabij de stek van Simon Vestdijk in Doorn opgegroeid ben, maar dan in Maarn aan de andere kant van het Kaapse Bos. Mijn favoriete gedicht aller tijden is dan ook “De uiterste seconde” van Vestdijk omdat het zich in het landschap van mijn jeugd afspeelt. Overigens ben ik eveneens fan van Achterberg, niet in de minste plaats vanwege zijn gedicht “Cross-country” over de Piramide bij Austerlitz, maar dit terzijde. Zo chauvinistisch ben ik dan weer wel. Een dag eerder moest de compilatie van mijn eigen gedichten en mijn vertalingen van Mascha Kaléko het afleggen tegen de luisterliedjes van Marjolein Jua bij de 06-bokaalwedstrijd, hoewel mijn oom de dominee met emeritaat en mijn tante speciaal gekomen waren om mij hun stem te schenken. Maar je oma stamt af van armeense prinsen, sprak oom, daarom ben jij vandaag de koningin. Afgelopen weekend was de presentatie van de Taalpodiumbundel – waaraan ik ook mijn woordje heb bijgedragen – in het lommerrijke maar nu verregende en verwaaide Zeist in aanwezigheid van stadsdichters Jan Paul Rosenberg en Pauline Pisa. Van de laatste snap ik niet waarom ze stadsdichter van Zeist is terwijl ze ook bij het Utrechts Dichtersgilde zit en dus een dubbele functie bekleedt, maar dit terzijde. Ik werd aangekondigd als zijnde “woonachtig bij het Kaapse Bos”, wat ik meteen rechtzette door te zeggen dat ik er weliswaar ben opgegroeid maar al sinds 1985 in Utrecht woon. Dat ik om die reden tot mijn grote verdriet geen gemeentedichter van de Utrechtse Heuvelrug mocht worden. Dat zat zo: aangespoord door een dichteres uit Driebergen, met wie ik een pantoumworkshop volgde en die zich lovend over mijn gedicht over Huis Doorn en de duitse keizer uitliet, had ik met twee gedichten over de actualiteit in de gemeente gesolliciteerd. Toen men er echter lucht van kreeg dat ik niet in de gemeente woon, werd ik gediskwalificeerd, zo vertelde ik na afloop aan Jan Paul. Terwijl een dergelijke functie mij op het lijf geschreven is. Toen ik begon met dichten, heb ik mij in eerste instantie door het utrechts landschap laten inspireren. Hotspots als de Piramide, het Henschotermeer, de Grebbeberg, ik heb ze allemaal in een gedicht vereeuwigd. Dagelijks pluis ik meerdere kranten uit op zoek naar actuele highlights als inspiratie voor de Cromakronieken, dus ik kan me niets mooiers dan een stads- of gemeentedichterschap voorstellen. Is dat niet ook wat voor jou? vroeg ik aan godsdienstleraar in ruste Edy Valkenburg, die bij ons was komen staan. Help nee, schrok hij, ik hou me bezig met de klassieken en het Hooglied en voel er echt niks voor om een gedicht te schrijven over drie omgezaagde bomen in Zeist waar dan diverse protesten op komen. O, maar daarvan begint bij mij de inspiratie gelijk te stromen, gaf ik. Ik zou schrijven over het houten hart van die bomen en hoe zich dat verhoudt tot de harteloosheid van de zaagbeulen en de hypocrisie van de protesteerders, want in tegenstelling tot Extinction Rebellion lijmen ze zich niet aan die bomen vast om ze te redden. Een kolfje naar m’n hand zou dat zijn. Als ik me opwind over het verdwijnen van het hertenkamp schrijf ik er ook een gedicht over, om maar een dwarsstraat te noemen. Ach, je wordt heus nog wel een keer gevraagd, zei Jan Paul bemoedigend. Dan zullen ze op hun blote knietjes moeten komen kruipen, zei ik fier. Net als de bomen heb ik mijn trots en laat me niet voetstoots omleggen.

Jachtbitter

We rusten uit bij borrel en ballen in deze
vergaarbak van buitenboemelaars en
pannenkoekenkaners. Herberg van jong
geluk, bezonken glazen, krijsende krenten

en kraaiende grutten. Het Jachthuys van
opgeklopte ingrediënten voor een verzadigd
valies. Eeuwig zingen de bossen voor wie
de ruis wil horen. Bomen buigen zich over

wat hier ligt begraven in de lagen van de
tijd. We rusten uit van het lichaam dat
jij niet achterliet, alleen maar duizenden
vragen en een loze kist.  Geen traan is er

gelaten, enkel de onverholen woede van de
studievriend die je een egocentrische lul
noemde. Het glas dat niet bedoeld is om
te heffen maar om in brandende kelen te

gieten. We zijn niet verslagen, we zijn het
moe. In dit seizoen meer dood dan je aan kunt.
Bitter de afdronk, het bladerballet in de ramen.
Aarde dampt. Kadavers worden weggedragen.

24 Oktober 2023, Over hutspot & hijgerigheid

Columniste heeft nog een ouwe vader, die al vaker op deze plek is aangetreden, maar ook een iets minder ouwe moeder, die ik deze keer in het zonnetje wil zetten. Mijn ouders wonen al heel lang niet meer bij elkaar. Mijn vader woont met mijn stiefmoeder niet echt naast de deur op het westbrabantse land, mijn moeder woont nog altijd in het dorp op de Utrechtse Heuvelrug waar ik ben opgegroeid en dat ik op mijn twintigste de rug heb toegekeerd om mijn geluk in de grote stad te beproeven. Ik ben dankbaar dat mijn ouders nog in redelijk goede gesteldheid op deze aarde vertoeven. Mijn moeder woont met hond Max in een knusse benedenwoning met een tuintje. Haar zie ik vanzelfsprekend vaker dan m’n ouwe vader, soms maak ik haar badkamer of keuken schoon, of kom hutspot eten. Haar laatste geliefde is afgelopen zomer overleden, mijn beste vriend een maand geleden, dus we zijn allebei in de rouw. Sinds kort maakt ze zich zorgen over de toekomst. Ik kan als het moet hier in huis nog wel met een rollator uit de voeten, stak ze van wal, maar hoe moet dat als ik ernstiger gebreken krijg? Er is geen thuishulp meer te krijgen, er zijn geen aanleunwoningen meer, alleen nog maar de gruwel van het verpleegtehuis. Tegen die tijd zitten je zus en je zwager te rentenieren op hun landgoed in Spanje en zijn jij en je jongste zus ook weg. Ho wacht eens even, riep ik uit, wie zegt dat? Jij gaat vast naar Servokroatië emigreren, da’s ook niet naast de deur. Hoe kom je daar nou bij? gaf ik. En áls, dan moet ik regelmatig terug voor lief, die met Utrecht vergroeid is. En ik wil het podium toch ook niet missen. Neem nou de oorlog tussen Israël en Hamas, verzuchtte m’n moeder, dat zou zo maar de Derde Wereldoorlog kunnen ontketenen. Maar ja, Israël moet wel iets terugdoen natuurlijk. Dit is evenwel disproportioneel, bemoeide lief zich ermee, die de zaken altijd graag van twee kanten bekijkt. Ik zweeg wijselijk over China en Taiwan, wat mij een veel ontvlambaarder lont in het kruitvat der wereldmachten lijkt. Jullie hebben elkaar tenminste nog, zei ze, ik ben nu weer alleen en kan het met niemand over de oorlog hebben. Je kunt het er met ons over hebben, zei ik, maar eigenlijk viel er niet zo veel meer over te zeggen dan dat het een verschrikking is. Wat mij overigens opvalt is dat er in deze oorlog wél aandacht is voor de standpunten van beide partijen waar de oorlog in Oekraïne maar van één kant belicht wordt. Het is oké om ook voor de palestijnse zaak op te komen, daarentegen kun je maar beter niet zeggen dat de Amerikanen de russische invasie in Oekraïne misschien wel hebben uitgelokt, maar dit geheel terzijde. Mijn moeder praatte intussen alweer over de verkiezingen door. En wat moet ik nou stemmen? De hele afschaling van de zorg gaat niemand terugdraaien en Pieter Omtzigt hult zich in nevelen. Hij was gelanceerd als de grote belofte, de Messias nota bene, maar het enige wat hij doet is nadenken, hij heeft z’n partijprogramma nog niet eens klaar. Een hele slimme tactiek van ‘m, want nu is stad en land geobsedeerd door de hamvraag: wat gaat Pieter doen? Alleen al daarvoor verdient hij lof, gaf ik. Het is nogal wat om in de hijgerigheid van het nieuwshongerende leven de tijd te nemen om na te denken. Dat vereist moed. Wie doet dat tegenwoordig nog in de twitterpiste? Weet je trouwens wat jij moet doen, moeders? Je moet weer gaan daten. Investeer in een jonge vent voor je toekomst. Help nee, deed ze verschrikt, zo’n oud mens als ik met een groene struik? Zo jong bedoel ik het nou ook weer niet, suste ik. Neem een man van 65. Die willen alleen maar jonge vrouwen, zei ze resoluut. Alsof een man van 65 die kan krijgen, hoonde ik, die vrouwen zijn allemaal vergeven, of ze hebben geen trek in een ouwe bok. Jij ziet er nog jong genoeg uit. Geloof me, dat is het beste medicijn tegen het oudedagchagrijn.

De denker

Hij wikt en weegt, streept de voors en tegens tegen elkaar weg,
maakt een kosten- en batenanalyse. Laat de rekenaars de som
der delen bepalen, de redenaars de juiste toon, de verbeteraars
zijn idealen op scherp stellen, de correctoren zijn taal tot

virtuoos uitvlooien terwijl hij meerdere eieren tegelijk
uitbroedt die nog warm van geestdrift zijn. Hij laat het betijen,
alles gedijen tot de schaal voorzichtig opensplijt en de vrucht
te water wordt gelaten dat hij hoogstpersoonlijk naar de zee

heeft gedragen. Straffe gedachten moeten rijpen tot robuuste
wijn van een stroperige volheid. Alleen het goed doordachte
bloed op leeftijd kan ongestoord stromen. Begin niet over de
tactiek van besluiteloosheid of hoe dat de media verleidt te

drommen rond zijn persoon. Beidt uw tijd en duur uw uur is zijn
motto. Hij denkt na zo lang hij dat nodig acht. Gaat alle stappen
nog eens na terwijl de klok tikt. Het verstrijken heeft geen vat
op hem, termijnen overschrijdt hij met het grootste gemak.

17 Oktober 2023, Over prikkelbeest & zeepkistenklusje

Voor columniste was het hoog tijd om weer eens café Eijlders aan te doen en de aanwezige poëten op mijn voordracht te vergasten. Het thema van de middag was: wat prikkelt jou? – wat sommigen, zoals Kat Kreeberg, letterlijk hadden genomen door zich als prikkelbeest met voelhoorns te verkleden. Terwijl het publiek zich hierdoor liet prikkelen kwam ik juist aangewandeld, want het zat weer eens niet mee met de treinen. Ik schoof aan bij het tafeltje van Emma ter Haar en Maria de Graauw, die mij zowaar van deze column bleek te kennen. Ga je ook wat voordragen? vroeg ik haar. Jazeker, maar ik kan het niet zo goed als m’n dochter, verontschuldigde ze zich. Wie is je dochter dan? vroeg ik. Marthe van Bronkhorst, antwoordde ze. Ach, de geweldige, altijd vileine en gepeperde Marthe! riep ik uit. Schrijfster van het onvolprezen “Het”, de meesterlijke satire over de kleffe liefde van mensen voor hun kinderen. Wat een eer om naast haar moeder te mogen zitten! Ook waren er maar liefst twee gastdichters. Hanz Mirck, die ik van lang geleden uit Utrecht ken, van de dichtmiddagen georganiseerd door mijn overleden vriend de historicus in het eetcafé waar we allebei als vrijwilliger werkten en waar Hanz zijn eerste schreden naar de roem zette. En Tim Pardijs, die als stadsdichter van Zutphen wel eens bij Wibo Kosters in Deventer kwam buurten, als Wibo mij een zeepkistenklusje toespeelde. Maar er was veel meer moois te beluisteren die middag, zoals de expressionistische woordenbrei van Harry Oonk, de voormalige stadsdichter van Ede. Daar heb ik nu nog een trauma van, verzuchtte ie. Want van de SGP, die daar de grootste in de gemeenteraad is, mag een dichter niet vloeken, dus kun je nagaan hoe zeer ik mezelf moest censureren. De Terk droeg een mooi jongensportret voor van een dichtersbende, die eind jaren 60 Zuid-Limburg onveilig maakte. We gaven elkaar een ferme omhelzing en hij vertelde blakend en vol trots over de recente geboorte van zijn achtste kleinzoon. Tja, toen ik bij de bende Vijf van vijf zat, was ik negentien en schreef experimentele poëzie als: Neonlicht – aanuit aanuit aanuit aanuit aanuit enzovoorts. Waar is de tijd toch gebleven. Je poëzie is er in ieder geval wel op vooruit gegaan, gaf ik. Emma ter Haar is een rasperformer en een natuurtalent, maar dat heb ik op deze plek vast al eens geschreven. Ze bracht een ontroerende tekst over een vriend, die met de duiven is vertrokken, terwijl zij in zijn lege huis achterblijft ten gehore. Jan Eijkelenboom deed een verontwaardigd gedicht over de wrede God van een Afghaan. Ook Robin Veen schitterde na een lange afwezigheid met een prachtig gedicht over dood door een waterpistool. Maar nu moet ik van het podium af, zei hij vervolgens. Ik heb alweer genoeg prikkels gehad. Zelf droeg ik een gedicht voor over de voorliefde van de historicus voor jonge vrouwen, over de pluk van wilde wijven en mijn pleidooi voor ontprikkeling, Lof der luiheid. Ik herken hier wel iets van mijn dochter in, zei Maria toen ik weer bij haar aanschoof. Mag ik bij jullie komen zitten? kwam Marius. We zijn aangeland in het gat van Eijlders en ik heb jullie ondersteuning broodnodig. Het komt allemaal door die Wijtgaard, die heeft het ooit benoemd. Waar hangt die eigenlijk uit? vroeg ik. Het was een mooie middag, maar nu we in het gat zijn aanbeland kunnen we wel wat reuring gebruiken. Die zit in Marseille in zijn Haus am See. Foei Marius, wees ik hem terecht, het duitse See is een meer en Marseille ligt toch echt aan zee. Dat weet ik toch, gaf hij gepikeerd, het was slechts overdrachtelijk bedoeld. Wijtgaard gaf jou trouwens vorige maand de schuld van het gat van Eijlders, hij zei dat het allemaal door jou kwam. Hoe kan dat nou? Ik was er niet eens bij! Ach, het deed hem goed om iemand de schuld te kunnen geven van iets wat hij zelf heeft veroorzaakt. Wel, hij is er nu niet, zei ik mijn glas heffend, dus er is geen enkele reden om in dat gat te verdwijnen. Zo lang er drank vloeit is er hoop.

Lof der luiheid

Heilige vlijt van managers en economen in financiële kloosters.
IJverig grijpende tentakels van het wereldlijke web om de raderen
Steeds rapper te laten draaien. Stijfsters, zijdetwijnsters, spinsters,
weefsters naaien de zijden japonnen voor de lichtekooien van de

nijverheid. Een leven lang parels baren, geen kruid verschieten
tot de dood je weggrist, maar dan moet de ziel aan het werk
op weg naar het zwerk en zich wellicht warm lopen voor de
volgende geboorte. Gaten in de dagen stoppen met virtueel vulsel.

Roeien met alle riemen naar gehaaste afspraken en eeuwig willen
slapen. Snorrende senioren, wagentrappende bejaarden die
hun leven willen inhalen of verlengen met een volle kalenderklok
en een kloppende smartwatch. Sla geen slag over, haal alles

uit het pompende hart en die lat kan heus nog een stukje hoger.
Op luiheid staat de doodstraf of tenminste het voortijdige
graf. Het bed is de kist, de bank de baar. Waar is de romantiek
van het contemplatieve, de verkwisting, het glippen door de

vingers, het vlieden van de uren, maanden, jaren? Leg jezelf
in de hangmat van de luie tijd, kruip in de huid van een monnik,
tussen de kaft van het boek. Wees de druppel die de rots splijt.
Bevrijd jezelf van de arrogantie van de wil, wees geduldig met

het lot. Er gaan dagen voorbij dat ik niets bereik, morsig ben met
vers getrokken sporen, mijn sores als kruimels in het bos verspreid.
Mijn zonden op een eenzame rots overdenk. Ik ben lui. Ik heb
vandaag geen stap gezet, niets gepost, geen indruk achtergelaten.

10 Oktober 2023, Over maatpak & zakkenvullers

Columniste keert zo langzaamaan weer naar de toestand in de wereld terug. Helaas, zou ik haast zeggen, want die is verre van rooskleurig, daarvan getuigen de recente gebeurtenissen in Nagorno-Karabach en Israël. Maar ook in Noord-Kosovo is het hommeles. Ik was een maand in voormalig Joegoslavië, heb het nieuws min of meer op de voet gevolgd en regelmatig daarbij gedacht: Kosovo staat op de rand van een oorlog. Dat er in het Westen helemaal geen aandacht voor is verbaast me niets, want de westelijke Balkan is al jarenlang het ondergeschoven kindje van de westerse machten. Landen als Bosnië, Montenegro, Servië, Macedonië en Albanië hebben nu weliswaar het EU-lidmaatschap in het vooruitzicht gekregen, maar vermoedelijk wordt Oekraïne nog eerder lid. Wel is eindelijk het besef ingedaald dat de landen in de westelijke Balkan snel binnengeharkt moeten worden voordat Poetin zich erover ontfermt. Ook in de Servische Republiek in Bosnië wordt het almaar onrustiger met president Dodik, die steeds extremistischer wetten invoert, zoals torenhoge boetes voor het ontkennen of bekritiseren van de Servische Republiek. Drie maal raden wie hem ongetwijfeld hiertoe heeft geïnspireerd. Dodik is echter niets zonder de ruggesteun van president Vucic van Servië, die op zijn beurt weer door Poetin wordt geruggesteund, zo wordt althans beweerd. Maar schijn kan bedriegen. Zeker, het is waar dat Vucic het Kremlin te vriend wil houden door geen sancties tegen Rusland in te stellen. Maar net zulke zoete broodjes bakt hij met Zelensky door de russische inval in Oekraïne te veroordelen en in ruil daarvoor erkent Oekraïne Kosovo niet als onafhankelijk land. Voor wat hoort wat tenslotte. Evenzo zoete broodjes bakt Vucic met de EU, want die heeft hij economisch hard nodig. Tegelijkertijd blijft hij erop hameren dat Servië aan de belangrijkste voorwaarde voor EU-toetreding – de erkenning van een onafhankelijk Kosovo – nooit zal voldoen. Voor mij is de hamvraag voor de stabiliteit in de hele regio: welke kant gaat Servië uiteindelijk op? Naar West of naar Oost? Nu moet de lieve lezer weten dat Servië een soort spiegel van Nederland is met een autocratische, nationalistische president en dito premier in de persoon van de uiterst conservatieve lesbo Ana Brnabic. De oppositie staat daar lijnrecht tegenover, is links georiënteerd en meer op westerse democratische waarden gericht. Precies het omgekeerde van Nederland dus, waar de politieke elite links is en het “volkse” populisme rechts. En zo zou het ook moeten zijn. Want neem me niet kwalijk: Den Uyls verbeelding van de macht is verworden tot arrogantie van de macht en de van oorsprong socialistische, linkse partijen hebben hun ideologische veren al lang geleden ingeruild voor een neoliberaal maatpak. Ik ben geen fan van het rechtse populisme, maar een linkspopulistische partij, die het socialisme weer bij het volk brengt, ontbreekt vooralsnog in dit land. Terug naar Servië. De dagen van Vucic zijn nog lang niet geteld. Dodik is waarschijnlijk ten dode opgeschreven – door verkiezingsfraude aan de macht gebleven weet hij van gekkigheid niet meer wat hij moet doen of zeggen om zijn nationalistische volgelingen – net zulke ordinaire zakkenvullers als hijzelf – tevreden te stellen opdat ze hem maar in het zadel houden. Toch broeit er in Servië iets. Het zou me niks verbazen als westerse krachten in dat land hard aan het werk zijn om een ommezwaai te bewerkstelligen. In de krant Nova is het in ieder geval een en al westerse thematiek als regenboog, klimaatcrisis en energiecrisis – zoals je dat in alle europese landen kunt lezen – wat de klok slaat. Complottheorie? Als het zo ver is, mag u me erop afrekenen, lieve lezer.

op het voetstuk

er groeit al mos over u en de zure regen komt uw oren uit
uw beeld is aan slijtage onderhevig

zo vaak ben ik u gekruist en heb u op mijn geweten
wanneer ik u heel statisch voor de geest haal

in mijn onverbeterlijke dromen, in mijn verdichtsels
bent u kruisvaarder, kapitein en piraat

de soldaat van mijn loopgraafgedachten
de lijfwacht voor mijn venster tot de ziel

u bent foto, u bent standbeeld, een beetje te groot
voor deze wereld, te onaangetast om aan te raken

een liefde in marmer tot ik weer vlees en bloed
verteer en eigenlijk ook een beetje dood            

2 Oktober 2023, Over rouw & raakvlak

Columniste is in de rouw. Mijn beste vriend, op deze plek meermaals als de historicus aangetreden, heeft onverwacht een einde aan zijn leven gemaakt. Behalve historicus was hij o.a. dichter, essayist, fotograaf, mongoolse mondharpspeler, antroposoof, vrijmetselaar, pleinwacht en de laatste jaren politiek activist. Een vervelende lichamelijke kwaal deed hem in een suïcidale depressie afglijden. Ik leerde hem in 1999 bij eetcafé De Baas in Utrecht kennen, toen we daar ongeveer tegelijkertijd als vrijwilliger kwamen werken. Omdat we allebei dichter zijn en een voorliefde voor Duitsland hebben schiep dat een band. We hadden veel raakvlakken en ik kan wel zeggen dat ik door hem kunstzinnig ben gevormd, hij heeft me letterlijk het podium opgeduwd, voor het eerst in De Baas waar hij een dichtmiddag organiseerde en Ingmar Heytze ook nog kwam buurten. Met Heytze had hij in zijn jonge jaren in dichterscollectief Garagedichters gezeten. Hij sleepte me mee naar zijn dichtcollectief Smaragd en dan zaten we maandelijks bij Springhaver gedichten te schrijven. Toen hij een Melkertbaan bij Stichting Nadorst (nu een uitgeverij) kreeg, organiseerde hij expo’s van foto’s en gedichten, zoals Utrecht-Berlijn in Roodnoot en RonDom in diverse café’s aan het Domplein waarvoor ik de poëzie aanleverde. Ontelbare uitstapjes heb ik met hem gemaakt, vooral naar ons geliefde Duitsland natuurlijk. Twee keer waren we een week in Berlijn en de laatste jaren veel dagjes uit in de grensregio in het kader van ons zelfbedachte project Grensstreken. Oók tijdens de lockdowns, want die ophokdwang lapten we aan onze laars. We vulden elkaar goed aan, hij leverde de ideeën en de inspiratie aan en ik maakte er poëzie van. Natuurlijk had hij ook zijn makkes en nukken, haalde soms het bloed onder m’n nagels vandaan met zijn botheid, esoterische geblaat, zijn bij tijd en wijle egocentrische gedrag en starre stijfkoppigheid. Ook kon ik zijn soms bizarre fascinaties niet altijd volgen. Ik kon schaamteloos kwaad op hem worden en dat kan ik alleen als ik vertrouwd met iemand ben, me bij hem op m’n gemak voel. Mijn irritante kleine broertje, noemde ik hem vaak, dat me zelfs in de dood nog tergt door er heel egocentrisch uit te stappen. Twee maanden geleden heb ik hem voor het laatst gezien, toen leek hij aan de beterende hand. Van depressie geen spoor. Daarna was ik een maand in voormalig Joegoslavië en heb niet van dichtbij meegemaakt hoe snel hij kennelijk is afgegleden. De dag voor zijn zelfmoord zei hij tegen een vriend dat hij zoiets nooit zou durven. In sommige dingen kon ik hem niet volgen en hierin al helemaal niet. Wel ben ik me er nu veel meer van bewust dat het leven gevierd moet worden en ben dankbaar dat andere dierbaren er nog steeds zijn. Sterker nog, ieder familielid, iedere vriend, bekende, collegadichter, krijgt van mij een glimlach van oor tot oor als ik hem of haar zie terwijl ik denk: gelukkig leef je nog. Toen ik afgelopen weekend op de duizenddichtersmanifestatie door het hele land mijn bijdrage in Eindhoven leverde en ik voor de deur van de boekhandel Gerard Scharn en Cartouche aantrof, begroette ik ze alsof ze uit de dood waren opgestaan. Poëzie kan de zielenpijn niet helen maar zeker wel verlichten. Na afloop streek ik met Cartouche op een terras neer, ik prees hem omdat hij Titisee bij Freiburg in zijn voordracht had genoemd, een mij zeer bekend oord. We lieten het blond schuimend bier, bitterballen en chicken wings aanrukken en vierden het leven tot de avond zachtroze viel. Er zou niet meer gestorven worden vandaag.

Niet de bestemming

Het gaat om de reis, niet om de bestemming,
zeg je, maar jouw doel was de doodlopende
weg die je bent ingeslagen zonder iemand
iets te vragen. De reis voltrokken we samen,

maar ik had niet gedacht dat je zonder mij
zou aankomen. Wie het langst leeft lijdt
het meest. We zouden eeuwig op wielen
en niet eronder, altijd maar vooruit. Bloed,

zweet en tranen hadden we afgesproken, niet
het gewichtloze lijveloze. Geesten verplaatsen
zich vanzelf, mijn handen en voeten hoeven
jou niet meer te dragen, mijn stem verwaait

in een hooghartig ruisen. De plaats naast mij
is altijd vrij, want jij bent opgestaan. Het
raam spiegelt jou niet meer, in het landschap
een lange winter. Je dacht als astraal lichaam

te blijven, maar de bloemen buigen niet en de
spinnen weven niet jouw gezicht. Je bent voorgoed
dood. In een vreemde stad roept een dichter mij
aan. Hij betaalt de overtocht naar een onderkomen. 

26 September 2023, Over bouwvakker & genadeklap

Columniste wil het deze keer over een ondergeschoven vrouwenonderwerp hebben. Dat betekent dat de heren onder de lieve lezers niet verder hoeven te lezen, maar het mag wel, als u uw geliefde wilt begrijpen en bijstaan. In de Volkskrant werd gerept over een overgangspolikliniek waar vrouwen met zware overgangsklachten een hormoonkuurtje krijgen en leefstijladviezen voor “gezond oud worden”. Wat een columniste in diezelfde Volkskrant smalend deed opmerken dat de oplossing altijd maar weer in hormoonbehandelingen wordt gezocht. En waarom wordt veganistisch eten als ongezond afgedaan? vroeg ze zich af. Door haar veganistische diëet had ze juist een stuk minder last van opvliegers! Uw columniste, lieve lezer, vraagt zich juist af waarom eeuwig en altijd de afgezaagde opvlieger van stal wordt gehaald als het over de overgang gaat. Opvliegers vormen wel de minste van mijn problemen en komen in het klachtenpalet helemaal achteraan. Overmatig zweten is een stuk vervelender, zeker als het op hittedagen bij de minste geringste inspanning als bij een bouwvakker op je voorhoofd parelt en in straaltjes uit je oksels en langs je rug gutst. Op zulke dagen blijf je liever maar in een gekoelde ruimte bij zo min mogelijk lichaamsbeweging. Naar het strand, laat staan zonnebaden is voorgoed verleden tijd. Maar voor de duidelijkheid zal ik mijn top vijf aan overgangsklachten openbaren. Met stip op één: huidproblemen. Vooral de chronische jeuk over het hele lichaam is veel meer dan opvliegers een slaapverstoorder, maar het is ook allerminst prettig om bij lichamelijke inspanning (en dus zweten) onder de rode pukkels te zitten. Op twee: vermoeidheid en gebrek aan energie. Dodelijk voor de inspiratie en de schrijflust. Op drie: vergeetachtigheid en gedesoriënteerdheid. Ik ga het er niet over hebben hoeveel spullen ik al ben kwijtgeraakt, of de paniek die mij bevangt wanneer ik de zoveelste dichter op een poëziebijeenkomst niet herken. In de loop der tijd heb ik wel steeds beter geleerd te veinzen en gelukkig hoef je namen zelden paraat te hebben. Niets laten merken, is het devies, want anders verslijt men je voor oud en dement of erger nog, dom. Op nummer vier: spijsverteringsproblemen. Nooit meer gezonde trek hebben maar of een misselijk gevoel of gapende geeuwhonger. Hieronder schaar ik ook de prikkelbare darm, wat bij mij regelmatig in een race naar de WC ontaardt. Tenslotte op vijf: verdoofde voeten. Pas ver daarna komen de stemmingswisselingen, de duizelingen, spierzwakte en de opvliegers. Lange tijd was ik me er niet van bewust dat ik dit bonte scala aan de overgang te danken had. Over de eerste menstruatie wordt een meisje tegenwoordig prima voorgelicht (zodat ze niet denkt dat ze doodgaat), zo niet over de overgang. Zo dacht ik, toen ik last van slappe spieren kreeg, dat ik binnen een jaar in een rolstoel zou belanden. Bovendien herkende ik mij niet in het klassieke profiel van trek in zoetigheid (ik ben geen zoetekauw) en gewrichtspijnen. Opvliegers vertaalden zich bij mij in een continu soort gloeien, wat meer van koorts weg had. En toen de ellende tegen mijn vijftigste begon, was ik al vijf jaar niet meer ongesteld! Sterker nog, ik heb me nooit beter gevoeld dan in die periode tot de genadeklap me in één keer van mijn levenslust beroofde. En als je even lekker wilt klagen of het bespreekbaar maken, is de reactie van de bitches: Overgang? Nooit wat van gemerkt, hoor! Of in het gunstigste geval: O, dat heb ik inmiddels wel gehad. Terwijl ze jonger zijn dan ik! Het moge duidelijk zijn: ook je lotgenoten vinden dat je over van alles en nog wat mag zeuren, over je kinderen, je verbroken relatie, de baat bij mindfulness – zo lang het maar niet over de overgang gaat. Eerlijk gezegd dank ik de hemel op m’n blote knietjes dat ik geen baan van 36 of 40 uur in de week heb. Ik zou het niet kunnen opbrengen. Maar er is hoop. Er wordt gefluisterd dat met zestig een nieuwe bloeiperiode aanbreekt. Dan mag ik wel opschieten. Volgend jaar word ik zestig, maar ik zie nog geen sprankje licht aan het einde van de donkere overgangstunnel.

Schaakmat in ontelbare zetten

We laten het tikken tussen ons babylonisch
zijn, soms ook willen we elkaar niet verstaan.
Verdragen het niet dat er iets tussen ons
instaat, al is het maar de lucht waaraan we

ons kunnen openhalen, stilte die ons verraadt.
Soms is de klucht een opluchting opdat
we kunnen uitwijken naar het eigen veld
voordat we het spel hervatten waarbij

we ons koning en koningin wagen als we
niet ieder moment konden worden geslagen
door een onvoorziene hardloper. We schuilen
in kuilen van hooigeurend verdriet. Waarom

zie jij alles wat ik zie en zijn we kijkend blind
voor onze eigenwaan, al hebben we alle deuren
wagenwijd openstaan? Zo kwetsbaar was
geen mens, zo duidelijk grens was er

nooit op dit speelvlak van dag en nacht.
De macht van de een is de kracht van de
ander. Ook als je vals speelt zal ik blijven
lachen, berustend wachten op de volgende zet.

15 Augustus 2023, Over hokuspokus & robbedoes

Columniste na geruime tijd weer eens onderweg naar het tuinhuis van de natuurgenezer, die niet mijn lief de bovenstebeste brave gemeente-ambtenaar is, wat veel lieve lezers denken. Ik zou hem niet met een oorlogsmisdadiger durven vergelijken – de echte natuurgenezer trouwens ook niet, dat is enkel dichterlijke overdrijving. Bovendien was ik op weg in vergevingsgezindheid en met een warm hart. Ik stuitte echter op de geilsoldate, die op het tuinhek zat te roken, maar toen ze mij in de smiezen kreeg, de brandende peuk wegsmeet en de loop van het geweer op mij richtte. Galt! Geen stap verder! Ik ben door get Tribunaal aangesteld als Radovans persoonlijke bewaker! Tuttut, gaf ik, ik kom alleen maar voor het bezoekuur en als goede vriendin heb ik de beste papieren. Ik heb óók een geschiedenis met Radovan, dus laten we vrede sluiten en de strijdbijl begraven in plaats van elkaar de ogen uit te steken of overhoop te knallen. Me dunkt dat er in die ellendige oorlog al genoeg bloed is gevloeid. Ze trok de loop omhoog. Nou goed, maar niet te lang, gij geeft get moeilijk. Ik zwaaide de deur van het tuinhuis open waarop ik door een grommend monstertje werd besprongen. Ik wierp het van me af waarop het de gordijnen invloog om zijn geknaag daar voort te zetten. Ik stapte op de natuurgenezer af, die zich verrast van de divan verhief. Zo Radovan, begon ik opgewekt, heb je soms een nieuw waakgedrochtje aangesteld? De bulldog is dood, zei hij, dit is een nieuwe bulldog oude stijl met neus en staart. Maar gij geeft nog geen manieren geleerd, ik geb er de ganden vol aan. En jij? Kom jij eindelijk eens kijken goe jouw Radovan get maakt? Ik gad wel allang dood en begraven kunnen zijn! Niet zo hoog van de toren blazen, gaf ik, jij hebt me zelf destijds de toegang tot het tuinhuis ontzegd omdat je vond dat je niet in mijn leven thuishoorde en ik niet in het jouwe. Wat natuurlijk onzin is, want onze levens zijn al heel lang met elkaar vervlochten, misschien zijn we zelfs wel elkaars tweelingziel. Wat is dat nu weer voor esoterische gokuspokus? repliceerde hij. Als er één iemand de expert op het gebied van esoterische hokuspokus is, ben jij het wel, zei ik, met je fluitekruid en je middeltjes met hallucinerende werking. Hoe staan de zaken trouwens? Lopen je coronapaddo’s nog een beetje? Ik ben ziek, zei hij zieligjes, ik kan mezelf niet eens genezen. Wat scheelt eraan? vroeg ik meelevend. Get bloed stroomt niet goed door get goofd, sprak ie, ik geb duizelingen en ben overgevoelig voor jouw aanweziggeid, zeker als je boos op me bent en naar tegen me doet. Ik ben helemaal niet boos op je, zei ik verzoenend, ik ben juist in alle liefde, die ik maar voor je kan voelen, tot je gekomen. Goed, maar dan ben je vast de volgende keer weer boos, ik weet get nooit bij jou. Get is niet goed om jou te zien, je brengt teveel teweeg. Maar je blijft altijd in mijn gedachten en mijn gart. Jij zult daarentegen vast weer zo garteloos zijn om mij in jouw column zwart te maken, die ik vervolgens weer zal lezen om eraan te worden gerinnerd wat voor misdadiger ik wel niet ben. Ik ging naast hem op de divan zitten en pakte zijn hand. Dat zal ik deze keer niet doen. Beloofd. Daarvoor hou ik toch teveel van je, ouwe robbedoes. En vermeld er ook maar bij, voegde ie eraan toe, dat de escapades met m’n patiëntjes zijn beëindigd. Daar ben ik te ziek voor. Ik geb geen patiëntjes meer. Sterker nog, ik geb nooit escapades gegad maar ben de geilsoldate altijd trouw geweest. Rustig maar, dat was enkel dichterlijke overdrijving. Nu dat is opgehelderd zullen we dan nog een slivootje drinken voordat ik naar Servokroatië vertrek? En laten we de geilsoldate dan ook bij ons gezellige samenzijn betrekken. Ik hoop van harte, Radovan, dat je het een maandje zonder mijn column kunt stellen.

Jij bent het die naar me kijkt zonder dat ik het zie.
Op de momenten dat ik je zie ben je nader dan
tastbaar zonder de aanraking van de hand.
Daarom beroer ik vreemde lichamen in de hoop

dat ik jouw vingerafdruk vind. Ik weet niet waar
ik ophou en jij begint en toch is de weidsheid
onmetelijk als een slobberend pak en de nauwe
huid van het gewoontekorset, de vinger waarom

die ene ring past. Ben ik dan hooguit sentiment
burgerschrik, moeilijk te verteren? Kan ik
worden gemist als een schijnwerper in je innerlijke
periscoop? Je zorgt dat het je aan niets ontbreekt

maar gelukkige mensen zijn het wreedst. Ik wierp
de handdoek in de ring voordat de gong ging omdat
iemand zei, als je loslaat krijg je wat je begeert
en in weggaan schuilt een weerzien. Hoe beweegt

een hond zonder ketting? Soms herken ik de tanden
niet en geef me over aan de illusie van lelies
in het open veld. Maar ik zal altijd lansen
voor je breken, wachtend tot je het ziet.

8 Augustus 2023, Over vredesster & megafoon

Columniste was gevraagd om afgelopen weekend op de vredesdemo in Aken te spreken. Inmiddels ben ik daar kennelijk dermate ingewijd dat men dat aan mij toevertrouwt. Maar ja, ik ben natuurlijk poëet en heb van politieke redevoeringen geen kaas gegeten. Bovendien was het ook nog eens de herdenking van de atoombom op Hiroshima en daar weet ik niets meer over dan wat ik op de middelbare school in “Hiroshima mon amour” van Marguerite Duras heb gelezen. Een poëtische tekst kan ik voordragen, maar een politiek getint, essayistisch verhaal is andere koek. Daarbij ben ik een beroerde spreker in het openbaar. De lieve lezer zal wellicht uitroepen: Maar je hebt zo’n levendige en aansprekende voordracht! Ja, als ik houvast aan mijn tekst heb. En ik was niet van plan om een verhaal van acht minuten uit te schrijven en van een blaadje voor te lezen. Toch heb ik in de trein maar wel wat punten opgeschreven die ik aan de orde wilde laten komen. Ik zie mijzelf als een betrokken en maatschappijkritisch dichter, maar een politieke activist ben ik niet. Doordat ik een aansluiting had gemist was ik nog te laat ook, maar gelukkig had mijn vriend Edwin Giltay de vertraging al bij de organisatie aangekondigd. Ik werd onthaald als de nieuwe vredesster in wording – natuurlijk veel te veel eer als ik mezelf met die Brugmanpraters vergeleek. Nog iets waar Duitsers heel goed in zijn: het afsteken van redevoeringen. Zeker Duitsers van een bepaalde generatie waarmee ik op de ’68-ers doel, die het actie voeren met de paplepel ingegoten hebben gekregen. De docenten van mijn studie Duits lulden met gemak een heel college bij elkaar. Tjonge, wat kunnen die Duitsers ouwehoeren, merkte Edwin dan ook op. Eindelijk kwam de stoet in beweging om door de binnenstad naar de Rathausplatz te marcheren, onder leiding van Doctor Mona uit Mönchen-Gladbach, de geestelijke moeder van de demo’s in Düsseldorf, die onafgebroken in de megafoon brulde, zo hard dat de demo voor het eerst sinds ik meeloop heel wat bekijks van de Aachener trok. Op het plein ging ze vrolijk verder, daarna hield een Bondsdagafgevaardigde een toespraak waarin hij het onder meer over de coup in Niger had. Of ik mijn toespraak wat kon inkorten, vroeg de presentator mij, want alles liep natuurlijk gigantisch uit en stipt om vijf uur moest het plein ontruimd worden. Welja. Ik was allang blij dat ik niet zo lang hoefde te spreken. Ik begon de toespraak met: Oma, erzähl’ nochmal was vom Krieg. Dat had ik als kind herhaaldelijk tegen mijn oma gezegd, gefascineerd als ik was door verhalen over de Tweede Wereldoorlog. Die mensen hadden echt wat meegemaakt omdat ze voortdurend op het randje leefden, vond ik. Voor mij was oorlog een spannende avonturenfilm. Pas toen ik me voor Srebrenica en de 11 juli-herdenking ging inzetten en in die hoedanigheid veel met nabestaanden praatte ontdekte ik dat oorlog helemaal niet zo spannend is, sterker nog, oorlog is voornamelijk verveling en afwachten, totdat het misgaat natuurlijk. Dat oorlog mensenlevens verwoest – fysiek en psychisch – en dat als je het overleeft, je voor de rest van je leven getekend bent en gevangen zit in de kerker van je herinneringen. Dat ik toen pacifiste in de klassieke zin van het woord ben geworden. Dat ik het dan ook niet eens ben met het argument dat de wapenleveranties aan Oekraïne nodig zijn ter “verdediging” van de vrede en dat ik voor diplomatie en onderhandelingen ben. Tenslotte noemde ik nog de vliegbasis Volkel waar atoomwapens liggen opgeslagen, die binnenkort worden ververst en waar je nou nooit iemand over hoort. De Hollanditis van begin jaren 80 is werkelijk morsdood. Gelukkig was mijn tijd om, net toen ik begon te haperen. Nee, spreken in het openbaar, daar zal ik wel nooit aan wennen. Goddank waren mijn nieuwe strijdmakkers wel zo aardig om me na afloop uitgebreid te fêteren.

Afgezwaaid

Je bedenkt timide waar je op zou kunnen
teren als de deur van het huis verdwenen
is, de ondergrond het moeras waar je
zonder omhaal doorheen tijgerde. Anderen

schrijven het verhaal van jouw regiment
een generatie verloren aan achterbank
en patat, maar jij kent de woorden niet.
Iedere aanraking is je vreemd, iedere

gedachte moorddadig. Je kwam als een
klootzak terug in het gespreide bed van
stilte, maar jij hebt lawaai in je hoofd.

De mensen snappen het niet, hebben het nooit
geloofd. Jij loopt met kogels achter je oogballen
leeft een vergeten oorlog in een ver land van droefenis.  

1 Augustus 2023, Over bokaal & kantoorklerken

Columniste organiseert tegenwoordig weliswaar de Slam in Amersfoort waarvan we een paar weken geleden een zinderende finale hadden maar doet zelden nog zelf aan een Slam mee. Niet omdat ik het niet leuk vind of het wedstrijdgebeuren zat ben, maar omdat ik zo’n beetje alle Slams in den lande tot in den treure heb afgegraasd. Slampion worden staat inmiddels niet meer op mijn to do lijstje, want sinds de komst van Madam Overgang kan ik niks meer onthouden laat staan hele lappen tekst uit het hoofd leren. Aan servokroatische woordjes leren heb ik al een hele kluif. In 20 stond ik voor het laatst op de halve finale van het NK en voor het eerst in Tivoli en ik vind het wel goed zo. Maar nu kwam Hoss Wilstra, de drijvende kracht achter 06kunst.nl op het ludieke idee om een bokaal te vergeven met als opdracht: kies een dichter die je bewondert, draag werk van hem/haar voor en reageer daarop met eigen gedichten. De winnaar gaat toch niet naar het NK, hè? riep ik. Want dan ben ik in Bosnië. Hoe kom je erbij? gaf Hoss. Die bokaal is een veel belangrijker prijs dan dat ticket voor het NK. Nu heb ik al een tijdje terug de bundel “Das lyrische Stenogrammheft” van Mascha Kaléko vertaald, die nog op een uitgever ligt te wachten, maar dit terzijde. In ontdekte haar in 2012, toen ik bij de Mayersche in de poëziekast stond te snuffelen en getroffen was door de licht ironische, melancholieke toon van haar gedichten. Ze werd in 1907 in Crzanov, in Oostenrijk-Hongarije, op tien kilometer afstand van Auschwitz geboren. De ironie wil dat ik hier pas achter kwam toen ik in 18 in haar geboorteplaats was en toen was een bezoek aan Auschwitz natuurlijk onvermijdelijk. Zelf zocht ze liever haar heil in de grote stad Berlijn waar ze in 1930 door de Vossische Zeitung werd gevraagd om iedere maandag een gedicht in de krant te publiceren. Het waren gedichten vol grotestadsromantiek en alledaagse beslommeringen, bevolkt door eenvoudige lieden en kantoorklerken waarvan zij er natuurlijk ook één was. Ze werden gebundeld tot “Das lyrische Stenogrammheft”, dat in 1933 uitkwam. Het was een doorslaand succes. Helaas kreeg Mascha vanwege haar joodse achtergrond al snel een Berufsverbot en werd de bundel niet meer herdrukt. In 1938 moest ze naar de VS uitwijken. Naar Duitsland keerde ze alleen nog even eind jaren 50 terug om haar bundel “Verse fúr Zeitgenossen” te promoten, maar een literaire prijs voor haar bescheiden oeuvre weigerde ze omdat één van de juryleden een Nazikopstuk was geweest. Vervolgens woonde ze nog een tijdje in Israël en overleed in 1975 in Zürich. Ze raakte in de vergetelheid tot haar werk, net voordat ik het in de boekhandel tegenkwam, een ware revival beleefde, die tot op de dag van vandaag voortduurt. Vele van haar gedichten zijn inmiddels op muziek gezet. “Das lyrische Stenogrammheft” heeft mij tot de Cromakronieken geïnspireerd, de poëtische columns waarmee ik op de actualiteit reageer en die ik iedere vrijdag op deze pagina publiceer. Dus wat zou er beter bij de opdracht van Hoss passen dan een compilatie van haar gedichten uit het stenogramschrift en mijn Cromakronieken? Hiervoor had ik maar liefst een kwartier de tijd, die ik als enige deelnemer ten volle benutte, want Still Alive hield een nogal lange inleiding, Lars Ferwerda ritselde nogal lang met zijn papieren (tenminste had hij papieren en geen elektronisch apparaat) en Kaj Elhorst dacht dat het publiek geen kwartier lang Remco Campert zou trekken. De driekoppige jury was unaniem, evenals het publiek. Ik geloof dat ik nog niet eerder zoveel handen op elkaar heb gekregen. Dat iemand mij nadien vroeg welke gedichten van Mascha en welke gedichten van mezelf waren geweest vond ik een groot compliment. Mijn succes was gedeeltelijk aan haar te danken en ze verdient in dit land dan ook meer bekendheid. En de hoofdprijs is dat ik het op de jaarfinale in oktober nog eens over mag doen. Ik kan niet wachten.

Facebookliefde

Je maakt virtueel rap kennis met elkaar
als ’t tot een ouderwets rendez-vous komt.
Het heeft wel iets – het is haast onbenoembaar – 
Je bent je niet echt bewust van het gevaar.
Dat is al bij de tweede chat verstomd.

Je hebt lief en hoopt tijdens grijze dagen
op een klein beetje afblazen van stoom.
Je deelt de daaglijkse zorgen en plagen,
deelt de vreugde van een extra toelage,
... al ’t andere bezorgt de smartphone.

Je treft elkaar in virtuele straten.
Je kunt niet ontsnappen. Je bent online
constant door de reële ruis aan ’t praten,
door de roddels van tantes en het blaten
van nichten bespied je stil zijn tijdlijn.

Nu en dan lees je zijn intieme werken
vaart mee in zijn virtuele roeiboot.
Erotiek moet zich tot zondag beperken.
Wie zou denken dat iemand het zou merken?
Je spreekt het niet uit en wordt zelden rood.

Je schenkt elkaar geen rozen of narcissen
en stuurt ook geen troubadour met een luit.
Heb je genoeg van weekendjes, nepkussen
laat je je door zijn appjes niet meer sussen
in de mailbox slechts één berichtje: uit!

Hertaling van “Grossstadtliebe” van Mascha Kaléko 

18 Juli 2023, Over stoute liefde & wraak

Stormvlagen dreven mij naar Eijlders voor de zondagse dichtersmarathon, die uiteindelijk van tien uur ’s morgens tot zes uur ’s avonds zou duren. Columniste kwam heel gemakzuchtig pas om drie uur aankakken, vlak voor mijn presentatieronde omdat tien uur voor mij nog in de nacht is. En tegenwoordig slaag ik er ook niet meer in om langer dan drie uur achtereen naar poëzie te luisteren. Paul Lokkerbol memoreerde om zes uur dat er maar liefst 66 voordrachten waren geweest. Op deze plek wil ik genoemd hebben dat het nieuwe talent Emma ter Haar om kwart over tien ter plekke was en tot zes uur onafgebroken heeft geluisterd, waarvoor hulde. Toen ik aankwam, vertelde Kat op het terras aan Serafina over de haatberichten, die ze op sociale media op haar post op de door een transgender gewonnen missverkiezing had gehad. Ik wilde op sociale media eens buiten mijn linkse bubbel treden door me met die mensen te bevrienden, zei ze, maar dit is ongekend. Tsja. Jaren geleden nam ik het op voor de toenmalige belgische Dichter des Vaderlands Charles Ducal, die een gedichtenreeks over de palestijnse nederzettingen in Israel had gepubliceerd, waarop ik bakken met stront over me kreeg uitgesmeerd. Sindsdien laat ik me op FB niet meer over controversiële kwesties uit, maar helaas wordt de lijst met controversiële kwesties steeds langer. Maar dit allemaal geheel terzijde. In Eijlders kwamen nog genoeg niet-controversiële kwesties ter sprake. Ik memoreer het gedicht over Georgië als het mooiste land op aarde van Anneruth Wibaut en als zij het zegt, zal het wel zo zijn, een gedicht over een vluchteling op de dijk van Jan Eikelenboom, het gedicht over een conducteur van Anne Nederkorn en een hele reeks van Frank Diamand over kapotte relaties. Na afloop van zijn voordracht sprong de 80plusser kwiek op de fiets. Ik mocht stamgast Jan Willem van Hamel, Kat Kreeberg als meesteres van de stoute liefde (maar helaas zonder Kees van Meel) en DePipro als de meester van de tedere liefde aankondigen. Zelf mocht ik twee keer voordragen, dus deed ik weer de iets langere tekst over de tweelingziel. Die tekst raakte me echt, zei Kat me na afloop, vooral dat stuk waarin je stelt dat hij niet in het gedicht wil, maar wél ijdel genoeg is om z’n haar te verven. Over wie gaat het? vroeg lief die net binnen kwam wandelen. Ze heeft een poëtische tweelingziel, verklaarde Kat. Wat vind jij daar nou van? Da’s allemaal poëzie, daar heb ik geen verstand van, bromde hij maar verdween even later uit wraak met Kat naar buiten. Ik concentreerde me op mijn gesprek met Emma tot Kat buiten adem weer voor ons stond. Sorry voor mijn lange afwezigheid, koerde ze, maar ik ben in een vreselijk interessante sessie verzeild geraakt. En weg was ze. Wat vind jij daar nou van? vroeg Emma me. Ach, ik ben blij dat lief eindelijk de poëzie heeft ontdekt, gaf ik. Ik vervolgde mijn lijstje met goede raadgevingen aan Emma, die overduidelijk opbloeide onder al die dichters. Eindelijk heb ik het gevoel ertoe te doen, zei ze blij. Maar ik weet niet zo goed hoe het nou verder moet, met publiceren en publiciteit enzo. Ik ken de ingangen niet. Die kan ik je te zijner tijd wijzen, zei ik, maar dat doet er niet toe. Publiceer niet te snel, want er wordt al genoeg op de markt gesmeten. Neem rustig de tijd om aan je teksten te schaven en ze op het podium uit te proberen en doe volgend seizoen eerst maar es aan de AmersWoordSlam mee. Marius en Michiel voegden zich bij ons, evenals lief zonder Kat. Ik glimlachte minzaam naar hem, want ik weet dat hij betrouwbaarder is dan de zwitserse bank. We discussiëerden over wereldpolitiek en allerlei controversiële kwesties tot het tijd voor een pizza bij de Palio werd. Met opgeheven hoofd liepen we het café uit en de komkommertijd tegemoet.

Komkommertijd

Eén schaap over de dam doet meerdere van het bevlogen pad
afwijken. Het is dezer dagen de hotspot van het Binnenhof, je
hoort er niet meer bij als je niet ook aankondigt te willen stoppen,
het liefst uit humanitaire of familiaire overwegingen om als

martelaar de fakkeldragers en mestgooiers de loef af te steken.
Concurrenten die je tijdens hoogtij naar het leven staan een kans
te geven. Nog één keer door de schijnwerpers uitgelicht voordat
de komkommers rijp, de rapen gaar, de staatsbrouwerij op nonactief

en het land op vliegvakantie gaat. Je eigen vertrek in scène zetten
en regisseren, geen plucheklever noch verenopstrijker te zijn,
dat siert de homo politicus die met opgeheven hoofd de katernen
van de voorpagina’s uitloopt. Men roemt zijn moed en openheid,

het falende beleid wordt hem vergeven zo lang de voorraad aan
lofzangen strekt. De inboedeltaxatie van zijn erfenis komt later
aan bod, dat is een andere tak van sport. Zorgeloos glijdt het volk
in zomerleegte, maakt zich op om de waan van alledag te vergeten.

11 Juli 2023, Over januskop & gerechtigheid

Het is vandaag een droevige dinsdag, lieve lezer, want het is de elfde juli. Wellicht weet u allang niet meer wat er op 11 juli gebeurd is (het neerhalen van de MH17 misschien?) omdat het diep in het collectieve bewustzijn is weggezakt, niet in de laatste plaats omdat er in politiek en media nauwelijks aandacht aan wordt geschonken. De elfde juli 1995 viel óók op een dinsdag, toen om vier uur ’s middags de troepen van Mladic Srebrenica binnentrokken en tienduizenden naar de Dutchbatcompound in Potocari vluchtten in de hoop op bescherming van de VN en Dutchbat. Maar luchtsteun bleef uit, de “beschermde” enclave werd zonder slag of stoot opgerold en de grootste genocide sinds WOII op meer dan 8000 moslimmannen was een feit. Sindsdien steekt Nederland de kop in het zand. Excuses voor het falen van legerleiding en regering zijn nooit gemaakt, er was alleen een (partijdig) NIOD-rapport, dat het kabinet Kok tot een aftreden voor de bühne noopte. Sindsdien is Srebrenica in de vergetelheid geraakt en het herdenken voorbehouden aan een kleine groep van nabestaanden, enkele Dutchbatveteranen en politiek activisten, geïnteresseerde journalisten en andere belangstellenden, zoals columniste. Sinds 1995 wordt Bosnië volgens het Daytonaccoord bestuurd, wat niet verhindert dat etnische ongeregeldheden herhaaldelijk oplaaien. Wat erop neerkomt dat corrupte leiders met de regelmaat van de klok met afscheiding van hun exclusieve territoriumpje dreigen. Ieder moment kan de vlam weer in de pan slaan, maar de EU heeft het te druk met Oekraïne, hoewel het een met het ander samenhangt, want de bosnische Serviërs weten zich in hun afscheidingsstreven geruggesteund door Servië, dat weer door Rusland wordt gedekt, al zal januskop Vucic er niet over piekeren om de EU geheel de rug toe te keren omdat Servië economisch te afhankelijk van Europa is. Maar feit is wel dat er door de russische inval in Oekraïne ook op de westelijke Balkan een precaire situatie is ontstaan waar de EU geheel aan voorbijgaat. Het enige is dat Bosnië onlangs tot kandidaat EU-lid is benoemd, maar tegelijkertijd zit een lidmaatschap er niet in zo lang de Daytonpolitiek corruptie en etnische afscheidingsambities in de hand werkt en democratie onmogelijk maakt. Maar ik zal u verder niet met het corrupte karakter van het bosnische clientèlisme vermoeien, lieve lezer. Daarbij vergeleken is onze overheid heilig. Maar ook in ons eigen Nederland hebben we andere zorgen die zich voor de camera staan te verdringen. Net als het bij de val van het kabinet Kok helemaal niet om het NIOD-rapport ging gaat het bij de val van Rutte 4 niet om asielzoekers maar om politiek gewin en wil men het ijzer van nieuwe verkiezingen smeden als het nog heet is, de VVD het hoogste in de peilingen staat, de BBB geen premier kan leveren, Omtzigt nog niet op orde is en de linkse wolk slechts een vuiltje aan de lucht. Het zou mij niets verbazen als Rutte dit van tevoren allemaal heeft uitgedokterd, wellicht heeft hij zelfs zijn eigen vertrek geregisseerd. Maar terug naar de herdenking van de Srebrenicagenocide. U zult zich vast afvragen, lieve lezer, waar al dat herdenken nou voor nodig is. Hebben we net Ketikoti gehad en volgende week weer de MH17 en dan moet Srebrenica daar nog eens tussen gepropt worden. Columniste zal u zeggen dat het inderdaad nodig is. Omdat het gaat om de grootste genocide in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog. Nooit meer, zeiden we toen, maar het gebeurde toch weer. Omdat er nooit excuses aan de nabestaanden zijn gemaakt. Van een toespraak, zoals de koning die tijdens Ketikoti hield, kunnen zij alleen maar dromen. Het is echter te hopen dat zij geen 150 jaar op gerechtigheid hoeven te wachten.

United Nothing

Ik word geflankeerd door een hond, hij wijkt niet van mijn zijde.
Wat wil hij? Een lik, een aai, een woord van troost? Of wellicht mijn
kliekjes? Ik kan hem een bot toewerpen, maar hij komt hardnekkig terug.
Zo patrouilleren we jaar in jaar uit door de bergen, alleen door de seizoenen

aangetast. Ik dicht mezelf de rol van stoere soldate toe, slapend
onder een legergroene lucht behangen met insignes, maar zie steeds
de letters United Nothing rood oplichten. Ik ging liggen
als een hond, ik bezit geen klauwen, alleen deze twee handen

voor de hulpelozen om te dragen. Het is nooit genoeg, ik ben niet degene
die alles in zijn hand houdt en de botten vallen overal vandaan.*
Ik had net zo goed haar kunnen zijn, wachtend tot het lot
wordt gekeerd. We hebben allebei het mes stevig vast, maar weigeren

het te gebruiken. Wachten is ademen en leven. De hoop niet opgeven.
Wensen dat het beter wordt. Dat het bos zich opent. Ik zou voor altijd
zo willen blijven. Als de botten worden geleverd zou ik ze niet willen.
Liever dromen van hoe het ooit, de hond velen, met schaduwen praten.

4 Juli 2023, Over marathons & muffin

Gelukkig is de warmte geweken en heeft plaats gemaakt voor verkwikkende zomerregens, dus columniste kon weer voor de poëzie op pad, al bleek Alkmaar een onbetamelijk doolhof als je een zeker antiquariaat niet weet te vinden. Wel een mooi antiquariaat, de Alkenaer, nog ouderwets tot het plafond met boeken opgetast en achterin een podiumpje vol poëziereuring. Grappig dat sommige toehoorders mij voor “van duitschen bloed” hielden vanwege mijn authentieke uitspraak van Autobahnkirche Baden-Baden. Nu zeiden duitse Slammers ook wel eens tegen mij dat ze dachten dat onze utrechtse prins Bernhard (Christiansen) een Nederlander was, maar dit terzijde. Koos Hagen was er – die ik al lang niet meer gehoord heb – met maatschappelijk bewogen teksten waarmee ik hem na afloop complimenteerde. Toch denk ik erover om te stoppen met schrijven, zei hij. Nee toch, gaf ik, de meeste dichters schrijven over bloemetjes en bijtjes, maar wij nemen tenminste onze activistische verantwoordelijkheid. Zeker in deze bewogen tijd is het je opdracht als dichter om je uit te spreken alsook een uitdaging om de nuance te bewaren en wappies noch schapen voor het hoofd te stoten. En daar kwam een sterk vermagerde Terk aanzetten. Dat komt door het dagelijks lopen van marathons, meldde hij trots, want de coronakilo’s moesten er hoognodig af. Zeg, zullen we onze verhouding weer oppakken? stelde ik voor. Ik ben wel aan de zomer van onze liefde toe, ik heb minder gef in de staart, ben rijper en milder geworden. Dat gaat zo maar niet, veerde Terk op, één zwaluw maakt nog geen zomer. Bovendien heb je me destijds in Café Blutgericht in Koningsberg in de kou laten staan, dan kun je niet doen alsof er niets gebeurd is. Ik ben maar amper aan de bloeddorstige Wagnerhouwdegens ontkomen. Die zitten nu veilig in Belarus opgeborgen, suste ik, kunnen we dan niet een voorproefje uit onze vorige reeks als opwarmertje voor de volgende geven? Nou vooruit, maar ik kan niets beloven, bij mij zomert het nog niet zo met al die regen. Maar de volgende dag was de lucht strakblauw voor de Dag van de Roos in het scheveningse Westbroekpark. Als rozen verklede dames huppelden in de zonneplas rond en de dichters hadden behalve aardig wat oren tevens de kopjes van de aanpalende rozen als toehoorder. De middag stond onder de bezielende leiding van de immer enthousiaste Lucie Polders wier mouw een tattoe blootliet. Omdat ik wat later was mocht ik maar drie rondes met één gedicht, dus pakte ik meteen uit met een karakterschets over mijn tweelingziel waarvoor ik vooral lof van de aanwezige jongemannen oogstte terwijl mijn tweelingziel de jongelingenfase allang is ontstegen. De laatste tijd kijk ik op het podium vaker op mijn jeugd terug, wat het bij jongeren ook wel goed doet, want andere tijden andere zeden waarin veel meer mocht en mogelijk was. In de laatste ronde mocht ik er twee voordragen omdat mijn goede haagse vriend Edwin Giltay inmiddels was neergestreken. Als mijn trouwe lezer verdient hij nu ook eindelijk eens een plaatsje in de column. Is dit je tweelingziel? vroeg Lucie na afloop nieuwsgierig, maar neen, die geeft zichzelf niet voetstoots prijs. Met mijn goede vriend, die niet mijn tweelingziel is, en lief, die inmiddels was aangekomen, deden we een fotosessie bij de rozen alvorens in de theetuin achter de bunker neer te strijken om over activistische onderwerpen van gedachten te verwisselen maar waarmee ik u omwille van de nuance niet zal vermoeien, lieve lezer. Toen een meeuw op de tafel landde en er met een muffin vandoor ging, was het tijd voor een stevig stuk vlees en een slivo bij de Balkangrill.

stadsgezichten

zelfs de meeuwen horen ervan op
(er zijn café’s waar obers met vreemd accent
beerenburg niet kennen en dan bedenken
om de fles in het glas te schenken)

mijn tijdelijke muze duikt aangekondigd op
sterk vermagerd niet door ziekte of lintworm
maar door de dagelijkse marathon
om overtollige ballast kwijt te raken

de stad voegt zich naar het dralende verdwalen
het is die ene dag in de zomer die het gemis
dragelijk maakt en hoop doet bloeien
als de kopjes van de rozen onder de gieter

of de meeuw die weigert harde noten te kraken
en hooghartig aan de kant blijft
we loeren onvermoeibaar naar elkaar
hij trekt de snavel geeuwend open

maar geeft geen kik, laat zichzelf te water
om te drinken zoals ik van de beerenburg nip
geen bericht van mijn muze voor het leven
er zijn dichters die willen stoppen met schrijven

er is liefde die van geen wijken wil weten
er is glas dat weigert te breken voor de kraai
die de vleugels wil uitslaan, een barmhartige
helpt hem ontsnappen, hij zet het op een krijsen

27 Juni 2023, Over leestroostpaleizen & rock ‘n roll

Columniste was even afwezig, de wereld nam mij te zeer in beslag. Ook de hitte bezorgt mij aardig wat hoofdbrekens in mijn mansarde met twee dakramen. Gelukkig beschikt lief over een koele parterre, alleen zijn de slaapvertrekken boven net zo warm. Dan zou je een bergtop in de buurt wensen om naar koele regionen te kunnen reiken, maar dit terzijde. In dit muggenziftende moerasgebied zoek ik het liefst de koelte van bibliotheken en kerken op. Een prettige bijkomstigheid is dat de café’s aangenaam leeg zijn omdat de terrassen vol zijn. Bibliotheken zijn natuurlijk leestroostpaleizen bij wat voor weer dan ook, maar speciaal als de helse zon de stenen blakert en het asfalt doet dampen. Daarom ging ik maar weer eens naar het onvolprezen open podium in de OBA om naar poëzie te luisteren, wat ik tegenwoordig eigenlijk nog maar zelden doe als ik niet zelf voordraag of presenteer. Maar bij het open podium word ik altijd wel verrast, of ontdek een nieuw talent. Op podia kom je veelal dezelfde dichters tegen en soms ben je gewoon aan een nieuw geluid toe. Een tijdje geleden vroeg een jonge duitse Slammer mij wat mij inspireert. Naast de liefde, de man en de wereld? Wat ik op het podium van collega’s hoor, waarbij ik denk: dat kan ik nóg beter verwoorden, of dat kan ik gebruiken om op mijn manier op voort te borduren. Ik heb namelijk zelf helemaal geen fantasie, ik ben afhankelijk van de thema’s die ik krijg aangereikt, door het leven, het podium of de actualiteit. Soms gebeurt er ook niets (het leven van een dichter kan niet altijd rock ’n roll zijn, vaak is het saaiheid troef), of vermoeit de actualiteit mij alleen maar. Het korte lontje van Dennis Wiersma laat me koud, laat staan het hele meningencircus eromheen, ook het mislukte landbouwakkoord boeit me niet en de nakende klimaatapocalyps zal mijn tijd wel duren, al komt de hitte van tegenwoordig mij niet gelegen, want voor de opvliegers van Madame Overgang is alles boven de aangename kamertemperatuur van 20 graden een bezoeking. Over naar de poëzie dus. Ik werd verrast door de 90-jarige Rosa met haar aangenomen dochter Ruth, die in de verste verte als Judith Herzberg klonk. Dan was er het jonge groningse talent Jaimy Hindriks (“Mensen zeggen altijd Jimmy Hendrix tegen mij”) met een tekst over een bijzondere man, die ze op Oerol had ontmoet, en een tekst over Chet Bakers raamval, en bood rapgranny José van Zutphen ons een kijkje in de keuken van spoken word en rap. Na afloop is er altijd de beregezellige nazit in de hoogste regionen van de OBA. Moest jij niet voordragen? vroeg Are Meijer mij. Welnee, gaf ik, ik hoef echt niet altijd in het middelpunt van de belangstelling te staan. Tegen de 90-jarige Rosa zei ik dat ik haar gedicht over de oorlog en de jodentransporten zo mooi subtiel had gevonden. Ik ben vreselijk bang voor de derde wereldoorlog, kwam José. Iemand zou Poetin eens moeten vermoorden. Dat zou niets helpen, gaf ik, dat zag je ook in Irak nadat Saddam was afgezet. Het land verviel in chaos. In Rusland barst dan ongetwijfeld de oorlog tussen de oligarchen uit. Bovendien vormt oorlog tussen de VS en China een reëler gevaar, daar heeft Kissinger voor gewaarschuwd. Maar laten we het niet over de oorlog hebben, ik ben moe van de oorlog waar, wanneer of met wie dan ook. Laten we de oorlog tot het podium beperken en wel woensdag aanstaande bij de jaarfinale van de AmersWoordSlam in de Sint Rochuskapel. Da’s tenminste een sportieve strijd met een spannende battle. En ik liep naar buiten om mijn kruimels aan de eenden te voeren, maar de toesnellende meerkoeten begonnen een oorlog.

Wat vrijheid is

Vrijheid is het ontbreken van tralies in je hoofd en een helder 
zicht. Het is voelen uit welke hoek de wind waait en met je neus
de tegenovergestelde richting volgen. Weten waar de valkuilen
zijn en doen alsof je neus bloedt. Overleven in kelders en het

daglicht niet schuwen. Het dagelijkse manna met open armen
ontvangen in het volste vertrouwen dat het niet giftig is.
De gast verwelkomen die een bomgordel draagt en er zeker
van zijn dat die op het laatste moment toch niet afgaat omdat

de dader zichzelf straft door nalatigheid. Door mijnenvelden
hinkstapspringen omdat je de keuze hebt waar je je voeten
neerzet. Je pen slijpen om je doodsvijanden met woorden
in plaats van messen te lijf te gaan en vooral niet te trillen

als een veertje als de loop van een geweer op je gericht wordt. Het
is de geest die op de juiste leest geschoeid ook als roepende in de
woestijn kan overleven. Het is het open vizier, het zeggen ik hou van
jou en niet bang te zijn voor het bloeden noch de blauwe plekken.


6 Juni 2023, Over zomerhitte & vruchtbare aarde

Vorige week heeft u mij moeten missen, lieve lezer, omdat ik op pinkstermaandag bij Vurige Tongen op Ruigoord was, alwaar ik met mijn poëziemaat Peter Posthumus bij het Kabouterhuis een duovoorstelling gaf. Een paar dagen eerder hadden we hetzelfde gedaan bij het Poëziehuis van Jeanine Hoedemakers in Rosmalen. Daar waren mooie dingen te beluisteren, zoals ook bij Vurige Tongen, alhoewel het Kabouterhuis de inspirerendste plek was met een doorlopend open podium. Goed, de Poëzieboys in de Salon waren leuk met hun imitaties van Vinkenoog en Johnny de Selfkicker – vooral die magistrale stralende zon is me bijgebleven -, maar het Kabouterhuis was waar het gebeurde, met poëzieveteranen als Merik van der Torren en Mirjam Al (met hond Bettie), maar ook nieuw talent Jaimy Hindriks en een uitgebreide speelsessie van het poëzie/muziekcollectief uit Alkmaar, dat mijn voordracht ook wel eens heeft gedragen. De mannen waren goed op dreef en hadden muzikaal en poëtisch echt iets te vertellen. Ik trof oude bekenden als Cathelijne Beijst, Hans Plomp en Aja Waalwijk maar ook de nieuwe bekende Michel Kasper. En natuurlijk miste ik bekenden, met name onze beroepsluisteraar Bentsion Soetendorp, die nooit een editie van Vurige Tongen oversloeg. Maar ook sonnettenbakker Jan Kal, die vorig jaar nog een vlammende voordracht in de door de regen volgepakte kerk ten beste bracht. Eigenlijk is Vurige Tongen ieder jaar gedenkwaardig, zo waren vorig jaar de openluchtpodia, waaronder dat bij het Kabouterhuis, door de regen weggespoeld. Dat was net voordat de zomerhitte losbarstte en de waterreservoirs leegraakten. Nu luidde het festival juist de droogte in. Maar wat de poëzie betreft staat columniste eigenlijk nooit droog. Afgelopen weekend had ik een wel heel bijzondere voordracht bij de vredesdemo in Aken. Ik liep al maanden rond met het verlangen om me tegen de zinloze oorlog in Oekraïne uit te spreken, tegen oorlog überhaupt. Toen ik nog jong en naïef was, had ik een romantische voorstelling van de Tweede Wereldoorlog, wat in mijn ogen een ontzettend spannende tijd moest zijn geweest, met helden en schurken, slachtoffers en beulen, gestraften en verlossers. Natuurlijk waren de concentratiekampen gruwelijk maar ver weg in het verleden en sindsdien was de wereld veel wijzer geworden. Ook nog als afgestudeerde germanist stond mij dit beeld voor ogen. Dit begon pas te kantelen toen ik me met Srebrenica en de oorlog in Bosnië ging bezighouden. Zoveel gruwelijkheden heb ik gelezen, zoveel getuigenverklaringen gehoord dat ik maar één conclusie kan trekken: oorlog is smerig en laaghartig en maakt mensen – als ze het al overleven – lichamelijk, mentaal en psychisch kapot. Zoals kampoverlevende Frank Diamand het een paar weken geleden bij Eijlders zo treffend verwoordde: Psychotherapie heeft voorkomen dat ik zelfmoord pleegde. Ik verafschuw oorlog en dat wilde ik op de demo in woorden uitdrukken. Even overwoog ik om een toespraakje over de oorlog in Bosnië en de genocide van Srebrenica te houden, maar uiteindelijk kan ik het alleen met poëzie zeggen. Ik ben geen actievoerder. Ik kan ontzettend jaloers zijn op die doorgewinterde activisten met hun loepzuivere politieke analyses, redevoeringen (veelal uit het hoofd) en feitenkennis, want ik krijg dat niet voor elkaar. Ik kan enkel maar vanaf het papier actievoeren. Ik stond gedurende die twee minuten dat mijn tekst duurde al te trillen op mijn benen, laat staan dat ik een toespraak van een half uur had moeten houden. En gelukkig viel mijn actiepoëzie in vruchtbare aarde.

op een dag

er was niet eens regen voorspeld
de zon brandde door het ozon
de mensen droegen hun gezicht als ijslolly’s

op de terrassen een gekoer van jewelste
witte schorten lopen trapeze
blauw is het gemoed van paradijsvogels

ook al is het oorlog in een ver land
die eenieder bij het opstaan gruwelijk vindt
voordat er wordt overgegaan tot de orde van de dag

worden mijn brieven aan jou onderschept
door een furieuze furie
omdat het verhaal niet zonder schurk kan

zijn kerken het walhalla voor postmoderne pelgrims
met ogen op steeltjes en identiteiten op stokjes
waar kaarsen branden tot ze op zijn

en niet door de wind van verandering uitgeblazen
vechten de duiven om een pizzapunt
in het universum van overvloed

voeren de dikbuikigen het hoogste woord
zijn de dikhuiden overgevoelig
voor een koutje, een steek in de onderrug

beter niets geschreven in een wereld van staal
waarin niets beklijft wat dun gekerfd
en toch is er weer een dag opgespaard 

23 Mei 2023, Over nijlgans & mattenklopper

Columniste dezer dagen druk met de poëzie in de weer, met hemelvaart en pinksteren buitelen de woorden over elkaar heen en spreken de tongen. Zo was er weer de Haarlemse Dichtlijn, deze keer in het Verhalenhuis, met een heuse dominee, die ons wees op het ontbreken van de kleur blauw in de bijbel, samen met de mantelverzorgster, die Paul Roelofsen van het podium afhielp wat hem verrukt Leve de mantelzorg! deed uitroepen. Er was het poëziefestival op de utrechtse Neude voor de bieb en natuurlijk Eijlders, waar deze keer aardig wat vers bloed op afkwam. Lucie Polders en Florens Potter uit Den Haag, de laatste had de euvele moed om het voor de boeren op te nemen en de illusies van de hedendaagse politiek door te prikken, iets wat door de rebelse en anarchistische dichters veel te weinig wordt gedaan. Ook het nieuwe (Slam)talent Emma ter Haar was op mijn aanraden naar Eijlders gekomen en Peter Posthumus was weer in den lande. Vrouwkje Tuinman had het als gastdichter over haar Starik en kennelijk herinnerde ze zich mij nog uit haar utrechtse tijd, want ze verontschuldigde zich speciaal bij mij dat ze voortijdig weg moest en niet naar mijn voordracht kon luisteren. Het thema was tijd, wat voor vat de tijd op je heeft. Ik deed een gedicht, dat ik na afloop van de Dichtlijn in Café Brinkmann te Haarlem had geschreven, een filosofische bespiegeling waarvoor ik de regel van Godfried Bomans over de goede oude tijd achterop station Haarlem had gebruikt. Verder deed ik een gedicht over het cancelen van de curryworst en het tijdverdrijf op internet. Na afloop zei een dichter me: Vooral jouw laatste twee gedichten vond ik erg goed. Ik was haast beledigd. Die laatste twee waren maar gekkigheid terwijl ikzelf het eerste als het beste van de set beschouwde. Opmerkelijk toch dat het publiek nou nooit je beste werk als dusdanig waardeert. Maar ach, ook Maarten ’t Hart vindt niet zijn bestseller Een vlucht regenwulpen zijn beste boek, maar het veel gelaagdere (en dus moeilijker) De jakobsladder en daarmee kan ik het als publiek alleen maar eens zijn. Inmiddels zat ik met Emma Ter Haar aan de jenever als een stel duiven te koeren en Emma werd dermate licht in het hoofd dat ze een perfecte imitatie van een nijlgans deed. Seraphina Hasselt passeerde ons geeuwend op weg naar de uitgang. Sorry, ik heb twee nachten bijna niet geslapen, zei ze, want mijn foute liefde wil mijn gedichten niet meer. Ik heb hem een jaar lang heel platonisch wekelijks van geestelijk voer voorzien, maar nu heeft zijn maitresse mij uit jaloezie zwart gemaakt en hoeft het ineens niet meer van die arrogante egokikker. Daar is het ook een foute liefde voor, gaf ik, en dat er een andere vrouw in het spel is verbaast me niets, zo gaat dat altijd. Wie was er fout in de oorlog? kwam Wijtgaard. Ik noem geen namen! riep Seraphina verschrikt. Dat kun je maar beter wel doen, sprak Wijtgaard dreigend, dan weet ik hem te vinden om hem es met mijn vuisten te bewerken. Ik heb Arie hier al een tijdje niet meer gezien en ben wel weer aan een potje matten toe. M’n poot is praktisch weer in orde en verlangt ernaar om uit te halen. Alsjeblieft, smeekte Seraphina, doe het niet, hij moet al onder het mes voor een facelift. Ha! riep Wijtgaard verheugd, niets mooiers dan pas verbouwde smoelen opnieuw te verbouwen, dus geef mij snel die naam en laat het niet Arie zijn, want die is vast nog niet bekomen van mijn laatste mattenklopper. Of anders til ik je aan je voeten op en schud je als een spaarpot uit. Vergeet het maar, zei Seraphina kordaat, hij is veel te berucht in Letterland, daar gaan repercussies van komen en dan rolt mijn kop. En ze stapte fier naar buiten. De teleurstelling droop van Wijtgaards gezicht. Verdomde jammer, mokte hij. Maar wat doet die nijlgans daar eigenlijk? Dat zal ‘m toch niet zijn?! Waarop talloze veren in het café neerdaalden.

Kleine tijdwijzer

“Ook deze tijd zal eenmaal de goede oude tijd worden”
Godfried Bomans

Ik ben zo iemand die de tijd afdraagt tot er gaten in vallen,
die de dagen slijt en niet wil toegeven dat er lappen op genaaid
moeten worden of vervangen door kekkere exemplaren. Wat
Vadertje Kronos doet is het stapelen van data, jaartallen, kleinoden,

mottenballen, dronken loze woorden, het mos, de klimop rond
Doornroosje. In mij een zolder van teruglopende klokken en
verlopen uren, altijd ben ik op weg naar een afspraak die niet
meer staat, een belofte die is ingelost, een feest dat is geweest

terwijl ik me opmaakte voor het aperitief. Ik versta de kunst van het
achterom kijken zonder tegen lantaarnpalen op te botsen en in verse
sneeuw het spoor terug te vinden. Mijn lijf is een archeologische
vindplaats van kinderziektes en grotemensenleed, mijn hoofd een

bewaarplek voor huiverige wensen en neerplenzend verdriet
waarvoor ik de luiken discreet heb neergelaten. Hartstocht is heimwee
en liefde oud zeer tot op de draad versleten maar dicht op de huid.
Toekomende tijden doen je enkel bedelen om uitstel en leren

je niets te verkwisten omdat alles schaarser wordt als je
eenmaal aan het verlies gewend bent geraakt. De horizon steeds
dichterbij die geen valangst meer veroorzaakt. Tot tijd alles is
wat je nog hebt. Je niet meer tegen de zandloper hoeft te vechten.   

9 Mei 2023, Over conflicthaard & escalatieladder

Columniste eens niet voor de poëzie onderweg, want soms mag de muze lekker met zichzelf gaan spelen. Ik hoef ook niet meer zo nodig op ieder beschikbaar podium ieder weekend en soms ook nog op doordeweekse avonden mijn stem heinde en verre te laten klinken. Ik heb mijn “stampodia” bij Eijlders in Amsterdam, café De Schouw in Rotterdam en de Poëzieclub in Eindhoven en verder laat ik de aanbiedingen tot mij komen. Over gebrek aan belangstelling heb ik niet te klagen en natuurlijk is het fijn om een zekere populariteit te genieten, maar sinds corona sla ik ook wel eens iets af. Of ga met lief wandelen, die alleen in het weekend tijd heeft. Zelfs mijn familie zag ik in de coronaperiode vaker. En nu draag ik ook nog zorg voor de AmersWoordSlam, wat ik erg leuk vind om te doen, vooral het presenteren, maar ik behoor inmiddels tot die dichters, die heel goed zonder het podium kunnen. Ook wil ik soms de bakens kunnen verzetten, al heb ik altijd wel poëzie in mijn hoofd of muziek in mijn oortjes. Zo zak ik geregeld voor een bliksembezoekje naar Aken af en ben dolblij dat ik dan in de trein drie uur lang ongestoord kan schrijven en vertalen. En mijn pen scherpen aan de akense vredesbeweging, die maandelijks een mars tegen de oorlog in Oekraïne houdt. Niemand anders die zich afvraagt of het niet wat minder kan met die wapenleveranties, of de sancties wel effect hebben (dus niet, want Rusland doet vrolijk zaken met de rest van de wereld) en of er niet eens met vredesonderhandelingen begonnen kan worden. Zelfs de strateeg des vaderlands Rob de Wijk heeft bij OP1 toegegeven dat de Amerikanen er helemaal niet op uit zijn om de oorlog te winnen, zoals wij dat hier in Europa keer op keer voorgeschoteld krijgen, maar om de Oekraïeners een zo gunstig mogelijke uitgangspositie aan de onderhandelingstafel te verschaffen. Niks Donbas en Krim heroveren, maar een paar kilometer extra terrein om te kunnen verhandelen en uit te ruilen, zoals dat ook in Bosnië tussen de Moslimkroatische Federatie en de Servische Republiek het geval was. Wie herinnert zich nog de “complottheorie” dat de veilige enclaves, waaronder Srebrenica, werden opgegeven en uitgeleverd voor gebied rond Sarajevo? Voor Oekraïne is er waarschijnlijk al een soortgelijk Daytonverdrag in de maak. Overigens zou het russische strookje Transnistrië in Moldavië zo maar de volgende conflicthaard kunnen worden, want NAVO-activiteit is hier al gesignaleerd, maar dit terzijde. In ieder geval schenkt het mij voldoening om deze oorlog met gelijkgestemden kritisch onder de loep te nemen. Met sommigen ben ik in het afgelopen half jaar door maandelijks de demo’s bij te wonen bevriend geraakt. Er lopen wel Akener rond, die een aardig woordje Nederlands spreken en dat ook graag doen (terwijl ik juist liever Duits spreek) om hun taalvaardigheid niet te laten roesten. En dan komen er in de taal natuurlijk voortdurend nieuwe woorden bij, verzuchtte één van hen. Daarop zei ik dat dat in de moedertaal soms al problematisch kan zijn, zeker in ambtelijke taal en vakjargon. Het onderwijs en de hulpverlening zijn hierom berucht, maar ook het veiligheidswezen vindt steeds nieuwe begrippen uit, die regelmatig tot de media doorsijpelen. Voor mij als taalfanaat is dit een feest en ik schroom dan ook niet om die woorden schaamteloos voor poëtisch gebruik te jatten. Zo introduceerde ik de escalatieladder bij de Akener. Ze dachten eerst dat er escalatiespiraal mee werd bedoeld als in geweldsspiraal, maar ik legde uit dat het de verschillende treden van voorzorgsmaatregelen zijn om escalatie te voorkomen. Het wordt vooral in verband met de wolf gebruikt, zei ik, aangezien Nederland ineens collectief aan het Roodkapjesyndroom lijdt, wat overigens ook een heel mooi woord is.

Polarisatie

De tegenstanders verzamelen zich voor het hek van de Hoge Veluwe.
Er wordt een petitie ondertekend. De verfballen gaan van hand tot
hand, niet om te jagen maar om een punt te maken, al wil er bij de
oververhitte gemoederen nog wel eens een in het gezicht ontploffen

of een boord besmeuren. Complottheorieën zoemen rond als zou de
rover als een paard van Troje naar binnen zijn geloodst of dat
kwaadwillenden een gat in de afrastering hebben geknipt. De
verontwaardiging is groot. Ze richten een bloedbad onder onze

grazers aan! Ze roeien onze knuffelige moufons uit! Daar komen de
voorstanders onder leiding van gids Barbara die met de dood is
bedreigd vanwege een lezing over haar lieveling. Volgens haar lijden
we collectief aan het Roodkapjesyndroom, willen we de kaken van

het ondier snoeren, de poten samenbinden en het restant in de beerput
werpen. Vergaap je aan de wonderen der natuur! luidt haar leuze. Het
opzettelijk voederen tot tam laakbaar. Tanden blikkeren, klauwen worden
gestrekt. Het wordt een bloedbad. Gelukkig was het maar een verfbal.

2 Mei 2023, Over uitlaatklep & gierzwaluwen

Columniste was op een heel andere Eijlders dichtmiddag dan gebruikelijk. In de aanloop naar 4/5 mei was het thema de onzin van oorlog en het belang van vrijheid. Ik wil niet alleen maar bommen en granaten, had Lokkerbol tegen me gezegd, dus ik deed twee gedichten over wat oorlog met mensen doet, want met de komst van de vrede is de oorlog nog niet ten einde, én mijn vrijheidsgedicht. Natuurlijk verwees ik voornamelijk naar de oorlogen in voormalig Joegoslavië in de jaren 90 omdat ik daarmee de laatste tien jaar door mijn vrijwilligerswerk voor het Srebrenicacomité het meeste in aanraking ben gekomen. Daardoor weet ik wat oorlog in lichaam, geest en ziel aanricht, hoewel ik dat natuurlijk nooit kan navoelen. Toevallig sprak ik een dag eerder in Arnhem met de bosnische dichter Goran Saric, wiens laatste bundel ik heb vertaald en toen kwam de oorlog ook nog even ter sprake. Gedurende de bezetting van zijn stad door moslimmilities had hij in de kelder gebivakkeerd, net als de Oekraïeners nu. Hij was door de oorlog vooral wantrouwig geworden. Ik vertrouw mijn familie en goede vrienden, maar verder ben ik altijd op m’n hoede, zei hij. Ofschoon Servischorthodox had hij een half jaar voordat de oorlog uitbrak een open brief aan Karadzic in een vooraanstaand landelijk dagblad gepubliceerd, waarin hij diens nationalistische politiek veroordeelde. Sowieso helpt het schrijven hem bij de verwerking, alhoewel hij zichzelf niet heel erg getraumatiseerd noemde. De voordrachten op de Eijlders dichtmiddag geschiedden in aanwezigheid van kampoverlevende Frank Diamant, zelf ook dichter. Na afloop vroeg ik hem of het schrijven hem had geholpen om zijn ervaringen in modernistisch jargon “een plek te geven”. Nee, luidde zijn antwoord, maar psychotherapie wél. Dat heeft mij van zelfmoord afgehouden. Maar later hoorde ik van Serafina Hasselt dat het schrijven voor hem wel degelijk een uitlaatklep is. Misschien kon hij tegen haar openhartiger zijn omdat zij tijdens haar voordracht het verhaal over haar getraumatiseerde vader door de bominslagen tijdens de Slag om Arnhem met ons deelde. Misschien kon zij zijn trauma beter doorvoelen. Mijn ouders zijn de oorlog – afgezien van de hongerwinter en de razzia waarbij mijn moeders vader werd opgepakt maar later door arbeidsongeschiktheid weer thuis werd afgeleverd – redelijk zonder kleerscheuren doorgekomen. Wel is het zo dat ik van kinds af aan vertrouwd ben met verhalen over de oorlog, mij verteld door mijn moeders moeder, wat haar therapie en verwerking was. Ontroerend was ook de voordracht van de 86-jarige Tine van Wijk, die beschreef hoe ze het als jong kind ervoer dat de joden werden afgevoerd. Anneruth Wibaut had een heftig gedicht over een vrouwenkamp, dat ze op mijn aanraden tóch voordroeg, want als het niet bij deze gelegenheid kon, waar dan wel? Na afloop zei ik: Het was toch minder gruwelijk dan ik dacht, want er was sprake van maar één verkrachtingsbeul. Zo lieten de diverse dichters een heel andere kant dan gebruikelijk van zichzelf zien. We spraken nog na over het belang van het 4/5 mei herdenken. Persoonlijk zou ik het mooi vinden om van de duitse capitulatie op 8 mei een europese gedenkdag te maken. Ik heb dit in een grijs verleden wel eens voorgesteld, wat mij op de spreekwoordelijke doodsbedreigingen kwam te staan. Tja, zo heilig is 4/5 mei dan weer wel, ondanks het rituele geklaag dat de twee minuten stilte steeds minder in acht wordt genomen. Na deze loodzware middag liep ik nog een stukje met Wijtgaard op. Kijk, wees hij naar een dakkapel, daar zijn gisteren gierzwaluwen neergestreken om hun nest te bouwen. En meteen voelden we ons licht en vrij als de vogels.

Wat vrijheid is

Vrijheid is het ontbreken van tralies in je hoofd en een helder 
zicht. Het is voelen uit welke hoek de wind waait en met je neus
de tegenovergestelde richting volgen. Weten waar de valkuilen
zijn en doen alsof je neus bloedt. Overleven in kelders en het

daglicht niet schuwen. Het dagelijkse manna met open armen
ontvangen in het volste vertrouwen dat het niet giftig is.
De gast verwelkomen die een bomgordel draagt en er zeker
van zijn dat die op het laatste moment toch niet afgaat omdat

de dader zichzelf straft door nalatigheid. Door mijnenvelden
hinkstapspringen omdat je de keuze hebt waar je je voeten
neerzet. Je pen slijpen om je doodsvijanden met woorden
in plaats van messen te lijf te gaan en vooral niet te trillen

als een veertje als de loop van een geweer op je gericht wordt. Het
is de geest die op de juiste leest geschoeid ook als roepende in de
woestijn kan overleven. Het is het openvizier, het zeggen ik hou van
jou en niet bang te zijn voor het bloeden noch de blauwe plekken.

25 April 2023, Over raven & humor

Columniste weer eens aan de Slam, nu als deelnemer en niet als organisator/presentator. Ik deed mee aan de VrijburchtSlam op het Steigereiland in Amsterdam IJburg – heel idyllisch omringd door water en in het gezelschap van een ravenechtpaar dat de tonijn uit mijn hand at. Ik deed mee omdat ik nog niet eerder aan deze Slam had meegedaan en dat is altijd spannend. De afgegraasde podia in Festina Lente en de USlam mijd ik tegenwoordig, maar dat is vooral omdat ik denk dat ze me daar niet meer kunnen hóren. Echter, voor een nieuwe Slam ben ik nog altijd in. Om het winnen gaat het me allang niet meer, dat zal worst wezen als je al zo lang meedraait als ik en vijf keer op het Nederlands Kampioenschap hebt gestaan. Ik doe mee om de uitdaging van het voordragen, omdat er net iets meer van je voordracht wordt geëist dan op een “gewoon” podium. Ik ben evenwel geen rasechte performer, zoals de kersverse Dichter des Vaderlands Babs Gons, die videoclips van haar gedichten maakt. Ik ken mijn teksten niet eens uit mijn hoofd omdat het sinds ik in de overgang ben permanent mistig in m’n hoofd is en ik niets meer kan onthouden. Sterker nog, ik moet juist dat papier in handen hebben omdat ik dan beter in de tekst kan kruipen en uiteindelijk mijn tekst word. Als ik het uit het hoofd zou doen, zou er teveel afstand tussen mijzelf en de tekst zijn. Ik streef er altijd naar om mijn teksten op papier net zo goed als in de voordracht te laten zijn, maar daardoor kan het wel eens gebeuren dat ze voor onervaren luisteraars ietwat moeilijk te volgen zijn. Ik vrees dat jouw teksten te hoog gegrepen zijn voor dit publiek, sprak een duitse Slammer eens tot mij. Misschien was dat ook in de Vrijburcht het geval. Dus viel ik na de eerste ronde af en kreeg vervolgens van deze en gene te horen hoe onbegrijpelijk dat was. Hetzelfde gold voor de andere afvaller, Jeroen van Wijk, die een Daniel Vis-achtige voordracht had, maar wiens mooie, fijnzinnige poëzie wellicht niet werd begrepen. Julian Harmens complimenteerde mij met de humor in mijn tekst – zelf bracht hij een tekst waarin hij zijn autisme op de hak nam. We kwamen tot de slotsom dat poëzie en humor elkaar slecht verdragen, althans, dat volgens het officiële credo poëzie kennelijk niet humoristisch mag zijn, of het moet in de mal van light verse passen – die stijl waarbij een gedicht niet al te lang mag zijn om de aandachtsspanne niet te laten verslappen en moet rijmen voor de lichte toets. Maar voor het overige is poëzie een serieuze zaak, ook in de toegankelijke Slam/Spokenwordgedichten. Desondanks had ik een leuke avond, want zoals gezegd gaat het columniste niet om het gewin. Na afloop zat ik in het café na te praten met de reeds genoemde Jeroen en organisator Sander Ausems, die vorige maand onze AmersWoordSlam heeft gewonnen. Wat of mijn favoriete Slam is, wilde Jeroen weten, afgezien van je eigen Slam natuurlijk. Wel, gaf ik, toen ik begon was dat Slammersfoort van Gijs ter Haar en ook Slam by the sea in Vlissingen was erg leuk. En Eindhoven, maar bij de Poëzieclub is het altijd gezellig. De sufste Slam waaraan ik nooit heb meegedaan is Boxtel waarvoor ik wegens leeftijdsdiscriminatie drie keer ben afgewezen. En toen het servokroatische leraresje – dat een stuk jonger is dan ik – zich aanmeldde, werd ze meteen aangenomen! In Duitsland zijn er twee Slams waar ik nooit meer aan meedoe, namelijk Rosenkrieg in Bonn en Satznachvorn in Aken. Bij de eerste werd ik op de seconde af bruut onderbroken toen mijn tijd erop zat en bij de tweede wint steevast de lokale held en kreeg ik de laatste keer maar twee publieksstemmen. Zo zaten we onze Slamervaringen uit te wisselen tot de nacht zich om de Vrijburcht vouwde en het tijd werd om, vergezeld van de raven, van het Steigereiland weg te varen.

Reisbericht

De dichter is altijd op reis alsof hij landschappen
beschrijft, de stad bekladt met zijn voetstap van inkt
en berichten hoog in de lucht schildert. Om de
onwillige muze tot actie te bewegen of de liefde een

slinger in de goede richting te geven. Dichten is
bezweren, is als bidden om de malafide stemmen in
jezelf te bedwingen. Dichten is beweging, altijd op
weg naar het volgende gedicht en niet alleen de geest

maar ook het lichaam moet op pad gaan, dansend
langs de lanen van de verbeelding. Het gedicht is een
tijdelijk thuis, een plek om in te wonen voordat de
dichter opbreekt, zich zuchtend weer op reis begeeft,

al schrijvend rollend over ijzeren of geasfalteerde
wegen, zoals ook dit gedicht tot stand komt. Daarbij
maakt het niet uit of bergen en dalen, steppe en woestijn
of je aankomt in Parijs, Berlijn of helemaal in Vladivostok.  

18 April 2023, Over walhalla & giganten

Columniste dichtbij het vroegere ouderlijke huis voor de poëzie, namelijk in Woudenberg op luttele kilometers afstand van Maarn waar ik mijn jeugd onder de hoge bomen in alle rust en betrekkelijke verveling heb gesleten. Het enige verzetje was de pooltafel en de dancing in café Het Karaf in Woudenberg op zaterdagavond. Ga je mee voor een borrel in het café? vroeg organisator Theo Koot mij na afloop van het podium in de woudenbergse bieb en groot was mijn verbazing toen hij me meetroonde naar Het Karaf, dat nu Herrie’s Bar heet. Binnen was alles nog precies hetzelfde als in de vroege jaren 80, op de grijze alcoholisten aan de bar na. Het doet columniste met licht autistische inslag altijd deugd dat sommige dingen niet veranderen. Daarover gesproken, als u het mij vraagt, lieve lezer, is de enige verandering, die Eijlders sinds de oprichting in 1940 heeft doorgemaakt, de afbraak van het rookhok ten gunste van het terras geweest en dat vond ik al erg genoeg, want het was mijn vluchtheuvel voor dode momenten en het walhalla van de nazit. De Vlamingen van vorige maand had ik gemist wegens bezigheden elders, maar nu was het weer tijd voor Eijlders waar ik, toen ik binnenkwam, alleen nog maar Cecilia Mijnders achter de laptop zag zitten. Geleidelijk aan druppelden de dichters binnen, al bleef het betrekkelijk rustig, maar daardoor was er ook meer aandacht voor de poëzie. En ik zat voor het eerst in de 13 jaar dat ik er nu kom aan tafel bij Jan Willem van Hamel, die zelf een gedicht is omdat hij in dichtvorm spreekt. De gesprekken gingen opvallend veel over religie, want volgens Jan Willem is het protestantisme de oorzaak van veel kwaad in de wereld. Kijk maar naar Trump, die was er zonder de protestanten niet gekomen. Wat ben jij? vroeg hij aan onze tafelgenoot Kees Valentijn. Katholiek? Dan bof je maar. Trouwens, jullie feministen mogen best iets meer van het geloof overnemen, wendde hij zich weer tot mij, met meer liefde en minder haat. Neem een voorbeeld aan de lijdensweg van Jezus. Ik lijd al genoeg, gaf ik, want de muze heeft me weer eens in de kou laten staan. O? zei hij verwonderd. Dus je kunt niet meer schrijven? Ik kan altijd schrijven, zei ik, al was het maar om de muze op z’n falie te geven middels een gedicht. Ach ja, en dat ik in het gedicht vermeld niet meer te schrijven is dichterlijke overdrijving. Je telt pas echt mee als je aan een writer’s block lijdt. Het beste kun je maar een oude, gewezen dichter zijn, zo’n in zichzelf gekeerd museumstuk, dat door iedereen wordt aangegaapt en wiens drankjes door de bewonderaars – in de hoop dat hij ooit nog eens de pen ter hand neemt – worden betaald. Na afloop stapten Jan Willem en Kees op en verschenen Marius, Jan Wagenaar en de betrekkelijke nieuweling Yvonne Lieuw On aan mijn tafeltje. We schudden alle geloofsovertuigingen van ons af en toen kon het eindelijk over de groten van weleer gaan. Jan Wagenaar vertelde hoe hij in de jaren 60 met Deelder, Buddingh en Kopland had voorgedragen. Daarop droeg hij het gedicht Pogrom van Ed Hoornik voor en toen we toch bezig waren, droeg ik mijn favoriete nederlandstalige gedicht (over Duits heb ik het nu niet en over Servokroatisch al helemaal niet) De uiterste seconde van Simon Vestdijk voor. Wat ouderwets, riep Yvonne uit, dat had ik van jou helemaal niet verwacht. Dat komt doordat je betrekkelijk nieuw in dit selecte nazitgezelschap bent, zei ik, anders zou je weten dat iedere dichter zijn onverwachte kanten heeft. Bovendien speelt dit gedicht in de Kaapse Bossen waar ik als kind met de kabouters sprak. Die waren in de jaren 60 groot genoeg voor mij terwijl Jan met de giganten op het podium stond. Het gat van Eijlders bleef achterwege, want Wijtgaard was er niet om mij vol te gieten en toen ik na slechts twee borrels naar buiten stapte, lag het Leidseplein verzonken in lente-achtig, zachtgrijs glijlicht.

Tweeling

Ik was de framboos, jij het ijs, ik de kers op jouw
slagroom slobberend zachte ondergrond die om zijn
glazuren textuur van jouw toef rolde. We waren de
draad en het wiel waarmee ik de woorden weefde

die ons kunstwerk een lichaam moest geven. We
waren straf slavisch en guur hollands om onze
inborst een klankkast te geven. We waren loom
en laks en vol ijverige nijverheid om het geluk te

laten rondzingen. We waren glijlicht en schaduwval
om het portret diepte te verlenen. We waren de inkt
en het grafiet om het papier van een ziel te voorzien,
de dag om te dromen, de nacht om te wachten en

het schemerige tussenuur om op apegapen de
goden te verzoeken om meer. We waren de wanhoop,
de huiver, de rilling, het zweet, bloed en tranen,
de beslagen ramen, ademdampen op de glazen,

de flakkerende zon achter glas, de wit weggetrokken
maan aan de zoldering. We waren alles en niets tot
dat ook weer vol werd. Nu is het hart een graftombe
waartoe ik geen toegang heb. Het verbond met de muze

opgezegd. Sindsdien schrijf ik geen enkel gedicht meer.  

4 April 2023, Over streektaal & klusje

Columniste heeft een enerverende week achter de rug met de eerste voorronde van de AmersWoordSlam. Maar afgezien van het feit dat Von Solo in Rotterdam vastzat vanwege een defect spoor en dus verstek moest laten gaan is alles naar tevredenheid verlopen. Het publiek was enthousiast – en er was aardig wat publiek! -, de stemadviseur Bob Kalkman gaf goede feedback, er werd op hoog niveau poëzie ten gehore gebracht en het presenteren en in goede banen leiden van de avond bleek gemakkelijker dan gedacht. Tenslotte ben ik twee keer moderator op de Srebrenica-herdenking geweest en dat was veel lastiger omdat er zoveel verschillende dingen moesten gebeuren en worden aangekondigd. Een Slamavondje verloopt verloopt daarentegen volgens een vast patroon. Alleen had ik – afgezien van het kopje koffie bij binnenkomst – geen tijd om iets te drinken. En een paar dagen later was ik samen met de bosnische dichter Goran Saric op het open podium in de OBA. Ik heb zijn laatste bundel vertaald, een klusje dat jaren in beslag heeft genomen, want alhoewel ik in die taal inmiddels redelijk de krant kan lezen, is poëzie vertalen in iedere taal het moeilijkste wat er bestaat. Goran is zelf ook vertaler maar dan in de omgekeerde richting, zo heeft hij boeken van Kader Abdollah en Geert Mak in het Bosnisch vertaald en voor de gelegenheid stak hij de bosnische vertaling van “Pluk van de petteflet” van Annie MG in de lucht. In welke taal schrijf jij? luidde de eerste vraag van presentator Jos van Hest. Vroeger, toen Joegoslavië nog bestond, begon Goran uit te leggen, heette de taal Servokroatisch, maar sinds de onafhankelijkheid van mijn land is het Bosnisch gaan heten. Ik zag het ongeloof in Jos’ ogen en bespeurde bij hem even een aandrang om door te vragen, maar toen schakelde hij op de poëzie over en dat was maar beter ook. Het is een lastige kwestie waar Nederlanders over het algemeen weinig van begrijpen. Ook ik heb er met Bosniërs onenigheid over gehad. Volgens de taalkundige norm wordt er in Kroatië, Bosnië, Montenegro en Servië één en dezelfde taal gesproken, zoals ook het Nederlands en het Vlaams identieke talen zijn, met hooguit regionale verschillen, dus dan spreek je eerder van een streektaal. Grof gesteld valt het taalgebied in de genoemde landen van voormalig Joegoslavië uiteen in west (Dalmatië, Istrië en de eilanden), midden (de rest van Kroatië, Bosnië en Montenegro) en oost (Servië). Zo bestel je, als je in Kroatië, Bosnië en Montenegro twee koffie met melk wilt, dvije kave s mljekom en in Servië dve kave s mlekom. De lieve lezer zal vaststellen dat dit vrijwel hetzelfde is, alleen kan columniste u verzekeren dat het Servisch voor de buitenlander wat lekkerder bekt. Verder gebruikt het Servisch meer internationale woorden als apokalipsa, avion en aerodrom waar in het Kroatisch dan taalpuristische uitvindingen opduiken als smak svijeta, zrakoplov en zracna luka. Het Bosnisch onderscheidt zich daar dan weer van door diverse turkse leenwoorden. Sinds het uiteenvallen van Joegoslavië en de daaropvolgende oorlog is taal politiek geworden. Heb het tegen een Bosniër (of strikt genomen, een bosnische moslim) nooit over Servokroatisch, laat staan over Servisch of Kroatisch, want dat zijn de talen van de bezetters en genocideplegers. Bosnische Serviërs gaan er dan weer prat op Servisch te spreken, hoewel dat helemaal onjuist is, want zoals alle Bosniërs spreken ze de ijekavische variant en niet de ekavische variant die in Servië wordt gesproken. Volgt u het nog, lieve lezer, of bent u inmiddels afgehaakt? Daarom was het maar goed dat Jos niet naar Gorans taal doorvroeg. Overigens is hij een bosnische Serviër die zijn taal als Bosnisch aanduidt. We wendden ons tot de poëzie. Goran las zijn gedichten in het Bosnisch en ik in mijn nederlandse vertaling en het publiek was onder de indruk. Na afloop zei Gorans begeleidster tegen mij dat het Nederlands zoveel lieflijker dan het Bosnisch had geklonken terwijl voor mij het omgekeerde geldt met het zangerige Bosnisch en het harde Nederlands. Het kan verkeren.

vliegen moet je leren

vanuit gietijzeren bomen als hekken
in het regenlicht
van een al te late lente

valt een zwarte duif
en knielt voor mijn voeten neer 
om rijkelijk kruimels op te souperen

er bestaan wel degelijk vogels
met een zesde zintuig
en een radar voor mogelijkheden

ze geven de richting aan
waar ik de wind moet zoeken
om tegen jouw adem te leunen

maar ze zijn vergeten hoe het moet
hoe te luisteren naar de bode
hoe de boodschap uit te rollen

ergens zal hij jou spotten
vanuit de lucht binnenin mij
mij in een donkere kamer

en stippelt de route uit
als een dunne lijn waarop wij alleen
wichelroede lopen

tot dan hou ik de vogels in mijn hand
voedt ze met verkruimelde gedachten
breng ze vliegvaardigheid bij

het is gemakkelijker om te wachten
het is beter om te zwijgen
dan redeloos kwetterende ballen op te gooien 

28 Maart 2023, Over stortvloed & zwijn

Columniste met het servokroatische leraresje op stap, als zijnde haar mentrix. Ze had een voordracht in het Rozenknopje te Eindhoven en ik ging als zaakbehartiger mee, vooral voor mijn eigen zaken omdat ik een vervangende stemadviseur voor de AmersWoordSlam moest zien te strikken, want onze stemadviseur ligt door een ongeluk met een hersenschudding te bed. Maar de aanreis liep niet over rozen noch een glad geolied spoor. De dassenburcht was de boosdoener waardoor we via Tilburg moesten omreizen en daar een half uur op de aansluiting naar Eindhoven wachten. O, wat ben ik zenuwachtig, kirde het servokroatische leraresje, ik heb door corona al jaren niet meer op het podium gestaan en de oude toondichter is ook dood, dus geen soireetjes in Bouraquaire meer. En dan nog die stomme dassen, ik word er altijd zo vreselijk kwaad om als wéér zo’n zelfmoordenaar zich voor de wielen werpt en ik hou van de natuur, maar die dassen moeten gewoon terug naar hun eigen land. Dat zeggen ze nou voortdurend over de wolf, maar die streepmormels met hun gemene klauwen zijn toch zóóó schattig! Ach, die dassen kunnen er ook niks aan doen, ze zijn gewoon slachtoffer van protocollen en escalatieladders, suste ik. Vroeger werden ze simpelweg uitgerookt of vergast. Vroeger waren er veel minder dassen, nu rukt de natuur op omdat wij die zo nodig moeten herstellen. Straks zijn alle koeien en varkens weg en worden we geregeerd door de dassen die ondergrondse woningen voor de mensen graven en vervolgens bovengronds de wilde bloemetjes buiten zetten. Uiteindelijk bereikten we toch het Rozenknopje en het leraresje had meteen een flinke pakkerd van Gerwout van Lodewijk te pakken, die met haar meevoelde. Hij wilde meteen vlaamse pinten in haar gieten, maar daar heeft columniste een stokje voor gestoken. Ga maar mediteren op de WC, sprak ik streng. Ze blijft toch mijn beschermelingetje, ook al leidt ze al jarenlang haar eigen leven op papier. Ik wou dat veldwachter hier was, verzuchtte ze, hij heeft mij nog nooit horen voordragen. Het is de taak van de muze om te inspireren, sprak ik wijs, niet om het resultaat te bewonderen. Maar wel is er een Posthumus en hij is een groot fan van jou. En zo struikelde ze bibberend het podium op om uit te barsten in een vliedende stortvloed van woorden en zinnen, het was alsof er een storm opstak, die de rest van de middag niet meer luwde. Het al wat oudere publiek van de eindhovense poëzieclub, toch wat bedaagder werk gewend, was met stomheid geslagen tot het in een klaterend applaus losbarstte. Fenomenaal, stamelde Posthumus toen hij haar in zijn armen sloot. Svinja! riep Willem Adelaar haar in het voorbijgaan toe, wat zwijn betekent, maar voor Willem het equivalent van doldwaas te gek, aangezien dit het enige Servokroatisch is wat hij kent. Een mevrouw met het voorkomen van een schooldirectrice vond het allemaal wat te snel gaan, maar dat hoort bij de act, zo sprak ik haar toe. Dat heet stream of conscientiousness, vulde Posthumus aan, gebezigd door de beatniks in de jaren 50. Zo ben ik ook ooit begonnen. Ik stond oogluikend toe dat hij een jenevertje of twee in haar goot, maar toen was ze plots verdwenen. Verdorie, als de drank in die meid is, is haar bovenkamer in het onderste van de kan, mopperde ik tegen Posthumus. We troffen haar beneden in het café bij de drinkebroers aan. Deze mannen willen mij naar Gemert ontvoeren! koerde ze verrukt. Waar ligt dat nou weer? gaf ik. Bestaat het überhaupt wel? Zo’n 20 kilometer van Eindhoven, wist Posthumus, die ondanks zijn gerentenier in het buitenland beter onderlegd in de binnenlandse aardrijkskunde is dan ik. Daar hebben ze geen last van dassen! riep het leraresje. Geen sprake van, sprak ik streng, mijn missie is volbracht, want ik heb Bob Kalkman als stemadviseur gestrikt, dus we gaan gezellig met z’n allen via Tilburg terug naar Utrecht. Poe, nog één drankje en we waren in Gemert beland, sprak Posthumus opgelucht. Intussen groeven de dassen tussen Boxtel en Den Bosch noest verder.

Aaibaarheid

Hij is een leuke kasteelheer op zijn burcht, gezellig ingericht
met kamers gestoffeerd met gras, stro, varens, mos en bladeren.
Tevens biedt hij een slaapplek aan konijnen, vossen en marters,
gastvrij als hij is. Hij zorgt voor optimale ventilatie en frisse

lucht. Hij houdt van rust en richt een kraamkamer voor nazaten
in. Zijn gestreepte voorkomen doet het goed bij knuffelhandelaren,
met zijn hobbelgangetje waarbij hij de neus als stofzuiger
gebruikt doet hij geen vlieg kwaad. Anders dan de wolf is hij

geen gewiekste jager en gebruikt zijn klauwen enkel om te
graven waarin hij in zijn enthousiasme iets is doorgeslagen,
of is het een dassencomplot om het spoorwegstelsel systematisch
te ondergraven? Deskundigen zijn het er unaniem over eens

dat dit slecht voor zijn imago is. Hij moet zich terugtrekken
en wel per direct. Het maatschappelijk belang is in het geding.
Kwaadschiks wordt hij onteigend, zijn familie gedeporteerd
naar reservaten voor populaties afkomstig uit het Land van Ooit.   

21 Maart 2023, Over fenomeen & verleiding

Columniste was even afwezig, maar nu ben ik weer klaar voor de poezie. Dit voorjaar beginnen we van AmersWoord met de Poetry Slam en ik heb er geweldig veel zin in. Bovenal hoop ik iets toe te voegen aan het steeds schraler geworden Slamlandschap. Ik vind het haast jammer dat ik niet aan mijn eigen Slam mag meedoen, want sinds corona is de keuze steeds beperkter geworden. Er zijn zelfs boze tongen, die beweren dat Slam de langste tijd heeft gehad, anderen beschimpen het alom gehate “wedstrijdelement”. Aan wie van de lieve lezers, die niet weet wat Poetry Slam is, kan ik simpelweg uitleggen dat het een voordrachtswedstrijd is waarbij degene met de beste voordracht wint. Inhoud is minder belangrijk, het gaat er vooral om dat het publiek door een aansprekende voordracht wordt “verleid”, want het publiek bepaalt de winnaar door op zijn favoriet te stemmen. Meestal komen er in de eerste ronde acht dichters aan het woord, in de tweede ronde blijven er vier over en in de finaleronde twee, die met elkaar een battle aangaan waarbij de dichters om en om voordragen en de uitdaging is om op elkaar te reageren waardoor een “act” van acht minuten ontstaat. Want Slam is aan een tijdslimiet gebonden van drie minuten per dichter per ronde en in de finale acht minuten voor twee dichters samen. Sommige dichters doen hun teksten uit het hoofd, maar daar behoort columniste niet toe, want sinds ik in de overgang ben kan ik niks meer onthouden. Vroeger was er eveneens een vakjury, die de kandidaten beoordeelde en de uiteindelijke winnaar aanwees. Interessant is dat sinds een paar jaar het fenomeen van de stemadviseur in plaats van de jury in opkomst is. Deze moet net als de dichters naar de gunst van het publiek dingen door het er zo ludiek mogelijk van te overtuigen dat het op de kandidaat van diens/dier keuze moet stemmen. Ik durf dit toe te schrijven aan de Dobbelslam – bedacht door Bernhard Christiansen -, een satirische versie van Slam waarbij de dobbelsteen de winnaar bepaalt en de juryleden zo ludiek mogelijk moeten uitleggen waarom de dobbelsteen gelijk heeft. Uiteindelijk bepaalt het publiek wie  het beste jurylid is. Een stemadviseur heeft voor de organisatie het voordeel dat er geen vaste, meerkoppige vakjury vereist is. Mensen, die maandelijks jaar in jaar uit zitting in een jury willen nemen, zijn nu eenmaal moeilijk te krijgen – plucheklevers als Sven en Nora van de Festina Lente Poezieslag uitgezonderd. Bovendien werden in het verleden vakjury´s maar al te vaak beticht van partijdigheid, gesjoemel en de persoonlijke voorkeur van heren van 50 voor jonge blondjes. Sinds columniste geregeld op duitse Slampodia te vinden is – waar de winnaar steevast door het publiek wordt bepaald – pleit ik voor deze opzet. Nadeel is natuurlijk dat degene, die de meeste fans meeneemt, de meeste kans op de winst maakt. Tegelijkertijd is het een grotere uitdaging voor de Slammer om de fans van de tegenstanders voor zich te winnen. Overigens is in Duitsland Poetry Slam dermate populair – na een dipje vlak na corona – dat er ook genoeg volk van buitenaf op afkomt. Wellicht heeft dat ermee te maken dat er minder poezie en meer spoken word, storytelling en stand up comedy ten gehore wordt gebracht, wat toch iets toegankelijker dan poezie is. Je hebt per ronde dan ook zes minuten, dus meer tijd voor een verhaal. Ik heb ooit een Slammer gehoord, die zo snel voordroeg, dat hij er in zes minuten haast een hele roman doorheen jaste, maar dit terzijde. Columniste is altijd een enthousiaste Slammer gebleven. Door de jaren heen is voor mij het wedstrijdelement steeds minder belangrijk geworden en inmiddels heb ik al vijf keer aan het Nederlands Kampioenschap meegedaan, dus ik hoef niet zo nodig meer. Ik zie het vooral als een aanmoediging om werk van een goede voordracht te maken in plaats van laks van het papier te mummelen. Voor mij betekent Slam vooral plezier in het voordragen en ik hoop dat de komende tijd eveneens bij de deelnemers aan de AmersWoordSlam in de St. Rochuskapel te Amersfoort te zien. En dat er maar veel publiek zich mag komen vergapen.

Ode aan 

Luisteren is een kunst die je moet beheersen, moeder
tot kind, dienstmaagd tot heer, leermeester
tot de verdwaalde ziel, priester tot biechtende,
psychiater tot drenkeling, herder tot
verschoppeling en schapen, er is een verdiend
luisteren, een luisteren op het gehoor, het ene
oor in en het andere uit, er is een luisteren voor
geld en een welwillend oor voor wie ontmoet
dat langer blijft hangen dan de voorbijganger op
neonverlichte stations in de nacht, maar jij bent
mijn onbezoldigde beroepsluisteraar om niet uit 
pure liefde voor het woord die je eigen woorden in
dienst stelt van, op de achtergrond zonder schaduw
te zijn, decorum noch meubelstuk maar wiegend
op het getij, je komt en gaat, duikt weer op met
dat grootmoedige oor en sluipt weg als een dief
in de nacht, mijn woorden dragend, schragend
onder het hoofdkussen bewarend als ik de taal
vind om het hart te ontsluiten en de ether te
bewegen opdat jij op de eerste rij zit te luisteren. 

7 Maart 2023, Over kraaien & gribus

Plotsklaps stuitte columniste in de Trouw op een artikel over het godsvruchtige Renswoude. Voor de lieve lezers die natuurlijk niet weten waar dat ligt: nog net in de provincie Utrecht, in de Gelderse Vallei op zo’n zes kilometer van station Veenendaal-De Klomp. Zelf ben ik opgegroeid in Maarn, een dorp aan de rand van Vallei en Heuvelrug, een VVD-hockeydorp met veel import uit Utrecht. Een tolerant, vrijzinnig en oecumenisch dorp ook, want in mijn jeugd was er een katholieke, hervormde en gereformeerde kerk in een gemeente van amper 5000 zielen. Er was een katholieke en een protestantse basisschool. Er was welgeteld één (weliswaar grote) zwartekousenfamilie, die geen TV in de woonkamer had staan. Een modern dorp dus. Maar in de Vallei, richting Woudenberg en verder, daar begon de gribus. Er is een recratieplas – het Henschotermeer -, dat voor de helft op het grondgebied van de toenmalige gemeente Maarn-Maarsbergen lag en voor de helft op het grondgebied van de gemeente Woudenberg. Aan de maarnse kant was topless zonnen toegestaan en aan de woudenbergse kant niet. Als we voor het wekelijkse zondagsbezoek aan mijn oma in Lunteren door de Vallei reden, zagen we de zwarte kraaien lopen onder een altijd donderkoppige lucht, gebukt onder de last der hemelen. Ze waren een rariteit in een wereld, die aan verandering onderhevig was, maar waar zij zich als laatste der Mohikanen met hand en tand tegen verzetten. Haast beschaamd scheurden we door Woudenberg, Scherpenzeel en Renswoude zonder te stoppen, ons maar al te zeer bewust van onze zondige, gemotoriseerde activiteit. Mijn vaders bedrijf bevond zich in Scherpenzeel op een industriëel complex als eiland van beschaving tussen de geloofsbarbaren. In Renswoude was ik nog nooit geweest. Nu las ik dat Renswoude een soort status aparte heeft als één van de kleinste gemeentes op het nederlandse vasteland omdat het aan gemeentelijke herindeling is ontsnapt en die zelfstandigheid wordt jaarlijks met een fakkeloptocht herdacht. Buiten dat heeft het dorp relatief de meeste oekraïense vluchtelingen opgenomen. Daar moet ik heen, dacht ik, voor een maartse zondagswandeling door de velden. Dus liepen lief en ik onder de loden lucht van De Klomp naar het barmhartige Renswoude. Geen Oekraïner te zien, wel een pony, die aan het lijntje in de bebouwde kom werd uitgelaten, kraaien, spreeuwen en ganzen. Ik heb trouwens nog nooit een Oekraïner ontmoet – wel Polen, die spreek ik bij de vleet, de avond ervoor ook weer op station Maastricht. Hij bood me een vuurtje aan, maar ik was te oud voor hem, dus hij liet zijn blik weer verder dwalen om die aan vrouwvolk vast te haken, maar dit terzijde. Het was een alleszins fraaie wandeling. In Renswoude staat een kasteel met een grote slotvijver, waar de zwanen regelmatig hun koppen in doopten, en een engelse tuin. Toen de koepelkerk begon te beieren, stroomden de gelovigen toe, maar nu in hun gewone kloffie. Het enige wat zwart was, was de vogelverschrikker in het weiland. Er waren veel boerderijen maar geen omgekeerde vlaggen – zou het godsvruchtige de boeren hier toch hebben getemd? Daarentegen wel de onvermijdelijke SGP-verkiezingsplakkaten met daarop de leus: koeien horen in de wei en zonnepanelen op het dak. Zonnepanelen horen in de wei en koeien op het dak, grapte lief. De naburige uitspanning Het Hof was zowaar op zondag open en serveerde de hoestdrank van duitse makelij. Toegegeven, het was wel het enige restaurant in de wijde omtrek dat open was. Maar al met al heeft Renswoude geen slechte indruk op mij achtergelaten. Het is er goed wandelen en waarschijnlijk prima vertoeven op een zomerse dag. Alleen de bus terug naar het station miste ons in het donker op een haartje. Waren we toch nog bijna in de gribus gestrand.

Het dorp

Hier hebben Olena en Vlada uit Charkov onderdak gevonden, hier
in het laatste dorp in de Gallischgelderse Vallei dat stand heeft
gehouden tegen gemeentelijke herindeling en fusie. Het tuinhuis
voelt als bijna thuis en ondanks de lange winter van wachten

is het overal fakkelverlicht tegen de boze romeinsrussische geesten.
Olena wordt blij van de boerderijdieren die ongegeneerd stikstof
uitstoten in dit laatste dorp dat pal tegen ontruiming staat. Vlada
houdt van kasteel en koepelkerk. Ze werken bij brasserie De Kraai

en bedienen met handen en voeten die steeds meer naar elkaar zijn
gaan staan. Er is een schooltje voor de essentiële gebaren. Hier
op het dorp helpen we elkaar, verklaart vluchtencoördinator
Jan, en bieden dapper verzet tegen overheersing van buitenaf.

Elk jaar wordt met een fakkeloptocht herdacht dat de gewraakte
fusie met de buurgemeentes van de baan was. We lachen en bidden
samen, want we weten niet hoe de toekomst eruit ziet. Of het land
zich kranig houdt en het laatste dorp stand is aan hogerhand. 

28 Februari 2023, Over knolraap & zegeningen

De wereld wordt er bepaald niet beter op. Nu moeten we het met de smalle dichtersbeurs ook al zonder bloemkool stellen, maar we zijn nog altijd een stuk beter af dan de Britten die knolrapen moeten eten. Ik weet niet of u wel eens een knolraap hebt klaargemaakt, lieve lezer, maar dat is me een werk! Het doet denken aan de duitse bezetting toen iedereen aan de suikerbieten was, zodat men, toen alle ellende eenmaal voorbij was, geen suikerbiet meer kon zien, ruiken of proeven. Het waren griezelverhalen waar je als kind van smulde, want de mensen hadden in de oorlog heel wat meegemaakt! Mijn oma kon daar geweldig over vertellen tot ik groen van afgunst op het puntje van mijn stoel zat. Mijn zussen hadden er al snel genoeg van en wilden buiten spelen, maar ik hing aan haar lippen. Het leek me zo’n spannende (in de oorspronkelijke betekenis van “opwindend” en niet het huidige eufemisme voor “eng”) tijd vergeleken bij mijn gezapige leventje in de landerige seventies (wat was dat achteraf een mooie tijd!), maar ja, voor een kind is alles veel avontuurlijker dan voor een menopauzevrouw, die zich enkel tegenover haar menopauzevriendinnen kan beklagen hoe het leven achteruit holt. Maar het mocht onderhand ook wel een onsje minder, meende de een, we hadden het veel te goed. Ik zei dat het mij niet om de luxe van de tuinverlichting met kerst of vliegen naar de Bahama’s ging – als dichter leef ik al sinds jaar en dag noodgedwongen duurzaam -, maar om een goede dienstverlening. De andere psychiatrisch verpleegkundige vriendin stelde daarop dat op haar instelling steeds minder patiënten kunnen worden geholpen door het personeelstekort. Ik doelde met name op het OV, want columniste had afgelopen maand werkelijk ieder weekend gedonder. Het nieuwste is om op de display bussen en treinen aan te kondigen, die vervolgens niet komen. Dan was het in de coronatijd veel beter. Toen was de dienstregeling weliswaar danig uitgedund, maar kon je wel van de reisplanner op aan. Mijn klacht was nog niet op mijn lippen bestorven of ik kreeg andermaal met dit OV-staaltje te maken toen ik bij de bushalte in Zeist (waar de psychiatrisch verpleegkundige vriendin woont) drie kwartier stond te blauwbekken en vreesde alwéér een taxi te moeten nemen. Je weet tegenwoordig gewoon niet meer of er überhaupt een trein of een bus komt. Ja, wat wil je, meende een vriend, door de oorlog en de sancties tegen Rusland heeft het westen zich in de wereld geïsoleerd en is de inflatie torenhoog. Columniste boog nederig het hoofd, want het kan altijd erger. Zoals knolraap en suikerbiet moeten eten. Of zoals de dichteres, die op straat over een loszittende tegel op haar ogen viel en sindsdien met één oog alleen nog maar mist ziet. Kun je je voorstellen wat voor ramp dat voor een dichter is? zei ze. Ik kon het me levendig voorstellen. Ik maak me al zorgen als ik bij de opticien verder in de min ben gedaald en alwéér sterkere glazen moet. Een familielid was op het einde van zijn leven blind, maar dit terzijde. Tel uw zegeningen, stond vroeger op een tegeltje bij mijn oma en deze truttige wijsheid, waar ik vroeger niets van wilde weten, is nu mijn lijfspreuk geworden. Want als er niets meer is, is er nog altijd de levensreddende poëzie waarmee ik dit afgelopen weekend rijkelijk mee gezegend was. Zelf heb ik het bosnische liefdeslied bij een select gezelschap geïntroduceerd, want ja, het kan altijd nóg erger met al die gebroken harten en onvervulde liefdes. Verlangen blijft toch het meest beschreven en troostrijkste thema in de poëzie. Dat kan ook net zo goed het verlangen naar een land zijn. Kevin Groen bracht een vleugje Azië naar het podium van Hoss in Den Haag, Ali Serik een snufje Turkije en ik bracht het publiek naar de Balkan. En na afloop heb ik met mijn twee mannen heerlijk gegeten in de keuken van India.

als de dichter lijdt

je valt recht op je ogen
in de hoop dat je geen spiegels breekt
of onleesbare strepen maakt

je verwachtte helder zicht
alsof alles bij het oude bleef
maar de kwetsuur komt later

als het licht uit de dag verdwijnt
en mist uit je ooghoek optrekt
je niet leest wat er staat

zo blind was je nog nooit
je tast diep in de grabbelton van letters
en trekt de status quo

je geeft de muze de schuld
die jou zo valselijk liet struikelen
nadat je haar te lang hebt veronachtzaamd

je was een ondankbare hond
die al het gegevene voor lief nam
de hand beet die voedde, nu stukgestreeld

lig je boven vlezeloze botten te herkauwen
en nog bloed je niet
ook beton is veerkrachtig, soms van mos,

soms van zand en glas hoeft niet
te breken als je het oppoetst
met onvaste blindegeleide hand

het is je gekrenkte trots
je lijdt niet aan de wereld noch aan de muze
maar zij aan jou

21 Februari 2023, Over zombies & biergieter

En zo zat columniste achter haar schrijftafeltje bij Eijlders. Ik was van plan om mijn oor goed te luisteren te leggen en de dichtmiddag schriftelijk vast te leggen, alleen zat ik wel een tikkeltje geïsoleerd in dat schrijfhoekje, maar dat deed genoeg wenkbrauwen fronsen en motten naar mijn licht zuigen. Wat heb jij van die keurige lijstjes gemaakt, kwam Jan Willem van Hamel, wijzend naar mijn servokroatische woordenschriftje. O, da’s wat anders, zei ik het onder mijn aantekenblad schuivend waarop ik de pen in de aanslag nam. Je moet oppassen met wat je zegt, want ik schrijf het allemaal op, sprak ik dreigend. O, hou jij ook zo van de fysieke schrijfarbeid? Helemaal niet, maar ik ben het zo gewend en een ouwe vos leer je z’n streken niet meer af. Ook is het alsof m’n gedachten rechtstreeks via de pen op het papier vloeien. Dat heb je met een knipperende cursor niet. Die is aan de laatste versie in het net voorbehouden. Wijtgaard voegde zich als host bij ons, want Lokkerbol moest naar een belangrijke balschopwedstrijd. Heb je haast? vroeg ie. Of kan ik je als mousserend toetje inplannen? Ha Marius, hoe is ie? Wel, begon deze, het gaat goed in zoverre we allemaal wandelende mummies zijn en de aarde in een perfecte cirkel om de zon draait. Wat bazel je nou, man? We zijn nog lang niet in het zwarte gat van Eijlders beland, dus hou die zombies nog maar even in bedwang. Ik heb eerst een podium te presenteren, maar aangezien de drank van het huis is zou het gat zich vandaag heel goed sneller dan anders kunnen aandienen. Welkom bij de afwerkplek van de muzen! riep hij door het café. De middag begon met een keur aan winderige, omverblazende gedichten over argeloze bankjes op het Museumplein, de nachtmerrievanger van Hamelen en parels in de donkere modder, vol wensdenkromantiek en vulkanisch verdriet. Achtereenvolgens vervoegden Yvonne Lieuw-On en Marlou Avontuur zich aan mijn tafeltje en Wijtgaard als vliegende gastheer op doorreis. Wat is dat nou? riep ik verbijsterd naar het glas wijn in zijn hand wijzend uit. Zo kan ik je niet in de column opvoeren, hoor. Je hebt nou eenmaal het imago van biergieter en vechtjas. Hoho, gaf ie, dat zie jij verkeerd. Wijn drinken hoort bij mijn huidige status. Als gastheer kan ik geen tapvat meer zijn en deel ik enkel nog tikken uit aan dames met zelfhulppoëzie die teveel beslag op mijn tijd leggen. Bovendien is Arie er vandaag niet, dus valt er niks te potenrammen. En helemaal bovendien is de drank van het huis, dus zou ik me zelfs een grappa kunnen veroorloven. Maar een tijdje later passeerde hij me schuldbewust met een Paulaner Hefeweizen. Je hebt gelijk, je verandert niet zo maar van een mattenbaas in een pennenlikker. De zombie-apocalyps is afgewend en het evenwicht weer hersteld. Het matten zal ik evenwel aan Lokkerbol overlaten, kan ie fijn uit z’n dak op z’n vrije dag. De poëzie was al veel te snel weer voorbij en er viel niets meer te schrijven, zodat ik me aan de toog vervoegde waar ik in gesprek met Eric Hermens raakte, die net als ik een groot liefhebber van de duitse expressionistische poëzie bleek. We gingen zo in elkaar op dat we zelfs vergaten bij te tanken. Zeg, ik heb een tafeltje voor ons geconfisqueerd, kwam Wijtgaard toen tussenbeide, en ik ben vandaag als gastheer zo hoffelijk dat ik daar zelfs je begeleider aan duld. En neem vooral nog een duitse hoestdrank van het huis. Dat wordt dan mijn eerste, zei ik, want ik ben nog broodnuchter. Kijk, dat bedoel ik nou, gaf ie, dat is nou het gat van Eijlders. Je denkt dat je nog nuchter bent, maar langzaam begint de grond onder je voeten te deinen. Wist je trouwens dat de geraspte kaas zo duur is omdat die uit Bielefeld komt en die plaats niet bestaat? Wat haal je die complottheorie nou weer vandaan? riep ik. Ik ga er binnenkort heen. Dat kan helemaal niet, sprak ie, want het bestaat niet. Dat staat op internet. Het zou voorwaar het beste voor de Oekraïeners zijn als Bielefeld naar Moskou wordt verplaatst opdat alles in het gat van Eijlders verdwijnt. En zie ik nou buiten tóch een stel zombies lopen?

Vreemdelingenlegioen

Ze zijn met minder dan ze gehoopt hadden, maar de ronselaars moeten
het ermee doen. Het zijn vreemde vogels die de grens oversteken,
een ex-marinier, een glasvezelmonteur, een brandweervrouw en
een rechts-extremist. Ze gaan als avonturier en bezorgde wereldburger

met ervaring in het spelen van Call of duty en worden soldaat, trainer
van net zo onervaren militairen of hulpverlener. Ten behoeve van de
grote herstart van een leven in puin door schulden, rechtszaken en
familieproblemen. Ze worden ingezet om units aan te vullen en zijn

van wezenlijk belang voor de public relations en fundraising. Sommigen
lopen zich warm voor een europese burgeroorlog, zodat ze geoefend
zijn in het verdedigen van huis en haard of mooier gezegd, de vrije
westerse waarden. Wens om aan de goede kant van de geschiedenis

te staan. Het is alsof er een paard in me begint te galopperen en niet
tegen te houden is, aldus reddingswerker Manuel. Het liep allemaal
anders dan gedacht. Het paard stormde zonder leidsels een wisse dood 
tegemoet. Zijn baas verdrinkt het krijgsverdriet in de kroegen van Lviv.

14 Februari 2023, Over steen des aanstoots & windeieren

Heel Letterenland stond de afgelopen week op z’n achterste benen en iedere schrijver of columnist van betekenis moest zijn licht op de zaak laten schijnen, wat neerkwam op de riedel, die we de afgelopen tijd regelmatig horen: het vrije woord en dus de democratie is in gevaar. Daarbij gaat het om een relatief onbekende kinderboekenschrijver (maar columniste is niet zo in de wereld van het kinderboek thuis), wiens naam nu op ieders netvlies staat omdat hij met de dood is bedreigd vanwege een verhaal voor volwassenen over de aantrekkingskracht tussen een jonge pupil en zijn meerderjarige trainer. Columniste ging meteen met rode oortjes op zoek, maar het verhaal was op het hele internet niet te vinden. Het bleek fout genoeg om als steen des aanstoots voor hageprekers op sociale media te fungeren, maar sinds de hetze tegen en het verbod op pedovereniging Martijn weten we dat deze kruisridders niet van dergelijke liefde gediend zijn. In de jaren 70 was het nog heel gewoon dat er wel eens een vonk oversloeg van leraar naar leerling, arts naar patiënt, trainer naar pupil en vice versa. Mijn aardrijkskundelerares op de middelbare school was getrouwd met een voormalige leerling, met wie ze in het klaslokaal een affaire begon, al moest dat in het begin wel stiekem natuurlijk. Maar zoals mijn leraar Nederlands – nota bene een pater – ooit zei: Liefde trekt zich niets van leeftijd of geslacht aan. Ik wil op deze plek geen lans voor pedofilie breken, dat doet nu even niet ter zake. In het geval van Pim Lammers zouden het vrije woord en de verbeelding van de schrijver in het geding zijn. Een gedicht is mij die doodsbedreigingen niet waard, aldus Pim toen hij de opdracht om een gedicht voor de Kinderboekenweek te schrijven teruggaf en onderdook. Het zal best dat hij zijn eigen veiligheid voorop stelde, maar ik maak me sterk dat het ongetwijfeld zwaar gesubsidiëerde CPNB – dat zich geen negatieve antiwoke publiciteit kan veroorloven – hem niet ook onder druk heeft gezet. Zoals Marieke Lucas Rijneveld zich moest terugtrekken na kritiek dat zij als blanke geen gedicht van de donkere Amanda Gorman zou kunnen vertalen. À propos, niemand viel over haar boek over de liefdesrelatie tussen een 15-jarig meisje en een 49-jarige vee-arts, maar zij schrijft dan ook niet voor kinderen – hoewel Pims verhaal eveneens voor volwassenen is geschreven. Hoe het ook zij, sindsdien doet Pim er het zwijgen toe en laat anderen over elkaar heen buitelen om zijn zaak te verdedigen. Het CPBN heeft zich vierkant achter hem geschaard. Het heeft hem geen windeieren gelegd, want zijn bundel was in een mum van tijd uitverkocht. Wat echter al die koene ridders uit zijn naam nalaten is kritiek te uiten op het feit dat hij zich heeft teruggetrokken. Het zou toch juist van moed en rebelsheid getuigen als hij een dikke middelvinger tegen de doodsbedreigers opstak en alsnog dat gedicht voor de Kinderboekenweek schreef. Niemand die zijn terugtrekking een laffe daad noemt, die in wezen de pestkoppen in het gelijk stelt. Nee, dan John Cleese. Hij gaat een nieuwe serie van Fawlty Towers maken, maar dan wel voor Fox News, want de politiek correcte BBC heeft wat al te verwoed in zijn oude serie gesneden. Zo is de meesterlijke scène met de Germans bruut verwijderd omdat die beledigend zou zijn. Als we in een wereld leven waarin zelfs het beledigen van Duitsers een halszaak is kunnen we die wel opdoeken! John Cleese verwoordt het als volgt: Als je je zorgen moet maken over wie je nu weer beledigt en daar continu over na moet denken, kun je niet creatief bezig zijn. Goed, Cleese is inmiddels 83 en kan een potje breken terwijl Pim Lammers op z’n 29-ste nog aan het begin van zijn carrière staat. Maar toch. Wie het echt voor het vrije woord wil opnemen moet schrijven over alles wat hem/haar van belang lijkt en pal staan jegens hen die dat niet bevalt of er aanstoot aan neemt. Ja, het is zelfs de belangrijkste opgave van de kunst om controversiëel en schurend te zijn. John Cleese heeft dat begrepen, Pim Lammers niet. Volgens Cleese moet de kijker zich bij Fawlty Towers 2.0 op een schok voorbereiden. Ik kan niet wachten.

Kaskraker

Ik ben een dichter zonder naam of faam. Mijn jas is versleten,
mijn schoenen zijn kapot, mijn schrijftafel is met rekeningen
overwoekerd en mijn inspiratie in de kan. Mijn uitgever dicteert
me met het mes op de keel het recept voor een bestseller, want

dat kun jij best. In de ik-vorm, anders word je niet meer geloofd.
De zegevierende held biedt alleen op papier het hoofd aan ziekte,
ongeluk en de dood. Provoceer tot je wordt teruggefloten. Raak
aan het laatste taboe. Dat is voorwaar geen lichte opgave, want de

pedoporno heeft een ander al vóór jou gedaan. Misschien wat
onkiese handelingen met het lam (vingers tussen de wol), de big
(kroelen onder de krulstaart) of lijkenliefde met een dode moeder.
Wacht tot je met de dood wordt bedreigd door beestkezen en

kadavergravers. Slachtoffer jezelf door onder te duiken. Laat
anderen voor je in de bres springen en pleiten voor jouw vrije
woord. Zelf geef je geen kik maar bikt alvast je standbeeld uit.
Je ligt in ieders etalage. Wordt als zouteloze botersprits verkocht

7 Februari 2023, Over hoogwaardigheidsbekleders & bedelstaf

Napels aan de Vecht is hedentendage de spottende benaming voor Utrecht en de aanblik van al die containers bedolven onder die grauwe, onwelriekende berg als in de eerste de beste sloppenwijk is bepaald niet fraai. M’n ouwe vader zei me vroeger, toen we twee keer per jaar naar Italië reden: Er zijn twee italiaanse woorden die je moet kennen, dat zijn sciopero (staking) en domani (morgen). In het Italië van de seventies waren stakingen namelijk aan de orde van de dag. Ook lagen toen de junkies pontificaal op de Ponte Vecchio tussen de toeristen te spuiten, maar dit terzijde. Toen was Hoog Catharijne eveneens een drugshol, maar dit geheel terzijde. Nu hebben we in de stad een afvalcrisis en daarbovenop ook nog een streekvervoercrisis waardoor lief er anderhalf uur over deed om op het nieuwegeinse stadhuis te geraken. Staken is weer in, volgens boze tongen is het een marketingstunt van de vakbonden om nieuwe leden te werven en dat terwijl de looneisen allang zijn ingewilligd. Goed, we zijn in dit land ontzettend verwend, maar met al die opeenvolgende crises wordt het er bepaald niet vrolijker op. Een sterk staaltje daarvan heb ik het afgelopen weekend aan den lijve kunnen ondervinden. Ik was in Aken voor de vredesdemo, die tegelijkertijd een manifestatie was tegen de uitreiking van de Preis gegen den tierischen Ernst (Prijs tegen de ontzettende ernst) aan minister van buitenlandse zaken Anna Lena Baerbock. Dat schoot de vredesdemonstranten in het verkeerde keelgat, dat het oorlogshitsende Baerböckchen – zoals ze haast liefkozend werd genoemd – een prijs door kreeg uitgereikt voor een dermate serieuze aangelegenheid die oorlogsvoering is. Wat volgde was een twee uur durende satire met rappers, dichters, een cabaretier, die Baerböckchens leven onder de loep nam, én een kwis voor het Eurocongres waar op dat moment de prijs door Prins Carnaval werd uitgereikt. Dat kun je wel aan de Duitsers overlaten. Het volk, waarvan altijd wordt beweerd dat het geen humor heeft, is het beste in satire en het belachelijk maken van hoogwaardigheidsbekleders. Het zou heel bevrijdend zijn als wij dat ook eens met Sigrid Kaag of Wopke Hoekstra zouden doen. Zelfs Rutte wordt nog heel mild door de Lubachs van de mainstream bejegend. Politiek is dodelijke ernst in dit land, vandaar dat politici geen grappen meer kunnen verdragen en zich voor de camera’s verdringen zodra ze een doodsbedreiging ontvangen, maar dit terzijde. Na afloop moest columniste natuurlijk weer vanuit het verre Aken terug naar Utrecht. Tot voor kort kon je vanuit Heerlen gratis op je weekendabonnement met de Arriva naar Aken, nu moest ik overstappen in Herzogenrath op de duitse trein waarvoor wél betaald moest worden. Enfin, dat was een bedragje waarvan columniste niet direct aan de bedelstaf raakte, maar op de terugweg liet Arriva het vanaf Herzogenrath afweten terwijl er van een staking van het streekvervoer nog geen sprake was. Anderhalf uur stond ik op dat tochtige, godverlaten station toen iemand eindelijk een appje van Arriva kreeg met de mededeling dat de treinen niet reden (hoewel ze wel steeds op de display stonden aangekondigd). We waren een Heerlenaar, een Graubeeker vanuit de italiaanse Alpen onderweg naar huis en een kleumende dichteres uit Utrecht, dus besloten we gedrieën een taxi naar Heerlen te nemen. Die taxi deed voor mijn gevoel absurd lang over dat kippeneindje, zelfs zo lang dat ik in Heerlen de laatste trein naar Sittard en Eindhoven miste om daar aansluiting op het nachtnet te hebben. Columniste belde in alle staten met het thuisfront, het was maar goed dat het station geheel verlaten was omdat de laatste trein al was geweest. Ach, neem dan maar op mijn kosten een taxi naar Eindhoven, sprak lief verzoenend. Ik zal de lieve lezer niet vervelen met het astronomische bedrag, dat ik voor dit ritje moest neertellen, maar ik prees me als armlastige dichter eens te meer gelukkig met mijn zo gulle Mecenas. En dat alles omdat de Arriva alvast een voorproefje op de staking nam.

Napels aan de Vecht

Het afval stapelt zich op, het lijken wel napolitaanse toestanden
door de werkweigering van vuilnismannen. De binnenstad een
vuilstort van onbruikbare, niet te recyclen dingen die niet
duurzaam kunnen worden ingezet. Troep moet gewoon weg,

anders doet verrommeling zijn intrede en verliezen we het zicht
op de schoongeveegde straat. Uit voorzorg zijn de recyclingstations
in de omliggende gemeentes gesloten, anders komen ze daar weer
met al die hopen en bergen ongewenste, onwelriekende rotting te

zitten. De grijze vloed zwelt aan. Mijn kantoor staat voor al die
vuilniszakken, klaagt de zakenman. Kunnen ze niet ergens anders
hun staat van ontbinding etaleren? En de ME heeft zeker weer eens
de handen vol. Commerciële vuilopruimdiensten komen niet in

actie wegens oneerlijke concurrentie. Alleen bij meldingen over
naalden en rondzwervend drugsafval rukt de calamiteitendienst
uit. Daar komen de eerste ratten al in het gelid. Gelukkig zijn het
geen klimrotten, die houden zich beneden de grote rivieren schuil.

31 Januari 2023, Over lusttuin & noeste arbeid

De Poëzieweek is alweer bijna voorbij, maar het was een produktief weekje ten behoeve van de poëzie. Ondanks het feit dat columniste niet al te best bij stem was, maar ja, een griepepidemie trekt zich maar weinig van de poëzie aan. Wat dat betreft zou de hoogmis van de poëzie meer gebaat zijn bij een warm lentezonnetje in april of mei. Dus stond ik met hese stem op een paar octaven lager voor een goed gevulde bieb aan het Neude voor te dragen, met de Haarlemse Dichtlijn in de Kennemer boekhandel en in het houtense Theater aan de Slinger. Vriendschap was het thema, wat de organisatie van de Haarlemse Dichtlijn er kennelijk toe had gebracht om dichters te verzoeken het gedicht waardoor ze aan het dichten waren geraakt mee te nemen. Rodenko kwam langs, Piet Paaltjens, Paul Snoek, Dylan Thomas, maar het opmerkelijkste was dat Gerard Scharn en ik allebei een gedicht van Gottfried Benn hadden uitgekozen. Hij diens bekendste gedicht “Kleine Aster” en ik “Untergrundbahn”, dat ik echter niet voordroeg, want te moeilijk Duits en een nederlandse vertaling had ik nergens kunnen vinden, hoewel ik zeker weet dat Huub Beurskens het als “Ondergrondse” heeft vertaald. En om het zelf te doen was het te kort dag. Het was zeker niet het eerste gedicht, dat ik onder ogen kreeg en zeker ook niet het eerste gedicht, dat indruk op me maakte. Dat was namelijk “Het uur U” van Nijhoff. Daar ging zó’n mystieke dreiging vanuit toen mijn leraar Nederlands pater Pijnenborg op de Katholieke Scholengemeenschap De Breul te Zeist het in zijn geheel in de klas voordroeg. Hij was degene die me in Havo 4 met poëzie kennis liet maken. Een nogal eigengereide man, die zich niets van lesprogramma’s en examens aantrok en alleen maar poëzie behandelde. Die me trouwens ook met de dagboeken van Etty Hillesum in aanraking bracht, maar dit terzijde. Ongetwijfeld het type vermoeide vijftiger met een midlevencrisis, maar voor mij sprong de wereld voor mijn meisjeskamer open. Ik ging me in de Dikke Komrij verdiepen en gelukkig had ik een dichtende oom, die af en toe een zelf samengestelde bloemlezing stuurde. Mijn tweede poëtische Aha-Erlebnis had ik in het eerste jaar van mijn studie Duits, toen mijn docent letterkunde Helmut Lethen me kennis liet maken met expressionistische dichters als Trakl en Heym. Ik kreeg de “Untergrundbahn” onder ogen en opnieuw sprong de wereld open, deze keer als lusttuin voor mijn studentenkamertje. À propos, wat “Het uur U” zo fascinerend maakte was dat het zich gewoon in de utrechtse Herenstraat ontrolde en “Untergrundbahn” speelt in de berlijnse metro, maar zonder de titel zou je dat er niet uit halen. Wat een zinnelijke pracht – Dali ontmoet Awater, zo ongeveer. Toen dacht ik in mijn jeugdige overmoed: zo wil ik ook schrijven, maar natuurlijk liepen mijn eerste schamele pogingen op slappe aftreksels uit. Wat ik toen nog niet wist was dat het gedicht waarschijnlijk – zoals Lennard Nijgh’s “Land van Maas en Waal” – onder invloed van geestverruimende middelen is geschreven. Nu is schrijven onder invloed – ook niet van drank – sowieso niet mijn ding. Ik kan prima lichtelijk tipsy voordragen, maar voor de echte, noeste arbeid moet ik nuchter zijn. Dan wil ik zicht op de bodem van een helder meer hebben en niet op troebelige droesem. Dus moest ik mij met lange, vermoeide slagen een eigen weg banen. Sowieso gaat het imiteren van dichters mij nooit zo goed af. Ik weet dat er dichters zijn, die zich de stijlvorm van Baudelaire, de Tachtigers, Lucebert of Paul Celan eigen hebben gemaakt en daar hun eigen draai aan weten te hebben gegeven, maar dat is een talent, dat ik niet bezit. Dus zat er niets anders op dan mijn eigen poëzievorm uit te vinden. Het was een lange zoektocht van iedere dag schrijven om daarna het verdriet van de mislukking weg te drinken. Maar het is uiteindelijk gelukt, mag ik wel zeggen. In de haarlemse boekhandel waren de voordrachten ten einde en de kurken vlogen van de flessen. We proostten op een geslaagde Poëzieweek.

Lippendienst

Vriendschap is een illusie maar ook een dekmantel voor geheime,
ongerijmde harten. Het is een elkaar aan het lijntje houden
onder valse voorwendselen, als hij seks en zij gewoon een knuffel
wil, als zij haar hart verpand en hij het als een hete aardappel

terugschuift en je elkaar om verder ongemak te voorkomen tot
vriend verklaart. Vriendschap is voor eeuwig, want het is een
status quo waar niet aan te tornen valt. Vriendschap verbreek je
niet maar zeg je op om de indruk te wekken dat het om een

gemeenschappelijke afspraak op gelijkwaardige basis gaat.
Vrienden zijn diegenen die op ons lijken qua kleur, afkomst en
opvattingen en als de vliegen van het noodlot aan je blijven kleven
omdat je nu eenmaal uit dezelfde aars komt. Vrienden zijn als

familie maar laten de tweede huid wat losser zitten en mogen onder
het mom van ouwe jongens krentenbroodgezelligheid geen aanspraak
op je maken en jij zeker niet op hen. Vrienden zijn vlees noch vis,
makkers zonder tanden. Het getuigt van moed om liefste te zeggen.    

24 Januari 2023, Over kerkklokken & sappige details

En weer voelt columniste zich genoodzaakt om een in memoriam te schrijven, nu is het John Zwart die onverwacht is heengegaan. En ik wil ook heel graag iets over hem schrijven, want ik heb in het verleden veel en vaak met hem gepraat. Helaas is het contact in de coronatijd verwaterd, hoewel ik altijd met veel plezier zijn verslagen van allerhande podia op FB las. Altijd kwam hij vanuit het verre Friesland aangetuft om zijn oor bij de poëzie te luisteren te leggen en vaak ook zelf voor te dragen, alhoewel ik hem ervan verdacht dat hij stiekem liever poëzie hoorde en las dan dat hij het zelf schreef. Hij zat altijd vol verhalen, over zijn zeevaardersverleden, de continenten die hij bevoer, maar diepte ook graag anekdotes over bekende dichters van vroeger op. Een belezen man (wat moet je ook anders op zee?), Slauerhoffkenner maar ook fan van Marilyn Monroe, over wie hij een lijvig boekwerk schreef. Poëziepaus die dichters verbond en op FB mensen lekker voor diverse podia probeerde te maken. Als ik op zoek was naar een podium voor de loze zaterdag- of zondagmiddag, keek ik altijd even in Johns agenda. De jaren van Hernehim heb ik niet bewust meegemaakt, al herinner ik me die naam wel eens in het begin van mijn podiumcarrière te zijn tegengekomen, toen ik internet afstruinde op zoek naar sites waar ik mijn probeersels kon deponeren. Ik kan me nog vaag een Hernehimbijeenkomst in de Kargadoor herinneren omdat ik toen alle podia afliep, zeker als ze in Utrecht of Amsterdam waren. Ik weet niet meer waar of wanneer ik hem voor het eerst heb gesproken, maar het zal vast in de La Place in de hoogste regionen van de OBA zijn geweest, na afloop van het open podium bij de wijn, koek en friet, omdat hij daar vaste gast was. Ook herinner ik me een wandeling langs het IJ na afloop van een theatervoorstelling over de Tachtigers van Simon Mulders Feest der Poëzie, toen hij de ene na de andere anekdote oplepelde over Slauerhoff en mijn stadgenoot JC Bloem. Hoe ze vanuit Friesland met de veerboot de Zuiderzee overstaken om op zaterdagavond in Amsterdam de bloemetjes buiten te zetten en pas op zondagochtend met het eerste veer weer teruggingen waarop ze lallend door het gereforneerde dorp paradeerden en Clara Bloem bij het luiden van de kerkklokken – als de zwarte hoedjes langstrokken – pontificaal met blote borsten voor het raam ging staan. Van een dergelijke provocatie leeft mijn baldadige dichtershart natuurlijk op, hoewel men van zoiets nu natuurlijk niet meer opkijkt. Als je de huidige wokegarde wilt provoceren, moet je of jezelf tot het wappiedom verklaren en/of Kamerleden voor reptielen uitmaken. Wat dat betreft kan ik me eerder de ontsteltenis van de vrome gelovigen bij het zien van die blote borsten voorstellen dan de heisa rondom de reptielenmetafoor. John beschreef het natuurlijk veel levendiger en met de nodige verbeeldingskracht en sappige details dan dat ik dat op deze plek kan. Wel heb ik het verwerkt in mijn gedicht “Over het IJ”, dat later een plekje in de Dichter bij Eijlders bundel “Een vleugje bittergarnituur” heeft gekregen. Maar ook later heb ik regelmatig en graag met hem gepraat, zoals in dat oude café aan het Spaarne in Haarlem waarna hij Simon en mij een lift terug naar Amsterdam gaf, bij de nieuwjaarsborrel op Het einde van de wereld en ook nam hij me mee op ziekenbezoek bij de danser/dichter Conrad van de Wetering, met wie hij een speciale band had. Ach, wanneer liep ik hem niet tegen het lijf? Tot corona kwam, toen bleef het beperkt tot wat FB-berichten af en toe, want hij was erg bang om ziek te worden. Maar afgelopen zomer zag ik hem plots weer bij de dichtersmarathon in Eijlders. Hij kwam naar me toe en begon meteen over podia waarheen hij me wilde brengen, maar het was warm, vol en luidruchtig in het café, dus wimpelde ik hem af en vluchtte naar buiten. Ik zie hem binnenkort wel weer op een podium, dacht ik. Dat is niet meer gebeurd. Dat kan ik betreuren, maar ik heb zoveel mooie herinneringen aan hem en die wandeling langs het IJ was echt onvergetelijk.

Over het IJ

Voor John Zwart

De oude dichter strijkt zijn baard
glad, wind veegt zijn haren over zijn
schedel. De zon leunt zwaar op het
IJ. Ik ben zojuist weer eens

gestorven, hij reanimeert mij
met een verhaal. Over dronken
dode dichters met de pont over
de dansende baren van de

Zuiderzee. Ik zag ze zich lallend
onder de kerkgangers begeven. Thuis
wachtte Clara met openhangende
kimono. Zwaar als een onweersbui

lag het godsdienende op het
gemoed van de jonggestorven dichter.
Ik herinner me de reizen die ik
als zelfverklaard matrozenkind maakte.

Mijn oude dichter zwijgt. Zijn besproete
hand wordt gedragen door mijn
doorleefde rug. In de verste verte
doet hij me aan mijn vader denken.

17 Januari 2023, Over Körperkultur & geneugtenzoeker

Een nieuw jaar, tijd voor de opstanding van de nieuwe mens in een tijdperk van transitie. Om door gezond en deugdzaam leven een betere versie van zichzelf te worden. Aldus de huis-tuin-en-keukenfilosofe Connie Palmen afgelopen weekend in de Volkskrant. De beste remedie tegen blue monday is je in het zweet te sporten. Hadden de Nazis niet eveneens de Körperkultur hoog in het vaandel en de sportieve, pezige mens op het schild gehesen? De nieuwe mens is ook een collectivist maar niet zo een die zich om z’n roedel bekommert, nee, dat is iemand die braaf met het geheel meedoet en zich onderwerpt aan de bezigheden van de goegemeente, zoals sporten, niet roken, niet drinken, veganistisch eten en woke zijn. Er zijn er die het einde van het individualisme toejuichen. Er zijn er die het einde van het hedonisme en ongeremd leven toejuichen. Aan columniste is dit alles niet besteed, bovendien leef ik al m’n hele leven met de broekriem aangetrokken, maar ik vrees dat ik het nog ga meemaken dat ik voor m’n wijntje niet meer bij de supermarkt terecht kan, zoals dat nu ook al in islamitische supermarkten in Bosnië het geval is. En vermoedelijk zal het bruin café ook ophouden te bestaan en plaats moeten maken voor hippe tenten waar je alleen nog maar gezonde smoothies in giftige kleurtjes en décafé’s met italiaanse namen kunt krijgen. Dan maar naar Eijlders zo lang het nog kan, want wat is poëzie zonder drank en wijsheid in de kan? Het thema van de dichtmiddag was de toekomst en het was deze keer peentjes zweten om iets uit de pen te krijgen, want om bovenstaande redenen heeft columniste geen al te rooskleurig beeld van de toekomst. Ik vreesde al van de dichters een vat vol optimisme en luchtspiegelingen voorgeschoteld te krijgen, maar dat viel reuze mee. Zo had de nieuwe ster aan de Eijldershemel Kees Valentijn een satirische tekst over de transitie van mens naar vis en pleitte hij voor de oprichting van een partij voor poëzie. Willem Mesman ging juist terug naar het verleden, naar de witte kerst van 1964, toen de sneeuw tien centimeter hoog lag. Het was columnistes eerste kerst, maar natuurlijk herinner ik me daar niks meer van. En Wijtgaard stak op de hem onnavolgbare wijze de draak met de hoop. Wat vind jij nou van het concept van de nieuwe mens? vroeg ik hem. Heij, sprak hij beslist, dat moet je niet aan een geneugtenzoeker als ik vragen – waarop hij de inhoud van het bierglas in de keel kieperde. Laten we het liever over geraspte kaas hebben. Wat is daarmee? vroeg ik. Is die ook al uit de handel genomen? Het scheelde niet veel, maar de prijs is wel fors gestegen van 2,25 naar 4,65 voor een lullig zakje! Wou je soms ook nog de zonnebloemprijzen bespreken? verzuchtte ik. Nee luister, er vertrekt wekelijks een fregat vol garnalen uit Noord-Holland om in Afrika gepeld te worden en hier verkocht. Lekker goedkoop. Zo werden de kazen altijd naar Oekraïne verscheept om in Rasphuizen door oekraïense ouwe besjes geraspt te worden. Lekker goedkoop, want die vrouwtjes werden uitbetaald in kost en inwoning. Maar ik heb het sterke vermoeden dan men sinds de oorlog daar het raspterrein naar Polen heeft verlegd waar de lonen veel hoger zijn. Daarom is de prijs van geraspte kaas zo gestegen. Weet je hoe dat wordt genoemd, Martin? gaf ik. Je reinste complottheorie. Maar het klinkt heel plausibel, toch? wierp hij tegen. Verhip, is dat niet Arie van Egmond daar aan de toog? Ik heb nog een appeltje met hem te schillen. Als je ’t mij vraagt is hij het die in het gerasptekaascomplot aan de touwtjes trekt! Ik heb ineens ontzettend veel zin om hem tot nieuwe mens te verbouwen. En zo vlogen beide heren rollebollend en bekvechtend de straat op alwaar ze uit het zicht verdwenen.

Voornemens (Pamflet tegen de januaridroogte)

We zetten de toekomst maar beter in de kast en onze visies
op hold. Door alle stippen op de horizon zie je de opklaringen
niet meer terwijl de schepen met zure appels onophoudelijk
aanmeren. Dus laten we even pauzeren van onze maakbare

plannen en rendementsnoten op onze zang. Voornemens die
in het glas vol goede bedoelingen verdrinken en verdampen
in de roes van meeslepend leven dat zich hooguit met horrelvoet
van crisis naar crisis voortsleept. Vergeet de oceaan maar laat

het vocht aanrukken. Vergeet het smelten maar laat het hart
week als een suikerspin zijn. Vergeet het branden maar zoek
verkoeling in de schaduw van de nacht. Vergeet de bergen,
pieken en toppen maar blijf in laagland, zwelg in het moeras

van zinnelijke verlokkingen. Vergeet het vliegen maar raak
de bodem. Ga vooral niet op zoek naar alternatieven als
lightprodukten en namaakbubbels. Het leven is hard als glas,
tranen bitter, lijden rauw en als je valt trek dan vooral het zeil weg.

10 Januari 2023, Over jobstijdingen & uppercut

Allereerst wenst columniste u vooral een goed 2023, lieve lezer. En goed is al heel wat in deze tijd, goed is het beste wat je kunt krijgen, beter dan gelukkig, want het geluk ligt ook niet meer voor het oprapen. Gezegend is voor de paus en knallend is enigszins in onbruik geraakt. En de slechte maren worden meteen weer over ons uitgestort alsof het jaar niet gekeerd is, het lijkt haast wel alsof de jobstijdingen elkaar in steeds sneller tempo opvolgen. Nu is het weer dat er geen sneeuw in de Alpen ligt, wat volgens mij niet zo heel uitzonderlijk is, want het is gewoon vrij warm voor de tijd van het jaar en zoiets komt vaker voor. Maar nu wordt er in de media kond gedaan van ongelukken met dodelijke afloop doordat skieërs in ravijnen storten in plaats van soepeltjes over een witte loper naar beneden te glijden, wat aan het gebrek aan sneeuw te wijten is. Misschien ben ik de afgelopen jaren sceptisch geworden, maar ik kan het niet helpen me af te vragen wat de volgende stap zal zijn. Een ontmoedigingsbeleid betreffende skivakanties omdat het slecht voor het klimaat is? Soms denk ik dat de NS daar met al die uitvallende en veel te korte treinen reeds hard aan werkt. Om ons te ontmoedigen om überhaupt op reis te gaan. Ook Koning Alcohol moet het ontgelden met al die dry-january-campagnes. Ik word daar zo aan het begin van het nieuwe jaar niet vrolijk van. Als ik niet meer mag roken, drinken of op reis is wat mij betreft de grens bereikt. Duurzaam leven doe ik trouwens al sinds jaar en dag, noodgedwongen, omdat ik geen cent te makken heb, zelfs mijn boeken haal ik uit bieb en boekspot. Tegelijkertijd wordt er een superkazerne in de Flevopolder neergeplempt. De boeren zijn alweer boos omdat ze de donderbui zien hangen, die moeten hun land afstaan ten behoeve van de oorlogsexpansie van onze Navo, die ons tegen de russische hordes moet beschermen. Al een tijdje neemt columniste iedere maand deel aan de Friedensdemo in Aken waar wordt gepleit voor uittreding (van Duitsland) uit de Navo en beëindiging van de oorlog in Oekraïne door het opstarten van onderhandelingen. Opmerkelijk dat dit alternatief alleen nog in het enigszins pacifistische Duitsland leeft terwijl hier in Nederland iedereen het maar oké vindt dat er steeds mee van dat oorlogstuig geleverd wordt terwijl er totaal geen zicht op is of die wapens in de juiste handen terechtkomen. Terwijl diezelfde kritische en zuinige Nederlanders verwoed de vinger op de knip houden en verontwaardigd spreken van onrechtmatige geldstromen, die naar corrupte regeringen vloeien als het om ontwikkelingshulp gaat. Waar is de Hollanditis en Ban-de-bom van de jaren 80 gebleven? Columniste zou in staat zijn om zich met lijm op de plek van die toekomstige compound vast te kleven, maar ik ben maar een vredelievende roepende in de woestijn, een dichter die enkel met woorden kan strijden. Echter, juist daarom hebben we de poëzie in het nieuwe jaar des te harder nodig, als tegenwicht voor het krijgsgeweld, als lichtpuntje in die duistere crisissennacht. Dus toog columniste op de vierde dag van het nieuwe jaar naar de rotterdamse Poetsclub waar Von Solo verdorie de Panzerkreuzer Potemkin stond op te hemelen! Toen ik hem in ferme bewoordingen een uppercut wilde verkopen, zei hij: Hoho, het is zeker niet wat je denkt. Op dat schip is de bemanning toch maar mooi tegen de tsaar aan het muiten geslagen en dat was in feite het begin van de russisiche revolutie. Later vertrouwde mevrouw Solo me op het toilet de geschiedenis van hun liefde toe. Hij is heus heel zachtmoedig, hoor, zei ze, alleen is hij zijn wilde haren nog niet kwijt. Ik zeg hem keer op keer dat ie die staart moet afknippen maar niemand zo eigenwijs als een Solo. En hiermee, lieve lezer, wens ik u toch vooral een liefdevol jaar toe.

Pantser

Bij Zeewolde wordt aan een schil gebouwd die het naakte
polderland een dikke huid moet geven. Het vastgoed van
defensie is door bezuinigingen en achterstallig onderhoud in
desastreuze staat. Daarom is er voor een strategisch plan met

campusbenadering gekozen waarvoor minder fysieke overplaatsing
is vereist. De Flevokuip wordt volgeplempt met raketartillerie,
pantserhouwitsers, F35’s, Reaper-drones, Leopard-tanks,
7000 militairen en 1300 opleidingsplaatsen. De superkazerne

als kroon op kikkers hoofd. De gouden kippen leggen uitgaven
boven de Navonorm van twee procent. De boerinnen Gerda en
Carolien zijn in alle staten en roepen medelanders op om
zoveel mogelijk munitie te verzamelen. Van rust, rund en ruimte

naar een grijs-groen, hypermodern gekrioel en strijdgewoel.
Geen verrot vlees zoals voor de bemanning van pantserkruiser
Potjomkin, dus een muitende opstand zit er niet in. Alleen
een verdwaalde, vredelievende pacifist spreekt er schande van.             

20 December 2022, Over niemandsland & nonbinaire drift

In de Volkskrant stond dit weekend een uitgebreid artikel over een gymnasium in Amsterdam-West dat een happige happy regenboogschool zou zijn. Goed, nou moet je in Amsterdam (behalve bij Eijlders!) zo onderhand met een lantaarntje naar een genderspecifiek toilet zoeken, maar ik vind het moeilijk te geloven dat er op een middelbare school, tussen al die testosteronbommen en oestrogeenteefjes openlijk nonbinaire pubers rondsjouwen waarvan sommige ook nog eens “in transitie” zijn, zoals dat heet. De puberleeftijd, is dat niet dat godverlaten niemandsland tussen kind en volwassene waar de hormonen ongericht door het lijf gieren, alles wat afwijkt wordt gepest, je vooral in de kast moet blijven en je anderszijn en daarmee gepaard gaande eenzaamheid dient te verbijten? En daar dan een genderneutrale oase inrichten? Waar leerlingen zelfs afdwingen om met die en zij/hen aangesproken te worden en in naamsveranderingen grossieren? Afgezien van het feit dat zij/hen taalkundig natuurlijk volstrekt incorrect is – tenzij het de aanduiding is voor iemand met een meervoudige persoonlijkheidsstoornis – is het onzinnig om juist op die kwetsbare leeftijd met geslachtstransities te experimenteren. Ik vrees dat het veel jongens en meisjes frustraties gaat opleveren die de toch al verwarrende levensfase er niet eenvoudiger op maakt. Sommige complottisten beweren dat de nonbinairen en transgenders de voorhoede vormen van de toekomstige, geslachtsloze bionische mens. Zelf denk ik stiekem wel eens dat het een verkapte campagne voor het terugdringen van de wereldbevolking is (want beter voor het klimaat) en hoe meer transgenders en homo’s, hoe minder kinderen er op de wereld gezet worden. Een geniale zet om het krijgen van kinderen op zijn minst te ontmoedigen, want verbieden kun je het immers niet, al zijn er wel pogingen gedaan om probleemgevallen en zwakzinnigen hiervan te weerhouden, maar die zijn altijd vruchteloos gebleken. In het VK-artikel stond tevens dat dit nonbinaire verlangen in toenemende mate door personen met vrouwelijke geslachtsdelen gekoesterd wordt. Een kennis vertelde laatst dat zijn tienjarige kleindochter hem had toevertrouwd dat ze twijfelde of ze wel als meisje door het leven wilde. Kennelijk zijn het tegenwoordig vooral de meiden die liever jongen willen zijn. Dit nu is een interessant fenomeen. Deskundigen hebben er al op gewezen dat dit komt door de maatschappelijke druk op meisjes om mooi en bevallig te moeten zijn. Dat zou kunnen, zoals ooit annorexia nervosa als maatschappelijk probleem werd geduid. Maar die uitleg lijkt me niet afdoende. Tegen alle bezorgde (groot)ouders zou columniste willen zeggen: het is op die leeftijd volkomen normaal. Zegt een vrouw die als kind ook veel liever een jongen wilde zijn. Afgezien van de veel comfortabeler broeken in plaats van de rokjes-met-inkijk en de kriebelmaillots in de winter is het namelijk hierom: meisjes zijn niet blind en zien dat jongens veel meer mogen dan zij. Zich veel meer kunnen permitteren. Meer voor zichzelf opkomen. Meer ruimte innemen. Is het dan zo gek dat het meisje liever een jongen is? Jongens en meisjes zijn gelijkwaardig maar worden niet gelijk opgevoed. De jongen wordt getraind om zich te profileren en van anderen te onderscheiden, het meisje wordt getraind om sociaal vaardig en aangepast te zijn, om zichzelf “weg te cijferen”. Meisjes in de prepuberale fase, als ze nog niet geslachtsrijp zijn, willen hetzelfde als jongens. Juist ook omdat jongens en meisjes op die leeftijd nog veel meer op elkaar lijken. Later in de puberteit wordt het meisje zich van haar vrouwelijkheid bewust en verdwijnt die nonbinaire drift vanzelf weer. Om in de menopauze terug te keren, maar dan verliezen we immers aan oestrogeen en winnen aan haar op de tanden. Na deze wijze les over de vrouw rest mij u mooie feestdagen toe te wensen, lieve lezer. Dit was mijn laatste column van dit jaar. Dat het nieuwe jaar maar veel liefde en inspiratie mag brengen.

Straffe regenboog

Het Gerrit Komrij College is in rep en roer. Raadslid Loes hield het
tijdens de vergadering niet droog. Wij zijn een regenbooggemeente
waar iedereen zichzelf moet kunnen zijn. In Winterswijk is geen
ruimte voor haat, aldus de doldrieste strijdster die al jarenlang

met de dood wordt bedreigd. De regenboogtrap is de ultieme
kroon op haar werk en staat symbool voor de ladder naar
verdraagzaamheid. Maar daar dachten de leerlingen anders
over (want puberen staat voor zwartwit in het divers inclusieve

kleurenpalet), ze weigerden de trap te nemen en klommen liever
als bronstige apen in de touwen uit angst als homo te worden
weggezet. Liever niet gepest dan uit de kast en dapper stelling
nemen. De ontluikende ziel is teer nog half in de knop. Je bent nou

eenmaal niet ongestraft Winterswijker, stelde de dichter. Er is geen
ophaalbrug laat staan een trap naar de toekomst. De Achterhoeker
moet uit die hoek vol verboden jongensvruchten. Tot dan is het
er onooglijk maar goed zoals het is. Pleur op met je regenboogidylle.

13 December 2022, Over boemelen & smart

Soms is de omweg de rechtste weg om het doel te bereiken en kom je de mooiste verhalen tegen. Ik hou van de omweg. Nooit recht op het doel af, maar je laten verleiden tot het boemelen over zijpaden. Op het platteland verstaat men deze kunst beter dan in de Randstad en aan de rafelranden van Europa weer beter dan in het westen en in het zuiden is morgen een gevleugeld woord. Waarlijke meesters van het boemelen zijn de Bosniërs die er zelfs een speciaal woord voor hebben: rahatluk. Wij zijn met ons drukdrukdruk het boemelen verleerd, alhoewel we er tijdens de lockdowns wel aan hebben gesnoven en dat beviel zo goed dat we elkaar plechtig beloofden het voortaan heel anders te doen. Geen stress, geen drukte, zo weinig mogelijk verplichtingen, minder consumentisme en meer duurzaamheid. Dood aan het hedonisme! Inmiddels zijn we net als in de roerige jaren twintig van honderd jaar geleden compleet met inflatie weer lekker losgeslagen. Met de feestdagen wordt er grootser dan ooit uitgepakt, want het-mag-na-twee-jaar-eindelijk-weer. Met de tong op onze tenen lopen we kerstborrels, – ontbijten, – brunches en – diners af. Onze agenda’s zijn weer ouderwets overvol en het OV werkt ook niet bepaald mee om ons drukbezette mensjes op tijd af te leveren. Columniste houdt dus van de omweg, maar net als iedereen zit ik me te verbijten als ik hierdoor te laat op mijn afspraak dreig te komen. Zoals dat het geval was bij het eerbetoon aan de ouwe Aachenende in Eijlders. Toen er op Utrecht Overvecht geen treinen bleken te rijden, dacht ik goochem te zijn door de vervangende bus naar Hilversum te nemen. Het was echter een stopbus, dus liet ik me tandenknarsend door rustieke dorpjes als Maartensdijk en Hollandsche Rading in de mist vervoeren. Dan las ik maar in Aachenende’s Vloeken is gezond, dat beurde me tenminste op. Maar ook in Hilversum stonden alle borden op zwart – tja, op zulke momenten mis ik toch een smartphone. Hoe kom ik in Amsterdam? vroeg ik wanhopig aan een geel hesje. Met de stopbus naar Naarden-Bussum en van daar verder met de trein, luidde het antwoord. Ik uitte een vloek à la Aachenende om hem op die manier nog te eren, want dat IM ging ik met de beste wil van de wereld niet meer halen. In dat vermaledijde Naarden-Bussum was gelukkig nog wel een AH to go waar ik koffie kon krijgen. Daar keek ik recht tegen de grijns van Michiel van Rooij onder de gebreide muts aan. Hela, jij ook onderweg naar Eijlders? We moesten boemelen via Weesp en Diemen, maar gedeelde smart was in ieder geval halve smart. Ik schrok pas om twaalf uur wakker, vertelde hij, en ik drink al jaren niet meer, maar nu heb ik een katergevoel alsof ik meters bier heb weggewerkt vanwege de wedstrijd. Kijk, ik heb drie passies: poëzie, het café en voetbal. Op zo’n avond komt dat allemaal samen, want voetbal is pure poëzie. Dat moest hij mij als sporthater zijnde toch wel even uitleggen. Vergeet het proleterige gedoe eromheen, begon hij, maar als men zich met frisse tegenzin voor het groot scherm verzamelt – zoals je weet is dit WK fout omdat het in Qatar wordt gehouden – en je ziet de menigte langzaamaan ontdooien en enthousiast worden tot ze als een stel kleine kinderen staat te brullen en het na de mislukte strafschoppen alsnog op een zuipen zet om de frustratie weg te spoelen, dan is dat pure poëzie. Daar kan ik me wel iets bij voorstellen, gaf ik, want ik doe hetzelfde als ik liefdesverdriet heb en liefde is immers óók poëzie. Zo kletsten we de tijd tot Amsterdam vol waarop we als mosterd na de maaltijd bij Eijlders arriveerden en alsnog ons eerbetoon aan Aachenende brachten om aan de toog verder te ouwehoeren over alles wat poëzie in het leven brengt, want de omweg, dát is pas pure poëzie.

dwaalwegen

er zijn omwegen waar je geen weet van had
en de hete brij draait ook zonder jou om haar eigen

te warme kern, je leeft in cirkels in plaats van
uitgestippelde lijnen en een halte is een startpunt

in plaats van het einde, er is een plan dat je verder
van het doel af leidt, omgekeerde wetten die alles

herleiden tot het erbarmelijke hart met afgeknipte
vleugels dat zonodig moet opstijgen, er zijn

zijpaden die lonken en vertakkingen waaraan
waar geen kruimels zijn gestrooid, er zijn kaarten

die ondersteboven gehouden een keur aan dwalingen
weergeven, er zijn mannen met raadsels in de hoge

hoed en vrouwen met geheimen in hoedjes van
papier, er rijden treinen over water en er varen

schepen door luchten, een wachtkamer wordt een
gebedsruimte en het nauwe lijf een kerk,

je verft een noodsignaal op de ramen maar beseft op
het juiste moment dat je niet gered wilt worden omdat zwerven

eindeloze tijd in bruikleen biedt en het niemandsland
niet over wachters, pachters of landmeters beschikt

6 December 2O22, over scherven & blues

Het zijn barre tijden, lieve lezer. We hebben het koud en krijgen onze huizen en harten niet warm gestookt. Het nieuws schotelt ons dagelijks crises voor waardoor je je onderhand begint af te vragen welk thema nog crisisvrij en niet polariserend is. Dat zal ik u verder besparen, lieve lezer, ik wil u niet zieker maken dan u ongetwijfeld al bent door de aanhoudende stroom van negativiteit. Eén ding wil ik daarover nog wel kwijt, vooral omdat het me verbaast dat zoiets tegenwoordig daadwerkelijk kan gebeuren. Zit je een drankje te nuttigen in een pizzeria in godvergeten Leersum en gewoon wat te praten, waaronder over de figuranten van een bepaalde politieke partij, wordt je vanaf de andere tafel plots toegeschreeuwd: Zeg, we zitten hier te eten! Waarop columniste op bijna-fluistertoon het gesprek voortzet en expliciet stelt dat die bewuste partij niet háár partij is omdat ze daar te links voor is maar sinds corona politiek ontheemd, verlaten de twee hockeyteven op hoge poten het pand. Hebben ze eigenlijk wel betaald? vroeg ik verbijsterd en bezorgd aan lief. Straks wordt het ons nog aangerekend! Maar dit alles geheel terzijde, want eigenlijk wil ik het over iets heel anders hebben. Vorige week bereikte ons het droeve nieuws dat Christine Mc Vie van Fleetwood Mac is overleden. Als u niet van dit groepje houdt, lieve lezer, hoeft u deze column niet verder te lezen. Columniste is niet vanaf het eerste uur fan omdat ik toen net op deze wereld was. Die liefde begon ergens eind jaren 70, in de Rumourstijd, hoewel ik daar afgezien van Dreams en Songbird niet zo heel veel sterke nummers op vind staan. De voorganger met ijzersterke songs als Landslide, Chrystal, Rhiannon en I’m so afraid is feitelijk veel beter. Het is de eerste plaat met het duo BuckinghamNicks erbij. Lindsey Buckingham als weergaloze gitarist en Stevie Nicks is onnavolgbaar, want de dichteres van Sara, één van de mooiste popsongs die ik ken. Maar ik wil het nu vooral over Christine Mc Vie hebben, of eigenlijk heet ze Christine Perfect. Fleetwood Mac begon als bluesbandje en er zijn nog altijd fans die bij hoog en bij laag beweren dat FM van het geloof is gevallen door de blues dood te verklaren. Ik behoor daar niet toe. Sterker nog, ik juich die doodverklaring juist toe. En dat komt door Christine Mc Vie. Zij kwam in 1971 bij de band door haar huwelijk met bassist John Mc Vie. Eigenlijk was ze opgeleid als beeldhouwster en deed de muziek er maar wat bij tot het door haar toetreding haar broodwinning werd. Zij was het die de band langzamerhand omvormde tot het latere, meer popachtige geluid met haar prachtige, melancholieke composities. Luister bijvoorbeeld naar het schitterende Why op Mystery to me. En altijd over de liefde in al haar facetten. Toen ze ergens in deze eeuw na een afwezigheid van vele jaren bij de band terugkeerde, vroeg een jounalist haar wat ze daar ging doen. Gewoon. Over de liefde schrijven zoals altijd, luidde haar nuchtere antwoord. Wat valt er ook anders te schrijven? zou columniste daar haast aan toe willen voegen. De onvergetelijke songs van Christine zijn talrijk, denk aan haar allermooiste lied Songbird (wat Sara voor Stevie Nicks is), maar ook Brown eyes op Tusk, Little lies en Everywhere op de in zijn geheel sterke plaat Tango in the night en meer recentelijk Nights in Estoril op Time. De plaat Rumours sprak tot de verbeelding met die dubbelscheiding en alle ruzies, echter, de beste Fleetwood Mac plaat is de opvolger, toen het stof was gaan liggen, maar de scherven nog lagen te schitteren: het alom door de fans verguisde Tusk. Het was juist dat album, dat mij voor de rest van mijn leven aan Fleetwood Mac verslingerd deed zijn. En waarom ik op deze plek het heengaan van een groot muzikaal poëte betreur.

daarom 

omdat je in de taal bent verdwaald
en de lidwoorden niet van elkaar kunt onderscheiden
weet je wat liefde is

omdat je steeds de weg kwijtraakt
omdat zijpaden je aantrekkelijker lijken
weet je wat liefde is

omdat je langs scherpe randen schuurt
omdat het satijn van je afglijdt
weet je wat liefde is

omdat je weet dat rozen stinken
en lelies geuren
weet je wat liefde is

omdat je het liefste niet spaart
en alles met doornen verwondt
weet je wat liefde is

omdat je de angst kippenvel bezorgt
en de wolven je tanden laat zien
weet je wat liefde is

omdat je de wanhoop laat nestelen
je huis op een molshoop bouwt
weet je wat liefde is

omdat je het allemaal weer te gronde richt
en de lege vlakte niet schuwt
weet je wat liefde is

omdat je lacht en huilt als een zwaan
omdat je weet dat zwart nooit wit zal zijn
omdat je weet dat liefde ondanks alles

29 November 2022, Over dagtaak & mol

Ik begin deze column met een rectificatie, lieve lezer. Schreef ik vorige week over galante ridders in Bosnië, die mij evenwel nog nooit bloemen hebben gebracht, staat de volgende dag mijn bosnische buurman met een enorme bos – of eigenlijk twéé enorme bossen – voor mijn deur! Ik had de eerste keuze, de andere bos was voor de overbuurvrouw. Om te laten weten dat ik er nog ben, verklaarde hij waarop hij zich voor zijn veelvuldige afwezigheid verontschuldigde. Zijn familie woont in Nijmegen – waar hij zelf geboren en getogen is – en Bosniërs zijn continu met hun familie in de weer, die hebben daar een dagtaak aan. Niet dat ik zelf zoveel in mijn stulpje verblijf, want naast het troubadouren bevind ik me regelmatig bij lief die op zeven minuten loopafstand woont. Ik kon deze charmante jongeman natuurlijk niet op de stoep laten staan, dus vroeg ik hem binnen voor een kopje koffie. Hij toonde zich verbaasd dat ik zoveel van Bosnië weet en er al vaak geweest ben, want Nederlanders interesseren zich helemaal niet voor Bosnië, meende hij. Dat zouden ze wel moeten doen, gaf ik, al is het maar vanwege Srebrenica. En ze kunnen maar beter naar Bosnië op vakantie dan naar de costa’s of de Dolomieten, want veel goedkoper en ze helpen daarmee de kwakkelende economie vooruit. Nog altijd krijg ik de vraag: Is het er wel veilig? Alsof er nog steeds kalshnikovminnende cetniks rondsjouwen! En bij Srebrenica kun je prachtig in de bergen wandelen, al zouden ze wel wat meer wandelroutes voor de toeristische trekker uit mogen zetten, maar dit terzijde. Over Bosnië zou ik nog urenlang kunnen doorgaan, maar als Nederlander bent u daar waarschijnlijk niet in geïnteresseerd, lieve lezer. Laat mij u dan mee terug naar de poëzie nemen. Columniste kan er niet omheen nog even aandacht te schenken aan de duitse dichter Hans Magnus Enzensberger, die afgelopen donderdag op 93-jarige leeftijd is overleden. Aan wie Wijtgaard vorige week bij Eijlders als voorschot op zijn aanstaande dood een eerbetoon bracht door zijn vertaling van diens gedicht Privilegierte Tatbestände voor te dragen. Die man is onverwoestbaar, zeiden we na afloop nog tegen elkaar. Je brengt een eerbetoon en prompt gaat de persoon in kwestie dood, je doet de boude bewering nooit bloemen van bosnische mannen te krijgen en je krijgt bloemen, alsof het is voorbestemd. Een duizendpoot met een rijk oeuvre, die Enzensberger. Niet alleen heb ik vele gedichten van hem gelezen, ook heb ik met zijn hulp Kroatisch geleerd, want mijn lesboek was een vertaling van zijn Lernroman, een methode waarbij cursisten middels een detectiveverhaal door de grammaticale krochten van de vreemde taal geleid worden. Tot op heden heb ik jammer genoeg nog niet de hand op het duitse origineel kunnen leggen. Ook heb ik hem één keer in het echt gezien. Dat was in de jaren 90 op Poetry International waar met andere grootheden als Komrij, Vinkenoog en Ernst Jandl werd gedebatteerd over de vraag of er een universele poëtische taal bestaat. Komrij werd al snel afgevoerd wegens ongesteldheid, geen zin, of allebei. Jandl brak natuurlijk een lans voor het klankgedicht door te stellen dat klankpoëzie de enige ware universele poëtische taal is. Vinkenoog sprak de onsterfelijke filosofische woorden (waaraan ik nog altijd moet denken als ik een gedicht schrijf): Dichten is luisteren naar de stilte in jezelf. En Enzensberger kon niet op het engelse woord voor mol komen waarop hij van de weeromstuit Maulwurf zei. Wat die mol in zijn betoog deed weet ik niet meer (misschien graven naar woorden?), maar hij duikt wel op in het gedicht Vielen Dank für die Wolken waarin de dichter op het einde ook de mollen in de tuin bedankt, alhoewel hij ze daar Wühlemäuse noemt. Maulwurf – een prachtig poëtisch woord van een groot dichter die het had verdiend om eeuwig te leven.

alomtegenwoordig

in de vergeelde herfstzon
en de grijskoele nachtschaduw
ik zie jou in alles

op deze marineblauwe piratenplaneet
aan de zwarte achterkant van de maan
ik zie jou in alles

in de bloedrode dopneus van de dronkaard
in de witte wateroogjes van de geilaard
ik zie jou in alles

achter het fluweelpaarse gordijn
in het neonblanke licht van de schijnwerpers
ik zie jou in alles

op het bontgekleurde doek
op driftig sneeuwende schermen
ik zie jou in alles

in de flets bewegende lachruiten
in winerstille flaneerspiegels
ik zie jou in alles

in groene lentes achter mijn ogen
in okergele herfsten achter jouw ogen
ik zie jou in alles

ik kom je altijd in avondrode zomers tegen
je verlaat me in maanwitte winters
jij bent het die de getijden opvoert

22 November 2022, Over sterallures & granaatappel

Columniste veelgevraagd en drukbezet, het was een vol weekend met drie optredens en een filmopname. Jawel, ik werd voor een dichtersdocu door Nafiss Nia bevraagd over ongeschreven regels. Eerst dacht ik dat ze ongeschreven dichtregels bedoelde, maar toen bleek dat het om leefregels ging. Vanwege mijn licht autistische inborst heb ik daar niet veel mee op, ik heb liever de geschreven regels, die zijn tenminste duidelijk en dan weet ik wat er van me verwacht wordt. Een voorbeeld van een ongeschreven regel had ik wel. Ik zat eens met een paar mannen in een café in Srebrenica. Toen dat sloot (dat is in Bosnië al om elf uur), wilde de vlaams sprekende Bosniër (hij woonde buiten het seizoen in België) me met de auto naar mijn verblijfplaats brengen. Dat was een wandelingetje van amper twintig minuten. Ik ben een wandelaar en ik snakte na de rokerige kroeg naar wat frisse lucht, dus ik sloeg het aanbod beleefd af. Dat had ik beter niet kunnen doen, want de vlaamse Bosniër fulmineerde dat ik me nuffig gedroeg en dat ik niet zo hoog van de toren moest blazen waarop ik uiteindelijk geïntimideerd in de auto stapte. Sindsdien lijkt het me wijselijk om in die contreien geen galanteridderliften meer af te slaan. Hoewel ik het nog niet heb meegemaakt dat mannen me rozen brachten, deuren voor me openhielden of me in mijn jas hielpen, maar dit terzijde. De filmopnames – waar naast het interview mijn voordracht en een shot waarin ik met een granaatappel zit te spelen werden opgenomen – duurde bijna drie uur en het was verdraaid hard werken. Maar de geldelijke beloning mocht er zijn. Hierdoor arriveerde ik wel als de koningin fiks te laat bij de dichtmiddag in Eijlders. Natuurlijk was er net deze keer een meute op de been die op een kluitje naar de voordrachten zat of stond te luisteren en was er geen zitplek meer vrij. Er zat niets anders op dan op het overhuifde terras plaats te nemen, gelukkig heeft Eijlders nog steeds de oude vertrouwde gasheaters. Het regende pijpestelen, maar gelukkig was de waterkou weer enigszins uit de lucht. Daar kwamen Wijtgaard en Matthes naar buiten gestormd om mij gezelschap te houden. Hé Heij, nu al last van sterallures dat je je deze late komst permitteert? vroeg Matthes. Gevraagd voor een film, toe maar, kwam Wijtgaard, dat overkomt mij nou nooit met m’n zeebonkvoorkomen. Mijn grote hobby is het niet, gaf ik, maar het verdient goed. En ik heb een vrijkaartje voor het openingsgala. De ogen van de mannen rolden zowat over de glimmende kasseien van de Korte Leidse Dwarsstraat. Dat jij je nog verwaardigt om naar Eijlders te komen! Och, wuifde ik, als ik echt zo’n beroemdheid was, had allang iemand zijn stoel aan mij afgestaan. Zoals aan de ouwe Aachenende voor wie altijd werd opgestaan als hij bij zijn vaste plekje op de bank aan het tweede tafeltje wilde. Wie dan ook hebbe zijn ziel, als het God niet is. Ik dacht altijd dat ie minstens honderd was, maar hij is maar 89 geworden. Ik herinner mij een trippel na een optreden langs de snelweg bij Wormerveer met de ouwe Aachenende met z’n aktentasje vief voorop. Helaas zag je ‘m tijdens corona niet meer… We mijmerden even voor ons uit, toen verbrak Wijtgaard de stilte met: Nog een rondje? De eerste bejaarden taaiden alweer af waardoor er binnen zitplekken vrijkwamen. Wijtgaard wurmde zich in het hoekje bij de bar. Zeg Heij, ik heb een glühwijntje voor je besteld, maar daar moet eerst de bittergarnituur nog in trekken, zei de barman, riep hij. Nog later zaten we in het inmiddels bijna lege café rond het eerste tafeltje. Dit zou mijn horizon kunnen zijn, sprak Matthes filosofisch. Zeg, ik kan je niet meer volgen, gaf Wijtgaard. Dit is het gat van Eijlders, je weet wat dat betekent. En ook columniste zou zweren dat zijn uitspraak een stuk poëtischer klonk maar kan zich dat niet meer herinneren.

Heile Welt

De horizon is daar waar ik van de aarde afval, die
bevrijdende duik in het diepe. Daar waar de wereld
zoals we die kennen ophoudt te bestaan. Geen
beeldenstorm, injectienaalden, pater nosters die door

knechting en gebod het beste met ons voor hebben.
Waar de vredespijp nog echt wordt gerookt en niet
elektronisch. Waar de arts met drank wordt betaald in
plaats van met voorbeeldig gedrag. Waar je je dagen

mag hebben, gedrenkt in chagrijn en slechte zin. Waar
je mag klagen, de machthebbers bevragen, de klauwen
mag uitstrekken als het je niet zint. Waar soms het hoofd,
nu eens het hart en dan weer de onderbuik regeert. Waar we

mens zijn en geen gemodificeerd aapje dat door hoepels
springt en afgedraaide lesjes declameert. Een ver land met
weids zicht en brede blik. Hier en daar een boom om onder
te schuilen, een huis om aan te warmen, een bos om te

verdwalen als je niet gevonden wilt worden, een spuugnap
voor de regen en open ramen voor het verontwaardigde
venijn. Een zeepkist voor de rede. Een nest met open 
armen als een vangnet. En dat jij daar dan op me wacht.  

15 November 2022, Over schrijfkeuken & surprise

Columniste gaat wellicht een nieuw pad op in haar creatieve carrière. Afgelopen weekend heb ik voor het eerst in opdracht van Taalpodium een Slamworkshop gegeven. Nu had ik in de hoedanigheid van GGZ-dichter al enige ervaring met het geven van workshops, maar dat was van een heel andere orde. Bovendien zie ik het ook niet als mijn roeping om mensen het schrijven bij te brengen, dat mogen ze lekker zelf uitvogelen. Laat staan om ze een kijkje in mijn schrijfkeuken te gunnen, want die is rommelig met her en der vetspatten en half afgebakken gerechten, vol grillen en kraamkamerideeën die in de voorraadkast zijn blijven liggen alsook kortstondige flirts met sonnetten, pantoums en villanella’s. Maar voordracht, dat is iets wat ik mensen goed kan bijbrengen en waarvan ik door jarenlange ervaring de fijne kneepjes inmiddels wel ken. Hoewel het me aardig wat hoofdbrekens kostte hoe ik in vredesnaam de cursisten in een uurtje de voordrachtskunst moest leren. Ik wijdde er zelfs een slapeloos nachtje aan, maar het is gelukt en de Slammers in spe waren dolenthousiast en vonden mijn les inspirerend, dus bij deze solliciteer ik naar een betrekking als Slamdocent. Op weg naar de gracht in de gouden zon vond ik het haast jammer om de hele middag binnen te moeten zitten, maar dat veranderde toen ik de Bemuurde Weerd insloeg en de mensenmassa als een orkaan in mijn gezicht woei. Allemaal kleine verklede Sinterklaasjes en vanaf een boot zong een ongetwijfeld lokale beroemdheid hen goedheiligmanliedjes toe. Huh? Die intocht was toch gisteren? dacht ik bevreemd. Ik had er zelfs voor moeten omfietsen op mijn tourtje met de historicus van Boxmeer naar het duitse Goch. Twee dagen lang die idiotie terwijl het eigenlijke feest nog moet beginnen? Raken die kinderen daar niet vreselijk overprikkeld van? Ik kan me herinneren dat ik als kind in de nachten voor 5 december niet kon slapen door de opwinding van de blijde verwachting. En dan heb ik nooit een intocht meegemaakt! Geen wonder dat de kindertjes tegenwoordig allemaal ADHD zijn. Ik woonde in een klein dorp en afgezien van het Sintbezoek op school en de klop op de deur op pakjesavond gebeurde er niets. Die Sint met zijn lange baard vond ik trouwens veel griezeliger dan Zwarte Piet, maar dit terzijde. Die laatste zou trouwens blij moeten zijn dat hij van die zwarte schmink is verlost, want de eerste en enige keer dat ik Zwarte Piet was stond ik mezelf nadien een half uur onder de douche schoon te boenen, maar ook dit terzijde. Ik weet niet meer hoe oud ik was, maar op een gegeven moment ontdekte ik helemaal uit eigen beweging dat het maar een sprookje was. Wat een opluchting! Ik voelde me door dit nieuwe inzicht ineens heel volwassen. Net als toen ik van mijn Godsgeloof viel. Alsof mij in één klap duidelijk werd hoe de wereld in elkaar stak. Maar 5 december werd evengoed nog steeds gevierd, nu met surprises en gedichten. Natuurlijk sprak dat laatste mij het meeste aan. Toen gingen mijn ouders scheiden en ging mijn vader het huis uit, ons gezin werd zogezegd opgedeeld. Meeliftend op de jaren 90 flirt met de kerstman en omdat mijn ene zus het met een Brit had aangelegd én omdat mijn moeder stiekem altijd al een hekel aan surprises maken had gehad verschenen de pakjes voortaan onder de kerstboom, maar voor mij was de sjeu eraf. De relatie met de Brit ging uit waarop de pakjes weer verdwenen. Ik was inmiddels een arme student met een krappe beurs en ben dat sindsdien altijd gebleven. Ik ging gedichten schrijven voor de roem en eer op papier en podium. Ik werd voor de tweede keer volwassen. Zoals van God heb ik van Sinterklaas en Zwarte Piet vreedzaam maar voorgoed afscheid genomen.

Kleine terrorist

Het is dat je er niet toe doet op Tiktok. Jouw
doorsneesmoel wordt niet herkend, doorgespoeld.
Je trekt je terug in de krochten van je hoofd
dat plots niet meer gelooft wat het altijd

voor boterzacht waar tot zich heeft genomen.
Beloftes worden niet ingelost, verwachtingen
gelogenstraft. De stedenmaagd verkracht door
ongure elementen, het sneeuwwitte land bevlekt

door modderige sentimenten. Ze vallen onze
ongerepte dochters lastig. De roos mag niet
meer gewoon bloeien maar moet genderneutraal
in de knop blijven. Tulpen tronen in de Keukenhof,

klompen in het museum. Je gelooft in Zwarte Piet. 
Alles wat in de kast zit moet erin blijven. Tot de 
schellen van je ogen vallen. Je groeit op, wordt
volwassen.  Of besluit om iets stuk te maken.

8 November 2022, Over bal & thuisfront

De herfst is nu echt in het land. En wat doet een columniste op een gutsende zondagmiddag als ze niet naar een podium hoeft? (Bij mij een zeldzaamheid, maar sinds corona komt het voor en koester ik die vrije zondagen!) Ik zou kunnen schrijven en dichten, maar dat doe ik de hele week al en oude foto’s kijken en ordenen is sinds de digitalisering ook veel minder leuk, dus besloot ik om in de schoenendoos, die m’n ouwe vader onlangs aan mij heeft overgedaan, te duiken. Soms wil je dan nog wel eens pareltjes tegenkomen, zoals de voedselbonnen uit de oorlog voor mijn vader en zijn broer. Nu moet u weten, lieve lezer, dat ik afgezien van zijn adoptie op 5-jarige leeftijd door de familie Heij, niet veel van m’n ouwe vaders jeugd af weet. In tegenstelling tot mijn oma en mijn ooms van moederskant is hij geen heel kwistige verteller. In de schoenendoos zaten veel officiële papieren omtrent de adoptie en de erflaten van een biologische tante. Toen stuitte ik op een brief van mijn vader aan zijn pleegouders en zijn broer, gedateerd op 1 mei 1955. Toen was hij 19 jaar. Zijn pleegvader was een textielbaron in Veenendaal, de eigenaar van de bekende merken Setterset en Setterlaine voor kousen, panty’s en tricot. Mijn vader zou Setterset overnemen en zijn broer Setterlaine. Voordat het echter zo ver was moest hij natuurlijk eerst naar de Hogere Textielschool en vervolgens “in de leer”, zoals dat toen heette. Op het moment van het schrijven van de brief verrichtte hij die leer bij een firma in Neuss – dat ligt bij Düsseldorf aan de andere kant van de Rijn. Dat moet toendertijd voor een 19-jarige jongen onnoemelijk ver van huis zijn geweest! In de brief steekt hij eerst de loftrompet over het boeiende werk, over het feit dat de boekhouding aan hem wordt toevertrouwd alsook het klantenbestand. Verder roemt hij de bezielende begeleiding van zijn chef en mentor Herr Heinemann. Maar dan komen de minpuntjes van zijn verblijf aan bod. Zo verbaast hij zich erover dat de voltallige familie Heinemann na het te water laten van een boot bij de roeivereniging de hele avond in een voor hollandse begrippen ongezellig café blijft plakken. Maar dat zal wel typisch Duits zijn, schrijft hij. Om er schuldbewust aan toe te voegen: Dat is niet onvriendelijk bedoeld, hoor. Zich ronduit beklagen doet hij over het Kolping Haus waar hij verblijft (wellicht een soort kosthuis) en waar het elke vrijdag- en zaterdagavond bal is tot zeker drie uur ’s nachts, wat een hoop geluidsoverlast veroorzaakt. Daardoor slaapt hij slecht, mede ook door zijn kamergenoot – de Joegoslaaf -, die steevast pas ’s avonds laat terug op de kamer komt waardoor hij wakker wordt en niet meer in slaap kan komen. Over eventuele taalproblemen schrijft hij jammer genoeg niets. Zou hij goed Duits hebben gesproken? En wat sprak hij met de Joegoslaaf? zo vroeg ik me af. Kon hij zich goed redden in dat onbekende land met die vreemde taal, had hij vrienden, of was hij eenzaam en hield zich groot voor het thuisfront? In de brief vermeldt hij alleen dat hij de avonden meestal lezend op zijn kamer doorbrengt. Dat getuigt niet echt van een bruisend jongelingennachtleven. En toch begon m’n ouwe vader als jongeman voor mijn ogen tot leven te komen, zag ik hem moederziel op dat kamertje met die irritante Joegoslaaf, met wie hij niet kon communiceren en de gezelligheid van het bal beneden waar hij geen boodschap aan had omdat hij er niemand kende en een vreemde eend in de bijt was. De vader die ik nooit heb gekend omdat ik toen nog niet bestond. Buiten was het inmiddels donker. Ja, de herfst is nu echt begonnen.

Eigentijds november

Het regent en het is november kan echt niet meer in de huidige
vermaakcarroussel die leven heet. De mottenballen motten
knallen en lege harten moeten doorstarten. Laat de impregneer-
spray los op kaplaarzen, windjacks, de verrommelde relatie,

het kwetsbare zelf. De leegloopmaand zit tot de nok toe vol
met aandachtspunten om de kwaliteit van het stilstaande
vegeteren te verbeteren. Schaf een dosis gezond optimisme
aan. Ondanks het donker lijken alle katjes blonder, vooral

onder de UV-lamp. Maak dagelijks een ommetje met de lampion.
Breng de egels in de tuin mindfullness bij. Zet een kaars voor
het raam. Bezoek alle middagmatinees in lege stiltekerken
voor een meditatief momentje met jezelf. Bouw een nostalgisch

feestje met Swiebertje en Pipo de Clown. Heb een zelfmedelijden-
dag met mac en cheese en chocoladepudding. Boven dansen de
sterren, beneden wij. Tel je zegeningen. Voor even november, het
hart is blij, jij bent vrij. En de wereld is nog altijd van het slot.

25 Oktober 2022, Over hopopslag & brandstof

Columniste op het laatste moment ingevlogen met de Eijldersdichters naar Den Hopsack in Antwerpen, een beregezellig cultuurcafé waar het bier – dat columniste niet drinkt – rijkelijk staat uitgestald. Het servokroatische leraresje was een beetje treurig om haar oude toondichter, die precies een jaar geleden overleed en haar veldwachter, die haar van zijn tijdlijn heeft afgesneden. Kom, we gaan het leven vieren, zei ik aldus, en net als het Goede Doel naar België! Het is wel een wereldreis en we moeten er vroeg voor op. Hoe vroeg ben je opgestaan? vroeg Lokkerbol bij binnenkomst. Om half tien al, ronkte ik trots. Ho, toen was ik al drie uur op, pronkte Johan Meesters als baas boven baas. Dat mocht hij ook zijn, want zijn winnende gedicht over Eijlders was ingelijst en werd aan Den Hopsack voor aan de muur cadeau gedaan terwijl ik piekerde over waarom het café Den Hopsack heet, want dat Den is toch een 3e of 4e naamvalsuitgang. Dan zou het In Den Hopsack moeten zijn. Of is dat soms de vlaamse logica? De lieve lezer die het weet mag het zeggen, want het is mij nog steeds een raadsel. Ik begreep wel dat het café zijn naam te danken heeft aan de hopopslag die het vroeger was. En hoe laat ben je naar bed gegaan? kwam Lokkerbol weer. Om half vier. Juist, toen stuurde je me pas de bevestiging van je komst. Ik putte me in duizend excuses, voor mijn drukke bestaan als troubadouresse onderweg en mijn halsstarrige weigering om een smartphone aan te schaffen, of eigenlijk mijn schaamte dat ik door overgangsperikelen op een levensgroot computertoetsenbord al regelmatig typfouten maak, laat staan met die minuscule toetsjes op een smartphone, terwijl ik vroeger fluks als een haas en blind als een mol typte. De aanwezige Vlamingen onderwees ik in de novemberlijke treurwilg en stadsgenoot JC Bloem en het reptielentheater onder de haagse stolp. Ach, reptielen als verpersoonlijking van het kwaad is al zo oud als de bijbel, zie de slang in het paradijs. En er is geen schrijver of dichter die niet op beeldspraak en metaforen te betrappen is. Wij grossierden er in Den Hopsack kwistig in, zo wist Harmen Malderik zelfs de Ardennen in Antwerpen te situeren. Alleen de opgeheven middelvinger van Wijtgaard naar al het gekrakeel was ondubbelzinnig. Zeg Heij, kwam hij na afloop woest op me afgebeend, ik ga niet meer samen met jou met de trein terug, want jij brengt ongeluk. De vorige keer moesten we godbetert in godvergeten Veenendaal-De Klomp op de dag des Heren de deuren langs voor een drup omdat we daar waren gestrand en jij alle rum had opgezopen. Ik kwam helemaal ontnuchterd in Amsterdam aan. Ik heb verdomme mijn alcoholische brandstof nodig! Verrek, die vlaamse biertjes zijn ook al veel te klein, zei ie het blonde schuim in zijn keelgat gietend, ik moet dringend gaan bijtanken. Ik heb al gezelschap voor de terugtocht, riep ik, maar hij lag al aan de tap. Wij schurkten tegen de Vlamingen aan de bar aan en leerden dat zij zo hypercorrect op het Nederlands zijn omdat het voor hen een vreemde taal is, hun moedertaal is het plaatselijke dialect. We klonken nog een paar glazen met hen en net toen we naar buiten stapten, barstte het onweer los, zodat we moesten schuilen. Toen we buiten adem en niet al te nat het station bereikten, stond de trein al klaar, maar hij was zo proppievol dat we besloten om de volgende te nemen. Die stond in Breda een eeuwigheid stil omdat het belgische personeel was gedeserteerd. Zou Wijtgaard gelijk hebben en zou reizen met mij ongeluk brengen? peinsde ik. Hieruit werd ik opgeschrikt door een jongeman met een baardje die het woord tot ons richtte. Hoi, ik ben Kees en heb vijf jaar in Roemenië gewoond. Ik kan zien dat jij van de Balkan komt, zei hij tot het servokroatische leraresje dat gelukzalig naar hem opkeek. En samen verdwenen ze in de bredase nacht, columniste in de onbemande trein achterlatend.

Onrust in het terrarium

De kamer wil precies weten welke vorm ik aanneem, klaagde de 
kameleon die grossierde in gedaantes die men voor hem verzon 
en plots zag iedereen zich als reptiel weerkaatst in de wanden
van de haagse stolp. Er was geen omhullen meer aan. De

dinosaurussen in een laatste stuiptrekking stervend aan hun
brullende gewicht. De slangen verstrikt in hun leugenachtige
listen, hun gesis hoorbaar in diverse tongen. De wegschietende
hagedissen in de kieren, spleten en krochten van het twitterende

auditorium. De kouwe kikkers onbewogen bij iedere motie die
werd ingediend, eentje wachtte er vruchteloos op zijn onthulling
als prins. De krokodillen klaar om de vijand en vooral elkaar te
verscheuren. De zaagrug knaagde al aan de poten. De oude wijze

schildpad riep op weg naar de interruptiemicrofoon de Hoogste aan,
teleurgesteld in de teloorgang van de rede. De komodovaraan legde
de kameleon een omvormingsverbod op. Er dreigde een invasie
vanuit de ruimte. Het terrarium werd hermetisch afgesloten.

18 Oktober 2022, Over beeldtijdperk & noodklok

Columniste heeft de afgelopen week weer eens aan een Slam meegedaan. Twee jaar geleden stond ik voor de vijfde keer op het Nederlands Kampioenschap in Tivoli en toen vond ik het welletjes. Ook omdat vervolgens de lange lockdownwinter uitbrak en ik geen zin had in het online/stream of hoe-heette-dat-ook-alweer gebeuren had. De podia werden opgedoekt en het tumult rondom Slam verstomde. Niet dat ik ermee zat, door het wegvallen van optredens kwam er zoveel ruimte voor andere creatieve uitingen. En wat nog belangrijker was, ineens was er geen statusverschil meer tussen succes en miskleun, hoogstaand en laagdrempelig, goed en erbarmelijk, beroemd en onbemind en alles daar tussenin. We zaten allemaal in hetzelfde schuitje, of je nou Marieke Lucas Rijneveld heet of ondergetekende. Maar gaandeweg ging de wereld weer als een meisjeskamer open en werden de podia, al dan niet mondjesmaat, opgestart en was optreden ineens een stuk bevredigender dan voordien. Omdat ik niet meer naar ieder podium in het spreekwoordelijke Lutjebroek of in het werkelijke Geldrop, Dinxperlo of Zevenhuizen hoef. (Voordat u mij bestookt met de vraag, lieve lezer, of daar ook podia zijn, wees u bewust van het fictieve gehalte van mijn columns.) Toch blijft het voordragen van poëzie onontbeerlijk. En waarom? Niet omdat de persoonlijkheid van de dichter zo intrigerend is, ik kan u verzekeren dat hij/zij een stuk minder interessant is dan zijn/haar werk. Het directe contact met het publiek heeft natuurlijk een toegevoegde waarde die bij het lezen ontbreekt. Maar het belangrijkste pre van voordragen is: wie léést er tegenwoordig in dit beeldtijdperk nog dichtbundels? Waarin vloggers meer kijkers trekken dan Mulisch lezers met zijn hele oeuvre? Waarin dichters videoclips maken en met hun greatest hits de podia bestormen? Mensen vragen mij vaak wat Poetry Slam nou eigenlijk is. Wel, Slam is hiertoe uitgevonden. Want het gaat er allang niet meer om wie de beste poëzie schrijft, maar wie het beste performt en dat leer je bij de Poetry Slam middels een jury met haar zurige commentaren en het publiek met zijn ongenadige stem. Maar ook voor Slam geldt wat voor ieder spel opgaat: als je het maar vaak genoeg doet, word je vanzelf bedreven én kun je steeds beter tegen je verlies. Ik hoor dichters regelmatig over het wedstrijdelement klagen. Poëzie is geen wedstrijd, beweren ze dan. Het gaat in feite ook niet om de poëzie maar om de performance. En iedere talentenjacht is toch een wedstrijd? Winnen of verliezen maakt ook niet zoveel uit, wat je niet doodt maakt je sterker en het gaat erom dat je je voordracht slijpt en verbetert. Want als je goed bent, word je veel gevraagd en hoe beter, hoe vaker met geldelijke beloning. En je hoeft als poëzieperformer niet als Madonna een gelikte show van twee uur af te draaien. Ik hoef ook echt niet iedere avond op de planken te staan. Maar ik kan er toch weer van genieten om aan een Slam mee te doen. Wat me het meest verraste was dat mijn teksten over daten en de menopauze zo in de smaak vielen bij het overwegend jonge publiek. Zou ik soms een brug naar volgende generaties hebben geslagen? Dat is nu voor mij veel belangrijker dan winnen. Ik had de smaak dus goed te pakken en googelde meteen bij thuiskomst op andere Slammogelijkheden, maar of het door het coronagat komt weet ik niet, feit is dat op de afgegraasde poëzieslag in Festina Lente en de U-Slam (en Rotterdam waar ik dus onlangs meedeed) na geen Slams meer te bekennen zijn terwijl er precorona haast te weinig deelnemers voor alle Slams in den lande waren. Verkeert de Slam soms in crisis? Dan is het hoog tijd om de noodklok te luiden! Want het is van essentiëel belang dat ze er zijn. Om performers te helpen om zich te vormen.

uilen en vederruggen

dit is een weerloos gedicht als lust geen lichaam behoeft
het is er voor de ontbering, niet het genot

de woorden hongeren naar meer dan geraamte
een zucht van inspiratie, een aanraking van de geest

alsof je net nog bij me bent geweest
niet ver en hene achter die heuvelrug

jouw rug die zich nooit voor mij heeft gekromd
alleen in fluisteringen kan ik je vasthouden

op de donzen verenslag met je vliegen
geruisloos de turbulentie onder de vleugels

als ik het uitschreeuw tegen de uilen
op hun zuilen van klauwen hakend in mijn gezicht

de hemel die op me valt als een lekkend zeil
de sneeuw die mijn graf toedekt

maar dit lichaam is gemaakt om te blijven
als de storm in jou, als je hebt ontdekt

dat sneeuw kan verdwijnen en uilen heus heel
waakzaam zijn als je hen op hun gehoor vertrouwt

11 Oktober 2022, Over Dobermann & klappertjespistool

Voor het geval u zich mocht afvragen, lieve lezer, of columniste buiten in Servokroatië ook nog op de vaderlandse podia te vinden is, dan kan ik u geruststellen. Zo stond ik bij de rotterdamse Poetsclub en in het eindhovense Rozenknopje waar ik een reuzegezellige nazitborrel had met Willem Adelaar, Pit van Nes, Cartouche en Robert Tau had en de jenevers tot spontane voordrachten leidden waarop Robert de Frans Babylonprijs nieuw leven wilde inblazen, alleen om die aan Willem te kunnen uitreiken. Wie o wie kent zijn “trein naar Venlo” immers niet? Zelf declameerde ik het “Sonnet voor Brabant” van Harriët Laurey waarover Max Violier me al eerder wist te vertellen dat het op de Moerdijkbrug geschreven staat. Columniste is wat selectiever in de podia geworden, bovendien hebben m’n ouwe vader en m’n niet meer zo heel jonge moeder ook aandacht nodig. Ofschoon Max, de nieuwe liefde van m’n moeder, zich opdringerig tegen me aanschurkend al mijn aandacht opslokte, maar dit terzijde. Ook was ik bij het podium van Hoss, voor de laatste keer in de haagse galerie. Waar de reizende bard Stanislaus Jaworski – net uit Bourgogne terug – de poëzie door Hermien kreeg ingefluisterd waarop Hoss zich in de strijd om het meisje wierp en zijn brief aan Hermien dicteerde, maar Stanislaus uiteindelijk het pleit beslechtte door bourgondische wijn te schenken en stokbrood met boursin te serveren. En daar kwam zowaar Martin Aart de Jong waar-is-het-feestje scanderend naar binnen gestormd. Hij was met zijn kanariegele jacquet toch al niet over het hoofd te zien. Lang niet gezien, alles kits in de poëzie en daarbuiten? Informeerde ik. Of heeft je laatste uurtje bijna geslagen dat je je Wertherkostuum hebt aangetrokken? Gaan we hier in de galerie een zelfmoord met klappertjespistool meemaken? Welnee, antwoordde MAdJ, ik ben de zelfmoord allang voorbij. Ik ben inmiddels al zo vaak op het podium gestorven dat ik me nergens meer druk om maak. De uitgever heeft het weliswaar laten afweten, maar wie heeft er nu al dat milieuverwoestende papier nodig? Zo lever ik mijn bijdrage aan Natura2000. Zo is get maar net, klonk een bekende stem achter mij. Binnenkort gaan we er toch allemaal in een kernoorlog aan, dat is geel andere borsjt dan de schermutselingen onder mijn toeziend oog in Servokroatië. Daar stond de natuurgenezer in vol ornaat in zijn gebruikelijke energetische vermomming. Radovan! riep ik verheugd uit om verbolgen verder te gaan: Waarom doe jij de deur niet voor mij open? Waarom sluit jij mij buiten jouw leven en wil je niet met me wandelen in de duinen? En waar is de bulldog gebleven? Ik wees naar de Dobermann Pinscher aan zijn zij. Zij is gelaas geengegaan. Maar ik geb al een nieuwe bewaakster, want ik mag niet alleen zijn met jou. De Dobermann begon verwoed m’n handen te likken en zag er voor de rest ook niet heel dreigend uit. Ik heb je gemist, Radovan, verzuchtte ik, en het servokroatische leraresje mist je ook. Haar valt dezelfde behandeling door jou ten deel en daar is ze heel verdrietig om. Ik ben gelukkig met mijn geilsoldate, zei hij slechts. Is er dan geen plek voor andere vrouwen in jouw leven? En als ze weer wegloopt, kan ik natuurlijk voor je koken, de divan afstoffen en de Dobermann kammen en het servokroatische leraresje je ramen zemen. Je kan maar beter met vrouwen verlegen dan erom verlegen zitten, sprak MAdJ wijs. Je bent een ondankbare hond, zeker door je moeder verwend, hè? Die er altijd voor je was met een kusje op je geschaafde knie. Leer mij servokroatische moederkloeken kennen. Zeker nooit gemerkt wat het is om zonder vrouw te zitten, de eenzaamheid van de overschietende hollandse vrijgezel is je vreemd. Nou, wat jij versmaad wil ik dolgraag hebben, hoor! In ieder geval tot je haar met je hangende pootjes weer terug wilt. En hij wrong zijn tong in mijn mond.

wankel evenwicht

denk je dat ik er nog ben als jij er niet meer bent
dat we als krakend ijs tegen elkaar op kruien

of als schotsen van elkaar af bewegen, de drenkeling
aan zijn lot overlatend? we versmaden het stroop

om de mond en laten de honing aan de vliegen
zeg ik behoefte, zeg jij het is zo wel genoeg

wil ik met je uit wandelen in de gouden ouwewijvenzomer
zie jij lasso’s en het stof van opwaaiende hoeven

denk jij alles raap ik de kiezels op, wil jij niets
sla ik uit alle macht het water uit de rotsen

schenk ik de taal in kannen en kruiken, draag jij
het gemorste gezegde terug naar de zee en als

ik de rode loper voor je uitrol zou jij die met voeten
treden, je wilt het spijkerbed van de waarheid

maar verdraagt de speldenprikken niet, je wilt
dat ik ga maar blijft komen als de branding

die de nerven in het verdriet streelt, de zon die
kopje onder gaat en weer bovenkomt in het

holst van de nacht als jij op mijn bodem ligt en ik
niet weet uit welk vat ik je tappen moet

4 Oktober 2022, Over oma’s & wapengekletter

Columniste aan de wandel alsof we door de coronacrisis nog niet fit genoeg zijn geworden. En dan moeten we komende winter minder stoken en dus in beweging blijven om het niet te koud te krijgen. Roken is al langer in de ban, want onbetaalbaar (gelukkig heb ik nog een voorraadje Drina’s vanuit Bosnië waar de sigaretten goedkoper dan levensmiddelen zijn), binnenkort liggen er enkel nog vleesvervangers in de winkel en nu zijn er ook al koffievervangers omdat de koffieplantages het door de klimaatverandering moeilijk hebben. U zult mij de term great reset niet in de mond horen nemen, lieve lezer – overigens is die van Herr Schwab zelf afkostig, dus dan zal het wel waar zijn. Deze keer was columniste aan de wandel in een vredesdemo tegen de oorlog in Oekraïne in Aken. Daar is iedere zaterdag een demo, op de eerste zaterdag van de maand tegen de oorlog in Oekraïne en op de andere zaterdagen tegen het coronabeleid, wat in Duitsland weer actueel is omdat de gezondheidsminister Lauterbach heeft aangekondigd voortaan iedere winter “von Oktober bis Ostern” het coronaprotocol uit te rollen. Duitsland heeft een lange traditie op het gebied van demonsteren. Toen ik in Freiburg in de betrekkelijk rustige jaren 90 verbleef, was er de wekelijkse Montagsdemo, meestal gericht tegen de nakende afbraak van de verzorgingsstaat (Hartz IV bestond nog niet), of wat er zoal in het land en in de wereld kort na die Wende speelde. De val van de Muur heeft dankzij de vreedzame massademonstraties plaatsgevonden. Nu was er heel wat minder massa op de been. Geen wonder, want de pacifistische boodschap van vrede langs diplomatieke weg is hedentendage geen populaire terwijl er een paar decennia geleden op het hoogtepunt van de Koude Oorlog drommen mensen demonstreerden voor eenzijdige ontwapening van het westen, of dan toch in ieder geval Nederland. Natuurlijk was dit naïef en vosltrekt niet realistisch, zoals vrede in Oekraïne waarschijnlijk net zo naïef en niet realistisch is met Rusland, dat middels een onrechtmatig referendum de Donbas heeft bezet en Amerika, dat comfortabel achterover leunend steeds meer wapens stuurt terwijl de Oekraïeners het vuile werk mogen opknappen en de oorlog hierdoor ten koste van mensenlevens wordt verlengd. Bij al dat wapengekletter voelt de pacifistische boodschap als balsem op de ziel aan. Een stukje verderop was een Gegendemo gaande. Ik ga even kijken waar ze voor staan, sprak de historicus om even later terug te keren met een foldertje van “die Omas gegen rechts”. Huh? Ik verkeerde toch altijd in de veronderstelling dat pacifisme uitgesproken links gedachtegoed was. Ze keerden zich tegen “het misbruiken van de oorlog door democratievijandig, rechts en complottheoretisch gedachtegoed.” Waar haalden ze het vandaan. Zo heb ik nou nog nooit naar mezelf gekeken als linkse, hoogopgeleide, geëmancipeerde, genderneutrale en kritisch nadenkende vrouw. Zelfs de wappies lieten niet van zich horen. Na afloop streken we met een paar mensen van die Basis op een terrasje in het herfstzonnetje neer. Die Basis is het duitse equivalent van Hart voor Vrijheid, de anticoronabeleidpartij. Er werden evenwel geen complotten gesmeed noch samenzweringstheorieën verspreid, het was gewoon een gezellig nederlands-duits intercultureel samenzijn waarbij het veelal over cultureelmaatschappelijke verschillen tussen beide landen ging. Zo legde ik aan een Duitser – die voortreffelijk Nederlands sprak en in Maastricht had gewerkt – het principe van “randstedelijke arrogantie” uit. Omgekeerd had hij wel eens iets van limburgse vijandigheid jegens de Randstad opgepikt. We praatten tot de kilte inviel en toen moest ik snel nog voor sluitingstijd naar de Aldi. Om goedkoop rookwaar in te slaan.

Reservaat

Wij gaan de straat op voor het behoud van duisternis. Het
moet maar eens afgelopen zijn met die lichtvervuiling,
het smerige neon dat ons het zicht op de donkere kanten
van het bestaan ontneemt. De reclameborden die ons

als uitgehongerde motten aanzuigen. De lantaarnpalen met
hun glimmende gezichten van licht waar we samengroepen
als kanonnenvoer voor duistere elementen. Vuurtorens als
misleidende wachters om het donker beletten over te steken.

Lichtekooien die van de essentie afleiden. De wereld staat in
lichtelaaie als we niet tijdig de stekker uit deze lichtshow
trekken. We willen niet in de goot om de sterren te kunnen
zien, we willen ons met elkaar en de kosmos verbinden. Op

de tast. Met oogkleppen op. Desnoods van de aarde vallen.
Bind ons een blinddoek voor en laat ons onze onzichtbare
voetafdruk zetten. Bouw een muur van duisternis om ons
heen. Geef ons ogen voor de nacht. Zet een uil op wacht.

27 September 2022, Over duivel & trammelant

Columniste is terug van haar rondreis door Servokroatië. Ik ben voor het eerst door Servië getrokken, afgezien van twee eerdere bezoekjes vanuit Kroatië aan Sombor en Novi Sad in de Vojvodina. Natuurlijk dacht ik vanwege mijn activiteiten voor het 11 julicomité en de genocide in Srebrenica niet veel goeds over Servië. Daar kwam nog bij dat mij vlak voor vertrek werd gemaand dat ik “vanwege het Tribunaal” maar beter niet kon vermelden dat ik uit Nederland kom. De persoon in kwestie gaf zich liever voor een Deen uit. Maar het is me alles meegevallen. Mooi land, vriendelijke mensen en geen spoor van “Nederlandvijandigheid”. Ook het fameuze servische nationalisme was niet echt prominent aanwezig. Je kijkt een beetje vreemd op als je op een snelweg, genaamd “Milos the great” (een verwijzing naar koning Milos Obrenovic, die begin 19e eeuw de twee servische opstanden tegen de Ottomanen leidde), blijkt te rijden, maar dat deed ik aanvankelijk in Duitsland ook bij het aanschouwen van de pompeuze, pruisische monumenten uit de keizertijd. Ik kreeg het idee dat het servische nationalisme meer in de Servische Republiek in Bosnië dan in Servië zelf leeft. Dáár tref je afbeeldingen van Mladic, Karadzic en ook Poetin aan, alsmede graffity, die naar de slag op het Merelveld in Kosovo verwijst. En nu lief en ik ons toch aan het Servendom aan het verlustigen waren, het partizanenmuseum in Uzice op zondag gesloten was én ik na bestudering van de reisgids tot de ontdekking kwam dat Emir Kusturica’s beroemde filmdécor daar niet ver vandaan was, besloten we om een bezoekje aan dit Drvengrad (letterlijk “houten stad”) oftewel Küstendorf te brengen, dat Kusturica voor zijn film “Zivot je cudo” (“Het leven is een wonder”) heeft opgetrokken. Deze Emir Kusturica is in Bosnië een omstreden figuur. De Bosnjakken zien hem als een verrader, die zijn ziel aan de (servische) duivel heeft verkocht en hekelen zijn bouwprojecten, die in hun ogen de servische propaganda dienen. Opgegroeid in een sarajeefse Bosnjakfamilie met een religieuze moeder en atheïstische vader is hij zich altijd als Joegoslaaf blijven beschouwen en beweert dat zijn voorvaderen servisch-orthodox waren voordat ze zich met de komst van de Ottomanen tot de islam bekeerden. Tijdens de oorlog in de jaren 90 weigerde hij partij te kiezen, maar helde wel over naar de servische kant omdat die het joegoslavische ideaal het meest hoog hield. Hij veroordeelde alle oorlogsmisdaden, die door Serviërs, Kroaten en Bosnjakken waren begaan, maar ging bij Poetin op bezoek en ondertekende een petitie tegen de sancties tegen Rusland omdat hij meent dat vriendschap met Rusland de enige garantie voor de servische soevereiniteit is. Een nogal tegenstrijdig persoon dus. Küstendorf is overigens niet het enige bouwsel van zijn hand, in 2019 bezochten we al zijn Andricgrad in Visegrad, een eerbetoon aan de beroemde schrijver van “De brug over de Drina”. Ik was ervan onder de indruk, moet ik bekennen. Als nederlandse poëtica heb ik met nationalistische trammelant niks van doen en bekijk het als kunst. Dan zie ik in Küstendorf een verzameling schattige houten huisjes (een beetje Schwarzwaldachtig) waar muziek- en filmfestivals gehouden worden en seminars en workshops gegeven. Het is een bruisend kunstzinnig middelpunt. Een beetje als Ruigoord, maar dan zonder hippies. En het is waarschijnlijk de enige plek in heel Joegoslavië waar een rookverbod geldt, want alles is immers van hout. En dan heb ik het nog niet eens over het Titomausoleum en het museum met al diens trofeeën in Belgrado gehad, maar daarover later wellicht meer.

Drvengrad/Küstendorf

De lucht is zwaar van onweer en je neemt op iedere
straathoek een held die jou met bloeddoorlopen 
ogen aanstaart waar. Je bent de enige die het ziet.
Je gaat desnoods voor teutoon door om niet al te

zeer uit de toon te vallen. Het land is als een hond
die op zijn rug gaat liggen en je weet niet of hij
doorbijt of meebeweegt met de hand die hem strijkt.
Je wilt van hem houden maar ziet vooral zijn tanden.

Je wilt je het liefste terugtrekken in je schulp, maar
de omstandigheden dwingen je tot zwart of wit.
Je bent een bon vivant met een voorkeur voor
esthetiek, hebt voor ethiek geen greintje gevoel.

Je neemt je thuisland op je rug en bouwt het
elders weer op. Folklore in de oksel van de berg
die geen waarheid kent. Een hart van hout en
met een ziel voor de onbevlekte kunsten. 

16 Augustus 2022, Over bloemenrivièra & bouwvakkersbruin

Columniste is al een week peentjes aan het zweten. Vrouw in de overgang in een warme mansarde met dakramen, da’s geen pretje. Gelukkig beschikt lief over een redelijk koele woonkamer, maar de slaapkamer op de eerste verdieping is net zo goed warm. Nee, de opwarming van de aarde is aan mij niet besteed. Hoewel ik op warme winters weer niks tegen heb, wat mij betreft is het het hele jaar door tussen de 10 en 25 graden. Het is nog niet zo erg als de helse zomer van 2018, toen het van mei tot oktober boven de 25 en geregeld boven de 30 graden was, maar ook nu wens ik mij oktober nabij. Ik las ergens dat de komende 75 jaar de temperatuur in dit land met 6 tot 13 graden kan stijgen en als dat waar is, lijkt het me geen ramp om deze wereld te verlaten als de tijd daar is. Intussen schreeuwen de media al weken moord en brand, want er moet ook voor deze komkommertijd wel een crisisje overblijven. Het liet zich aanzien dat we in een mum van tijd zonder stromend water zitten als deze zomerhitte doorzet, maar niks hoor. Al in de jaren 70 op vakantie met mijn ouders aan de italiaanse rivièra zaten we regelmatig een dagje zonder water. Ook bosbranden kwamen voor, zelfs één keer in de olijfgaard tegenover ons vakantiehuis. Zon, zee en strand zijn nooit mijn ding geweest en de zomers aan de bloemenrivièra waren één lange zondagmiddag. Dus zodra ik moed had gevat om mijn rugzak om te binden verruilde ik de strandstoel voor de groene en schaduwrijke duitse heuvels. En natuurlijk waren er vroeger ook warme zomers, uit mijn kindertijd herinner ik ze me niet anders. Ook toen bleef ik het liefste uit de zon, niet in de laatste plaats omdat ik ooit ongenadig ben verbrand door het toenmalige gat in de ozonlaag. Ik word vuurrood, dat is mijn lot. Maar ach, wie wil er nou het bouwvakkersbruin van de lagere sociale klasse? Laat mij maar lekker wit blijven – dat zijn we driekwart van het jaar zonder dat iemand daarom maalt. Het liefst zoek ik op zulke dagen verkoeling in bibliotheken en treinen. De historicus had het plan opgevat om met ons 9 euro ticket quer durch Deutschland een rondje Hengelo, Rheine, Leer en Groningen te doen, maar vanwege gedoe met bussen tussen Groningen en Assen hebben we Leer en Groningen gelaten voor wat ze waren en zijn in Meppen en Papenburg (een aardig en hollands aandoend veenstadje) uitgestapt om daar wat rond te kijken. De historicus stapte kwiek en voortvarend door Meppen terwijl ik puffend van schaduw naar schaduw laveerde en zo snel mogelijk weer met de trein verder wilde, want daar was het tenminste koel. Nou zeg, merkte hij verbaasd op, zo heb ik je nog nooit meegemaakt. (Meestal kunnen mijn mannen mij niet bijhouden.) Het mag dan warm zijn, maar het is toch ook wel lekker. Ik zag daarentegen sterretjes en overbrugde op een holletje de baan zon op het stomende asfalt naar de volgende reep schaduw. Maar ja, de historicus had zelfs nog puf gehad om in de trein met de conducteur en medepassagiers te steggelen over het mondkapje, dat in het duitse OV nog steeds verplicht is. Quatsch! blies hij zelfs na het uitstappen naar de machinist die z’n hoofd nieuwsgierig uit het raampje stak. Ik heb ze ook liever niet, maar het is nu eenmaal voorschrift, sprak deze terwijl hij de trein in beweging zette. Dafür sind Sie auch Deutsch! brulde de historicus hem na. Ik had het veel te warm om met wie dan ook te steggelen en zette gedwee mijn masker op waarop de historicus me prompt voor collaborateur uitmaakte. Voor nu was de plompe kerktoren in de verte mijn oase, want dat betekende een bank onder mijn gat en verkoeling voor mijn verhitte lijf. Laat de stikstofuitstoot alsjeblieft blijven zoals die was, want daar komen bomen van. Heel het land een oerwoud waar geen zonnestraaltje doordringt. Columniste trekt zich nu weer in de schaduw terug. U zult mij een paar weken moeten missen, lieve lezer. Ik zit in het vliegtuig met airco op weg naar Servokroatië.

Schaduwmanagement

De Domstad moet 150 hectare schaduw realiseren. Afgezien van
de slagworp van het fallussilhouet zijn 60.000 schaduwboa´s met
boomkronen van 25 vierkante meter omtrek vereist. Ze worden
strategisch geplant, zodat de belangrijkste looproutes op het

heetst van de dag voor 40 procent overhuifd zijn. Iedere burger
heeft het recht op een overdekte kuif en wuivende koelte, het
liefst afkomstig van deze houterige ambtenaren die hem stram
in het gelid en met een fluorescerende glimlach in de takken

verwelkomen. Rasta, kroes of hanekam, schrik niet van onze
wilde haren, dat is voor u om onder te schuilen. Tevens kunt u
met de zonnebrandapp vaststellen welke wijk tot de gematigde
zone met veel groene wachters of welke tot de tropische zone

met veel tegels, beton en asfalt behoort. Dat zijn de zogeheten
zonneghetto`s. Schaduw is het nieuwe goud en verdienmodel
voor klimaatontwikkelaars. We kunnen niet wachten om aan
de slag te gaan. Maar eerst moeten we tot lijvig wulps groeien.

9 Augustus 2022, Over missie & aanstoot

Columnistes ouwe vader wordt 87 op het moment dat u dit leest, lieve lezer, en dat werd gevierd in ’t Appeltje bij Bergen op Zoom. Hij woont alweer enige tijd in Heerle West-Brabant, niet te verwarren met het zuidlimburgse Heerlen. Zal ik een Ruttetje voor je als verjaardagscadeau doen? bood ik aan. Praat me niet van Rutte, brieste ie, die heeft het bij mij totaal verbruid, dit is het slechtste kabinet sinds de Tweede Wereldoorlog. Het viel anders gisteren op de verjaardag van de nestor van Hart voor Vrijheid zeer in de smaak, gaf ik, de nestor wilde het zelfs aan Rutte doorspelen omdat ie een lijntje met de VVD heeft. Misschien gebruik ik het wel als sollicitatiebrief voor het Dichter des Vaderlandsschap. Jij Dichter des Vaderlands? zei m’n vader met grote ogen. Wat is dat nu weer voor hoogdravende ambitie? Zo heb ik je niet opgevoed. Je moest naar de universiteit en daarna lerares Duits met harde hand en van Ordnung und Pflicht worden, niet de luis in de pels van diezelfde gevestigde orde. Je hebt je toch niet tot Lord Thierry bekeerd, mag ik hopen? Of kom je als DsV dan iedere dag op TV? Ik maakte me op voor een pittig gesprek over de stand van het land. Zo hoogdravend is het helemaal niet, verweerde ik me, het is maar poëzie en de DsV mag hooguit een gedichtje in het NRC doen waar geen hond iets van begrijpt, maar dat maakt niet uit zo lang het maar voornaam klinkt en politiek correct is. Het gaat erom dat vooral niemand er aanstoot aan neemt. Welnu, ik ben daarentegen op een missie. Laatst op de bundelpresentatie van Jan Bulsink kwam duitse Monika uit Haarlem met haar wijsvinger als zwaard op me gericht op me af en sprak: Jij bent de toekomstige Dichter des Vaderlands. Welnee, zei ik beslist, ik schrijf enkel aanstootgevende verzen! Dat is nou juist zo verfrissend, hield ze vol. Het literaire bastion zal me zien aankomen, wuifde ik. Maar ik moest toegeven dat ze een zaadje had geplant. De stand van het land is die van een treurige staat. Onlangs werd gevierd dat Rutte de langstzittende premier is. Waarom is dat een feestje waard? En hij heeft vast een voorschot op de eeuwigheid genomen door te zeggen dat hij pas halverwege is. Wat kun je anders verwachten van een autist die verandering haat en niet weet wat hij anders zou moeten doen? Die stapt echt niet uit zichzelf op. Hij begint al trekjes te vertonen van Milosevic van Servië, een rasopportunist die hemel en aarde bewoog om aan de macht te kunnen blijven, tot moord en oorlog toe. Rutte waait met alle winden mee en liegt erop los als hij er beter van wordt. Voor mijn part komt er een andere VVD-premier, maar zo’n lange ambtstermijn is niet gezond voor de democratie. Daar heb je een punt, sprak m’n ouwe vader, om nog maar te zwijgen van het bizarre stuivertje wisselen van Kaag met Wopke terwijl Kaag geen bal verstand van Financieën heeft en Wopke niet capabel voor Buitenlandse Zaken is. Het is nóg erger met het land gesteld, vervolgde ik, want er is geen debat meer, er is niemand die de nek uitsteekt om de boel eens flink op te schudden. Bij OP1 is iedereen aan tafel het altijd roerend met elkaar eens. Mensen met een afwijkende mening worden niet uitgenodigd, óf ontvangen door een cordon van politiek correctelingen om de dissident hetzij in het gareel te duwen hetzij af te maken. Het tegengeluid wordt monddood gemaakt. De Tweede Kamer is verworden tot een verzameling belangenclubjes, die op de grote lijnen, zoals met corona, de neuzen allemaal dezelfde kant op hebben staan. Wat je ook van het Forum mag vinden, het is wel het broodnodige tegengeluid dat tot debat zou moeten uitnodigen. Dat beoog ik ook, al is het maar met poëzie, die evenwel nog nooit een revolutie heeft ontketend. Poëzie moet schuren, steken, prikkelen en vooral niet in slaap sussen. Daarom moeten wij dichters de barricades op. Ik wil uitlokken en ruimte voor de tweespraak scheppen. Op de revolutie! riep m’n vader enthousiast. Dat ik dat nog op m’n ouwe dag mag meemaken! Mijn stem heb je. Maar nu ben ik doodmoe van al dat gepraat over de stand van het land en zal ik me in mijn seniorenwoning te Heerle terugtrekken om m’n ouwe hoofd te ruste te leggen.

Markant

is hij nou niet bepaald, de langstzittende premier van het
land. De man zonder geheugen en zonder eigenschappen
maar met teflonlaag. Zonder visie maar met een vaste
opticien en kapper. Laat anderen de hete bitterballen uit

de frituur halen en spant zijn lakeien voor het karretje
Moeilijke Zaken maar bespeelt feilloos alle touwtjes van
het ministeriele marionettenspel. Wil geen vrouw op zijn
lip die hij over zijn dag inlicht. Niet dat er iets te verhalen

valt, want een man met vaste patronen rijdt geen scheve
schaats. Vakantie aan de Bodensee altijd in bungalow 94.
Altijd hetzelfde restaurant met hetzelfde eten dat het maatje
Jort tot wanhoop drijft. De kiem hiervoor werd in zijn jeugd

met de zaterdagavondnasi gelegd. Het saaiste boek vindt hij
het mooiste aller tijden. Verwacht niet van een man die
niet tegen verandering kan dat hij ooit aftreedt. Die regeert
nog over zijn gave land als museumstuk vanuit het graf.

2 Augustus 2022, Over stoeitijger & lange tenen

Columniste is de laatste tijd regelmatig in het Haagse te vinden. Hoss Wilstra is een bezielende organisator die maar liefst twee keer in de maand podium houdt. Je moet alleen nog aan je pr werken, zei ik tegen hem, vandaar dat columniste dat nu op deze plek doet. 06kunstlive is iedere tweede zaterdagmiddag van de maand in de galerie in de Weimarstraat en iedere laatste zondagmiddag van de maand in Déjà vu, ook in de Weimarstraat, en het gaat de hele zomer door. Het was een gutsende zondagmiddagregen, dus ideaal voor de poëzie. Zeg, heb je je nieuwe lief meegenomen? vroeg Stanislaus Jaworski toen ik m’n plu inklapte. Ik kon me geen zwaan-kleef-aan herinneren, maar toen ik me omdraaide, grijnsde Martin Aart de Jong me toe. Ach, dat is mijn eeuwenoude lief! riep ik uit. Die ken ik al sinds de postdoctorale lerarenopleiding in Leiden, waar hij voor Engels en ik voor Duits zat. Dat was in de jaren 90, in de tijd van de vrije liefde en de stomende sex. Daarna raakte een en ander bekoeld en de laatste jaren heb ik ‘m amper nog gezien. Ik ben juist gekomen om onze liefde nieuw leven in te blazen, gaf MAdJ, nu je door de natuurgenezer bent verlaten. Ik kan ook geel goed fluitekruid wieden en als je wilt kan ik met een sexy slavisch accent in je oor fluisteren. Je goeft maar een kik te geven of ik sta voor je klaar. De natuurgenezer is om te beginnen al nooit van mij geweest, zei ik, en de geilsoldate is weer haar oude jaloerse zelf. Maar dat geeft niet, ik ken mijn plaats. Radovan draait wel weer bij. Alsof hij mij trouwens verlaten zou hebben! Hij maakte mij voor kennis uit en dat vond ik niet fijn. Ik wil op z’n minst vriendin genoemd worden. Wel, ik ben jouw vriend, zei MAdJ, maar daar neem ik natuurlijk geen genoegen mee. Ik wil je stoeitijger zijn als compensatie voor dat ik jou nu weer voor een afgang op het podium behoedt. Ik doe vast een gedicht terwijl jij in alle rust je papieren op orde kunt brengen. Wat heb jij toch met de Balkan? vroeg Florence me na afloop toen we buiten op het inmiddels weer droge terras zaten. Tja, dat wordt mij vaker gevraagd, gaf ik, maar dat is het best bewaarde columnistengeheim. Ik zal wel een zuidslavisch hart hebben waar een foute natuurgenezer met de regelmaat van de klok op gaat staan, maar ja, je kunt de regen ook niet van vallen afbrengen. Dat is toch het land waar de mensen elkaar afmaken? kwam Lucie Polders. Nou ja, als je het hebt over een negeergebod na een belediging en een spreekverbod na het op lange tenen trappen kan dat kloppen, antwoordde ik. Het komt allemaal door de corrupte politiek, wist Hoss, maar met die taal kun je ook maar beter niet de strijd aangaan. Voordat ik een zin met de correcte naamvalsuitgangen heb geformuleerd heeft de tegenstander al een mes tussen m’n ribben gestoken! Daar heb je een punt, gaf ik toe. Aan de andere kant hou ik van taal, anders zou ik geen poëzie schrijven. Ik hou helemaal niet van taal! riep Hoss uit. Ik hou van begrippen en metaforen, maar als ik met zo’n bloeddorstige Balkanees de woordstrijd moet aangaan, haak ik af. De Balkan is nu eenmaal onder mijn huid gaan zitten, verzuchtte ik, hoe kreupel ik me in die taal ook vaak voel. Maar ach, heel Bosnië staat immers vol met ruïnes, dus dat is kennelijk de taal waarin ik moet wonen, geen solide en degelijk rijtjeshuis als het Nederlands. Meer nog dan van taal hou ik van tijgeren met jou, kwam MAdJ weer, en jij mag maar wat graag onder mijn huid gaan zitten. Maar ik zou zeggen, laten we het rustig aandoen en beginnen met een striptease als opwarmertje. Nu we de poëzie hebben afgewerkt, de roddels op straat gegooid, alle verwikkelingen in beschaafde en minder beschaafde delen van de wereld hebben doorgesproken, de drank in de man hebben gegoten en de wijsheid in de lendenen wordt het tijd dat er lichaamssappen gaan vloeien. Echter, columniste had net de bovenste knoopjes losgemaakt toen de telefoon van MAdJ op hoge toon snerpte. Ha moe, nee, ik ben nog bij de dichters, ja, ik kom eraan. Mijn moeder roept, verduidelijkte hij toen hij haar had weggeswiped. De striptease zal moeten wachten. Of zullen we de volgende keer een kwartootje met de natuurgenezer en de geilsoldate doen?

Op de tast naar huis

Zoals je winterstilte hebt aangetrokken
en het boetekleed voor haar zo naakt
was je nog nooit. Kwetsbaar is maar op
de helft te zijn in nachten zonder poolster

en weten dat je nooit aankomt. Je blind
staren op gave sneeuw zonder zwarte
ondergrond. Morgen werk ik over
zegt hij krimpend van schuldgevoel

terwijl hij het buskruit veilig buiten
zet. We hebben niets om aan te geven
hooguit een te veel aan lijdzaamheid
en enkele wakken in ons onwrikbaar

geluk. Je hinkstapspringt over momenten
van diepste spijt. Rond middernacht zwalken
dronkenmannen door een laaghangende weemoed.
Je zei zoals jij in mij wilt schrijven

kan ik niet. Nooit was ik zo ver van
huis en nooit dichterbij de stilte die
ik je had willen zeggen. Taal is meer
dan een log lichaam tussen ons in.  

26 Juli 2022, Over ooievaars & aasgieren

Columniste met de historicus op stap voor het grensstrekenproject. Meestal pakken we de trein naar een grensplaats en gaan met de OV-fiets verder. We wilden eerst Maastricht-Maasmechelen doen, maar het traject naar Maastricht was met voetangels bezaaid, te weten een kapotte brug, werkzaamheden en vervangende bussen. Vermijd het traject Utrecht-Geldermalsen! Tot 5 augustus! schreeuwden de billboards op het station. Ik kon me de chaos op het spoor van een week eerder nog levendig herinneren, toen ik er bijna vijf uur over deed om Düsseldorf te bereiken. In een tjokvolle boemel, want de ICE was volgeboekt, hoewel ik veel volk ervan verdacht uit dezelfde beweegredenen op pad te zijn als ik, namelijk om het 9 euroticket voor Duitsland op te souperen, maar dit terzijde. In ieder geval besloten we ons reisdoel naar Nijmegen te verleggen en de trein zat niet eens helemaal vol. Dus werd het fietsen door de Gelderse Poort en de Ooijpolder. Daadwerkelijk ooievaars gezien, maar een ouder echtpaar uit Dordrecht, dat op de terugweg van vakantie in Hessen was, verhaalde van aasgieren in het wildpark aldaar. Terug in Nijmegen wijn drinken aan de Waal en de zonsondergang aanschouwen. Zo kwamen we uitgebreid op onze misgelopen beroepscarrières te spreken. Mijn ouders koesterden ooit de hoop dat ik professor in de geschiedenis zou worden, aldus de historicus. Ach ja, zei ik hierop, zo droomden liefs ouders ervan dat hij professor in de natuurkunde zou worden. Het is ook wel een beetje de schuld van onze leraren, die ons – en onze ouders – vertelden dat alles mogelijk was en we maar konden worden wat we wilden. Voor meisjes lag de lat minder hoog. De vrouwen in mijn familie werden van oudsher verpleegster of schooljuf. Door een universitaire graad te behalen zou ik lerares op het VWO kunnen worden, wat al een flinke tree hoger op de carrièreladder betekende. Ik had daadwerkelijk lerares Duits kunnen worden, ware het niet dat ik daar ongeschikt voor was. Ik ben niet zoals de andere vrouwen in mijn familie, sociaal en zorgzaam, maar eenzelvig en altijd met mijn neus in de boeken. En bibliothecaresse dan? opperde de historicus. De jongste broer van mijn moeder was bibliothecaris, zei ik, en mijn moeder hield niet op om mij met hem te vergelijken, dus vond ze het vanzelfsprekend dat ik dat dan ook maar moest worden. Maar ook toen bevroedde ik al dat het werk niet uit de hele dag boeken lezen zou bestaan. Ooit begreep ik van de bibliothecaresse van de OBA dat het juist bijzonder zwaar lichamelijk werk was door al dat gesjouw met boeken! Mijn oom is overigens zwaar overspannen geraakt toen de bieb ging automatiseren en hij niet met de computer overweg kon. Maar het onderwijs was dus ook niks voor mij. Ik ben goed met taal, maar niet goed met kinderen. Ik had een instelling van: als jij geen Duits wil leren – wat een puik vak is – , dan ga je maar wieberen. Ik wilde alleen maar gemotiveerde leerlingen in de klas en had geen zin om ze het Duits door de strot te moeten duwen en dat kan natuurlijk niet. Bovendien zijn scholen virushaarden en stond ik continu ziek, zwak en misselijk voor de klas. Maar ja, wat ik anders moest wist ik ook niet en toen ik daar achter kwam, was ik te oud voor een carrièreswitch. Ik liep al tegen de dertig toen ik mijn lesbevoegdheid haalde omdat ik door privé-omstandigheden studievertraging had opgelopen. Het liefste was ik literair vertaler of redacteur bij een uitgeverij geworden, maar voor het eerste moest ik een vertaalopleiding doen en voor het tweede de studie Nederlands. Omdat de stufi na mijn 27ste stopte ging dat feest niet door. Mijn gemiste kansen kwamen door een verkeerd studiepad, maar wist ik veel op die leeftijd, ik wilde Duits studeren omdat ik me voor duitse geschiedenis en literatuur interesseerde. En nu ben ik veroordeeld tot een sappelleventje als columnist, vriendendienstvertaler, onbezoldigd dichter en schrijver van prozawerken die nooit zijn uitgegeven. Maar goed, alleen in de goot zie je de sterren, zoals Oscar Wilde ooit zei en dankzij ons vrije bestaan kunnen we nu naar de zonsondergang boven de Waal kijken.
En sidderend breidde de zon een bloedplas over de rivier uit.

van fladderen tot omgekeerd vliegen

er wandelen ooievaars op het gras, die blijven elkaar trouw,
weet ze terwijl haar man in de houding schiet om beweging

voor altijd stil te leggen of hoe gerimpeld vlees in
zuurstoksnavels verstart, ze zijn op doorreis

en het maakt hen niet uit welke polder ze vullen met
hun gesnater, er ligt een aangereden reiger langs

de kant van de weg als geboetseerd en opgemaakt voor
het hiernamaals op het jachtveld voor aaseters,

je fotografeert geen lijken, maar beklaagt je dat
het eten van insecten een trend aan het worden is

we drinken wijn aan de waal, ik geef lessen in guerillatechnieken
om lastige ouders te overleven, we koesteren het kuiken in ons

dat wil fladderen maar niet wegvliegen uit angst uit het nest
te vallen, we zijn trouw aan onszelf tot we ons op

het volgende bed neervlijen, tot iemand de takjes voor
ons spreidt dat het dons opvangt, want vallen is niet

omgekeerd vliegen, al maakt het niet uit of het niets boven
of onder is, er zijn plekken waar je terugkomt, veren die

aan je trekken zo lang je niet vleugellam bent kun je
je bungelend vaste grond indenken en in de vlucht loslaten

19 Juli 2022, Over haas & helden op sokken

Het was een lange zondag vol poëzie bij Eijlders, maar columniste is een laatopstaander, dus mij leek de gebruikelijke Eijlderstijd om drie uur vroeg genoeg. Voor tienen stonden de eerste dichters al op de stoep, aldus Lokkerbol die de hele dag met het balboekje in de weer is geweest, waarvoor hulde. Ik vroeg het servokroatische leraresje mee, maar zij was in zak en as omdat haar veldwachter haar weer had verlaten. Deze keer heeft ie me compleet van zijn FB-profiel afgesneden, snikte ze, en dat terwijl hij me had bezworen dat ie me niet zou kwetsen. Ik had ‘m alleen maar mijn platonische liefde aangeboden. Toch hebben mannen over het algemeen meer voor de vrouw over dan omgekeerd, kwam Kat Kreeberg. Mijn dochter heeft het met een vrouw aangelegd, maar die wilde niet eens komen toen ze een paniekaanval had. Ze bleef liever met een oude kennis in de kroeg biertjes drinken. Mannen hebben dan toch meer een reddersinstinct. Welnee, stelde Wijtgaard, dat is omdat we niet wijtbaar willen zijn. In de ogen van de vrouw kun je het nooit goed doen, dus dan probeer je het zo goed mogelijk te doen, zodat jou niets te verwijten valt. Als mannen in de liefde zo heldhaftig zijn, zei ik, dan kan mijn hele oeuvre in de fik. Dat gaat juist over weigerachtige helden op sokken die het paard de sporen geven zodra er problemen aan de horizon opdoemen. Van vriendinnen hoor ik voortdurend dezelfde klacht. En dan heb ik het nog niet eens over de Balkanman gehad. Die laat de vrouw in kwestie met gillende sirene afvoeren zonder haar te vragen wat ze nodig heeft. Want de Balkanman weet wat het beste voor de vrouw is die een wezentje zonder eigen mening, behoeftes en verlangens is. De emancipatie is hier ook allerminst voltooid, maar daar zijn ze nog niet eens zo ver dat de vrouw haar eigen beslissingen mag nemen, dat doet de man voor haar. Ik was eens bij een emancipatiedebat in Nijmegen met Bosniërs en wie voerden het woord? De mannen! Geen enkele vrouw heeft haar mond opengedaan, zodat ik het uiteindelijk ook niet meer durfde. Wàt?! La Heij die zich de mond laat snoeren en zich conformeert aan de heersende klasse? riep Michiel van Rooij uit. Zo dapper ben ik helemaal niet, gaf ik, zeker niet als het de Balkanman betreft. Voor je het weet krijg je een dolkstoot in de rug. Maar kom, ik ben hier niet gekomen om het over de stand van de vrouw te hebben noch om met Balkanmannen te zwaardvechten, maar voor de poëzie. Echter, het servokroatische leraresje was zelfs daarvoor niet in de stemming en taaide met hangende schouders af. Ik had met haar te doen, maar moest haar laten gaan omdat ik tevens als presentatrice acte de présence moest geven, wat zo leuk was om te doen dat ik onmiddellijk daarna bij Lokkerbol naar de functie van sidekick hengelde. Er was een vlaamse meeuw, een tramdichter en een natuurdichter. Het ging over oorlog en bloed, liefde en de dood. En heel veel over Campert die in Eijlders natuurlijk niet mocht ontbreken. Heel toevallig was ik in een bloemlezing gestuit op een gedicht van hem over het Zwarte Woud waar ik een tijdje heb gewoond. Ook Twan Vet, de stadsdichter van Amersfoort, kwam als tijdelijke Amsterdammer buurten. Gaandeweg het borreluur raakte de kroeg steeds leger, zodat Wijtgaard met de diehard dichthooligans rond het kampvuur afsloot. Een fikkie stoken kon nog, want de horrorhitte was op veilige afstand in Zuid-Frankrijk. Voor de juiste stemming had Wijtgaard zich in zijn hawaiihemd gehesen. Het was een intieme afsluiting van de dag. Na afloop zaten we nog lang op het terras van de zon in ons glas te genieten. Aurora verhaalde uitgebreid van haar veluwse avonturen met een jagende oudoom waarin een haas een belangrijke rol speelde. Vervolgens vroeg ik Wijtgaard om de haas te slachten, vertelde ze, maar hij kon geen bloed zien. En volgens Kat zou de man alles voor de vrouw over hebben. Hoho, kwam Wijtgaard, dat ik niet wijtbaar wil zijn betekent niet dat er geen grenzen zijn. Dus heb ik ‘m maar zelf geslacht, vervolgde Aurora, en moest de hagel van de jager tussen m’n tanden vandaan peuteren. Nu zit ik met de resten. Weet jij er nog een afnemer voor? vroeg ze aan mij. Geef ‘m aan het servokroatische leraresje, zei ik. Als troostvoer.

Blustekort

Er is een ernstig tekort aan waterdragers en kraandraaiers
waardoor daken, straten en parken niet meer natgesproeid
kunnen worden. Het hout droogt uit, het asfalt rekt tot
barstens toe op. Brandweerlieden kampen met lege slangen,

de mankracht dunt uit wegens ontslagen door het gluren
onder opwaaiende rokjes langs glijpalen. De uitwassen van
dit geile vermeien moeten met wortel en tak worden uitgerukt,
maar het ontbreekt de kazerne vooralsnog aan nieuwe

aanwas. De vuurbestrijding is niet meer wat het was, want
roetsjen mag niet meer en kussens moeten de schok voor al te
tere billen dempen. Wat te denken van koene spuiters die
hun fluit niet meer in de strijd mogen werpen om courtisanes

in vuur en vlam te temmen? Ze krijgen massaal de zak en haken
ontgoocheld af. Anderen zitten bij de pakken neer omdat de kat
niet uit de hoge boom wil. De prinses op de erwt niet gered.
De gevallen held bewatert enkel nog smeulende hartstochten.

12 Juli 2022, Over melancholie & dichtersego

Columniste net terug van een weekend Dichters in de Prinsentuin, deze keer niet in de groningse Prinsentuin maar in de harense Hortus. Het is lang geleden dat ik zo met poëzie werd overvoerd. Maar omdat je van dichter naar dichter kunt lopen verveelt het geen moment. Mooie dingen gehoord, veel jong talent dat na corona ineens oppopt, zodat je denkt: waar hebben die al die tijd gezeten? Tom Molenaar, Anna Dijk en Maaike Rijntjes zijn me bijgebleven. Amber Helena Reisig en Jenny van den Berg heb ik helaas niet kunnen vinden. Het festival was dan ook veel groter van opzet dan in de Prinsentuin. Soms had ik het gevoel in de Hortus te verzuipen, maar de chinese tuin was schitterend. Ik heb deze en gene gesproken, sommige dichters had ik sinds het begin van de pandemie niet meer gezien. Met mijn voormalige tekenleraar op De Breul in Zeist Tom America herinneringen aan het oude schoolgebouw opgehaald waar je door de lerarenkamer moest om in het tekenlokaal op zolder te geraken. Met Ali Serik thee gedronken. Hoe doe jij dat toch? vroeg hij. Al die gelaagde beelden en typerende beschrijvingen. Wat is jouw geheim? Ben je gek, wuifde ik, ik wil schrijven zoals jij, over ouwe mannen met hun levenslange spijt en kleine vrouwen met grote harten. Jij bent de meester van de melancholie. Ik kan het nooit nalaten om cynisch of venijnig te worden. Het leven is niet aardig voor mij en dat heeft zijn weerslag op mijn poëzie. Ik gesel met woorden, ik kan nu eenmaal niet anders, al zou ik dat heel graag willen. Geef mij maar jouw oosterse wijsheid en mildheid. Aldus werd ik op zondag, toen ik zelf moest voordragen, plots door een wurgende onzekerheid bevangen. Allereerst regende het pijpenstelen, zodat we in de dampende kassen werden geplant. Vervolgens werd ik overschreeuwd door de Amerikaan naast mij wiens rumoerige voordracht in het Engels beduidend meer publiek trok. Er werd wel meer in het Engels voorgedragen, er waren diverse buitenlandse gasten, de Prinsentuin enigszins op Poetry International begint te lijken. Toen merkte ik dat mijn satirische cromagedichten niet echt bij het (conservatieve) publiek aansloegen en heb ik me maar tot de gedichten uit Lolita zei beperkt. Ik kreeg het idee dat het publiek voornamelijk verheven poëzie wilde horen. De tweede ronde verliep zo mogelijk nog moeizamer, want toen kwam er aanvankelijk niemand. Tja, je moet je als dichter nu eenmaal installeren, maar als je er te lang over doet, loopt het ongeduldige zappubliek door. De overgangen verliepen ook niet bepaald soepel, sommige dichters hielden er eerder mee op (je had een half uur per ronde) en anderen gingen juist langer door. Gelukkig redde Tom Molenaar mij door met zijn vriend bij mij te komen staan, zodat er meer mensen op ons afkwamen. Ze zijn de hele voordracht gebleven en ik moet bekennen dat het mijn dichtersego streelt als ik jonge mannen kan beroeren. Mijn publiek bestaat logischerwijs uit vrouwen van mijn leeftijd en ik hoef geen moeite te doen om hen te bekoren, daarom weet ik het juist te waarderen als ook andere generaties zich tot mijn werk aangetrokken voelen. In maart trad ik in het poëziecentrum in de nijmeegse bieb op en groot was mijn verbazing toen met name het jonge publiek mijn tekst over de menopauze wist te waarderen! Op het festival in de Hortus heb ik ook nog meegelezen met Under milkwood in de nieuwe vertaling van Erik Bindervoet, wat eveneens een unieke ervaring was. Het was al met al een geslaagd festival voor het geval u inmiddels mocht denken, lieve lezer, dat ik er doodongelukkig was. In het tweede blok heb ik tevens aandacht middels twee gedichten voor de 11 juli-herdenking gevraagd – toen de enclave Srebrenica in handen van de Serviërs onder leiding van Mladic viel waarop 8000 mannen zijn vermoord. Meteen de volgende dag moest ik door naar de herdenking op het Malieveld, waar onder meer Dutchbatveteraan en locoburgemeester van Den Haag Anne Mulder sprak. Er was eerherstel voor Dutchbat. Er zijn excuses aan de nabestaanden gemaakt. Maar herdenken en herinneren is broodnodig, want Srebrenica is en blijft onze geschiedenis.

aftocht in mineur

er is een plein en er was zwanenzang
de soldaat is zonder geweer
toch zweet hij kogels, zijn verweer
begint haast te lijken op dadendrang

grond dient om te beschermen
stof voor wat het waard is
zij draagt het kartelige gemis
over bloed kun je je niet ontfermen

als er een vijand is laat hem zien
bevecht hem met je handen
er zijn omheiningen, maar ook stranden
er is een zee die ook ik verdien

de soldaat heft alleen het eigen gezicht
het is een aftocht in mineur
een enclave als een open deur
bevolkt met rijen schoenen uit het zicht

5 Juli 2022, Over grijze wijze & prille liefde

Ik weet niet hoe het u vergaat, lieve lezer, maar hoe meer de wereld in brand staat, hoe groter columnistes behoefte tot navelstaarderij. Jarenlang heb ik me met de wereld beziggehouden in woord en geschrift, over de zin en onzin van het coronabeleid, ben op de barricades geklommen voor de nabestaanden van de Srebrenicagenocide en heb de verschoppelingen en minder bedeelden een hart onder de riem gestoken. Maar de toestand in de wereld met al dan niet opvlammende corona, oorlog, inflatie, energiecrisis, stikstofpleuris, boerenopstanden deprimeert me momenteel alleen maar. Er is van alles en nog wat grondig mis, wat niet binnen afzienbare tijd rechtgetrokken gaat worden. Is het de leeftijd? vraagt columniste zich soms wanhopig af. Die maakt dat ik het bedrog van de overheidsnarratieven beter doorzie? Aan de andere kant hoef je geen grijze wijze te zijn om in te zien dat de stikstofkaart een dekmantel is voor het onteigenen van boeren en hun land te bebouwen. Je hoeft ook geen grijze wijze te zijn om in te zien dat Zelensky’s mediashow een dekmantel is voor de problemen in eigen land, zoals de corruptie en de Nazimilities. Columniste heeft het gehad met de “officiële” apekoolsprookjes, die voor waar worden verkocht en door de mainstreammedia nog eens opgeblazen. Het patroon is toch steeds hetzelfde – bij corona, de oorlog in Oekraïne, de stikstofcrisis -: er wordt een narratief opgesteld, dat de overheid het beste past waarop de mediapropaganda wordt ingezet om het narratief zo overtuigend mogelijk – dat is op de emotie inspelend – aan de man wordt gebracht. Het zal allemaal wel. Zo kunnen er nog honderd crises worden uitgerold om de burger in het gareel te krijgen. Ik voel evenwel niet meer de zendingsdrang om mensen van het tegendeel te overtuigen, of ze in ieder geval aan het twijfelen te brengen. Ik vlucht liever in de vrijplaats van de poëzie en de tuinen van verbeelding. Of het rosarium van het scheveningse Westbroekpark waar dichters tussen de rozen voordroegen, toch weer voornamelijk over de liefde. Maar niet alleen over de geliefde, ook andere vormen van liefde kwamen aan bod en voor dichters betreft dat hoofdzakelijk de liefde voor de taal. Na afloop sprak ik met presentatrice Anna Djerik, afkomstig uit Pozega in Kroatië. Ik wilde me in Nederland thuis kunnen voelen, vertelde ze, dus ik heb meteen de taal geleerd door veel te lezen en TV te kijken. Maar in het begin keek ik alleen naar de vlaamse TV, want jullie taal is zo hard! Het klinkt alsof jullie voortdurend boos op elkaar ziijn. Neem nou een woord als plezier. Dat klinkt als kletterende regen terwijl het juist lichtvoetig zou moeten zijn. Ik zei niet dat het ook maar een verbastering van het franse plaisir is, evenmin dat het Nederlands een allegaartje is van franse en duitse leenwoorden. We willen onze nieuwkomers toch vooral niet de prille liefde voor de taal ontnemen.Wat ze het moeilijkste aan het Nederlands had gevonden, vroeg ik. De en het, luidde het antwoord, maar afgezien van de moeilijkheid dat het Kroatisch helemaal geen lidwoorden kent, zijn de en het altijd nog makkelijker te leren dan het duitse der die das, die ook nog eens vervoegd dienen te worden. De en het kun je bovendien makkelijk tijdens het woordjes stampen leren. Zo ging dat vroeger op school en reken maar dat het weglaten van lidwoorden of het foute lidwoord opschrijven je punten kostte. Enfin, het was een inspirerende middag, maar de volgende dag werd ik door m’n ouwe vader weer de wereld ingesleurd. Ondanks zijn hoge leeftijd is hij nog altijd een hartstochtelijk debater. Het valt me op dat jij steeds prorussischer wordt, blies hij. Ik ben niet pro en niet contra, blies ik terug, ik ben onafhankelijk. Ik ben hooguit kritisch op het imperialisme van Amerika en de Navo. Ik ben zeker niet voor Poetin maar vind Zelensky eveneens een enge demagoog, die met ruggesteun van de Amerikanen inzake wapenleveranties de oorlog onnodig lang rekt en derhalve z’n eigen mensen opoffert en door de westerse media heilig is verklaard. Hij is de tienvoudige Lech Walesa van nu. En die bleek ook een beroerde president. Rustig maar, suste m’n ouwe vader, ik werp soms scherpe stellingen op om discussie uit te lokken. Net als ik, sprak ik vergevingsgezind en we bezegelden de vrede met een dikke pakkerd, ondanks de opvlammende corona.

dag van de roos

vandaag ben ik duldzaam
gehuld in het beschermende blad
als de krop van de roos

met hangende stekels
vergevingsgezind naar de vorst
dankbaar voor de regen

niets te verliezen dan bloem te zijn
de bladeren onbeschreven
in huiverende verwachting van het stuifmeel

de knop toegedekt
de ruimte gekrompen tot kern
rustend in het oog van de storm

zoals jij dat zo goed kunt
in mij en ver buiten mij
in een en dezelfde tuin

en als we weer naar elkaar neigen
voor de tederste aanraking
richten onze stekels zich verdwaasd op

28 Juni 2022, Over partizane & herdershond

Het mooie aan de coronaperiode was de vrije tijd die ons podiumartiesten ter beschikking kwam. Columniste staat graag op het podium, maar vooral tijdens de eerste lockdown was er een zee van tijd – en een schitterend voorjaar – om bos en beemd in te trekken. Maandenlang was – buiten lief – de historicus de enige die ik zag om lange fietstochten mee te maken. Het schiep ruimte in mijn hoofd en gaf lucht aan mijn gemoed. We zouden het allemaal anders gaan doen, duurzamer leven, minder stressen, meer genieten van onze naasten en directe omgeving, minder het geluk ver weg zoeken. Nu de maatregelen alweer geruime tijd geleden opgeheven zijn vraag ik me wel eens af hoe anderen die coronatijd zijn doorgekomen. Het moet voor menigeen een verschrikking zijn geweest, want niet alleen heeft niemand het er nog over, maar stort men zich met meer overgave dan ooit op het bruisende openbare leven. Festivals, braderieën, park-, buurt- en muziekfeesten, het kan niet op. Overal klinkt herrie en drommen mensen op een kluitje bijeen. Er is een keur aan evenementen, meer nog dan voor corona, lijkt het. Op iedere straathoek een feest. Of ligt het aan mij dat ik er sinds de coronaretraite horendol van word? En dan nog al die uitgestelde bundelpresentaties, verjaardagen, etentjes. Voor columniste was corona juist een hele inspirerende periode omdat er zoveel uitzonderlijks gebeurde. Met de historicus startte ik het grensproject op om onze uitstapjes ook een kunstzinnige waarde te verlenen. Helaas is daar de laatste tijd, door wederzijdse drukte, enigszins de klad in gekomen, maar afgelopen weekend vonden we eindelijk weer de gelegenheid voor een fietstochtje van Weert naar Hamont in België waar zich honderd jaar geleden een groot spoorwegemplacement met station en hotels eromheen aan het Ijzeren Rijntracé van Antwerpen naar Mönchen-Gladbach bevond. Nu rijdt er slechts nog een boemeltje naar Antwerpen. Als jij je tenminste van je natuurgenezer kunt losrukken, had de historicus gezegd. Geen probleem, had ik geantwoord, we zijn niet getrouwd. Toen ik bij hem introk, zei ik: Radovan, het is me niet om de sex te doen, ik wil weten hoe het met je gaat en wat tijd met je doorbrengen. Toen werd ie kwaad en zei: Goe kun jij zo bot gollands impertinent indiscreet zijn! Alsof get mij om de sex te doen zou zijn! Gier gebben de muren oren en mijn geilsoldate luistert altijd mee. Maar ik heb helemaal niet beweerd dat het je om de sex te doen is. Ik wilde je enkel geruststellen en heb je juist een puur platonische relatie aangeboden. Maar hij was weer heel Balkaneus driftig en niet voor rede vatbaar, dus nu bivakkeer ik in de tuin en gluur af en toe door het raam naar binnen. Ik geloof dat hij het goed maakt, maar toegang tot het tuinhuis heb ik voorlopig – en misschien voorgoed – niet meer. En die ruit? vroeg de historicus. Welke ruit? Die ruit die is ingeslagen. Misschien kun je er nog een klein kiezeltje met sorry achteraan gooien. Je hebt niets te verliezen. Wellicht vergeeft hij je dan je hollandse directheid. Ik krijg nu ineens een visioen, vervolgde hij, niet wars van openbaringen van hogerhand, jullie moeten ergens wel voor elkaar bestemd zijn. Ik stel me zo voor dat jij in een vorig leven partizane en de geheime minnares van Tito was en Radovan Tito’s hond, die jou gezelschap hield in de de eenzame uren als jij op Tito moest wachten. Hij luisterde dan geduldig naar jouw zorgen en klaagzangen, daarom is hij in zijn volgende leven natuurgenezer geworden. Wat voor hond dan? Een labradoedeldinges, zo’n ideale gezinshond. Dat lijkt me niks voor Radovan, gaf ik, die laat graag z’n tanden zien, is achterdochtig en neurotisch over zijn herkenbaarheid, vandaar die knot-met-baardvermomming, die van tijd tot tijd opduikt als hij weer onzichtbaar wil zijn. Nee, hij lijkt me meer een herdershond, zo een als wij vroeger hadden, die piepte als hij op de achterbank moest, maar met de tanden bloot en het schuim in de baard achter passerende auto’s aanging. Maar het visioen lijkt me adequaat. Echter, zo lang hij mij de wacht heeft aangezegd ben ik je vrouw en ga met je mee door beemd en weide tot achter de bosjes.

wat als

en wat als er lijsten vierkant genoeg
om jou in op te sluiten

maar nee, je bent vloed, je meandert
je gaat je aan oevers te buiten

je zei dat de sneeuw niet genoeg is
om de waterdragers toe te dekken

niet genoeg ijs, niet genoeg splinters
je zei, er zit te veel blad op mijn lens

maar ik verstond het warme bloed
dat in elkaar kan kruipen

jij en ik in bevroren sluitertijd
zo zou ik lijstloos met je kunnen dansen

maar op een dag smelt alles
en ook de verf loopt door elkander

21 Juni 2022, Over vrouwenhand & onderdak

Columniste op de bundelpresentatie van Amerswoordcompagnon Jan Bulsink. Met de poëzieles van schoolmeester Johan Meesters waarop Tim Otentic de naaktslakact deed. Hij was goed in vorm, hoewel hij al om vier uur was opgestaan. Ik had een vroege dienst op de bus, verzuchtte ie, gelukkig begin ik binnenkort met mijn machinistenopleiding, want ik moet toch iets worden als ik later groot ben. Intussen waren er meer dichters naar ons tafeltje gekomen. En waar dichters bijeen zijn vallen er spaanders. Ik heb wel gesmuld van het hele Prometheusgebeuren, liet ik me ontvallen, maar oogstte enkel doodgraversblikken. Ik voorspel een leegloop, sprak de stadsdichter van Amersfoort met grafstem. Ik ken al twee schrijvers die het daar niet meer in de haak vinden. Ah, daar hebben we de toekomstige dichter des vaderlands, kwam de dichteres uit Haarlem van duitse origine tussenbeide, doelend op columniste. Je maakt zeker een grapje, gaf ik, nooit zul je mij in die functie meemaken, als lakei van de politiekcorrecte mainstream. Ze zullen me niet willen hebben en als ze me per ongeluk opdreggen, zullen ze me weer uitkotsen. Dan mag ik niet meer de vloer aanvegen met het coronabeleid, geen grappen meer maken over de autistische liefde van de premier voor z’n nokia en me al helemaal niet verkneukelen over uitgeverijen, gerund door foute, witte, sexistische mannen die de vrouwelijke medewerkers tot op het bot schofferen. Wat zal het mij als dichter boeien hoe de baas zijn personeel behandelt! Zo lang ie maar goed werk levert, dat is: mijn werken met aandacht verzorgt. Je mag tegenwoordig sowieso in je handjes knijpen als je ergens onderdak vindt, want columniste is al enige tijd dakloos. Maar als de voorspelde leegloop bij Prometheus inderdaad plaatsvindt, zal ik de eerste zijn om er mijn werken te slijten. Misschien is er dan zelfs plek voor een verguisde dichteres die nooit dichter des vaderlands werd. À propos, over foute mannen gesproken, ik heb nog een appeltje te schillen, dus ik moet me excuseren. En ik haastte me naar het tuinhuis dat overduidelijk door een vrouwenhand was aangeraakt, want de fuchsia’s stonden er in vol ornaat bij, het fluitekruid schoot de hoogte in en er hingen frisgewassen gordijnen voor de ramen. De natuurgenezer lag languit onder een dekentje op de divan met de bulldog op het voeteneind. Hij had columniste duidelijk niet verwacht, want hij schoot verschrikt overeind, het natte compres van zijn voorhoofd rukkend, terwijl de bulldog onrustig in haar slaap gromde. Jij moet weg, hief hij verontwaardigd aan, de geilsoldate is terug om voor mij te zorgen sinds ik ziek ben. Dat doet zij geel goed. Voor jou is geen plaats in onze gerberg en guisgouden, jij gaat gecancelled worden. Jij bent geen lief vrouwtje en verkneukelt je om mannen in de gerfst van get leven die get moeilijk gebben. Alles goed en wel, riep ik, maar sinds jij je profiel van FB hebt verwijderd en ik je wel en wee niet meer online kan volgen zie ik geen andere mogelijkheid om bij je in te trekken en je in levende lijve te volgen. Had je maar niet van FB moeten verdwijnen. Ik vind het knap dat je dat voor elkaar hebt gebokst, want dat lukt zelfs de doden niet. Volgens mij zwerft Komrij nog altijd ergens rond, al heb ik hem al een tijd niet meer gezien. Je kunt wel doodgaan zonder dat ik het weet! Hoe zou jij het vinden als mijn leven aan een zijden draadje hing, je wordt gek van ongerustheid en je weet niet hoe ik eraan toe ben omdat ik alle lijnen heb doorgeknipt? Dat gebeurt jou niet, glimlachte ie, jij wordt wel gonderd. Dat doet er niet toe. Ik zal inderdaad niet direct aan mijn overgangskwalen bezwijken, maar je kunt me niet zo maar afsnijden. Daar kwets je me mee. Ik had je trouwens voorgesteld om heel platonisch te gaan wandelen, maar toen werd je kwaad en maakte me voor oppervlakkige kennis uit. Daar kwets je me nog meer mee, jij die de mond vol hebt over niemand te willen kwetsen. Tegen een wandelingetje kan je geilsoldate toch moeilijk bezwaar maken, me dunkt. Maar als je dat niet wilt, zit er niets anders op dan postcoronaal met je in quarantaine te gaan. Mijn werken zal ik ouderwets per postduif laten bezorgen. En geen zorgen, ik zal niet bij jou en de geilsoldate op de divan kruipen. Mijn tent heb ik al tussen het fluitekruid opgeslagen.

in het heetst van de strijd

dat je met de billen bloot en je mond open
laat het maar klateren en lik op stuk

ik heb  toch niets anders te doen, zeg je
dan woorden doel te laten treffen

dat je tegenover elkaar met de tafel tussen jullie in
niet de juiste snaar weet te raken

geen handen die in elkaar haken
geen botsende lichamen en toch vervloeien

voor kogels is de lucht te dik
voor verwijten en vermaningen zijn we te oud

je houdt alle ballen het liefst in eigen hand
en stormen uit de lucht

maar als dan toch alles zo maar moet gebeuren
waarom niet een gedicht, een slippertje van de tong

een zweem van liefde in het aangezicht
in het heetst van de strijd zeggen dat je van me houdt

31 Mei 2022, Over gedachtenkronkels & kopstootjes

Columniste heeft niet zoveel op met IM’s voor dode dichters. Het zal de overgang wel zijn, die maakt dat je regelmatig piekert over je eigen dood, of die van je dierbaren en daar liever niet mee geconfronteerd wordt. Ook is er niets zo ergerlijk als dichters op zo’n herdenkingsbijeenkomst over hun “speciale” relatie met de dode te horen uitweiden. Maar ik maakte een uitzondering voor de Offermanherdenking bij Eijlders. Bovendien was me gevraagd om twee van zijn gedichten bij foto’s van Andreas Strubing voor te dragen, wat ik stiekem best wel een eer vond. Sowieso klonken er die middag vooral Offermans woorden, wat geen straf was, want ik ben oprecht fan. De Hazes van de poëzie noemde ik hem ooit en daar kon hij zich best in vinden. Bovendien zou ik mijn vriend Peter Posthumus, die even uit Denemarken over is, bij Eijlders ontmoeten. Na afloop kregen we een borrel van de zaak. Ik raakte aan de praat met de directeur van het theater aan het Haarlemmermeerplein waar Offerman maar liefst 49 keer heeft opgetreden. Na zijn vervroegde pensioen was hij onvermoeibaar en onstuitbaar. Dit is mijn broer uit Limburg, stelde de theaterdirecteur de man aan mijn rechterzij voor. Waar uit Limburg? vroeg ik, want ik ken onze lieflijkste provincie inmiddels vrij goed door de uitstapjes met de historicus. Uit Blerick, luidde het antwoord. Bij Venlo, knikte ik, de stad van Daan Doesborgh, één der Slamkoningen. À propos, kwam Posthumus die erbij was komen zitten, daar heeft de grote baas – jouw voormalige en mijn huidige webmaster – laatst iets over geschreven. Wat is Slam nou eigenlijk? Ik was een keer bij Festina Lente, maar afgezien van het wedstrijdelement hoorde ik geen verschil met gewone poëzie. Festina Lente is ook geen goed voorbeeld, gaf ik. Zo weigeren ze hun Slam Poetry Slam te noemen, maar heet die Poëzieslag. Verder wijkt de nederlandse Slam nogal af van de Slams in de rest van Europa, die trouwe kopieën van de oorspronkelijke amerikaanse Slam zijn, door die eeuwige, typisch nederlandse waterscheiding tussen poëzie en proza. Daarom is NL op het wereldkampioenschap in Bobigny bij Parijs net zo kansloos als op het songfestival voordat Anouk haar nek uitstak. Behalve wanneer we een Vlaming zoals Max Greyson afvaardigen, want in België snappen ze de europese Slammers beter. Tot in Servokroatië wordt er op die manier geslamd en eigenlijk heeft dat niets met poëzie te maken. De Slammer draagt per ronde één tekst voor – in Duitsland krijg je hiervoor zes minuten de tijd, in België de helft -, die óf humoristisch óf ontroerend is, maar in ieder geval herkenbaar voor het publiek. Het kan storytelling of satire zijn – boze tongen spreken van cabaret en dat je dat maar beter aan de echte cabaretiers kunt overlaten. Dat kan best zijn, maar er komt wel veel publiek op af, soms een paar honderd man/vrouw terwijl de gemiddelde Slamvoorronde hier het op een drukbezochte avond met twee of hooguit drie dozijn moet doen. Met poëzie heeft het inderdaad niks te maken, maar wij weten als dichters dat poëzie bepaald geen publiekstrekker is. Een snedig geschreven column met een scheutje azijn, een grappige kwinkslag en een gezonde dosis zelfspot al meer. En juist dat had Offerman ook in zijn teksten, die soms hartgrondig en soms ontroerend waren maar altijd recht voor de raap. Hij was veel meer een Slammer dan bijvoorbeeld een Kira Wuck, hoewel hij in Festina Lente badinerend als “die ober” werd aangeduid, maar dit terzijde. In ieder geval heb ik van de duitse Slammers geleerd om met (bijtende) humor te schrijven, zoals ik dat in de Cromagedichten doe. En verder is bij Slam de voordracht het allerbelangrijkste, het gaat erom contact met het publiek te leggen opdat ieder woord aankomt. Een tekst met peper bestrooien kan nooit kwaad om het zouteloze leven wat op te schudden. En vergeet niet dat luisteren inspannender dan lezen is, dus je tekst moet lekker in het gehoor liggen en niet al te moeilijk zijn. Metaforen zijn uit den boze, die bewaar je maar voor het papier, evenals poëtische gedachtenkronkels. Hiermee eindigt dit Slamcollege. En we kletsten de buiken van onze kopstootjes tegen elkaar om te proosten op Offerman in de hemel.

Zul je

Zul je voorzichtig zijn?
Het zijden draadje waaraan jij
verweven met het mijne hangt
is breekbaarder dan een haartje.

Zul je voorzichtig zijn?
Het is niet meer mijn verslagen
en behaagzieke hart dat tot je praat.
Als jij neerslaat breek ik mee.

Zul je voorzichtig zijn? 
Want wij zijn doorzichtig als water,
broos als het prille geluk
dat we altijd maar opspaarden voor later.

En als je voorzichtig bent
zal ik je sparen, je bewaren voor
de toorn van mijn lichtgeraakte gemoed.
Ik zal schaamteloos doorgaan met ademhalen

en gelaten je genegenheid afwachten.
Als je aan de touwtjes trekt
zal ik antwoorden met een glimlach.
Laat ons niet op die rand balanceren!

Zul je voorzichtig zijn?
Niet voor mij maar voor ons.
Waar jij heengaat zal ik aankomen
waar jij loopt zal ik je raster zijn.    

24 Mei 2022, Over rolschaatsen & goelag

Columniste is bij tijd en wijle druk in de weer met de toestand in de wereld. Natuurlijk maak ik me ook zorgen en dan hoef je nog niet eens in de great reset te geloven. Oorlog, voedseltekorten, droogte, energiecrisis, dichtgedraaide gaspijpleidingen, klimaatverandering – wanneer was de wereld er voor het laatst zo kritiek aan toe? Ten tijde van de Cubacrisis was ik er nog niet en van de oliecrisis weet ik alleen nog dat we op zondagen op de snelweg rolschaatsten en niet op opa en omavisite konden, wat ik helemaal niet erg vond, want rolschaatsen was veel leuker. Misschien is het de leeftijd volgens het adagium: hoe meer je weet, hoe meer je ernaar verlangt om niets te weten, maar dit terzijde. Maalde ik ooit om de oorlogen in het Midden Oosten in de jaren 70 en 80? Geen sikkepit. Toen werd ik voornamelijk door mijn gierende hormonen in beslag genomen. Maalde ik om de Joegoslavië-oorlogen in de jaren 90? Een beetje. De Koude Oorlog in de jaren 80, die was belangrijk, want daar werd je in de geschiedenisles mee doodgegooid en de Russen waren toen ook al de aartsvijand, want voortdurend op uitbreiding van het Sovjetimperium aan het azen. Zorgen waren er ook, vooral vanwege de oorlogstaal die de westernacteur Ronald Reagan bezigde. Ook toen waren er lieden – vooral van socialistisch/marxistische snit – die het Sovjetregime vergoelijkten en de goelag bagatelliseerden. Laat ik vooropstellen dat ik de russiche inval in Oekraïene hartgrondig veroordeel. Maar dat de Russen binnenkort in Lissabon staan is schromelijk overdreven, zoals ISIS ook nooit Rome heeft bereikt waarvoor nog maar een paar jaar geleden werd gevreesd. De situatie in Oekraïne (met minderheden van etnische Russen en russischsprekende Oekraïeners) doet mij sterk denken aan Koratië onder Tudman in de jaren 90. Daar woonde een servische minderheid wier autonomie niet werd geëerbiedigd en die met steeds verdergaande discriminatie werd geconfronteerd, want Serviërs werden massaal ontslagen. Dat werd door de president van toenmalig Joegoslavië (Servië, Montenegro en ook nog Bosnië) Milosevic aangegrepen als excuus om Kroatië binnen te vallen teneinde “zijn” Serviërs te “bevrijden”. Hiermee was de eerste oorlog op europees grondgebied sinds WOII een feit, want Kroatië was op dat moment een erkend onafhankelijk land. Dat was in 1991 en in 1992 volgde Bosnië. In die tijd heeft het westen veel te lang geaarzeld met ingrijpen, pas in 1999, na de genocide van Srebrenica en de bezetting van Kosovo, vielen de bommen op Belgrado. Nu met Oekraïne legt het westen een naar mijn idee overmoedige daadkracht aan de dag door met name de massale wapenleveringen. Milosevic had al veel eerder op de knieën kunnen worden gedwongen, want hij had geen kernwapens. Toen toonde het westen juist een schrijnend gebrek aan daadkracht waardoor met name de oorlog in Bosnië onnodig lang heeft geduurd en wreed, hardvochtig en bloederig was waarbij de huidige oorlogsmisdaden in Oekraïne verbleken. Poetin heeft die kernwapens wél, dus hier zou wat meer terughoudendheid op zijn plaats zijn, want hoe lang gaat hij de westerse provocaties nog pikken? In dat licht maakt columniste zich vooral zorgen om het aanstaande NAVO-lidmaatschap van Zweden en Finland. Vooral Finland heeft een lange geschiedenis van neutraliteitspolitiek met Rusland waaraan nu met een klap een einde wordt gemaakt. Het is voor de Finnen te hopen dat het bij het dichtdraaien van de gaskraan blijft. Mijns inziens was de wereld niet meer zo naïef sinds 1981 waarbij tijdens de Hollanditiskoorts juist het omgekeerde gaande was en de roep om eenzijdige ontwapening steeds luider werd gehoord. Maar er beginnen tegengeluiden op te klinken. Een groep duitse intellectuelen onder leiding van de filosoof Jürgen Habermas heeft in een open brief kanselier Scholz tot terughoudendheid in zaken wapenleveranties opgeroepen. De historicus Christopher Clark, die voornamelijk over WOI heeft gepubliceerd en onlangs de Karelsmedaille in Aken heeft ontvangen, pleit voor een dialoog met Poetin. Misschien is hedentendage, anders dan in de jaren 80, de realiteitszin juist in het pacifisme gelegen.

Dorstnood

Boeren en tuinders luiden de noodklok voor een oudtestamentische
schaarste. Alles van waarde is opgedroogd, dorre velden
leggen de botten en het tandvlees der aarde bloot. Er is een
verbod op het leegzuigen van watergangen en aantakkende

sloten en beken. Kostbaar vocht wordt opgevangen, gefilterd
en hergebruikt, sappen aan lichamen onttrokken voor een slim
waterbeheer. Het Deltaprogramma Zoetwater moet soelaas bieden,
maar er zaten al zo weinig reserves in de grond. Gewassen die

uit alle macht en wanhopig hun wortels uitrekken naar die
paar druppels. Vooral mais en de hollandse bintjes hebben
het zwaar. Het enige wat nog ontbreekt is een bijbelse
sprinkhanenplaag. Daarbij zijn het graan en de zonnebloemolie

reeds op de bon. Het is crisis, wen er maar aan. Alles wat op aarde
neerdaalt verdampt in een brandend verlangen. Vang je tranen
in je van huis meegebrachte mok op, pis in een herbruikbare
designerfles. Voordat je verdorst. En alle kranen droog staan.

17 Mei 2022, Over friese blues & eenzame fietser

Columniste voor de verandering weer eens het hele weekend voor de poëzie op pad. Sinds de coronatijd ben ik een stuk selectiever wat betreft podia geworden omdat ik toen heb ontdekt dat het schrijven mij toch de meeste voldoening schenkt en af en toe wil je dat geschrevene ten gehore brengen, maar drie optredens in één weekend proppen of ieder weekend voordragen hoeft van mij niet meer zo. Op zaterdag stond ik op Urban Raw in Den Haag, een klein maar fijn podium in een kunstgalerie, waar Alex Franken en een buikdanseres voor de muzikale omlijsting zorgden. ’s Avonds had ik de keuze tussen songfestival kijken – waarvan de gedoodverfde winnaar toch al van tevoren vaststond -, of eten bij de Balkangrill achter het Plein. Ondanks de smeekbedes van de historicus of we niet alsjeblieft onze jaarlijkse songfestivalsessietraditie konden voortzetten, koos ik voor het laatste (bovendien kun je er slivo krijgen!) en raakte zodoende aan de praat met de macedonische serveerster over de Balkan in het algemeen en Macedonië in het bijzonder waarbij ik met het schaamrood op de kaken moest bekennen nog nooit in Macedonië te zijn geweest. Eerlijk gezegd heb ik Montenegro al langer in het vizier, maar na het onderhoud met de accordeonist en de serveerster wordt de roep van Macedonië steeds luider. De serveerster was evenwel niet voor de onlusten in de jaren 90 gevlucht (in Macedonië was het “maar heel even” oorlog, maar etnische spanningen zijn er nog steeds), haar vader kwam als gastarbeider naar NL toen het land nog deel van Joegoslavië uitmaakte. Door de week ging ik naar een gewone nederlandse school en op zaterdag werd ik met een bus opgehaald om servische les in Rotterdam te krijgen, vertelde ze. Om het contact met het land van afkomst en de taal levend te houden. Columniste maakt nu van dit bruggetje gebruik door over te gaan op de dichtmiddag van de volgende dag bij Eijlders waar het om de oorsprong van de dichters draaide, maar ook om de oorsprong van alle poëzie, omlijst door de friese blues en de voormalige Dichter des vaderlands Tsead Bruinja als special guest, die prachtig over ene Auke in het verpleegtehuis dichtte. Hiltje Hettema zong hem in het Fries toe, de Terk onthulde geheimen uit zijn verleden als badmeester, Serafina Hasselt bracht een hommage aan haar moeder, Amanda aan de lichaamsfabriek en Marius de Pijper zong en floot een liefdesaubade zoals alleen hij dat kan. Er was die middag zoveel moois om van te genieten en het was ook net genoeg, want gelukkig is bij Eijlders de precoronale drukte nog steeds niet weergekeerd. Of het kwam door het mooie weer, alsof de zon de laatste tijd niet vaker heeft geschenen. In ieder geval was het voor het eerst echt lekker terrassenweer – ja, dat ik niet meer bij de eerste zonnestralen het rokje uit de kast trek en bij 20 min niet meer op het terras ga zitten kleumen geeft aan dat ik op leeftijd begin te geraken. Nadat ik de Terk een stevige knuf had gegeven – hoog tijd dat we onze liefde nieuw leven inblazen, zei ie – vlijde ik me met Harmen Malderik op het terras neer. Nu zoeken Harmen en ik elkaar wel vaker op om het over het schrijven te hebben waaraan we allebei zijn verknocht. Ik hou van zijn poëzie, die vaak over wielrennen en schaatsen gaat, maar mij als sporthater toch weet te bekoren en dat wil wat zeggen. Het zijn de overpeinzingen van de eenzame fietser. Daarbij fietst hij zelf – ondanks zijn al redelijk gevorderde leeftijd – nog steeds drie keer per week vijftig kilometer en draait er zijn hand niet voor om om op de fiets naar Frankrijk te gaan. Daar kan ik in mijn krakkemikkige staat van chronische vermoeidheid alleen maar jaloers op zijn. Daarnaast hadden we het over taal (ik van het Duits, hij van het Frans) en de vastgoedmaffia, die tegenwoordig ook in Haarlem actief is. Aan de bar hoorde ik Michiel uitroepen dat het altijd gezeik-met-die-wijven is en ik glimlachte, want dan sta je als vrouw toch minder alleen met je gezei-met-die-kerelsklaagzang. Het doet me altijd goed om te horen dat zij net zoveel problemen met ons als wij met hen hebben. Het was een mooie, vredige avond na een bevredigende poëtische middag.

dubbel gespiegeld

je verwijt mij oer te zijn, de oorsprong die je zo veracht
van zeevaarders en koloniale heersers, verdenkt mij

van het scheiden van de inboedel, van droge kruiden snuiven
en mijn geweten naar de lage landen te hebben verscheept

om me te wiegen in de hangmat van de degelijkheid,
de geveinsde onwetendheid, de behaagzieke superioriteit

en de laffe afzijdigheid, maar ik tors de continenten
die voorvaderen nooit betraden, ik draag de manden vol

neergedaald stof, rol de steen tegen de berg op
tot die vanzelf hoekig wordt, jij zegt het, dat het land zo

plat is omdat geen hemel het wil kussen, geen wolk
het hoeft te sussen omdat de regen alles wegwast

en ik ben het mislukte produkt van wat vlekkeloos geleden
had moeten zijn, goedertieren domineesland

tussen woke en geloof, de vinger eeuwig en altijd geheven
in de hoop dat illusies worden doorgeprikt, de steevaste

sfeerbederver, doe maar nuchter dan droom je al genoeg,
maar ik kan het niet helpen dat de zee aan me trekt en ik

de polder soms hoor huilen, weet dat ook ik hevig kan
verlangen naar een bovenkomen uit het moeras, gloeiend

steen, een terp, een noodlanding maken op onbekend terrein
en jou die in mijn spiegel even bekend als vreemd verschijnt

10 Mei 2022, Over boekenlast & blauwtje

De historicus – die tegenwoordig liever als Geheimrat aangeduid wil worden, maar dat maakt columniste zelf wel uit – de historicus dus was een paar weken geleden in Weimar vanwaar hij verfilmingen van boeken van Goethe meebracht én de verfilming van “Lotte in Weimar” van Thomas Mann. Nu onderhou ik al mijn hele germanistenleven een meer haat- dan liefdeverhouding met Thomas Mann. Dat begon al op de middelbare school  toen ik me door de Buddenbrooks heen worstelde omdat de leraar Duits – tegen wie ik erg opkeek – mij dat had aangeraden, maar ik dacht: Als dit de duitse literatuur is, wil ik dat niet studeren. Later ontdekte ik op eigen houtje Heinrich Böll, Franz Kafka, Max Frisch, Hans Fallada. Natuurlijk ontkwam ik tijdens mijn studie niet aan Thomas Mann, maar de enige boeken, die mij konden bekoren, waren “Felix Krull” en “Mario und der Zauberer”. Als recensent voor een boekentijdschrift waagde ik het om “Der Zauberberg” een intellectuele soap te noemen waarop mij werd gesommeerd om het artikel te herschrijven omdat die aanduiding een schrijver van dat formaat toch echt niet paste. Wat of ik tegen Thomas Mann heb, wilde de historicus weten. Ik kreunde en steunde als onder de vuistdikke boekenlast van de man. Hij schrijft taai en langdradig met oeverloze uitwijdingen, gaf ik. Als er al sprake van een plot is, wordt dat tergend traag als een reuzenbol wol afgewikkeld. Dat is niet meer van deze tijd. Maar goed, “Tod in Venedig” is best een mooie film en beter te behapstukken dan de novelle (wat dat betreft zou ik zeker voor een verfilming van “Mario und der Zauberer” pleiten) en “Lotte in Weimar” kende ik als boek niet, maar ik wilde me best aan de film wagen. Lotte – voor de niet-ingewijden – was Goethe’s jeugdliefde Charlotte Buff, die in het beroemde boek “Die Leiden des jungen Werther” Werthers liefde afwijst en hem zodoende tot zelfmoord drijft. Dat was echter fictie en Goethe leefde nog lang en bij tijd en wijle gelukkig. In de film naar het boek van Thomas Mann besluit de echte Lotte na 44 jaar de gevierde schrijver en Geheimrat van hertog Karl August in Weimar op te zoeken. Allereerst zijn er verwikkelingen rond Lotte’s aankomst in het hotel, waar zich al spoedig een schare Wertherfans heeft verzameld in de hoop een glimp van de echte Lotte op te vangen. De bediende, die de menigte op afstand moet houden, lijkt rechtstreeks uit Fawlty Towers weggelopen en klokt menig bierpul achterover. Dan zijn er Mannsche bespiegelingen tussen Lotte en Schopenhauers vrouw, die in dat voorname, literaire Duits zonder ondertitel voor de leek wellicht moeilijk te volgen zijn. Maar spannend wordt het als Goethe in een lunch met Lotte instemt, echter wel in aanwezigheid van een select gezelschap van vrienden en vertrouwelingen. Lotte is euforisch, zij hoopt duidelijk op een nieuwe kans en rechtzetting van die fout uit het verleden. De oude Goethe ontpopt zich als een charmante tafelheer en een begenadigd spreker. Interessant is dat Mann Goethe enkele vooruitwijzingen naar Naziduitsland laat maken (hij schreef het boek in 1939 in ballingschap) terwijl het verhaal in 1816 speelt. Zo merkt hij tegen een franse officier op (Weimar was toen net van de Fransen bevrijd) dat “jullie nationalisme ons Duitsers ooit tot grote idiotie zal verleiden”. En roemt hij de joden om hun wijnen, die de beste ter wereld zijn. Ondertussen keurt hij Lotte geen blik waardig. Natuurlijk vloeit de (joodse) wijn rijkelijk (Goethe stond bekend als een gedisciplineerde alcoholist) en ontspoort het geheel in gelal en gezang waarbij Lotte steeds wanhopiger wordt. Het leuke van deze film zit ‘m ook in de extra’s: het is namelijk een DDR-film uit 1978 en de regisseur heeft er nog een soort promofilmpje van Weimar bijgevoegd, dat mij een schok van herkenning gaf, want precies zo zag het eruit toen ik het stadje in 1986 op studiereis bezocht. Tegenwoordig is daar door oppimping na de Wende en de toeristenstromen niets meer van terug te zien. En Lotte? Die ontvlucht per koets en in tranen Weimar. Ze had ook beter moeten weten. Een schrijver, die een blauwtje loopt, geeft zijn gewetenloze geliefde er in fictie flink van langs, en gaat daarna door met zijn leven. Dat had Mann heel goed begrepen. Misschien toch ook maar eens het boek lezen.

Lotte

Ik ren voor het tikken van de stok uit. Ik ben
hoogblond, mijn haren zwieren op mijn slanke
draf. Genoemd naar een meisje uit een jarenzeventig-
schlager – weisste weisste weisst du noch?* – 

omdat mijn volgster een oogje op de zanger had
en een oor voor melodieuze taal. De tijd is voorbij
dat we namen droegen als Rex, Schnauz of Blondi.
Ik ben een volwaardig lid van dit huishouden, al

vergeet ik mijn praktisch nut natuurlijk nooit en
weet ik heel goed aan wier leiband ik wandel.
Als we uitgaan maken we ons uitvoerig op. Ik
trek mijn tuigje aan, mijn volgster haar kekke kokerrok

en gewapend met stok leert ze steeds opnieuw lopen.
Ik hoef enkel mijn neus te volgen. Maar o wee, de route
is veranderd! Linten zijn reukblind, ik volg de geuren
van de supermarkt, maar dat desinfecterende spul

maakt alles smetteloos. Hoe kan ik hier m’n weg
vinden? Ik protesteer. De toegankelijkheid in de
samenleving staat onder druk. Ik snuffel me pardoes
tegen het coronaverkeer in. En blaf vergenoegd.

* Schlager uit 1979 van Stefan Sulke

3 Mei 2022, Over inquisitie & rollator

Bij columniste blijft de TV steeds vaker uit en de krant ongestreken en ongelezen. Dat zit zo, ik mis steeds meer een verscheidenheid aan meningen. Nu zijn wij Nederlanders altijd al een eenvormig volkje geweest waarvoor normaal doen en alle neuzen dezelfde kant op laten wijzen als ongeschreven wet geldt, maar dat zich wel continu beroept op zijn eigenwijsheid en vrijheid van meningsuiting, die zeker tegenwoordig haast geen fractie meer van de norm mag afwijken of de covid-, woke-, klimaat- en verdediging-van-onze-westerse-waardeninquisitie staat klaar om in alles en iedereen overschreeuwende koren het oordeel te vellen. Als er al in praatprogramma’s iets van een debat wordt toegestaan, dan met een opponent, die niet met zinnige argumenten komt, maar op commando de kijker op hoge toon laat weten dat het een schande is dat zoiets kan. Zorgwekkend is ook zo’n aan beginnende sleetsheid lijdend woord. Zo maakte men zich zorgen over de door het Forum op te richten Renaissancescholen terwijl die “zorgen” op geen enkele manier werden onderbouwd. Stemmingmakerij, dat is wat spannende televisie tegenwoordig uitmaakt. Waarbij het eentweetje met de presentatoren vaste prik is – die onafhankelijke meningen genadeloos fileren tot onwaarheden en alternatieve werkelijkheden en meeblaten met de ingehuurde inquisiteur. Als het over Oekraïne gaat, wordt de uitknop op de afstandsbediening al meteen aangeklikt. Steeds dezelfde militaire specialisten, die steeds opnieuw het belang van vooral meer wapenleveringen benadrukken, want met die sancties wil het nog niet zo vlotten terwijl een wapendepotje snel is ingericht. Er wordt geen enkel debat gevoerd over de vraag hoe lang we hier nog mee door moeten gaan, hoe lang we nog een oorlog die niet de onze is moeten financieren en hoe lang de Russen dit nog zullen pikken. Ik zal op deze plek niet mijn licht over de zaak laten schijnen, lieve lezer, want ik ben nog niet zo levensmoe om me vrijwillig aan de inquisitie te onderwerpen. Bovendien doet mijn mening er niet toe. Maar wat ik wel mis is de kritische noot, het debat – waar het in de coronatijd al aan schortte – wie herinnert zich nog dat iedere criticus van het coronabeleid op het virtuele schoolplein voor wappie werd uitgescholden? -, maar inzake Oekraïne lijkt het helemaal wel alsof ieder tegengeluid is weggefilterd. Wie de discussie evenwel niet schuwt is m’n ouwe vader, die op het familiefeestje achter z’n rollator driest op me kwam afgestormd. Waarom ben jij voor Poetin?! donderde ie. Dat heb ik helemaal nooit beweerd, riep ik. Ik heb alleen gezegd dat Oekraïne net zomin als Rusland een democratie is. O nou, sprak m’n vader nog steeds strijdlustig, ik laat je maar aan de goede zorgen van Ernesto, die eigenlijk Ed heet, maar wat geeft dat, jij grossiert immers ook in pseudoniemen. Ernesto houdt zich regelmatig in die contreien op, dus misschien kan hij je op andere gedachten brengen. Deze Ernesto bleek een pastor, accordeonist en doedelzakspeler die vaak in Macedonië is geweest, dus zijn Balkanpappenheimers kent en zodoende enige nuancering in het oost-westschisma kon aanbrengen. Komende week ga ik er weer voor drie weken heen om op festivals te spelen, vertelde hij. Vanwaar de naam Ernesto? vroeg ik. Tja, ze kunnen daar niet met Ed uit de voeten. Dat kunnen ze met Jolies ook niet, beaamde ik, daarom heet ik daar Polina, naar mijn tweede doopnaam. We hadden het over de folklore/volks/sevdahmuziek en ontdekten dat er veel overeenkomsten tussen Macedonië en Bosnië zijn waar ze de politiek niet vertrouwen en jongeren massaal het land willen verlaten. En de grieks-macedonische kwestie? informeerde ik. Hoe staat het daarmee? Dat is inmiddels opgelost, stelde hij, alleen ligt Bulgarije nu dwars omdat ze vinden dat Macedonisch een bulgaars dialect is en het niet als taal willen erkennen. Dat klonk me heel balkanees in de oren. Daar stiefelde m’n ouwe vader alweer achter z’n rollator langs. Zijn jullie het eens geworden? vroeg hij. Volkomen, knikten wij. En laafden ons weer aan de taal, de muziek en de poëzie.

Ergens waar jij wacht

Dit is niet harden, zegt hij bij het afscheid, als
het buiten en binnen giet en hoe weet je zeker
dat je in de goede trein bent gestapt? Zeker
is alleen de loop der dingen die van ons zijn 

en overal brokkelt kalk van het plafond, hoewel
ik ergens toch op weg ben naar jou. Je weet het
niet, ik heet geen vrouw maar treurmijniet. Wat
gaat het je aan, vraagt hij, maar dit is waarvoor

ik aan je stierf. Ze kan onmogelijk overleven
buiten hem en haar hoogtepunt was toen
hij het licht in haar aanknipte. Nu ligt hij

voor altijd in het donker en rollen wij
onnadenkend door gesluierde landschappen.
Is het de goede trein? Als jij maar wacht.

26 April 2022, Over zakdoeken & flowerpower

Zoals er uitgestelde podia zijn, zo zijn er ook uitgestelde festivals. Zo was er afgelopen weekend het Eastern Neighbours FilmFestival voor films uit Oost- en Zuidoosteuropa, dat ik helaas pas laat in de kijker kreeg omdat het in mijn systeem voor november staat ingeprogrammeerd. In het eerste coronajaar kon je de films gewoon thuis voor 5 euro bekijken, maar dit terzijde. Gelukkig wist ik op de valreep nog twee kaartjes voor de laatste film op het festival te bemachtigen: “Toma”, over de servische folkzanger Toma Zdravkovic (1938-1991). In Servië noemen ze die muziekstijl folk of volks, in Bosnië sevdah, in Griekenland rebetiko en in Turkije heeft het ongetwijfeld ook een naam. Turbofolk is de hippe, bonkerige afgeleide daarvan. Deze Toma wordt ook wel de servische Aznavour genoemd omdat zijn liederen meer van het chanson dan van traditionele sevdalinke (liefdeslied) weg hebben, maar ook was zijn verhouding met zijn muze en leermeesteres vergelijkbaar met die tussen Aznavour en Piaf. Hij schreef zelf zijn treurwilgliederen vol verdriet en pijn, die een afspiegeling van zijn eigen leven waren, als een soort Stien avant la lettre. Mijn ziel moet ademen, zo omschreef hij balkanpoëtisch de noodzaak van het liedjes maken en zingen. Allereerst was daar de liefde voor zijn onbereikbare muze Sylvana, die door een tragisch auto-ongeluk om het leven kwam. Dan was er de worsteling met de alcohol. De mishandeling door zijn vader. Zijn overspelige eerste vrouw. En op het eind van zijn leven de strijd tegen de prostaatkanker, maar dankzij een toegewijde arts, die hem mét katheter van concert naar concert vervoerde, kon hij nog tot twintig dagen voor zijn dood blijven optreden. Heel ontroerend om te zien hoe de aanvankelijk formele en strenge dokter (die helemaal niet van folk houdt!) smelt voor de charmes van zijn tegenpool en diens beste vriend wordt. Ook prachtig om te zien dat een folkzanger net als een dichter een soort troubadour is, die van plaats naar plaats en van café naar café trekt. En dan door heel Joegoslavië, wat in zijn ongedeelde staat een enorm groot land is. Hou de zakdoeken maar gereed, sprak de aankondigster, want u houdt het niet droog. Ze benadrukte dat de film in heel voormalig Joegoslavië een megasucces is. De festivalorganisatie had graag een paar acteurs uitgenodigd, maar die zaten allemaal thuis voor het orthodoxe Pasen. Mij werd al snel duidelijk waarom de film zo’n enorm succes is. Hij begint in 1991, aan het eind van Toma’s leven, dat in flashbacks vanaf 1958 verteld wordt en zich in vooroorlogs Joegoslavië afspeelt. Zo is Toma een Serviër en muze Sylvana een Bosnische van moslimafkomst, maar dat speelt geen enkele rol, ze staan gewoon samen op het podium. En de platenmaatschappij is dan weer Kroatisch. In Joegoslavië hadden we een goed leven, zeggen mijn bosnische vrienden zo vaak, en bij het zien van deze film kon ik daar zelf getuige van zijn. Er wordt gefeest, gezopen, geneukt, gehoereerd en van muziek genoten alsof er geen communistische dictatuur bestaat. Toma heeft optredens in Italië, Duitsland en zelfs de VS. Kennelijk was reizen toen heel gewoon, net als rakija drinken – ook door moslims! -, er waren geen etnische spanningen en het was een en al flowerpower wat de klok sloeg. En om van de retro-aankleding te kunnen genieten hoef je geen Joegoslaaf te zijn, want dezelfde blokhakken, strakke ribbroeken en bloeses met lange punten hadden wij hier in het westen ook. Maar nu is de Joegostalgie wel wat pregnanter dan onze retrostalgie of zelfs de Ostalgie in de voormalige DDR, want Joegoslavië staat voor “voor de oorlog”. Vóór de oorlog, voordat velen werden vermoord en nog meer op de vlucht sloegen en ontheemd van hun vaderland raakten. Voor de oorlog – dát ademde de film uit, hoewel er in 1991 al wel een flintertje oorlog in Kroatië op de TV langskomt, maar Toma staat dan gewoon nog met zijn joegoslavische collegazangers in Sarajevo op het podium. En zo dompelde ik me met andere Joegostalgen bijna drie uur lang in die heerlijke Joegosfeer van voor de oorlog. Tot de lichten van de huidige tijd weer aangingen.

Man tot minnares in de wacht

Vergeef me, ik kan je geen liefste noemen als ik verdwaasd je hand
versmaad, neergemaaid als ik ben door die opstopping in mijn hoofd
en sindsdien in armzalige staat. In mij de sluimerende stilstand van
de teruggetrokken oever, alsjeblieft, roer nu even niet te zeer in

mijn stille wateren. Laat mij zijn als nooitgedacht, dit tijdelijke
verlaten. Dit gehavende lichaam biedt soelaas noch haven voor
jouw romantische idealen, dit falen komt mij en mij alleen toe.
Ik loop scheef als een oude wolf en lik de laatste druppels uit

de drooggevallen levenskelk tot de barmhartige waard die vermag
bij te vullen. Mijn onverdunde leed laat ik voor je op de bodem
achter, voor nu moet ik mijn sappen aanlengen met wat vertrouwd is

en goed. Er wordt voor mij gezorgd. Er is een mevrouw en een muze,
ze hebben allebei hun redenen van bestaan, hun manieren van leven.
Ga en trek de hele wereld aan. Zo doe je mij minder naakt lijken.

12 April 2022, Over bakvisliefde & Grease-dellen

De boekenweek is van start gegaan en het thema is eerste liefde, wat al heeft geleid tot ontboezemingen van beroemde personalities, die collectief nog altijd bij hun eerste liefde wegzwijmelen. Dan kan columniste natuurlijk niet achterblijven. Hoewel ik niks met het nostalgische gezwijmel over eerste liefdes op heb, laat staan me niet kan voorstellen op latere leeftijd alsnog een romantische betrekking met je jeugdlief te ambiëren. Dan is het alsof je in het leven geen enkele persoonlijke groei hebt doorgemaakt en laten we wel wezen, bakvisliefdes zijn vluchtig, oppervlakkig, krankzinnig en melodramatisch. Als puber viel je op geïdealiseerde droomprinsidioten die je in je latere leven geen blik meer waardig keurde. Of dacht: Wat héb ik toch in hem gezien. Een bevlieging was het en die is er om op het pad naar de grijze wijze van te leren (dát nooit weer!) en achter je te laten. Ook liefhebben is werk in ontwikkeling. Overigens is iedere liefde de eerste in een bepaalde levensfase, maar alleen de laatste telt. Ik heb meer met laatste liefde op, want die is het duurzaamst. Mijn eerste liefde was natuurlijk heel freudiaans mijn vader. Wij konden het nu eenmaal goed met elkaar vinden terwijl mijn zussen meer naar mijn moeder trokken. De eerste keer dat ik op een ander verliefd werd was in de derde klas basisschool – al heette het toen niet verliefd, maar iemand “leuk” vinden – op een klasgenoot, die later het restaurant van zijn vader overnam en daarmee nog steeds goed in mijn geboortedorp boert. Maar dat was dus geenszins een zwijmelliefde. Die kwam om de hoek kijken toen ik op mijn tiende straalverliefd werd op de singaporse zanger Kamahl, die met de Elephant song de hitparade bestormde. Hét prototype van de mooie, exotische vreemdeling met de bronzen stem als een klok. Idealisatie pur sang. Overigens was ik daarvoor verliefd op een romanpersonage, namelijk Winnetou uit de Karl May-reeks waarvan ik alleen deel 1 – Winnetou – , deel 2 – Old Shatterhand – en deel 12 – De dood van Winnetou – heb gelezen omdat de rest niet om door te komen was. Vooral deel 12 greep me erg aan – met een langzame dood, bloed, lijden, tragiek, heroïek. Een beetje als het lijdensverhaal van Jezus, het enige wat me in de bijbel echt aansprak. Daarna was ik een tijdlang in de rouw, las die sterfscène steeds opnieuw. Maar dat ging weer over, want het leven gaat door. Ach ja, in mijn jeugd was ik ieder jaar verliefd en zo langzamerhand werden het liefdes van vlees en bloed in plaats van wassen beelden. Mijn eerste grote liefde was in de tweede klas van het VWO op de leraar Duits. U zult inmiddels wel gemerkt hebben, lieve lezer, dat ik een voorkeur voor veel oudere mannen had en dat heeft tot ver in de adolescentie geduurd. Nog een teken van onvolwassen bakvisliefde, want je hoeft niet freudiaans te zijn aangelegd om er een verborgen vaderverlangen in te zien. Maar bij deze leraar Duits lag het er wel heel dik bovenop. Hij droeg ribbroeken met een overhemd en een lamswollen trui, net als mijn vader. Er liep een scheiding door zijn keurig gekapte, rossige haar, net als bij mijn vader. Hij flirtte met alle bakvissen van de klas, die daar niks van moesten hebben, behalve ik. Naïef als ik was zag ik het voor liefde en gengenheid aan, meende er zelfs een zekere exclusiviteit aan te ontlenen. Natuurlijk deed ik mijn stinkende best voor Duits, maar dat had ik anders ook wel gedaan. De problemen begonnen toen ik het jaar daarop geen les meer van hem had, want ja, het verlangen moet toch door de lijfelijke aanwezigheid van de geliefde bevredigd worden. Plus dat ik m’n mond voorbij had gepraat tegen een klasgenote, die in contact stond met de Grease-dellen van de Mavo. Die belaagden mij iedere dag met hun sexueel getinte insinuaties, hitsten me op en wakkerden mijn verliefdheid nog verder aan. Ze haalden me zelfs over om naar zijn huis te gaan en mezelf uit te nodigen, wat hij natuurlijk weigerde. Het liep uit de hand. Ik werd op een haar na van school gestuurd. Daarna was ik ouder en wijzer en verdroeg mijn verliefdheden in stilte tot ik tijdens mijn studie in Freiburg een duitse jongeman aan de haak sloeg. De leraar heb ik nog één keer op een reünie gezien. Hij sprak niet met mij, maar hield me wel de hele tijd vanuit z’n ooghoeken in de gaten. Eigenlijk heb ik ‘m nooit echt aardig gevonden.

Jong geleerd oud gedaan

De eerste keer is altijd met de ogen van het kind. Maagdelijk
ontwaken. De zee zien en denken dat je van de horizon valt.
Tegen bergen opkijken als een machtige God. In je grot enkel 
plaats voor vader, moeder en het aanstellerige zusje naar wie alle

aandacht uitgaat. Dan het speelveld van hartezaken. Je bent een
open wond, dus je wordt verliefd. Op romantische cowboys en
waaghalzerige indianen. Arendsoog, Old Shatterhand, Winnetou,
Witte Veder. Die indische jongen in de klas omdat zijn huid

goudkleurig was waarbij jouw witheid als Pierlala’s dood bleek
afstak. De meester in zijn gebreide trui die je een tien voor taal
gaf en daarom dacht je dat hij een oogje op je had. De leraar
Duits die je overal achtervolgde tot hij je met een oorvijg tot

bezinning bracht. De luister van de dagen waarop je niet liefhad
maar aanbad. Het gezag van de man over aanhankelijke
teefjes. Hokken bij de radio in afwachting van broeierige
boodschappen. Je wordt volwassen. Groeit met de liefde mee.    

5 April 2022, Over klimaatneutraal & handjeklap

Op het stadhuis gaat de thermostaat twee graden lager, berichtte lief laatst. De luie, op hun gat hokkende en nauwelijks bewegende gemeente-ambtenaren zullen het voortaan met een schamele 19 graden moeten doen. Dat worden vast veel wandelingetjes naar de koffie-automaat om warm te blijven. Columniste heeft zelf natuurlijk ook een zittend beroep en ik kan u verzekeren, lieve lezer, dat 19 graden op een kille winterdag best fris is. Hoewel vooral het edele schrijven met de pen nog aardig warm houdt. Mijn vriend in Praag, die vertaler van kunstcatalogi is, zweert bij een zomerse 24 graden tijdens het werk. Zelf heb ik niet eens een thermostaat, maar een verwarmingsknop met standje een tot vijf. Nu is het in mijn woning al sinds jaar en dag zo dat de blokverwarming tussen elf en half vijf wordt uitgeschakeld en ik ga in de regel om vier uur naar bed, dus zit ik ’s nachts grotendeels in de kou en schrijvend in een kwakkelwinternacht gaat nog wel, maar lezen voor het slapengaan in een nachtvorstnacht is heel wat minder aangenaam. Voorts lees ik in de krant dat er in de zomer minder gekoeld moet worden. En dat met de huidige hittegolven van 35plus! Dat gaat vast een oversterfte aan hittedoden opleveren. Trouwens, de bejaarden zullen ook niet blij zijn met die frisse 19 graden om hun broze botten te verwarmen. En ook mogen we maar 5 minuten douchen. Dan heb ik net m’n haar ingezeept en alleen het uitspoelen kost al 5 minuten! Bovendien heeft lang douchen een helende uitwerking op mijn jeuk. U zult misschien zeggen, lieve lezer, dat er grotere problemen in de wereld zijn, zoals Oekraïne en de dreiging van de Derde Wereldoorlog. Dat is natuurlijk ook zo, maar ik kan me toch niet aan de indruk onttrekken dat die oorlog door Rutte en trawanten gebruikt wordt om de klimaatagenda erdoor te drukken. Heel hard roepen dat we van het russische gas af moeten en achter de schermen handjeklap met Poetin. Wat overigens maar beter is, want de Amerikanen hebben hun gasbel al duur aan de Duitsers verkocht. We moeten pas op de plaats maken en de broekriem moet worden aangehaald, lijkt de boodschap te zijn. Zou dat in het vervolg ook voor het reizen gaan gelden? De technische storing bij de NS was van een bizarrie die ik nog nooit eerder heb meegemaakt. Of in de woorden van het duitse stel dat een dagje Amsterdam deed: We wilden bewust klimaatneutraal reizen, maar de volgende keer pakken we mooi de auto. Columniste moest vrijdagavond in Breda optreden en vreesde treinuitval door vlokjes op het spoor, maar dat viel alleszins mee. Toen ik zondag aan het begin van de middag de deur uitliep om in Eindhoven te gaan voordragen, riep lief me nog na: Er schijnen geen treinen te rijden! Huh? Er was geen vuiltje aan noch vlokje in de lucht en afgezien van de frisse temperatuur was het heel behoorlijk weer. Maar het was waar, niets reed nog door een logistieke storing. Je denkt dan dat de computer is ontploft en de stroom uitgevallen, maar niets van dat al, er kon niet meer nagegaan worden welke machinist en welke conducteur op welke trein moest. Improviseer wat, draai een kladje in elkaar (is er voor zoiets geen noodplan?), zou ik dan denken, maar nee, zonder zijn verstandelijke verlengstuk is de mens onthand. Eerst werd beloofd dat de problemen om vijf uur verholpen zouden zijn, toen pas om acht uur waarop ik het station eerst voor de bieb en later voor de bossen bij Zeist heb verruild, want daar kon ik tenminste met de bus heen die natuurlijk evengoed tjokvol zat. En dan had ik nog het geluk niet in Eindhoven te zijn gestrand. Zoals de historicus, die op weg naar een wappiedemo in Nijmegen in Arnhem vastliep waarop hij met de bus terug naar Utrecht moest. Extra zuur met het oog op je gratis reizen bij de NS in het weekend maar niet bij de Connexxion. Ik wandelde via het KNVB-centrum naar station Driebergen waar ik na achten aankwam, want ik wilde natuurlijk nog wel gebruik van mijn gratis reizen in het weekendabonnement gebruik maken. Maar het station lag erbij als het eerste beste verroeste stationnetje in Bosnië. We starten de boel vanavond niet meer op, aldus een woordvoerder, zo zijn we des te beter op de maandagochtendspits voorbereid. Gelukkig was de bus er nog als aangenaam lege, verlichte kamer in de nacht.

Brandstof

Na het virus is energieschaarste de nieuwe spelbederver.
Je was al gewend aan het idee om het vliegen drastisch
te beperken (je hoeft niet naar Benidorm als je ook
Bergen aan Zee hebt), maar nu moet je eveneens de auto

de wacht aanzeggen. Met elektrisch rijden op 20KWh kom
je honderd kilometer ver. Jammer van die benzinetank die
je niet meer volgeschonken krijgt. Het moet minder, dat had
het virus al beslist. Thuiswerken blijft het devies. Je giste

dat het bij die ene crisis zou blijven, maar nu moet je
duurzaam op de spaarstand. Je mist het kantoorleven met
de krant van dagelijkse rioolroddels, verlangt Tomtom en
Flitsmeister* als gezelschap. Je bent te jong voor het pensioen,

te oud voor het behoeftige seizoen, laat staan om het zuinig
aan te doen en het tekort te rekken. Voor fietsen of lopen
naar het werk te moe. Strafregels sprinten om op temperatuur
te blijven. Neem een vluchteling op. Om warmte in te lijven.

* Verkeersapp

29 Maart 2022, Over puberteit plus & vuile was

Columniste weer volop aan de bak in poëzieland. Wat was die coronarust toch eigenlijk heerlijk, mijmerde ik in het Shaffyhuis tegen José Aerts. Nu zijn de treinen weer overvol en smerig. Opmerkelijk is de sanitaire verloedering in treinen en op stations sinds de samenleving open is gegaan. Hoe zeer kan ik terugverlangen naar de uitgestorven trein op zaterdagavond! En zouden we het niet allemaal heel anders gaan doen? Meer thuiswerken, meer tijd met familie doorbrengen, meer gezelschapsspelletjes doen. Nu spelen lief en ik nog bijna wekelijks een potje Pandemic, vooral omdat het zo’n vreselijk frustrerend spel is waarvan je toch een keer wilt winnen, maar dit terzijde. Ook op netflix zijn we nog lang niet uitgekeken en Velvet is een heerlijke serie met dat sappige Spaans en retro-aankleding uit 1959 over een modehuis in Madrid. Het is Dallas en Dynasty bij elkaar met een flinke dosis humor. Er wordt naar hartelust gepaft en gezopen, zelfs onder werktijd. Kom daar nu nog maar eens om! De mannen drinken Bourbon en de vrouwen cocktails met namen als Manhattan en San Francisco. En iedereen spreekt elkaar met Don en Donja aan. Maar dit geheel terzijde. Toch is het ook weer fijn om op inspirerende podia te staan. Zo was ik op het open podium in het Poëziecentrum van de nijmeegse bieb. En daar droeg een aanzienlijk aantal jonge dichters voor. Aangezien ik zelf niet meer de jongste ben en omdat er nu eenmaal een poëtisch gat tussen student en pensionado gaapt – in de tussenliggende tijd heeft men meestal andere bezigheden dan dichten – beland ik al gauw op podia met enkel bejaarden, die in vervoering van mijn gepeperde verzen raken. Niks tegen bejaarden, ik vind het heerlijk om hun levenswijsheden tot me te nemen, maar hun voordrachten zijn toch wel een beetje bedaagd. Ik vervul dan de rol van het jonge, energieke ding, hoewel de prepensioengerechtigde leeftijd voor mij niet ver meer is en ik aan chronische vermoeidheid lijd. Zo moeilijk is het niet om desondanks vijf minuten op een podium te “knallen”. Teksten uit het hoofd leren heb ik allang opgegeven, want sinds het overgangsloeder me belaagt kan ik niks meer onthouden. Die jongeren van tegenwoordig hebben het alleen maar over zichzelf, is een veelgehoorde bejaardenklacht. Toen ik naar de voordrachten van de prille dichters luisterde, dacht ik: Wat is daar eigenlijk mis mee? Alsof de bejaarden het niet over hun ziektes en kwalen hebben! De gedichten over dementie zijn niet meer te tellen. Alleen schrijft de bejaarde hij/zij in plaats van ik om de indruk te wekken dat het over iemand anders gaat. Zo was er een meiske van de Poetry Circle Rotterdam (club voor jonge, veelal spokenworddichters) met een psychiatrische diagnose, dat het publiek een kijkje in haar verwrongen hoofd gunde. Die jongeren zijn daar ook heel openhartig over. Ze zeggen gewoon: Ik heb een psychiatrische diagnose gekregen. Dat moet je tegen mijn generatiegenoten niet zeggen, want dan ben je gelijk gekke Henkie met een afwijking. Er was een ander meiske met een ontroerend gedicht over haar gestorven oma. Een jongeman over de ontmoeting met zijn tweelingziel op een technofeest. Allemaal heel intiem en persoonlijk. Dat gaf mij de moed om ook een persoonlijke tekst ten gehore te brengen. Toen ik alweer enige jaren geleden in de overgang kwam – wat nog het beste te omschrijven is als puberteit plus waarbij de plus voor lichamelijke ongemakken staat en opvliegers nog de onschuldigste zijn – , heb ik de frustraties daaromtrent van me afgeschreven. Ik had die tekst echter nog nooit voorgedragen. Mannen van 60 hebben geen boodschap aan die perikelen (hoewel de penopauze echt bestaat!) en vrouwen van 60 trouwens ook niet. Nooit wat van gemerkt, zeggen ze dan, wat hetzelfde is als beweren nooit menstruatieklachten te hebben gehad. Maar vooral hebben mannen en vrouwen van 60 een probleem met het openbaren van persoonlijke ditjes en datjes. Je hangt de vuile was niet buiten, zo zijn we opgevoed. Maar toen waren er geen smartphones noch sociale media. De jongeren luisterden vol interesse naar mijn menopauzeperikelen, moesten er zelfs om lachen. Maar de volgende dag in de bejaardensoos heb ik die tekst toch maar weer achterwege gelaten.

in de grond van het hart

ze zeggen dat de grote droogte voorbij is, het grondwater
op peil, de bodem een spons weer zacht gemasseerd

en week in het hart, liefdevolle jus doorgesijpeld tot de kern
ik wil grond zijn voor het hemelwater, met open mond

de heling in het merg van scheuren ontvangen en opslurpen
maar er zijn altijd gaten waar het licht niet bij kan

bekkens zonder bodem, het leven zonder strohalm
duiken zonder snorkel, op goed geluk de windrichting

volgen, ze zeggen dat je hoe dan ook goed uitkomt
dat alle wegen naar rome leiden of dan in ieder geval

naar het middelpunt van de aarde maar het blijft onbestemd
of er iets wacht en vallen kun je leren

wat is grond zonder fundament, een huis zonder cement
een muur zonder raam, een kamer zonder huisraad

een bed zonder geheimen, een arm zonder veiligheid
ik wil me spreiden voor wie gaat liggen, een hangmat

zijn, een wiegend onderkomen voor de vluchteling
van het hart, lekken in alle uithoeken, je bent vreemd zoals

vertrouwd, ik ken je als het raadsel in mij, grond die verschuift bij
de aanraking, muren die meebuigen in de storm, adres onbekend 

22 Maart 2022, Over molotovcocktail & curry

Het was weer dichtmiddag bij Eijlders, ondanks Oekraïne en derdewereldoorlogsdreiging, want ook voor dichters gaat het leven gewoon door en we zijn juist zo blij dat de podiumbeperkingen zijn opgeheven. Lopend door Amsterdam was er aardig wat blauw en geel dat aan de gevels wapperde. Hoe lang zou het duren voordat men het zat is en de vluchtelingen weer als vanouds de wacht wordt aangezegd? kon ik toch niet nalaten te denken. Waarschijnlijk als ze hier gaan blijven. Hoewel het uiterst warme welkom eerder naar tijdelijkheid riekt. Je neemt toch niet permanent een vluchteling in je huis op. Het thema van de dichtmiddag was grens en grenzeloosheid en laat Oekraïne nou “op de grens” betekenen, dus ook dichters lieten zich fervent door het wereldtoneel meeslepen. Paul Lokkerbol las de dagboekfragmenten van Arie van der Ent voor, die 60 kilometer bezuiden Kiev woont. Daar vielen kennelijk nog geen bommen, maar er waren wel tekorten. Mij verbaasde het enigszins dat hij zich daar nog steeds ophoudt, maar goed, er zijn ook mensen die ter plekke iets willen doen, helaas niet altijd op de goede manier. Zie de Dutchbatveteranen, die zich in hun traumaherbeleving bij het vreemdelingenlegioen aansluiten om goed te maken waarin ze destijds in Srebrenica hebben gefaald. Om deze keer te kunnen vechten in plaats van machteloos te moeten toekijken. Toch was er bij Eijlders ook aandacht voor de Russen, bijvoorbeeld van Harmen Malderik, die de receptuur voor de black russian, de white russian en de molotovcocktail uit de doeken deed, en Tine prees de russische ikonen. Een dergelijke hartverwarmende belangstelling voor het oosten deed mijn slavische tweede ziel natuurlijk goed. Maar de mooiste anekdote was van Onno-Sven Tromp en ging niet over Oekraïners noch Russen maar over Eijlders rond 1950, toen frequent bezocht door Remco Campert en kompanen. Campert woonde destijds in een tochtig souterrain in de Kerkstraat en ging voor de warmte naar Eijlders. Maar de arme kerkratten hadden natuurlijk geen cent te makken, dus waren ze veroordeeld tot de trap naar de toiletten in plaats van aan een tafeltje te mogen zitten. Dat deed me denken aan een anekdote, die ik laatst in de servische krant las, over één van de beroemdste kroatische dichters van de 20e eeuw Tin Ujevic. Die hoefde in zijn stamcafé van de kroegbaas nooit voor zijn drankjes te betalen omdat hij een schare bewonderaars in zijn kielzog meevoerde, die geheid de drankkast leegzoop. Daarover gesproken heeft het kroegbezoek mij deze keer evenmin iets gekost omdat ik maar liefst drie keer een hoestdrank van duitse makelij kreeg aangeboden. Of eigenlijk van oostenrijkse makelij, maar een kniesoor die daar tijdens het borreluur op let. Ik had het met Marius de Pijper over zijn tijd in Sint Petersburg. Ik vroeg hem wat hij nou van Poetin vond. Ik ben absoluut geen fan van hem, antwoordde hij, maar er is niemand anders. En hij heeft wel enige orde in de wildoostchaos aangebracht. Onder Jeltsin zijn er net zoveel mensen omgekomen als onder Stalin. Persoonlijk opteer ik voor de enige democratische beweging, genaamd De appel, maar die is helaas te klein om een vuist te kunnen maken. We kwamen tot de slotsom dat Rusland en Bosnië best wel op elkaar lijken met corrupte dictatortjes, een helaas niet erg invloedrijk democratisch platform, geen trias politica en heel veel clientèlisme. Wijtgaard pootte plots zijn glas met opspattend bier op ons tafeltje. Poe, zo langzamerhand word ik het gat van Eijlders ingezogen, verzuchtte hij hoofdschuddend, maar kom, dat is alleen maar met meer drank te bestrijden. Laten we er nog een nemen. Waarop er een nieuwe oostenrijkse hoestdrank kwam aangezeld. Verhip, mompelde hij, het is ook altijd hetzelfde euvel. De tijd tussen zes en negen ben ik nadien steevast kwijt. Dat is wat ik het gat van Eijlders noem. Misschien moeten we curry gaan eten, wat jij, Marius? Kom, ik maak een lekkere curry voor je klaar. Het café liep leeg en beseffend dat het om een herendiner ging begon ik ook aanstalten te maken. Thuis werd op me gewacht. De mannenbroeders verdwenen gearmd in de nacht. Wie weet naar de tweede lantaarnpaal benoorden de Kinkerstraat waar óók dichters wonen.

Armoedeval

Er hangt onweer in de lucht. Nog niet bekomen van de viruscrisis
dreigt alweer de koopkrachtdreun. Toeristen uit de periferie die
enkel het lieve leed importeren, maar daarvan kan de schoorsteen
niet roken. Bij anderen wordt het illegale hebben en zijn gekeerd

en gedeporteerd ten behoeve van deze nieuwelingen op wie wij zo
lijken. Ze dreigen nota bene bajkal* door een rietje in plaats van pepsi
toegediend te krijgen! Gezellig solidair samenzijn in de schuilkelder
met de thermostaat op hooguit vijftien. Je had door corona al geen

cent te makken maar levert niets op de gunfactor in. De graanschuren
zijn verwoest, de prijs van het brood gaat door het dak, er zit niets
anders op dan glutenvrij door het leven te gaan. Er is een chronisch
tekort aan kabelbomen en autochips. De benzine allang verdampt

voordat die de tank heeft bereikt, de prijzen stijgen voordat je hebt
kunnen optrekken. Opnieuw dreigt een sociaal isolement, weldra
moet je de auto laten staan, kunt niet meer op visite. Daar sta je dan
met je goede bedoelingen, je ruimhartigheid. Arm maar voldaan.

* Russische ranja

15 Maart 2022, Over schoothondje & hollanditislijer

We schrijven 1983. Het enige virus, dat toen in omloop was en nog steeds niet was uitgewoed, was de hollanditis. De jongere lieve lezers, alsmede de lieve lezers met een migratie-achtergrond, zullen dit waarschijnlijk niet weten, maar dit was werkelijk de naam voor een hollandse ziekte. De symptomen? Vredelievendheid, geweldloosheid, een handvol goede bedoelingen, naïviteit. Het stond voor de nederlandse Alleingang binnen de Navo door geen nieuwe kruisraketten op het grondgebied te willen en zelfs eenzijdige ontwapening af te dwingen. Mensen liepen rond met buttons met daarop de tekst “ik heb hollanditis”. Een geuzennaam, waarschijnlijk door een buitenlandse politicus bedacht –  want alleen in het buitenland spreekt men abusievelijk van Holland en niet Nederland -, zich het hoofd schuddend over dat eigenwijze tulpenland. De demo uit 1981 in Amsterdam tegen de kruisraketten was waarschijnlijk de grootste uit de vaderlandse geschiedenis, we kregen er zelfs vrij van school voor. De bom stond op het punt van vallen en de wereld moest weten dat wij bereid waren om bommen met bloemen te bestrijden. Als je opmerkte dat het misschien niet zo’n goed idee voor het nucleaire evenwicht in de wereld was, dat het ronduit dom was om eenzijdig te ontwapenen omdat wij dan zeker als eerste weggevaagd zouden worden, als je zei dat je bewust niet ging demonstreren omdat de Russen wel in hun vuistje zouden lachen bij zoveel argeloosheid werd je hooguit meewarig aangekeken. Geen hollanditislijer maar een pragmatische realist? Pech voor jou, want wat was de gitzwarte wereld van toen zonder een flinke dosis idealisme? Maar als jij het verkoos om te blijven zwartkijken en te simmen over die bom (waarvan uiteindelijk niemand geloofde dat ie echt zou vallen, of het zelfs hoopte, zodat je geen duitse voorzetsels meer hoefde te stampen), was er geen haan die ernaar kraaide. Je was geen landverrader noch Andropovvriendje. Hooguit het schoothondje van Reagan, dat was die aartsconservatieve acteur wiens bloed het hele linkse middenveld (dat in die tijd nog veel groter was) wel kon drinken. Als er een kernoorlog kwam, zou hij vast de aanstichter zijn met z’n uitgestreken toneelspelerssmoel, want hij gaf niks om Europa en wilde het liefst de Sovjet Unie van de kaart vegen. Reagan was de Trump van die tijd. In 1984 draaide Orwells “1984” in de bioscoop. We geloofden allemaal dat als de Russen de bom niet zouden gooien, ze dan toch wel over land zouden komen om Big Brother te installeren. In 1986 bracht ik in het kader van mijn studie een week in de DDR door. In Magdeburg, de eerste stad die we aandeden, durfde ik niet alleen over straat uit angst voor speren en pijlen. Ik zag overal ondergrondse verzetcellen. Gaandeweg ontdekte ik dat er hele gewone mensen leefden, die gekleed gingen in gedateerde ribbroeken, vieze russische cola dronken en een TV met westerse kanalen en een auto wilden. Dat de jongeren net zoveel van feesten hielden als hun westerse leeftijdgenoten. Dat die socialistische heilstaat wel gelijkwaardigheid van man en vrouw en werk voor (bijna) iedereen betekende. Toen sloeg mijn scepsis in fascinatie om, zo zeer dat een docent bij mijn terugkomst opmerkte: Je klinkt alsof je er morgen naartoe zou willen verhuizen. Dat kan toch niet de bedoeling van het reisje zijn geweest. Overigens nam hij zelf na de Wende een betrekking in Rostock aan, maar dit terzijde. Inmiddels was met Gorbatsjov de dooi ingezet. Een paar jaar later viel de Muur. Dan wandelen we nu door naar 2022, lieve lezer. Wie het waagt een tegendraads standpunt inzake de oorlog in Oekraïne in te nemen is een landverrader. Jesse Klaver wil Baudet laten vervolgen voor het verspreiden van russische propaganda. Zoiets was in 1983 ondenkbaar geweest. Wat wel helemaal terug van weggeweest is is de angst voor de russische beer en nu in het kwadraat. In de krant verschijnen de eerste foto’s van nucleaire paddestoelen en het verwoeste Hiroshima. Er wordt openlijk gespeculeerd over een kernaanval op Rotterdam. Waar ik als oostblokfreak wel blij mee ben is de hernieuwde focus op het oosten. De vitrine van het antiquariaat is gevuld met boeken over Oekraïne. De bom viel nooit. De Koude Oorlog kwam ten einde. Dus zal het vermoedelijk ook nu wel meevallen.

Dennengeur en lulletjes rozenwater

We leefden op bij Toppop en playbackten
Dancing queen in onze slechtzittende
jurkjes van crèpepapier. Toen was
exhibitionisme nog heel gewoon.

We kochten de Hitkrant voor een kwartje
ruilden knikkers en Roxy Duals met
het eerste het beste lulletje rozenwater
dat op de koop toe zijn piemel

liet zien. Het enige schisma bestond
tussen topjesdragers en topjeslozen
aan het Henschotermeer. Het einde
der tijden allang niet meer van

hogerhand gedicteerd maar door
marsmannetjes en de bom. Picknicks
in het bos op julidagen zwaar van
dennengeur als moeder vader weer

eens verliet. Dit waren de seventies
de zwartekousenjuf en de lineaal
op de vingers het laatste relikwie
de eerste allochtoon was een lesbische

negerin. Als onze schaduw gegroeid
en onze wolkige adem ons huiswaarts
dreef troffen we daar vader
en alles weer bij het oude aan.

8 Maart 2022, Over wodka & uitlaatklep

Nu moet de russische cultuur het ontgelden. Het verbaast mij niet dat foute dirigenten en persoonlijke vriendjes van Poetin in de ban worden gedaan en dat russische sporters niet meer welkom zijn, al heb ik mijn wenkbrauw opgetrokken bij het uitsluiten van Russen op een onschuldig en volstrekt a-politiek evenement als de Nijmeegse Vierdaagse. Ronduit kwalijk vind ik het dat uitbaters van russische winkels de wodka en de russische vlaggetjes hebben moeten verwijderen (alhoewel wodka net zo goed in Oekraïne wordt gedronken!) uit angst voor klantenverlies, of erger nog, een aanslag, dat gewone Russen voor “kankerrus” worden uitgemaakt en russische kinderen gedwongen om ten overstaan van de hele klas een verklaring af te leggen tegen de oorlog in Oekraïne te zijn. In een oorlog raakt iedere nuance zoek, is het adagium, maar dat is het ‘m nu net, we zijn helemaal niet met Rusland in oorlog! Er is geen oorlogsverklaring door Rutte afgegeven en Oekraïne behoort niet tot de Navo noch de EU. Het is een oorlog tussen Rusland en Oekraïne, geen oorlog tussen Rusland en de Navo, het westen of de rest van de wereld. Het is niet onze oorlog, zei Wilders en hoewel ik het meestal met hem oneens ben moest ik ome Geert deze keer toch gelijk geven. Vanwaar dan die verbetenheid en onverholen haat naar de Russen toe? We zagen het al even aan het begin van de pandemie toen de Chinezen bespuugd werden, maar dat was nog tamelijk onschuldig vergeleken met de hetze,die er nu tegen alles wat Russisch is,gaande is. Daar kan mijns inziens maar één verklaring voor zijn: na de pandemie waarin met ons gesold werd door een onzichtbare en ongrijpbare vijand – het virus – en onze vrijheden dusdanig werden ingeperkt alsof het een oorlogssituatie betrof hebben de mensen behoefte aan een uitlaatklep. Dit is tenminste een oorlog in de klassieke zin van het woord. Er zijn twee strijdende partijen, er is een vijand van vlees en bloed, er is een booswicht (Poetin) met stalen en derhalve wreed gelaat en een held (Zelenski) met de stoppelbaard van de vermoeide strijder op het slagveld. Het is heerlijk geruststellend overzichtelijk en zwartwit. Een conflict opgedeeld in good guys en bad guys. Je kunt je aan de goede kant scharen om het geweten te reinigen, je kunt actie ondernemen door te vechten, hulpgoederen te sturen of geld over te maken. Dat is heel andere koek dan de roulette van het virus, dat je kon bespringen zonder dat je er erg in had en waarvan niet voorspeld kon worden hoe het ziekteverloop zou zijn en of en bij wie het tot de dood zou leiden. De oorlog in Oekraïne geeft ons het gevoel ons leven weer in eigen hand te hebben, we zijn bij machte om de situatie zelf te veranderen, namelijk door de vijand te verslaan. Dat ging bij het virus niet. We konden er amper tegen vechten, want het lag ons voortdurend goed verdekt in een hinderlaag te begluren. Het was overal en nergens tegelijk, het maakte geen huizen of bezittingen kapot maar richtte onzichtbare verwoestingen in cellen aan. Dat ding met die tentakels zag er eerder als een alien uit een sciencefictionfilm dan als een clusterbom uit. Nu zien we tenminste concrete verwoestingen op het journaal en kunnen we er collectief verontwaardigd over zijn. Verontwaardiging is goed, het geeft lucht aan de woede en de machteloosheid, maar haat is overal en altijd verkeerd. Het doet haast denken aan de behandeling van de Duitsers na de Tweede Wereldoorlog, hoewel daar toen veel meer reden voor was. Tsjaikovski en Stravinski mogen niet meer beluisterd worden, alhoewel het “goede” Russen waren. Columniste leest momenteel een dichtbundel van de russische dichteres Marina Tsvetajeva, maar ik ben er ineens net meer zeker van of ik haar wel openlijk in de trein kan lezen, hoewel de gemiddelde kaaskop op klompen geen flauw benul zal hebben wie MT is. Terwijl ze een slachtoffer van het stalinisme was door voor dwangarbeid naar Siberië te zijn geëvacueerd waar ze zich in 1941 verhing. Eerder al was haar man gefusilleerd en haar dochter gevangen gezet. Misschien moet ik haar toch maar mee de trein in nemen. Als daad van verzet.

Mediageniek

Nu is het grote boze covid definitief verdreven omdat de
media een ander speeltje hebben gekregen. Berichten enkel
in de kantlijn, de dagelijkse besmettingscijfers vervangen door
getallen van de gevallenen in Verweggistan. Van het steriele

oorlogsgebied in ziekenhuiswit met buizen en slangen tot wondroos,
drek en rook met tanks en granaten. Helden gehavende mensen
van vlees en bloed met wallen onder de ogen en baarden van
dagen. Mariannekes op de bastille van verzet met bloemen

in het haar een machtige tank vertrappend. Vluchtelingenstromen
die huis en haard moeten verlaten in plaats van in quarantaine
de aanval af te wachten. Het verdedigen van eeuwenoude waarden
en het vege lijf in plaats van regels die niemand begrijpt, de

eensgezindheid is ongekend, want Kremlinwappies uitgeroeid
voordat ze de mond konden roeren. Er wordt geknald, spektakel
geboden in plaats van het eentonige gepiep van ademhalingsmachines
op de IC. Eindelijk hebben we weer eens een ouderwetse oorlog.

1 Maart 2022, Over adelaar & witte duif

Het spookt in het oosten. Nu is dat niks nieuws, want er is in die landen altijd wel wat loos, maar wat columniste interessant vindt is de reactie van het zogeheten “vrije westen” op de oorlog, inval, invasie in, bezetting van Oekraïne door Rusland – of beter, door Poetin, wiens naam al tot Poetler wordt verbasterd – die immers het kwade genus achter deze operatie is. Want dat is het: een operatie om Kiev onder de knoet van Moskou te krijgen. Hadden de Russen niet ook onlangs een opstand in Kazachstan neergeslagen? Daar was evenwel niet zo heel veel aandacht voor, dus vanwaar deze knuffelstatus van Oekraïne en het plotselinge “heldendom” van Zelenski? Ik kan me herinneren hoe we begin jaren 80 een kaarsje brandden voor en hulpgoederen naar Polen stuurden. Het sprak tot onze verbeelding dat de havenarbeider Walesa als een David tegen die Goliath van een generaal Jaruzelski was opgestaan. Om het later als president alsnog te verkloten, maar dit terzijde. Wat dat betreft zou de kazachstaanse “revolutie” meer tot onze verbeelding moeten spreken. Of de witrussische. Daarbij spannen de duitse media in hun hysterische verslaggeving wel de kroon. Goed, de Duitsers hebben nog steeds een collectief Nazi- en, vergis je niet, tevens communistisch trauma en is het nog geen 750 kilometer van Görlitz in het uiterste oosten van Duitsland naar Lemberg in het uiterste westen van Oekraïne, maar in de loop van de week werd duidelijk dat het nog een heel ander doel diende, namelijk het rijp maken van de duitse geesten voor wapenleveranties en een breuk met het pacifistische verleden, plus het doorsnijden van de banden tussen Berlijn en Moskou door Poetin als adelaar en Zelenski als witte duif te positioneren. Een SPD-politicus repte over de eerste oorlog op europese bodem sinds 1945. Pardon? En de oorlogen in de jaren 90 in voormalig Joegoslavië dan? Dat was wel andere koek dan die paar verwoeste huizen in Kiev, compleet met etnische zuiveringen, concentratiekampen en genocide. Maar voor die SPD-meneer telt dat natuurlijk niet, dat was immers een “burgeroorlog”, zoals de servische propaganda destijds nijverig dicteerde, hoewel dat pertinent onjuist is, want Slovenië, Kroatië en later Bosnië waren door de EU erkende onafhankelijke staten op het moment dat de oorlog op hun grondgebied uitbrak. De enigen die die onafhankelijkheid niet erkenden en die op brute wijze ongedaan wilden maken waren de overgebleven joegoslavische romprepublieken Servië en Montenegro. De duitse kranten brulden nu over een aanslag op de vrijheid en de democratie. Nu weet ik niks van Oekraïne, maar ben wel bekend met de (politieke) situatie in de landen van voormalig Joegoslavië, waar clientèlisme en corruptie de boventoon voeren en er allesbehalve sprake van democratie is en vind het derhalve moeilijk te geloven dat een voormalig oostblokland als Oekraïne een modeldemocratie naar westers voorbeeld zou zijn. Wat ik wel van Oekraïne weet is dat de corruptie daar eveneens welig tiert. Dat Zelenski zich prowesters opstelt zegt evenmin iets, want Januskop Aleksandar Vucic van Servië zet zijn prowesterse masker op wanneer het hem uitkomt en is zonder dat een nationalistische autocraat. Dus enige reserve om Zelenski op het schild te hijsen lijkt me wel geboden. Tevens zijn de duitse media naarstig op zoek naar een vijandbeeld en een kop van Jut waarbij vooral oud-bondskanselier Gerhard Schröder het moet ontgelden vanwege zijn betrekking bij Gazprom en vriendschap met Poetin. Wat Schröder met betrekking tot het hele gebeuren had getwitterd werd in het midden gelaten. In een bosnische krant las ik dat hij zou hebben gezegd dat er aan beide kanten – russische en westerse – veel vooroordelen en misverstanden bestaan, waar hij volkomen gelijk in heeft. Maar een columnist van “Die Welt am Sonntag” stelde zelfs voor om Schröder onder huisarrest te plaatsen en aan Rusland uit te leveren in ruil voor de soevereiniteit van Oekraïne! Ik wil u er evenwel niet van weerhouden om een kaarsje voor Oekraïne te branden, lieve lezer. Maar weet dat de wereld nooit zo zwart-wit is als die u wordt voorgeschoteld.

glazen stolp west

de wereld is een koopland van een glazen pui voorzien, glas
van beton om een atoomaanval af te weren, oorlogje spelen we

op het beeldscherm, als netflix het in het assortiment heeft
is het een bloedstollende serie waar de verveling uit is geknipt

het continent staat onder druk, al weet je het seismografische
midden niet op de landkaart aan te wijzen en hotspots ken je

enkel van het hybride werken, waar ligt het land waar de
bommen bloeien? is een retorische vraag, want vandaag gaat

alles zijn gewone gang en zijn het geen tanks maar winkelwagentjes
die voortrollen, al denk je er tegen beter weten in

over om een schuilkelder in te richten, hoeveel rivieren moest 
pichegru over voor hij door vorstverlet werd gered? hoe ver moet

de ijsbeer afzakken voordat zijn vacht verkleurt? voor de zekerheid
doet men er een psychologische handleiding bij opdat de kinderen

niet verdwalen in het enge, krakende bos vol beschilderde
wilden uit het oosten, opdat ze de stormen in glazen water 

niet te licht opvatten en weten dat duizenden kilometers
tegenwoordig niets meer is, het kwaad klopt onverbiddelijk 

op de deur als angst slechte raad geeft, je bent in oorlog zonder
dat je het beseft, nog minder dan dat je het wilde, het was maar

een reflex, wat je niet ziet vrees je het meest en geen luiken kunnen
je het zicht op de vensters van ingebeelde veldslagen ontnemen

15 Februari 2022, Over tobberijen & ellebogenbusiness

Afgelopen zaterdag stond er een interessant interview met de schrijver Wessel te Gussinklo in de Volkskrant. Ik moest wel even blozen van schaamte toen hij zichzelf omschreef als de schrijver waarvan iedereen vindt dat hij kwaliteit heeft, maar aan wie men niet toekomt om te lezen. Ook columniste heeft nog nooit iets van de beste man – die klaarblijkelijk door Maarten van Rossem op handen wordt gedragen – gelezen, want te dikke boeken over mannelijke tobberijen als mislukking en gekwetst ego. Echter, dit interview maakte mij nu wel nieuwsgierig naar zijn werk. Zo vertelde hij dat hij op zijn 22e al een meesterwerk had geschreven maar pas op zijn 44e debuteerde. In de tussentijd was hij aan de drank en de drugs omdat het met het tweede meesterwerk niet wilde vlotten. Hij bewoonde een tuinhuisje zonder gas en elektriciteit in Houten, waar hij door localo’s “de zwerver” werd genoemd. Zijn eerste meesterwerk was nooit gepubliceerd omdat hij stomme fouten had gemaakt. Hij had niks van het literaire wereldje geweten en dus verzuimd om in tijdschriften te publiceren. Toen er eindelijk iets van zijn hand in Maatstaf verscheen, bekapittelde hij hoofdredacteur Komrij over de taalfouten die erin stonden omdat hij dacht de grote Komrij met kennis van zaken te kunnen paaien. Daarboven had hij de pest aan netwerken en vindt hij nog steeds de omgang met mensen omdat het een belang dient en niet omdat ze aardig zijn het meest verachtelijke wat er is. Kortom, een man naar mijn hart. Hij kwam licht autistisch op mij over en dat kan geen toeval zijn. Ook columniste heeft er altijd van gedroomd – niet van de roem en eer, daar rookt de schoorsteen niet van – om van de pen te kunnen leven, maar ondervond daarbij dezelfde problemen die te Gussinklo zo treffend beschreef. Geen weet van het literaire wereldje hebben, niet de juiste contacten hebben, niet kunnen netwerken vanwege een sociale fobie (vroeger heette dat verlegenheid). Nu slagen vrouwen er wel beter in om hun autisme te verbloemen door sociaal te doen, maar achter die maskerade gaat een hoop gestudeer op gedragingen, geanalyseer van groepsprocessen en de eeuwige onzekerheid of je het wel volgens de heersende mores doet schuil. Voor mij is het een eitje om op het podium zelfverzekerd te zijn, want dat voltrekt zich volgens een afgebakende en vastomlijnde structuur, bepaald door presentator en publiek en heb ik – niet onbelangrijk – houvast aan mijn tekst. Maar “in het wild” sta ik met lege handen en mijn mond vol tanden. Als ik me door vreemden omringd weet helpt dat zeer zeker ook niet mee. Hoe moet ik dan in godesnaam netwerken, zo zonder tekst en blootgesteld aan het ongenadige oordeel van de ander? Na een optreden gaat het wel iets makkelijker, heb ik gemerkt, dan zijn mijn teksten een dankbaar aanknopingspunt. Soms krijg ik van collegadichters ronduit het verwijt dat ik er “zo graag bij wil horen.” Bij het literaire establishment, bedoelen ze dan. Nou is zoiets in de ellebogenbusiness van de poëzie al bij voorbaat verdacht. Ik ben undergrounddichter, zeggen ze dan, mijn poëzie leent zich niet voor de crème de la crème. Of: ik heb dat helemaal niet nodig, ik kom er wel op eigen kracht. Of ze hebben onverhuld schijt aan de gelikte bedoening door hun teksten alleen voor het podium te schrijven. Waarbij ik me dan altijd afvraag of ze dat echt menen of dat het interessantdoenerij is om te verhullen dat ze net zoveel moeite met de mores van het “wereldje” hebben als ik. Want wie wil er nou niet gepubliceerd worden, het liefst bij een gerenommeerde uitgeverij? En verrassend genoeg is Wessel te Gussinklo de eerste schrijver die er ruiterlijk voor uitkomt. Goed, hij is inmiddels gevierd en al 80, dan kun je een potje breken. Soms zeggen collegadichters wel eens tegen mij: onbegrijpelijk dat jij niet veel bekender bent. Nou, daarom dus. En als vrouw van middelbare leeftijd ben ik natuurlijk commerciëel helemaal niet aantrekkelijk. Menopauzelusteloosheid en diverse lockdowns hebben mijn netwerkaspiraties definitief de das omgedaan. Ik kan het me echter ook niet permitteren om als de protestdichters en pensionado’s een hobbyist te zijn, daarvoor schrijf ik te zeer met hart en ziel. Ik luister naar de grijze wijze te Gussinklo. Hij verdient het dat ik ooit een boek van hem lees. Misschien is er nog hoop.

Selfie van de dichter

Ik rijg de leugens aan elkaar, vlecht
ze door hipsterbaarden en paardenhaar.
Niets geef ik prijs om de dichter in mij ongrijpbaar
te laten zijn, dat draagt bij tot de cult

waartoe ik mijzelve heb verklaard. Zegt u
mug schep ik een olifant, wilt u truffels
tover ik kaviaar, snakt u naar porno
ben ik uw handelaar op voorwaarde dat

mijn ziel geen blauwdruk in uw donkere kamer
achterlaat. Na de peepshow gaat het velours
dicht. U zult begrijpen: aan modern leven

kom ik niet toe, ik ben druk doende met niet
transparant zijn. Het geheim is mijn kleinood, 
eigenlijk ben ik dood en niet interessant genoeg.

8 Februari 2022, Over mallotigheden & zaadcellen

Columniste maakte laatst weer een nieuw staaltje van QR-idiotie mee. Lief en ik wilden na afloop van het poëziemiddagje in Eindhoven naar de nieuwe Matrix, bij de ingang van de bios werd de QR gescand, geen probleem, vervolgens werd mij om een aidie gevraagd. Werktuiglijk haalde ik m’n chipkaart tevoorschijn, want tot dusver is die overal geaccepteerd, zelfs in Duitsland waar ze toch van het Ausweis bitte! zijn. Maar die vlieger ging nu toch niet op. Nu heb ik geen aidie-kaart, want daar heb ik in Bosnië niks aan, maar een sjiek en peperduur paspoort. En sinds mijn tas met pas door Marokkaantjes op een scooter werd afgerukt loop ik niet meer met mijn pas op zak, hoewel ik dat gewend was uit de tijd dat ik in Duitsland woonde waar te pas en te onpas om je Ausweis wordt gevraagd, maar in het slaapstadje waar ik studeerde waren dan ook geen Marokkaantjes op scootertjes. Later op het terras keek de ober ook al bedenkelijk naar mijn chipkaart. Er staat geen naam op, bromde hij. Ik tikte tegen de letters onder de foto. Vervolgens keek hij me uitermate vorsend aan. Nou goed, zei hij eindelijk, ik kan zien dat u het bent, maar normaal gesproken doen we dat hier niet zo. Is dit soms iets speciaal van Eindhoven? vroeg ik. Zouden die Lampegatters ook buiten het carnaval mallotigheden begaan? Nee, van heel NL, was het antwoord. Je bent verplicht om je te kunnen identificeren als je wordt aangehouden, wist een dichter van de rotterdamse Poetsclub aan wie ik dit verontwaardigd opdiste. Nou ben ik wel zo googem om me bij demo’s niet te laten oppakken, maar ik herinnerde me dat de historicus wél een keer is gearresteerd zonder papieren op zak en net zo lang in de cel werd vastgehouden tot hij zich kon identificeren. Dat wordt dan toch maar weer mijn paspoort in een geheim vakje van mijn tas stoppen. Gelukkig werd er deze keer in de Schouw helemaal niet naar QR noch identificatie gevraagd en konden we de woorden in een ontspannen sfeer op ons laten neerdalen. In de pauze stond ik buiten met Wijtgaard en Jeroen Sloof terwijl de hemel zich boven onze hoofden samenpakte. Een bliksemschicht en donderslag scheurden onze conversatie aan flarden. Allemachtig, steeds als ik in de Schouw kom is het noodweer, riep Wijtgaard boven het regengeroffel uit en we kropen dichter bij elkaar onder de luifel. De vorige keer sneeuwde het. Of heeft jouw Radovan hier soms de hand in? Dat ie zaadcellen kan laten bewegen betekent nog niet dat ie onweer kan maken, gaf ik. Hij had anders wel de hand in het bier van Eijlders. Daar zat toch een vreemd smaakje aan en ik ben niet eens naar huis gekropen. Blij dat ik weer het goeie ouwe tapvocht van barjuffrouw Tineke heb. In Rotjeknor moet die natuurgenezer niet met z’n hipsterbrouwsels aankomen en kan ie z’n energetische knot ook maar beter uitlaten. Hoewel, zie ik daarbinnen niet een knot schemeren? Nee, dat is de knot van Jan Bulsink, zei ik. Jaja, mijn Radovan is wel een echte trendsetter. Waar hangt ie dan uit? vervolgde Wijtgaard. Bij de fascisten op de Coolsingel? Bij de wappies op het Hofplein? Ik zou het niet weten, zei ik, ik heb wel politiebusjes gezien, maar geen knot noch de servische groet. Ik denk dat ie gewoon in het tuinhuis met één van z’n patiëntjes op het schapevacht voor de open haard ligt. Kunnen we het eindelijk eens over poëzie en niet over die mallotige wappiekwakzalver hebben? kwam Jeroen Sloof. Ik heb laatst een gedicht geschreven dat begon met m’n ex en eindigde met Rutte, want allebei moeten ze nodig eens sex hebben. Daar zeg je zowat, bromde Wijtgaard, Rutte zou het land een enorme dienst bewijzen door eindelijk eens uit de kast te komen. Rutte is sexloos, zei ik, dat heeft Jort gezegd en die kan het weten. Hij is er nog voor in therapie bij de natuurgenezer geweest, zonder resultaat. Mark is een gopeloos geval, zei die. Zelfs ik met mijn gouden gandjes kan zijn sperma niet in beweging krijgen. Maar wat denken jullie? Kan ik hier een gedicht over carnaval doen? Dit is toch het zuiden? gaf Wijtgaard. Alles beneden Amsterdam is het zuiden. Maar je hebt het niet van mij, hoor, anders flikker ik je van de van Brienenoordbrug. Vooruit, zei ik, dan zeg ik wel dat volgens de natuurgenezer alles onder de gordel en beneden de scheveningse bosjes het zuiden is. Zo goed?

Alaaf

De druk vanuit het feestneuscomité en de kroeg neemt toe.
De burgervaders en carnavalsprinsen steken de koppen bij
elkaar om de meutes in de juiste looprichting door de
polonaisetunnels te sluizen. Het benedenland zonder carnaval

is als een gang zonder paard, kontjes zonder gras, een
breed tapijt zonder kamer. We kunnen de spijkerkoppen en
spuitlijsters niet langer in een depressie laten wegroesten,
want de hos- en kotstraditie kraakt in de voegen, vooral

het bovenland wil massaal uit de band en afzakken naar
benedenrivierse modderbaden en het bierbraken. De rest kan
enkel lijdzaam toezien hoe de hossende meutes alle mogelijke
coronaregels kraken en woest tegen elkaar oprijen met hun

stijve stampers. Van je rambam voor geen gat te vangen,
wij doen de omikronpolonaise op Rowwen Hèze, huppelend
over de IC en kezen met je kop in de plee. Pleur op met je
anderhalve meter, gebruik je mondkapje als reetveter. Laaf je!

1 Februari 2022, Over veganistische bitterballen & ketellappers

Columnistes mailbox stroomde direct na de persconferentie vol. Op zondagmiddag stond ik op maar liefst drie poëzieplekken geboekt, maar ik koos voor de gouwe ouwe Eijlders, als vanzelfsprekend als natuurlijke hangplek ingericht, gezien het thema van de Poëzieweek. Eveneens vanzelfsprekend belde ik met de natuurgenezer. Radovan, begon ik, dit is een aard naar jouw baard. Bij Eijlders woekert de natuur deze zondag welig. Ze serveren er veganistische bitterballen met fluitekruidragout en schenken er veganbier en wijn met bentoniet. Gebben zij geen slivo? luidde de reactie. Dat is al vegan van zichzelf. Duitse hoestdrank kun je krijgen, gaf ik, maar heb jij eigenlijk wel een QR? Go eens even, ik geet geen Djokovic, goewel ik gem in get verre verleden wel eens geb gegaptonomiseerd en toen geeft gij mij… Dan zie ik je zondag bij Eijlders, zei ik en hing snel op. Matthes stond buiten te roken toen ik aankwam. Hm, dat fluitekruid brandt best, zei ie. Stelletje lummels! riep een passerende Wijtgaard. Wat staan jullie daar nou? Op de uitkijk naar de natuurgenezer, antwoordde ik. Dat kan leuk worden, grijnsde Wijtgaard, want Arie is binnen gesignaleerd en was die niet als een rode lap voor jouw Radovan? Als die al komt, gaf ik schouderophalend, hij laat me wel vaker – eigenlijk bijna altijd – in de steek. Vervolgens liep ik Lokkerbol met z’n balboekje in de armen. Zie je wel, ik moet zo al het podium op en hij is er nog niet. Ik heb iets over wolven en schapen, als ie dan Arie maar niet aan stukken scheurt… Ik maak me wel zorgen, begon Wijtgaard. Wat? Om Arie? Nee, over de kindertjes in Utreg als jij ze zulke bloeddorstige pantoums voorleest. Getver, wat zit er eigenlijk in dat bier? Da’s bentoniet, zei ik, om het bier op verantwoorde veganwijze te klaren. Maar je wordt er net zo toeter van, hoor. O, ik schrok al, ik dacht dat vegan hetzelfde als malt was. En hij kiepte het biertje in z’n keelgat. Dat heeft Radovan geregeld en dan is het naar huis kruipen na afloop gegarandeerd. Die Serven zuipen als ketellappers de hele ketel leeg die ze zelf hebben gestookt. Ik was na twee glaasjes van zijn brouwsel al de weg kwijt. Wijtgaard bromde goedkeurend en bestelde nog een bier. Landgenoten! klonk het vanaf het podium. De naam is Everzwijn van den Bosch en ik wil een aubade voordragen aan prinses Beatrix die morgen 85 wordt. Nu roerde Arie zich die tot dan toe stil in z’n hoekje aan de bar had gezeten. 84! ze wordt pas 84! riep hij met geheven wijsvinger. Ze is van 1938! Tjonge, sinds wanneer ben jij zo koningsgezind? vroeg ik. Dat ben ik niet, gaf Arie, maar we moeten ons wel aan de feiten houden en dat everzwijn verspreidt schaamteloos nepnieuws. Mag ik alsjeblieft ook nog iets zeggen? kwam Everzwijn. Wat maakt het uit hoe oud ze is, het gaat om wat er in het hart zit. Ben je soms verliefd op d’r? Dat kunnen wij niet toestaan! riep Arie met bij de slapen opzwellende aderen. En wat heeft het koningshuis met de natuur te maken? Het is een kunstmatige constructie! Plots zag ik een energetische knot langsflitsen. De natuurgenezer duwde Everzwijn van het trappetje naar de toiletten en nam diens plek in. Gelemaal mee eens! donderde hij. Get koningsguis is gartstikke gedateerd. En dan gaat get zeker ook weer over die zielige prinsgemaal? Dat kunnen wij als trotse Serven al gelemaal niet meer goren. Wij brengen enkel aubades aan onze oorlogsgelden. Goed, ik zal niet over die rukker van een Mladic beginnen, wat geb ik een gekel aan die niet-vegan kop van gem. Daarom breng ik bij deze een aubade aan mezelf. Ik ben de enige rechtgeaarde geld uit onze servische broederstrijd! Hela, met die pikkenlikker heb ik nog een appeltje te schillen! veerde Arie op. Mee naar buiten jij! Goedgoed, get zal je eeuwig bezuren dat je get tegen een echte geld opneemt. Everzwijn lag in katzwijm onderaan het trappetje, dus de Trixaubade bleef ons bespaard. En? informeerde ik bij Wijtgaard die buiten poolshoogte was gaan nemen. Hij schudde mismoedig z’n hoofd. Wat een mietjes. Staat Arie daar een beetje aan Radovans knot te plukken. Het matten is echt niet meer wat het was toen Offerman nog leefde.

Het schaap is boos

Wij zijn als wollige makheid gemaakt voor ’t huiselijk leven,
grazend binnen de omheining, de herder is onze heer.
Maar nu zien wij het gevaar van veraf naderen:
de wolf rukt op, het Landelijk Overlegorgaan is in alle staten.

Grazend binnen de omheining hebben wij een heer als herder.
Wij dienen veilig te zijn, want wat is de scheepjeswol zonder ons?
Nu rukt de wolf op, het Landelijk Overlegorgaan is in alle staten.
Er moeten subiet wolfwerende hekken worden geplaatst.

Wij dienen veilig te zijn, wat is de scheepjeswol zonder ons?
We steken de kop in het gras, laten de probleemwolf aan de voorzienigheid.
Er moeten subiet wolfwerende hekken worden geplaatst.
Pas bij stap vijf op de escalatieladder – doden bij kans op letsel -  

kunnen we de kop in het gras steken en de probleemwolf laten.
Liever hebben we een wolfvrije zone of een reservaat.
Het mooiste is stap vijf  - uitroeiing – op de escalatieladder.
De stinkwolf moet totaal vernietigd worden!

Dan hebben we eindelijk een wolfvrije, heile wereld,
maar vooralsnog zien we het gevaar van veraf naderen.
Dood aan die vraatzuchtige hoerenzoon van een stinkwolf!
Als makheid zelve claimen wij het recht op huiselijk leven. 

25 Januari 2022, Over verzet & dekmantel

Zou de coronacrisis dan eindelijk op zijn laatste benen lopen? In Spanje wordt omicron al als griep aangemerkt. Hier wordt de boel nog even verder opgerekt door dokters en virologen, zoals van Dissel dat heel succesvol deed door op basis van de deltagolfberekeningen het land op slot te laten gooien. En nu moeten we leren leven met corona, luidt de ondubbelzinnige boodschap van minister Kuipers, maar hoe dan? Gaan we dit geintje iedere winter beleven en alle activiteiten in de zomer proppen? Columniste heeft evenwel goede hoop dat de dooi binnenkort zal intreden. Het verzet groeit gezien de theaterkapsalons en sportmusea, hoewel het bij Loevestein een “normale” buitenbootcamp was natuurlijk. Zelf hoop ik de booster te kunnen overslaan, want mijn QR is nog enkele maanden geldig. Ik droom van een facultatieve prik en een QR-vrije samenleving in het voorjaar. M’n ouwe moeder voelde zich toch enigszins bekocht toen ik haar vertelde dat de bescherming van de booster na tien weken met de helft is afgenomen. Niet de klink van de buitendeur aanraken! riep ze plots. Er is omicron in het gebouw. Geen zorg moeders, ik neem al sinds jaar en dag mijn hygienische voorzorgsmaatregelen, ik ben geen wappie. Ik ben niet van plan om wat voor virus dan ook op te pikken met mijn verzwakte immuniteit. Over het wappiedom gesproken, laatst had ik weer eens een discussie met de historicus over de mondkapjes. We zaten in de trein – hij natuurlijk zonder – waarop er een mannetje op hem af schoot dat met een procesverbaal dreigde. Ik snap niet zo goed waarom wappies er zo’n principekwestie van maken terwijl ik als brildrager toch meer reden heb om die krengen te verfoeien. Maar alles is in deze tijd een zaak van principes geworden. Je mag niet meer pragmatisch je mondkapje opzetten om gedoe te vermijden of een QR voor vrije toegang én kritiek op het coronabeleid hebben. Daarin blijven we toch steile gereformeerden. Nadat ik alle argumenten van de historicus tegen het mondkapje had aangehoord zei ik: En wat als het om ebola zou gaan? Zou je het dan wel dragen? Ja, dan waarschijnlijk wel, luidde het antwoord. Zo heeft mijn moeder een vriendin, die niet moeilijk deed over allerhande prikken waarmee ze voor haar Indonesiëtrip werd geïnjecteerd, maar het covidvaccin niet blieft. Hoe hoog zou de vaxgraad zijn als het daadwerkelijk om een ziekte à la ebola zou gaan? Het is natuurlijk een veeg teken dat covid ruimte biedt voor zoveel verzet. Zoals het ook een veeg teken is dat de overheid een propagandamachinerie in werking heeft gesteld om de bevolking angst aan te jagen. Bij een ziekte à la ebola zou iedereen overtuigd zijn van de ernst ervan. Mij heeft dat altijd toch wel doen twijfelen aan het nut van lockdowns, zeker nu met omicron steeds duidelijker wordt dat de vorige varianten in feite niet megabesmettelijk waren. Met uitzondering van het begin dankzij spreading events als voetbalcups, après ski en carnaval. Een jaar geleden was ik overigens nog wel meer van het wappiedom dan nu. In het voorjaar heb ik iedere zondag op het Museumplein gestaan. De lockdown duurde en duurde maar en ik was bang dat bepaalde maatregelen ook na “heropening” zouden blijven. De ervaring heeft mij geleerd dat het in het verleden vaker zo is gegaan met de stokpaardjes van de VVD, zoals de marktwerking in de zorg en de participatiewet. Niemand was ervoor, maar het werd ons door de strot geduwd en vervolgens kwamen we er niet meer vanaf, ondanks aanzwellende kritiek uit het veld. Gelukkig bleek dat voor de coronamaatregelen niet te gelden. De QR is een gedrocht, maar omdat ik van de zomer op reis wilde moest ik me sowieso laten inenten. Ik ben helemaal geen antivaxer maar vind het voor mezelf in mijn huidige toestand gewoon geen goed idee. Bovendien heb ik geen contactberoep, geen kinderen, mijd virushaarden en neem de hygienische maatregelen in acht, dus acht de kans klein dat ik het krijg. Ik ben ook geen echte activist of verzetsstrijder. Noem me een opportunist, maar ik ben meer van het kleine verzet, zoals mijn opa, die als burgemeester voor de bezetter “werkte”, maar achter die dekmantel verzet pleegde door joden en verzetsstrijders in het geheim te trouwen. Dat is het soort verzet dat ik herken en waarom ik postuum trots op hem ben.

Geknipt

Dit bijpunttheater wordt beticht van de allertruttigste manier
van actie voeren, zoemt de tondeuse aan de monnikenkrans.
Het is vooral onschuldig zo lang er niet met scharen en messen
wordt gejongleerd. Kwaadwillenden fluisteren dat werkloze

acteurs het kappersdiploma hebben afgekocht. Aan de knipcadans
te oordelen zou je eerder aan dansers of muzikanten denken. Rond-
lopende cabaretiers geven gratis snedig commentaar op piekhaar
dat door de coronawildernis als een aap zit. Doe maar een puntje

en niet een hap. Mijn haar is van nature al slap, kan er een spoeling
met azijnpis van Joep in? Met de in beton gegoten grappen van
Freek? Of een driest permanentje à la Brigitte? Mijn haar is geen
grap, dat moet goed zitten. Wablief? Is dit een manifestatie?

Zit ik nu op het podium voor het hele land te kijk? Maar nog voor
de schaar erin kan worden gezet is het uit met de pret. Het
mantelpakjefamke komt persoonlijk handhaven. En nee, ze hoeft
geen knipbeurt. Haar dwarse lokken temt ze in een bloedeloze kraag.

18 Januari 2022, Over grootverbruikers & versoepelingsbalsem

Columniste ergert zich al sinds jaar en dag paars en blauw aan het nederlandse zorgsysteem, om maar plompverloren met de deur in huis te vallen. En dan heb ik het nog niet eens over de marktwerking en het eigen risico omdat de zorg onbetaalbaar zou zijn geworden. Nou heb ik wel een idee waardoor dat komt. Behandelzorg heeft zich meer en meer naar preventiezorg verplaatst met de huisarts als medische detective die als taak heeft zoveel mogelijk aandoeningen in wording alsmede niet-bestaande aandoeningen op grond van medische informatie en uiterlijke kenmerken op te sporen. Zo kan iemand met overgewicht mogelijk diabetes hebben en wordt linea recta voor onderzoek naar de specialist gestuurd. Sowieso worden patiënten (en nee, ik schrijf niet dat vreselijke eufemisme cliënten!) voor ieder wissewasje naar de specialist doorverwezen. Want de huisarts doet zelf geen onderzoek noch stelt een diagnose, ben je gek. Een gratis gesprekje van tien minuten kun je krijgen waarbij de arts de klacht aanhoort en intussen het verwijsbriefje uitschrijft. Vroeger ging je met je klacht naar de dokter die je op basis van de gegeven informatie, zijn deskundigheid én praktijkervaring desgewenst druppeltjes, pilletjes of zalfjes meegaf. Het hielp lang niet altijd, maar de patiënt was gerustgesteld en vlak het placebo-effect ook niet uit. De meeste klachten gaan immers na verloop van tijd ook weer weg. Je had tenminste het idee dat de dokter je kwaal serieus nam en zijn best deed om er een genezing voor te vinden. Wat kan ik soms naar deze vaklieden terugverlangen! Zoals laatst, toen ik maar weer eens bij de huisarts aanklopte vanwege een regelmatig de kop opstekend verdoofd gevoel in mijn voet op de plek waar  tien jaar geleden een ontsteking zat. Niks levensbedreigends, alleen maar erg hinderlijk. Ik kwam voor een zalfje dat dat verdoofde gevoel enigszins zou kunnen wegnemen. Ik had er eerder al bij het Kruidvat naar geïnformeerd – want natuurlijk doe ik in eerste instantie aan zelfzorg om de zorg niet te belasten – waarop de verkoopster had geantwoord dat ik toch echt een receptje bij de huisarts moest halen. Fluitje van een cent, dacht ik. Wie schetst mijn verbazing toen de dienstdoende huisarts in opleiding subiet een verwijzing voor een bloedonderzoek uitwees, want het kon wel eens om diabetische voeten gaan. Dat doe ik liever niet, gaf ik. Waarom niet? wilde ze weten. Dat kost geld, bracht ik er als het argument van de armlastige zelfpitter tegenin. Maar ze blééf aandringen, zodat ik er op een gegeven moment uitgooide: Ik geloof niet dat ik dat heb. Mijn suiker was namelijk nog een paar weken eerder door mijn orthomoleculair therapeut opgemeten en in orde bevonden, maar dat zei ik er beter niet bij, want ze zou de bevinding van een “kwakzalver” waarschijnlijk honend wegwuiven. Intussen zat ik nog steeds op dat zalfje te hopen. Het einde van het liedje was dat ik – na het moeten beantwoorden van onverkwikkelijke en totaal niet te zake doende vragen of ik rook en drink – zonder zalfje onverrichter zake huiswaarts keerde. Het was óf een peperduur onderzoek laten verrichten waar waarschijnlijk niets uit was gekomen óf niks. Dan lijkt een zalfje me toch stukken goedkoper. En ik kan me zo voorstellen dat er zat mensen zijn, goedgeloviger dan ik, die zich het ene na het andere onderzoek laten aansmeren zonder er ook maar iets wijzer van te worden. Ja, dat stuwt de zorgkosten wel op. Als eenmaal het eigen risico is opgesoupeerd, worden mensen vanzelfsprekend grootverbruikers als om de gemaakte kosten “terug te verdienen”. Zelf ben ik door schade en schande wijs geworden. Voor mijn chronische jeuk heb ik al vele allergie- en darmonderzoeken ondergaan en al zo vaak een naald in mijn arm gehad en poep geschraapt zonder enig resultaat. Dan word je vanzelf in de armen van alternatieve genezers gedreven waar tenminste een behandelplan met (homeopatische) druppeltjes, pilletjes of zalfjes wordt uitgestippeld. Niet toevallig dat met name vrouwen dit als een vluchtheuvel zien omdat zij veelal immuniteitsgerelateerde aandoeningen hebben – zie langdurige covid – waar de reguliere geneeskunde geen antwoord op heeft. Columniste is inmiddels afgehaakt. Ik zal de zorg niet langer belasten. Maar ik vind het een weinig geruststellende gedachte dat we nu een arts als coronaminister hebben. Vermoedelijk zal hij de samenleving tot in lengte van dagen ter preventie aan het lockdowninfuus houden in plaats van die een heilzame versoepelingsbalsem toe te dienen.

Muiterij

Er moet hoognodig worden versoepeld, anders breekt de pleuris
uit. Worden de rolluiken opgehaald. Komen marmotten uit hun
winterslaap. Dansen de muizen ondanks de loerende aanwezigheid
van de kat op Jansen. Gaan de escortbenen van het slot. Worden er

bussen vol feestvierders naar het oosten gedeporteerd. Worden
er roeptoeters en alarmbellen op straat verkocht. Fakkeloptochten
ongemoeid gelaten. Pijplades uitgewoond. Het omikrongevaar
opgeschort. Ongeleide projectielen leidend. Marco Borsato

vrijgesproken wegens weigerachtig bewijs. Irma met eieren
bekogeld. Een stinkbom in het Catshuis tot ontploffen gebracht.
Het Torentje een kopje kleiner gemaakt. Proefballonnen met
losse flodders afgeschoten. De gaskraan van het wingewest

dichtgedraaid. Het land op de vierkante meter in rep en roer.
De noodtoestand afgekondigd, maar in geen velden of wegen
een boa te bekennen. Geef het volk wat het wil. Werp het bot
net ver genoeg om aan de covidketting te kunnen uitlopen.

10 Januari 2022, Over positivo’s & laatste snik

Columniste is er weer en gaat vooral voor een heilzaam en troostrijk jaar. Allereerst is er natuurlijk de poëzie die zelfs door de lockdown niet verstomt. Wat dat betreft constateer ik om me heen steeds meer lockdownmoeheid. Maar hou nog even vol, lieve lezer, ik zeg u dat het leed na de winter geleden is. De gemiddelde pandemie duurt twee jaar, althans, dat is wat de deskundigen ons aan het begin – nu bijna twee jaar geleden – hebben voorgehouden. Niemand weet dat nog, maar toen riepen de van Dissels: hier zijn we twee jaar mee zoet. Daarna was het: covid gaat niet meer weg, maar virologen hebben er natuurlijk alle belang bij om de pandemie nog wat op te rekken opdat de glans van hun sterrenstatus niet verbleekt. Zelfs als covid tot een gewone griep is gemuteerd (daar heeft het bij omicron alle schijn van) zullen ze om het hardst blijven roepen hoe gevaarlijk dit tot influenza gedegradeerde virus wel niet is. Ik durf u te bekennen dat ik er de laatste tijd ook aardig moedeloos en somber van werd, lieve lezer. Ik zag ook geen licht meer aan het einde van de lockdowntunnel. De winter is toch al geen vrolijk stemmend seizoen met donkere dagen en pestweer. Binnenzitten en een gebrek aan (zon)licht zijn toch al niet bepaald helend voor het gemoed en de lockdown is dan de nekslag. De eerste lockdown was leuk en gezellig, de zon scheen maandenlang en we werden aangenaam uit onze zombie-achtige (virtuele) jachtigheid geschud. Bovendien hadden we een intelligente lockdown, wat betekende dat de winkels gewoon open waren, evenals de openluchtsportschool. De tweede lockdown was al grimmiger, want in de winter met winkelsluiting en avondklok, maar er gloorde hoop door het vaccin. Maar deze derde lockdown is ronduit naar, wat de goeroes in positivisme ook mogen beweren. Het voelt bovendien heel onrechtvaardig omdat wij het enige land in Europa zijn. Jerry Goossens repte in het AD over de janunaarste ooit. Ook ik schreef de treurnis van me af in een gedicht, maar ja, dan staat meteen het leger van critici op dat meent dat ik niet over ellende mag schrijven. Dit heb ik nu altijd een interessante stellingname gevonden. Het gebeurt mij regelmatig dat ik kritiek over me uitgestort krijg omdat ik teveel over ellende zou schrijven, vandaar dat ik er hier plek voor inruim. Ten eerste bestaan er bij mijn weten in de vrije kunsten geen verbods- of taboe-onderwerpen. Ten tweede is de definitie van ellende zuiver subjectief. En ten derde, wat is er in vredesnaam mis met een stevige brok ellende? Gedeelde smart is halve smart en geen beter vermaak dan leedvermaak. Als ik me ellendig voel, heb ik geen boodschap aan de positivo’s, dan verdraag ik ze niet eens in mijn buurt. Nee, als ik er geen gat meer in zie, wil ik me verlustigen aan de ellende van anderen die nog dieper in de sores steken dan ik, het liefst beroemdheden, die ondanks hun succes en rijkdom hopeloos vertwijfeld psychisch in de knoop en met hun zatte kop in de goot liggen. Ik vind het heel troostrijk om te constateren dat mensen, die alles mee lijken te hebben, ook hun dagelijkse portie ellende krijgen. Alsof het leven dan tóch eerlijk en rechtvaardig is. Toen ik hevig liefdesverdriet had en meer dronk dan goed voor me was, volgde ik de handel en wandel van Amy Winehouse op de voet, die zichzelf na de scheiding van haar grote liefde Blake spuitend en zuipend in de vernieling hielp. Back to black draaide ik grijs. Ik had het gevoel dat ze een persoonlijke vriendin was. Amy schonk me troost, want ze maakte hetzelfde mee als ik en had lak aan ontwenningsgoeroes die haar op het rechte pad wilden brengen. Het stemde me tevreden dat het altijd nog erger kon. Het verdriet en de pijn moeten doorleefd worden, dat is ook mijn overtuiging. Alleen ontzettend jammer dat zij het te ver doorvoerde en doodging terwijl ik na deze heilzame rouwperiode de draad van mijn leven weer oppakte. Daarbij zijn verdriet, pijn en ellende de goudmijn van de schrijver. Met name liefdesverdriet en mijn ongelukkige jeugd hebben mij al evenveel inspiratie als goede werken gebracht. Dus niemand hoeft mij voor te schrijven dat ik niet over ellende mag schrijven, want dat zal ik tot m’n laatste snik blijven doen. Daarom wens ik u met deze column een heilzaam 2022.

Janunari

De oliebollenkraam is ontploft. Van de champagne krijg je
een toeter. Je zou het saaie droge dry* best willen uitproberen
als het niet zo lang zou duren. Het ommetje is sleets, je ziet
dezelfde slepende, modderige sporen van vroeger. Was het

deze dag of de vorige? Je hebt het spelbord ingeklapt, want
de Pandemic* is toch niet te verslaan. Dit is geen spel, in het
echte leven ga je terug naar af en blijft daar. De gezelligheid
met de kerstballen ingepakt. Borrels zijn niet bruisend, wat

borrelt zit onderhuids. Op de zeurbuis de treurnis van noodlijdende
verkopers, eenzame oudjes, suicidale hipsters, kruidsnuivers.
Het is klein leed zonder vermaak. De grijsgedraaide plaat in de
groef van penarie. Netflix biedt geen soelaas, je bent de draad

al na het eerste seizoen kwijt. Je hoeft niet met je hoofd onder
de dekens, want het hemeldek is permanent grijs. Je leeft in
een cel van eindeloosheid. De maand heeft de langste adem.
Streepjes zetten als het enige tijdverdrijf. Je telt de dagen.

* Dry January: alcoholvrije maand
* Bordspel waarbij de spelers het tegen een pandemie opnemen

21 December 2021, Over goudzwijn & teflonpremier

Vorige week schreef ik al dat ik iedere zaterdag naar Duitsland of België ga zo lang de avondlockdown duurt. Zo waren lief en ik afgelopen zaterdag naar Aken afgereisd om boodschappen te doen en uit eten te gaan. We waren bepaald niet de enigen. Ik ben het afgelopen jaar regelmatig in Aken geweest, maar nooit eerder was het zo druk in het boemeltje van Maastricht naar Aken en hoorde ik zoveel Nederlands om me heen. Het leek een heuse invasie van mensen die op hun klompen voor het eerst de grens overstaken en zelfs het lef hadden om bij restaurant Das goldene Schwein in het Nederlands te vragen of ze konden pinnen. Dit was een weerzinwekkende meute à la de hollandse tokkies op Mallorca (of hoe heet die film ook alweer) die bovendien op de terugweg hinderlijk zat te lallen en zodoende kwalijke aerosooltjes aan het verspreiden was. Hoe lang zou het duren tot Duitsland de grens dichtgooit? De plaatselijke detailhandel en horeca varen er wel bij, dat is een ding wat zeker is, maar dit is wel een waterbedeffect van de eerste orde. Dat krijg je als een land dermate uit de pas loopt op de toch al europese lappendeken. In Duitsland is er inmiddels overal 2G, maar ja, daar is alles, behalve de nachtclubs, wel tot middernacht open en kun je na het scannen van je QR en het tonen van de Ausweis – ook de Bahnkarte voldoet al – hutjemutje op de kerstmarkt Glühwein mit Schuss slorpen zonder ook maar iets van lockdown in het vooruitzicht. Het moge duidelijk zijn, lieve lezer – en ik heb dat op deze plek al vaker betoogd – dat ik tegen het G-beleid ben waarvan mensen worden uitgesloten, maar als de keuze enkel tussen 2G of een lockdown is, doe mij die G dan maar. En nu zitten we opnieuw in dit schuitje omdat de Christen Unie voor de invoering van 2G is gaan liggen. Daarom heb ik met de historicus de weddenschap afgesloten dat hier geen prikplicht komt, want in een land waar de christelijken dermate veel macht hebben dat een lockdown boven 2G wordt verkozen gaat een prikplicht ook niet ingevoerd worden. Enfin, lief en ik waren zaterdag pas na middernacht uit Aken terug en als je een dagje uit bent, hou je ook niet zo bij wat er in den lande gaande is. Nog even de mail checken voor de briefing van morgen, zei ik bij thuiskomst tegen lief. Ik zou op zondagmiddag optreden op het podium van Hoss Wilstra in Den Haag en als ik niet toevallig nog in mijn mailbox had gekeken, had ik voor een dichte deur gestaan! Ik was ziedend, dat kan ik u wel vertellen, lieve lezer. Dit kwam me heel koud op mijn dak vallen. Als licht autistisch zijnde hou ik er niet van om door onverwachte dingen te worden overvallen (Rutte is het zelf ook, want het schijnt dat je premier tandpastalach goed kwaad kunt krijgen door hem te verrassen) en deze overval was totaal. Maatregelen allà, maar niet op zo’n korte termijn en dan nog wel in het weekend als mensen toch even vrij-af van de corona-ellende willen, me dunkt. Dat de scholen op het laatste moment toch dicht moesten met paniek en chaos bij ouders en leraren tot gevolg was al een blunder van jewelste. Tel daarbij eerdere miskleunen op van dansen met Jansen, de afschaffing van de maatregelen in combinatie met 3G, het afwijzen van 2G en de weigering om de ziekenhuiscapaciteit op te hogen en de indruk wordt steeds sterker dat ze in Den Haag maar wat doen. Het is amateuristisch geklungel van de bovenste plank. Dit is het meest incompetente kabinet sinds WOII, meende mijn ouwe vader maanden geleden al en hij kan het weten, want hij is al behoorlijk lang op deze wereld. Dat er nu weer een coalitie is gesmeed onder deze teflonpremier met dezelfde partijen belooft weinig goeds, ondanks mooie blabeloftes omtrent het klimaat, maar wel lekker doorbezuinigen op de zorg en minder marktwerking, wat in de praktijk gewoon neerkomt op voortzetting van het huidige systeem. Daarbij is het buiten ook guurder geworden – dat worden weer zware tijden voor columniste op het stationsbankje. Ik wou dat ik een warmere kerstboodschap voor u had, lieve lezer. Laat de poëzie ons dan maar verwarmen en ik schrijf u weer in het nieuwe jaar.

Klap op de vuurpijl

Het feestje laten we ons niet zo maar afpakken, aldus Bas
uit Barneveld. Het enige wat we ons nooit door de neus laten
boren is een vuurpijl. In stijl het oude jaar verlaten met gillende
keukenmeiden aan zijn zij. De hemel versieren met sterfonteinen.

Op de knalfuif zijn poolse sierpotten en oeigoerse glamourhoeren
van de partij. Maar het klapstuk van de avond zal ongetwijfeld
de Reflection 2 zijn, de koning der pauwen die zijn waaier
aan vuurveren over het firmament spant. Bas heeft er best

een flinke rit van anderhalf uur voor over om zijn bruiden
uit het buitenland te halen. Ondanks de wanhopige oproepen
van de politie om wegens mensonterende praktijken niet naar
dit ontvlambare walhalla af te reizen. Tegelijkertijd worden

minderjarige wichten tot de 25 kilo oogluikend toegelaten.
Bas geeft geen krimp. Pooiers zijn toch ook mensen, ze moeten
overleven. We moeten hen gewoon helpen en hoe kan dat 
beter dan ons uiteinde met hun schoonheden op te luisteren.

14 December 2021, Over winterdonker & ontgroeningsmartelkampen

Columniste heeft ontzettend veel moeite met de avondlockdown. Nu ben ik een avondmens en een nachtuil – in de late uurtjes ben ik op m’n viefst, of in ieder geval van pakweg drie uur ’s middags tot elf uur ’s avonds. Dat zijn door de bank genomen mijn kantooruren. Dan schrijf ik, handel mijn mail af, netwerk op sociale media, doe de administratie, werk mijn agenda bij. Kranten lezen en schrijven doe ik het liefste in de bieb waar ik onder normale omstandigheden tot negen uur terecht kan. Maar de laatste twee weken word ik er al om vijf uur uitgegooid, als ik net lekker geconcentreerd bezig ben. Dan sta je op straat. De straat is leeg, koud, donker, verlaten. De boodschap is: ga naar huis en bijt uw lange avond. Idem dito met de poëziezondagmiddagjes, om vijf uur sta je buiten de herberg en maakt men zich in het donker uit de voeten. Mij bekruipt dan geregeld het vijfuurgevoel. Wat dat is zal ik u haarfijn uitleggen, lieve lezer. Het waren de jaren tachtig, de tijd van koude oorlog en de bom (die veel verder van het bed was dan corona nu totdat Doe Maar erover zong) en vooral de eindeloze zondagen waarop je vloeibaar van verveling geen ander vertier had dan op je tienerkamertje naar hilversum 3 luisteren en daar was evenmin veel op te beleven, want op zondag had je de VPRO met de toen ook al gruwelijke Paul de Leeuw, dat was heel wat anders dan de TROSdonderdag of de Veronicavrijdag. Op zondag om vijf uur, als het winterdonker het huis had toegedekt, wilde je je verhangen omdat het leek alsof er nooit een einde aan de dag kwam. In 1984 ging ik studeren en in het tweede semester op kamers. Ik zat niet bij een studentenvereniging, want de verhalen over ontgroeningsmartelkampen hadden me tijdens de introductietijd nachtmerries bezorgd. Ik studeerde Duits, dat was een kleine vakgroep met twintig studenten per jaargang. Er was geen studievereniging. Het faculteitsgebouw ging om vijf uur op slot. Dan liep ik wat door de stad tot om zes uur de winkels dichtgingen waarop een lange, eenzame avond op mijn studentenkamertje voor de TV wachtte. Eén keer per jaar werd er op de vakgroep tijdens de introductieweek van de eerstejaars een dansfuif georganiseerd. Dat was het hoogtepunt. Het behoeft geen uitleg dat een flinke depressie het gevolg was, die zelfs op een opname uitdraaide. Dus ja, ik begrijp de jongeren in deze coronatijd heel goed en sterker nog, tegenwoordig vliegt het vijfuurgevoel me opnieuw naar de keel. Mis je soms de contacten, vroeg mijn orthomoleculair therapeut me laatst, maar dat is het niet. Ik mis het ’s avonds verblijven in de openbare ruimte met lotgenoten die ook aan het werk zijn. Ik mis het café waar ik na sluitingstijd nog voor een kop koffie terecht kan. Ik mis het bedrijvige leven op straat. Vreemd genoeg had ik er de vorige winter, toen alles dicht was, minder moeite mee. Toen was het contrast veel minder groot, van drukte en bedrijvigheid overdag naar totale leegte ’s avonds. Bovendien trek je dan een ander plan. Op zondag zet je een uitje naar de Vaalser Berg op poten om de sneeuw aldaar te bekijken. Je maakt een ritje naar Gorssel voor een poëzie-opdracht die over die plaats moet gaan. Nu heb ik een optreden tot vijf uur en als ik buiten sta, is het donker en niet meer de moeite om nog een uitje te organiseren. Enfin, na mijn opname vervolgde ik mijn studie in het duitse Freiburg. Daar was germanistiek een grote vakgroep. Daar werden ’s avonds op de universiteit lezingen en filmavonden gehouden. Ik zat bij een studententoneelgezelschap. Daar kon ik ’s avonds met medestudenten in de kroeg afspreken omdat Duitsers sowieso een stuk uithuiziger dan Nederlanders zijn. Met mijn studie is het helemaal goed gekomen. En de remedie tegen mijn huidige winterdepressie? Zo lang de avondlockdown duurt pak ik iedere zaterdag op mijn gratis-reizen-in-het-weekendabonnement de trein naar Duitsland of België waar wel alles gewoon open is. Dan kan ik er weer de hele week tegen.

De avonden

Ze zijn van een naoorlogse zwaarte. De vijand is intussen verder
getrokken en heeft zijn laarsafdruk achtergelaten. Overal is
een modderige droefheid die op de gesloten luiken klopt.
Etalagepoppen houden de schijn van een snedige luchtigheid  

op. Kerstbomen trekken de naalden in om het groen te sparen.
Het licht glanst leeg en koud als witte dwergen. Alle wegen
verdwijnen in een zwart gat en worden uitgerekt tot een
zeurend verlaten dat nooit meer overgaat. De dag schiet in

een vale jas die met het verstrijken meer en meer versleten
raakt. Je bent voorgoed te laat met je goede bedoelingen,
je spijt, je had ik maar en wat als. Vol wroeging koffiedik
staren. De virtuele zon schijnt op de onheilstijdingen, de cijfers

van de gevallenen tot abstractie ontwijd. De oorlog woedt
achter de schermen. Om vijf uur wordt wintertijd afgekondigd,
de bruggen zijn opgehaald. De avond is een wak. Je denkt je in
de papieren voetstap van helden, vouwt je tot machéstad op.

7 December 2021, Over hype & propaganda

Columniste heeft zich al eventjes geleden voorgenomen om zich niet meer in het coronadebat te mengen en hete hangijzers op dit gebied voortaan zoveel mogelijk uit de weg te gaan. Niet omdat ik om mijn ongezouten opvattingen met de dood bedreigd word – ik doe niet aan zelfoverschatting – , maar omdat ik het moe ben. De schapen en de wappies hebben zich steeds dieper in hun muurvaste loopgraaf verankerd waar ze steeds dezelfde plaat afdraaien terwijl de mensen met een genuanceerde mening niet aan het woord komen. Als er censuur wordt gepleegd, dan op degenen met een weloverwogen, doordachte opvatting. Relativering is niet van deze tijd, tenzij je Maarten van Rossem heet en als beroepsrelativist een clowneske show bij kwisjes op de jankbuis ten beste geeft. Nee, oorlog en drama in jip en janneketaal, vergezeld van “schokkende” beelden, dat is wat het volgevreten volk bij gebrek aan ander belangwekkend nieuws wil. Er verscheen een glimlach van herkenning om columniste’s lippen toen zij bij haar medecolumnist Von Solo over de rellen in Rotterdam las waar die éne uitgebrande auto ongetwijfeld vanuit vier verschillende hoeken werd gefilmd. Hetzelfde gold voor de leersumse valwind waar in ieder medium het beeld van dat éne huis waarop een boom was neergeploft domineerde en dat er afgezien van enkele weggewaaide dakpannen en meerdere afgeknapte bomen (maar in Leersum staan een en al bomen) geen noemenswaardige schade was. Maar als je de media moest geloven, was er een orkaan door het villadorp gegaan die een “spoor van vernieling” had getrokken en voor “miljoenen euro’s schade” had aangericht. Met andere woorden, een gehypte ramp om in een land waar nooit iets gebeurt de verveelde kijker op zijn wenken te bedienen. Het sensationeelste plaatje te schieten. De primeur op het lekken van de persconferentie te hebben. Als ik beweer dat de hele coronacrisis net zo’n gehypte ramp is, zullen de lieve lezers mij dat waarschijnlijk weer niet in dank afnemen. Was polio ooit een hype? TBC? Creuzfeldt Jacob? Wie herinnert zich zika nog, een polio-achtig virus met verlammingsverschijnselen waarvoor de WHO slechts enkele jaren geleden waarschuwde? Hebben de media dat niet opgepikt of is het in Zuid Amerika blijven hangen en heeft het de oversteek over de oceaan nooit gemaakt? Met het enthousiasme waarmee covid de wereld bereist vind ik dat moeilijk voor te stellen. Misschien was zika al die tijd in het land zonder dat we er erg in hadden! Misschien was er een epidemie van onverklaarbare verlammingsverschijnselen gaande waar we niets van weten omdat de media er nooit over hebben bericht! Of covid gevaarlijk, erg besmettelijk en dodelijk is moet u zelf maar uitmaken, lieve lezer, het bewaren van de lieve vrede is mij inmiddels dierbaarder dan er met u over te steggelen. Ik wil vooral wijzen op de taal die in deze crisis door de media wordt gebezigd en door hen die de schijnwerpers opzoeken om er hun onbescheiden licht op te laten schijnen. Het is een oorlog die we moeten winnen, live-verslagen vanaf de IC’s heten frontberichten, het virus is de vijand die we moeten verslaan, wellicht een terrorist, guerillastrijder of sluipschutter, doden door het vaccin is genocide en de schuldigen (virologen en politici) moeten uiteindelijk door een tribunaal berecht worden. En o ja, wat voor G dan ook is apartheid en ongevaccineerden de nieuwe joden. Beide kampen grossieren in overvloed in oorlogsterminologie alsof er een heuse veldslag woedt. Dat is natuurlijk flauwekul en buitenproportioneel. Als metafoor heeft het door uitholling zijn kracht verloren en begint het steeds meer naar propaganda te rieken waarvan inderdaad in een oorlog veelvuldig gebruik wordt gemaakt. Wat wel zeker is is dat het de polarisatie aanwakkert. Columniste is inmiddels doodmoe van deze retoriek. Doodziek word ik van het standpunt moeten innemen, het partij moeten kiezen. Aan de kant staan en het slagveld overzien is juist mijn specialiteit. Vechten jullie maar fijn je oorlog uit. Ik kom wel weer uit mijn schuilkelder als de vrede is getekend.

Aan het front

En weer biedt de stad het strijdtoneel van onlusten in de
onderbuik van asocialen, proleten, criminelen en terroristen.
De Coolsingel tot oorlogszone verklaard. Dit zijn geen
losse flodders meer, hier wordt gericht geschoten. De sfeer

is grimmig als het weer vol dichte rookwolken. De koning
brengt een werkbezoek aan het rampgebied. Ontzet hoort
hij de verhalen uit het veld aan, hoe de brandweer moet rennen
voor het leven en de reinigingstroepen de hele nacht hebben

gebuffeld om de stad weer toonbaar te maken. Pleidooi voor
een digitaal ecosysteem, want de glazen bol laat een
tegenoffensief zien. De burgemeester blaast de droeftrompet,
spreekt van het verdriet van Rotterdam. Dit is het einde

van de beschaving, het land zal fier brandend tenonder gaan
of lusteloos sissend in zee verzinken. Je beziet het tssss!
slissend vanuit je luie stoel. De kijkkast staat ver van je
bed in een andere dimensie. Dit zijn niet jouw kinderen.

30 November 2021, Over leesbarbaren & kerstkitsch

Eén van de zegeningen van een lockdown is dat het ’s avonds weer heerlijk rustig in de trein is. Geen uitgelaten brullende jeugd die je op zaterdagavond ook nog eens van de sokken loopt. Minder is het dat de bieb al om vijf uur sluit, een tijdstip waarop columniste net op stoom komt. Nu word ik weer tot stationsbankjes in de kou veroordeeld, verzuchtte ik tegen Peter Posthumus, met wie ik naar Dordrecht voor een duo-optreden onderweg was. Je kunt toch ook gewoon thuis schrijven? opperde hij niet-begrijpend. Nee, ik kan dat niet, da’s nu eenmaal mijn eigenaardigheid, gaf ik. Thuis word ik afgeleid, ga lummelen en andere dingen doen en kom tot niks. Ik heb een kantoor nodig voor de concentratie én de sociale controle. Als ik “gezien” word en het idee heb dat er op me “gelet” wordt, laat ik het lummelen wel uit m’n hoofd. Ik ben van nature lui, dus heb ik die extra stimulans nodig. Thuis op de computer werken gaat dan weer wél, maar zo’n beeldscherm is dan ook een stuk dwingender. Al sinds mijn studietijd werk ik in bibliotheken. Mijn studieresultaten gingen daardoor met sprongen vooruit. Zelfs op de middelbare school maakte ik mijn huiswerk na schooltijd in mijn hoekje in de overblijfruimte. Of zat ik voor mijn leeslijst te lezen die heel behoorlijk was, hoor: twintig boeken voor Nederlands, twaalf voor Engels, Frans, Duits en Spaans en zes voor geschiedenis, dus ik heb in de examenklas heel wat meters gemaakt. Het zou me niks verbazen als de tegenwoordige jeugd helemaal niet meer tot lezen verplicht wordt. Maar ja, ook in mijn tijd waren er van die leesbarbaren die dunne boekjes als Animal farm of Het gouden ei op hun lijst zetten, of de toneelstukken die klassikaal werden gelezen, of de nederlandse vertaling. Dat was mij natuurlijk te min. En het was het enige waarin ik kon uitblinken. Anderen volgden de mode of gingen achter de jongens aan, ik las Also sprach Zarathustra. In ieder geval zal ik de komende tijd mijn kantoor weer op stations en in treinen moeten inrichten. Maar niet alle stations zijn geschikt. Rotterdam centraal is een naar tochthol, Utrecht centraal is te doen, afhankelijk in welke hoek je zit, Arnhem centraal ook wel, maar Amsterdam centraal is ideaal, waar je in of tegenover de Ijpassage altijd behaaglijk zit. Probeer anders Amstel eens, zei Posthumus, daar zit je in de hal ook lekker warm. En dan zal columniste in de weekenden ook weer meer gaan treinen. Het verste waar ik op mijn weekendabonnement gratis heen kan is Leer voorbij Groningen in Duitsland, wat een aangenaam lange werkreis van bijna vier uur heen en bijna vier uur terug oplevert. In Leer was nog geen spoor van een lockdown, alleen geldt in Niedersachsen wel de 2G. Ik ken overigens een culturele instelling in Karlsruhe waar je voor een evenement alleen toegang hebt met een QR van niet ouder dan zes maanden én een negatieve allergeentest, maar dit terzijde. Er was in Leer gewoon kerstmarkt en veel winkels waren in deze adventstijd de hele avond open. Het was een blackweekdrukte van belang. En ja, toen sloeg de gekte ook bij columniste toe die spontaan begon te kwijlen bij het zien van al die koopjes waarop de tassen in een mum van tijd gevuld waren. Ik heb ongebreideld van het waterbedeffect gebruik gemaakt, lieve lezer, en de gelegenheid te baat genomen om me aan ongeremd winkelen te buiten te gaan. En om me schaamteloos aan de kerstkitsch te laven. Die Duitsers weten tenminste wat kerstversiering is en hun steden veranderen in deze tijd in oplichtende kunstwerken en een genot voor het oog. Daar hoort natuurlijk ook de Glühwein mit Schuss op de kerstmarkt bij. Helaas was er geen tijd meer om in stijl uit eten te gaan, want te lang gewinkeld en als je nog een terugreis van bijna vier uur voor de boeg hebt, kun je niet ’s avonds laat vertrekken. Misschien was dit voorlopig wel weer het laatste uitje met vertier, zeiden lief en ik op het station weemoedig tegen elkaar. We reden het veel te vroeg ingevallen donkerte van het hollandse laagland weer in. De poëzie is nog niet helemaal dood, wij dichters kunnen ons tot vijven op het podium bewegen. Daarna gaan de lichten uit en wacht de uitgestrekte avond. We hebben nog een lange winter voor de boeg.

Zwarte vrijdag

In de branche is het de aanduiding voor het positieve saldo
versus de rode cijfers alsook de plastische helicopterblik
op het winkelende publiek. In het zwart is nu eens niet
berouwvol droeftoeteren maar je ongehoord onverstoorbaar

aan graaizucht te buiten gaan. Monsterkorting op kosten
van de roekeloosheid en het eigen risico op miskopen is
niet wat de grootpakkingsconsument deert. We gaan ook maar
onze handen achterna die zich in ballenbakken en grabbeltonnen

willen onderdompelen. Het virus voor één dag afgeserveerd,
laat de aerosolen vrijelijk stromen. Code zwart is van later
zorg. Ze mogen alles van ons afpakken, onze rechtsstaat,
onze bewegingsvrijheid, onze lichamelijke integriteit, maar

kom niet aan onze koopjes. Gooi de warenpaleizen op slot
en de beer is los waaraan de olifant in de poseleinkast het
niet kan tippen. We zullen halen wat ons toekomt, hoor je de
voegen al kraken? Verheugen ons op code zwart voor vandalen.

23 November 2021, Over heile wereld & hartvibraties

Columniste op weg naar Eijlders, dankbaar voor ieder podium dat nog wel doorgang kan vinden. Er dreigen weer lockdowntijden, dan moeten we nu vooral de dag plukken. Eigenlijk zou ik een soireetje bij Bob Kalkman thuis in Nijmegen hebben, maar hij mocht maar vier bezoekers ontvangen, dus dat feest ging niet door. Er zijn al meerdere podia afgelast, dan zou je toch een enthousiaste dichtershorde op de stoep van Eijlders verwachten, maar niets was minder waar. Er was maar één dichterstafeltje bemensd en Paul Lokkerbol vloog haast in m’n armen. Wat is het stil, merkte ik op, het begon toch om twee uur? Misschien heb ik me in de tijd vergist, dacht ik, anders begint het altijd om drie uur. En voor notoire uitslapers als Wijtgaard en Matthes (alsook ikzelf) is zelfs dat nog te vroeg. Aan de bar zat enkel Arie eenzaam en alleen vanuit de verte naar me te zwaaien alsof hij bang was dat de natuurgenezer achter me zou opduiken om hem met zijn nieuwste massagetechnieken onder handen te nemen. Wat nou stil, echode Lokkerbol, jij bent er nu toch. Het hele podium is voor jou. Ik nam aan het tafeltje bij Serafina met hond, Jan Wagenaar en Paul Uittenboogaard plaats. Even later kreeg ik een stevige pakkerd van Peter Posthumus. Hela, jij weer in het land? riep ik verrast. Ik dacht, die komt door de uit het dak gaande besmettingscijfers voorlopig niet meer. We speculeerden wat over de ongebruikelijke Eijldersrust. Misschien zijn de mensen toch weer bang, opperde ik, of waren ze onzeker of het podium wel door zou gaan. Of komt het door het mooie weer, zei Serafina. Welnee, het regent momenteel, zei de net binnentredende dichteres van het amsterdamse levenslied. In ieder geval was het een intieme bijeenkomst waarbij veel herfst en dood om het hoekje kwam kijken. Serafina over een 96-jarige stervende vriendin. Ik deed mijn gedicht over Foleor van Steenbergen. De levenslustige Jordaanse was in de rouw omdat ze net vanuit het warmmenselijke Jordanië in dit kille land was teruggekeerd en deed een dwarrelend gedicht gebaseerd op Rilke’s herfst. Jan Wagenaar was op zoek naar de weg naar Hamelen en Peter Posthumus naar de speelman uit het hoge noorden. We werden er een beetje weemoedig van, maar dat is na het vermoeiende, zomerse, coronavrije geschetter ook wel eens fijn. Een beetje lockdownrust vindt columniste helemaal niet erg, lieve lezer, maar dit terzijde. Dat gedicht van je over die oude man was erg mooi, kwam Jan Wagenaar. Ik heb Foleor nog op de Poëziebus als collega grijze wijze meegemaakt, maar hij zat het liefste naast de jongedames. Evy en ik zijn ook niet piepjong meer, hoor, gaf ik, maar hij miste het servokroatische leraresje en dus moesten wij hem troosten. De muze verscheen nog wel om in Groningen op zijn woorden te dansen. Het leraresje fluisterde me trouwens in dat het vaccin zijn einde schijnt te hebben bespoedigd, dat hij na de inenting hevige hartvibraties kreeg en alleen nog maar soep kon eten, zelfs het bier bliefde hij niet meer. Hij was op het laatst sterk vermagerd. Maar hij is in ieder geval met de muze aan zijn bed gestorven. Van zo’n dood kan ik alleen maar dromen. Ik had ook ooit een muze, kwam Paul Uittenboogaard, maar die zat achter het Ijzeren Gordijn, in Greifstadt in de DDR. We zijn ooit een week lang in Boedapest losgegaan en daarna hebben we elkaar nog wel geschreven, maar ja, alle post werd natuurlijk door de Stasi opengemaakt. Ze zat ook nog eens bij de oppositie, dus werd extra goed in de gaten gehouden. Ik was in 1986 een week op studiereis in de DDR, vertelde ik, en dat heeft zo’n onuitwisbare indruk gemaakt dat ik er een levenslange fascinatie voor het oostblok aan heb overgehouden. We hebben hier in het westen helemaal niet zo’n heile wereld die we zo pretentieus en arrogant voorstaan. Daarop verzonken we in herinneringen aan voorbije tijden, oude en toekomstige muzen, dichters die komen en gaan. Lief arriveerde met het borreluur waarop we met Peter Posthumus tot acht uur en Eijlders de deuren sloot aan de bar zaten te pimpelen om door de al te vroege nacht te worden opgeslokt.

de kunst van het thuiskomen

drijf de vlinders naar de buik
kijk hoe ze hulpeloos fladderen
voed je met de honing van het land

kijk zuurstokroze, aai hoefijzers
sterf aan ongekende verten
streel hooguit met de vingertoppen

laat je tranen oogstrelend zijn
je woorden zinneprikkelend
je gedachten wervelend

vlieg over de aarde tot die rond is
tot je begint te geloven
dat de zwaartekracht is opgeheven

geen wereld zo weids of je komt elkaar tegen
in de spiegeling van een ruit
in een scherf in de regen

weet dan, hoe koud en onbemand het huis
maar in de nissen valt te leven
het voelt als onthand maar toch thuis

16 November 2021, Over overmoed & bepotelaars

Columniste op de fiets de hort op. Nu heb ik al aan het begin van de coronacrisis de OV-fiets ontdekt. Je moet toch wat als alles dicht zit en je voor optredens niet meer de boer op kunt. Bovendien is dit land dooraderd met een uitgebreid netwerk aan fiets- en wandelknooppunten. Al snel stroomde FB vol met natuurplaatjes van vrienden die er net als ik op uit waren getrokken om bos en beemd te verkennen. Nog steeds pak ik regelmatig de fiets, het is goedkoop en gezond en aangenaam als het weer meewerkt. Soms ben ik een tikkeltje overmoedig, zoals op die fietstocht een jaar geleden met de historicus van Landgraaf naar Aken, toen we op de terugweg hopeloos verdwaalden en in Den Bosch strandden omdat het nachtnet er vanwege corona uitlag waarop we voor 120 euro met de taxi naar Utrecht moesten. Afgelopen zaterdag had ik een optreden in Weelde, dat ondanks de reanimatie van de coronamaatregelen wél doorging, maar het was dan ook in België in de galerie van een coronakritische dame. Op de kaart leek Weelde niet zo heel ver van Tilburg verwijderd en de weersvoorspelling was goed, dus een mooie aanleiding voor een fietstochtje. Toen ik echter in Tilburg uit de trein stapte, regende het. Het was even zoeken naar de fietsenstalling die nogal verdekt achter het station lag. In mijn overmoed had ik bedacht om binnendoor via Baarle Nassau te fietsen – ik had immers tijd genoeg! – , maar toen ik lief belde om me Tilburg uit te gidsen, zei die: Weet je wel dat het een tocht van 26 kilometer is? En via de kortste route? Dan is het nog 21 kilometer. Voor mijn neus reed net de 450 naar Turnhout weg. En met de bus? Die gaat eens in het uur en doet er drie kwartier over, luidde het antwoord. Dan toch maar met de moed der wanhoop op de fiets gestapt. Maar aan de rand van Tilburg hield het fietspad abrupt op. Weer liet ik me door lief gidsen, het Galgepad op en verder naar Goirle. Vanaf daar ging het in een rechte lijn naar Weelde waar ik in het inmiddels ingevallen duister aankwam. In de galerie verdrongen de dichters, die mij een lift terug naar Tilburg wilden aanbieden, zich om mij omdat ze het zo zielig vonden dat ik dat hele stuk moest fietsen. Ben je dan niet bang in het donker? vroegen de aanwezige vrouwen. Ik had nog een aanbod voor een lift op FB geplaatst, zei Johan Meesters, had je die niet gezien? Ik had gewoon zin in een fietstochtje, gaf ik. Dat kan wel zijn, maar je gaat toch niet als vrouw alleen in het donker fietsen? Kan er dan een fiets in jouw auto mee terug? repliceerde ik. Nou nee, maar moet ik dan niet voor de zekerheid achter je aan rijden? Johan, zei ik ferm, ten eerste ben ik geen aantrekkelijk jong ding meer en ten tweede heb ik ruime ervaring met bepotelaars. Een trap in de kloten kunnen ze krijgen. Of je rijdt met mij mee, kwam Hans van Bianca, en sturen we Bob en Arie op de fiets. Ben je gek, zei ik, die hond is slecht ter been, die kun je toch niet 21 kilometer naast een fiets laten lopen? Het viel me trouwens wel op dat met het ter sprake komen van de fietsgeneugten de ene na de andere dichter bekende wat een zegen de lockdowns waren geweest. Op een gegeven moment had niemand nog de optredens gemist en roemde men die periode van bezinning. Eindelijk tijd om te schrijven, te lezen, te chillen en de natuur in te trekken. Aldus stapte ik om tien uur met frisse tegenzin weer op de fiets. Het miezerde alwéér. Het voordeel van België is dat alle wegen goed verlicht zijn, maar dat stopte abrupt zodra ik de grens overstak en dan deed het licht van mijn fiets het ook nog eens niet. Gelukkig heb ik altijd een zaklampje bij me. Tot Goirle verliep de rit voorspoedig, toen sloeg de metaalmoeheid in mijn benen. Bij Tilburg reed ik op m’n tandvlees. In mijn herinnering had ik er op de heenweg anderhalf uur over gedaan, maar nu was ik al bijna twee uur onderweg! Dat werd nog aanpoten voor de laatste trein. Ik moest me door lief opnieuw naar het station laten gidsen waar ik me met een welgemeende zucht van het zadel liet glijden. De trein reed nog.

smokkelverdriet in weelde

de weg is lang, misschien was je hem liever niet gegaan
te lang gedraald bij bushaltes, starend op kaarten die

geen richting aangeven, je hoopt op een smokkelroute en moet
je eigen koers uitstippelen, want het gebaande pad loopt dood

op raceparcoursen vol gevaar ben je tot het galgenpad veroordeeld
er zijn voorbijgangers die de knooppunten ontwarren

tot een rechte lijn, zouden hier nog bendes
rondsluipen? je hebt geen smokkelwaar meer aan te geven

maar ziet de zwarte ruiter* door de bossen bij poppel schuimen
van voor de tijd dat hij als tandeloze evenknie van de jodelende ster

oude vrouwtjes de stuipen op het lijf jaagde, in het hart
vervoer je woorden dat het gedrukt staat voor de ravelse pieren*

in de klankkasten van de bomen het verboden tabakswaar,
boterzacht door de getijden, alles op alles gezet om de

pladiesadie* te ontwijken, je kunt de kadiefadie* al van
verre ruiken, maar met het opheffen van de grens is ook

de dievenromantiek verdwenen, enkel harten worden nog
ontvreemd door woordtrapezisten en de viewmaster

toont een gestileerd kijkverdriet, ik dicht hoofdzakelijk
over ellende, zegt hij, om dat te kunnen moet je eerst

weelde hebben gekend en ik smokkel deze boude bewering
met liefde de grens over, koester me in het lichtbad van weelde

laat de zinnen strelen en het druilerige donker aan het
uitgestelde uur, de weg is lang maar behoeft nog geen aanvang

* Bekende smokkelaar uit de jaren 50 van de vorige eeuw
* Benaming voor de bewoners van Ravels/Weelde
* Tilburgse dieventaal voor politie
* Tilburgse dieventaal voor koffie

9 November 2021, Over cordon sanitaire & loopgraven

Columniste weer bij een demo present. Nee, niet voor het klimaat, want dat prijkt inmiddels wel op de politieke agenda. Bovendien is mijn kinderloosheid al genoeg bijdrage aan het klimaat, me dunkt. Verder heb ik geen rijbewijs, ben flexitariër en heb in mijn hele leven misschien vijf keer in het vliegtuig gezeten. Kinderloosheid als milieuvriendelijk zou overigens best eens wat meer gepromoot mogen worden, maar dit terzijde. Natuurlijk stond de krant wel bol van de klimaatdemo, maar was er geen enkel berichtje over de demo tegen het coronabeleid, want dat zijn staatsgevaarlijke wappies en antivaxers en daar moet een cordon sanitaire omheen. Overigens riekt het doodzwijgen van een demo waar 25 tot 35000 mensen op af komen (bijna het hele Malieveld stond vol) naar censuur, maar ook dit is geheel terzijde. Columniste stond dit voorjaar tijdens het dieptepunt van de lockdown – vooral na invoering van de avondklok – regelmatig op het Museumplein tot dat op de schop ging. In de zomer zakte met de versoepelingen de demobereidheid wat in, maar sinds de invoering van de QR-codeplicht is die groter dan ooit. En het zijn heus niet allemaal antivaxers of ongevaccineerden, want columniste is keurig ingeënt, maar ook ik ervoer het toch wel enigszins als dwang. Er zijn nog altijd mensen die met de minister bij hoog en bij laag beweren dat het ieders vrije keuze is en dat de ongevaccineerden de beperkingen aan zichzelf te danken hebben, maar dat is te simplistisch gesteld. Ten eerste is er wel zeker van enige dwang sprake als de zogenaamde vrije keuze met allerlei restricties is omgeven, zoals het inperken van de bewegingsvrijheid, al was het maar om met prik zonder gedoe van testen waarvoor moet worden betaald en binnen 48 uur op de plek van bestemming moet zijn door Europa te kunnen reizen. Of erger, het verlies van je baan. En als dat (nog) niet het geval is, is uitsluiting op het werk het treurige lot. Ik ken iemand die op een minimum aantal uren is gezet omdat hij weigerde te zeggen of hij wel of niet was ingeënt, waar hij volgens de wet privacybescherming volledig toe gerechtigd is. Ten tweede heeft niet iedereen de mogelijkheid om zich te laten inenten. Zo ken ik iemand wiens paspoort is verlopen en hij heeft geen geld voor een nieuw. Zonder pas geen prik. Vlak ook prikfobie niet uit. Een vriend, die ooit noodgedwongen een prik moest, werd daarbij door meerdere ziekenbroeders in bedwang gehouden. Die laat zich niet nog een keer prikken. Of mensen die om medische redenen geen prik kunnen of willen hebben. Het is trouwens ook niet zo dat de meerderheid van de covidpatiënten in het ziekenhuis niet is ingeënt, zoals Hugo ons graag wil laten geloven, het is ongeveer fifty fifty, waarbij de ongevaccineerden een kleine meerderheid vormen. Van het gezelschap, waarmee ik op stap was, was ik wel de enige gevaccineerde, maar dat maakt mij nog niet tot een schaap. Ook niet tot een wappie trouwens. Columniste wordt onderhand doodmoe van de loopgraven waarin beide partijen zich hebben verschanst en als je op allebei kritiek hebt of een genuanceerde mening verkondigt ben je hetzij wappie hetzij schaap. Dat de overheid de zaak op de spits heeft gedreven door ongevaccineerden te discrimineren en er van de wappiekant driftig met oorlogsvergelijkingen wordt gestrooid helpt ook niet echt. De jodensterren waren ook weer vertegenwoordigd. Toen ik tegen mijn gezelschap opmerkte dat ik het een ongepaste vergelijking vond omdat ongevaccineerden nog niet worden uitgemoord, was de bozige repliek: wacht maar af, dat gaat zeker nog komen. Toen de enige andere vrouw in het gezelschap liet weten dat ze vergelijkingen met de oorlog helemaal niet te ver vond gaan, riep ik uit: moet jij maar eens een echte oorlog meemaken! Verwend nest, dacht ik erachteraan. Columniste moet hierbij denken aan wat de oorlog in Bosnië heeft aangericht en ik kan er eerlijk gezegd niet tegen als mensen zo achteloos met jodensterren, tribunalen en zelfs genocide schermen. Maar dit is een geestelijke oorlog, die zie je niet, wierp de vrouw tegen. Tja. Daar is ook geen speld tussen te krijgen. De menigte zette zich in beweging. We konden maar beter gaan lopen en onze dampende woede de ether in scanderen.

steile zondag 

november is steil dit jaar en zuigt de dag in zwarte gaten
het land is omwikkeld in een calvinistische duisternis

de steden wiegen op het zwarte water, in namen huist
zoveel poëzie, maar nu geselen ze als vlagen

gloeiende scherven uit het weggewaaide raam op
de bodem van het eigen gelijk, de finish komt maar niet dichterbij

je verdenkt de boodschapper van duivelse praktijken
zo doelloos is dit geronk door het herrezen opgepimpte land

waar een god alles verboden heeft, er trekken weer kraaien doorheen, 
zwart is de mode, angst doet de voorzienigheid vrezen

een virus doet de apocalyps ontbranden, verzekerd van hellevuur
het gedoemde jaargetijde heeft de zondvloed gestuurd

en zal het sodom en gomorra van consumentisme verzwelgen
complotdenkers en zevendedagadventisten bouwen aan

een gezamenlijke ark van noach, wij zijn hardnekkig onderweg
tot het einde der tijden, reizen rond in de herinnering

aan lichtheid, adempauze, toen ik nog bij jou kon zijn
op lome dagen, toen er een hoopvol gezoem in de lucht hing

2 November 2021, Over verzetsdaad & draaiorgelman

Columniste laat opnieuw het servokroatische leraresje over de muze aan het woord. Niet veldwachter die nog springlevend is en me zelfs heeft gecondoleerd, zei ze blij. Nog steeds in de rouw om haar oude toondichter haalde ze veelvuldig herinneringen op. Bij hem kon je jezelf zijn, sprak ze weemoedig, en hoefde je niet met de ellebogen te werken. Er was geen sprake van haat en nijd, zoals dat zo vaak in het dichterswereldje het geval is. Hij moest niets hebben van de omhooggevallen groningse literaire wereld. Hij moest je wel mogen. Hoe was de begrafenis? informeerde ik. Ze zuchtte. Er was vooraf een poëtische slotmanifestatie en daar trad de ene muze na de andere voor het voetlicht om haar “speciale” relatie met de oude toondichter onder de loep te nemen. Ik was dus zeker niet de enige, maar was niet gevraagd om voor te dragen terwijl ik ieder jaar trouw op de Leeker Gedichtendag ben geweest. Dat maakte me jaloers. Was ik soms minder dan al die andere muzen? Ik voelde me een beetje overbodig. Dus ik had op een gegeven moment geen zin meer om de zoveelste muze aan te moeten horen. Ik was er wel heel blij mee dat Anneke Wasscher na afloop op het kerkhof tegen me zei dat ze mijn laatste gedicht over hem zo mooi had gevonden. Dat het precies uitdrukte hoe hij was en hoe hij tegen het leven na de dood aankeek. Dat was een geweldig compliment. Want daar hadden we het vaker over, hij had net zo’n hekel aan doodgaan als ik waarop we elkaar de vijf op een lang leven gaven. Ik vraag me af of hij bang was. Ook Renske, zijn recentste muze, bedankte me voor wat ik had geschreven. Verder was er een predikant die herinneringen ophaalde uit de tijd dat hij in het tehuis van bewaring met hem werkte. Foleor was de organist tijdens de kerkdiensten aldaar en baldadig als hij soms kon zijn begon hij op een keer Zie ginds komt de stoomboot te spelen. Er was een nicht die iets had geschreven over zijn jeugd op de boerderij, zijn strenge vader en zijn zieke moeder. Hij vond het er zo vreselijk – dat waren zijn eigen woorden – dat hij al op driejarige leeftijd van huis wegliep. Het was zijn beroemdste anekdote over het stellen van een prille verzetsdaad. Er was de groningse literaat, dichter en Rilkevertaler Atze van Wieren, met wie hij een paar jaar geleden aan een theatervoorstelling met muziek en poëzie werkte. Het was bepaald geen vlekkeloze samenwerking geweest, want geregeld vroeg Atze iets van hem waarvan hij vreselijk in de contramine ging. Hele avonden kon hij bij het knappend haardvuur tegen zijn geestelijke beul tekeergaan en ginnegapten we collectief om Atze met zijn suikerbietgedichten. Naarmate de avond vorderde en de wijn in de vrouw was, begonnen Sylvia Hubers en ik Atze’s werk overdreven schmierend te declameren. Wat een lol hebben we toen gehad. Maar Atze was wel de enige die in zijn grafrede volkomen eerlijk over hem was. Niet dat ophemelende van de muzen, maar hij zei gewoon frank en vrij dat de oude toondichter vaak moeilijk was om mee om te gaan. De jongen in de man, zo omschreef hij hem en dat was heel treffend. En dan was er nog de draaiorgelman met de trompetten die Bach en Satie speelde, wat heel mooi was. En last but not least de achterneef, die ook poëzie schrijft en met wie ik vaak bij de haard heb gezeten terwijl we onder het genietend oog van de oude toondichter elkaar onze verzen voordroegen. Daar genoot hij het meeste van, van die informele soireetjes bij hem thuis tijdens welke hij ons niet zelden vanaf de piano toespeelde. Hij heeft me zelfs een keer op het pandemonium gelaten, maar dat was hard werken met dat gepomp op het pedaal! Ik was al na tien minuten buiten adem en legde het tegen de oude man af. Ik miste de achterneef nadien bij het graf. Ik was weggegaan, want ik had niet het idee hem daar aan te treffen, mailde hij, maar kom gerust eens langs voor een kop koffie om over ‘m te praten. En dan waren er nog de buren van het platteland, de hovenier en de chauffeur die ik al een eeuwigheid niet had gezien. Die avonden bij het haardvuur waren onvergetelijk, voegde de achterneef er in z’n mail aan toe. Het is moeilijk te bevatten dat het allemaal voorbij is. Maar ik zwijg nu. Hoe was jouw verjaardag? Och, gaf ik, ik heb met lief pizza gegeten en moeders en schoonouders mijn verzen voorgedragen. Ik ben een jaartje ouder. Maar ik ben er nog en ben voorlopig niet van plan om te gaan.

ik zoek mijn reisgenoot

voor altijd te laat haast ik me de dageraad uit
aan gemiste kansen voorbij, de trein die ik nooit haalde

ik sliep een dronkemansdood, klokken liepen vergeefs af
had ik je maar vastgehouden toen het nog kon

in die oude wereld, voordat we elkaar kwijtraakten
voordat de eeuwige tijd ons inhaalde

ik kende je enkel als man in de ruimte zonder de binnenwereld
te kunnen bekleden, dat deden anderen die een huis

voor je bouwden dat zich naadloos naar de vorm voegde
met de tijd meegroeit en als ik wist waar het stond

zou ik je vinden, jij de nomade die thuis is
ik de troubadour die er altijd op uit moet

hoe dreigender valavond of spertijd, de begrensde
mogelijkheden van het almaar over de horizon reiken

alsof alomtegenwoordigheid me dichter bij jou brengt
en ik onderweg jou in ieder ander zie

ik ben zonder gezel, witte velden gapen me aan
winkelcentra leiden aan pleinvrees, want iedereen vlucht

heeft een huis voor de nacht, een haard tegen de dood
ik hou me groot tegen beter weten in

godin van de jacht op niets, in de drang te worden herkend
sla ik mijn dronken armen om een lallende sneeuwpop

25 Oktober 2021, Over hartvibraties & fakkels

Columniste laat opnieuw het servokroatische leraresje over de muze aan het woord. Niet veldwachter die nog springlevend is en me zelfs heeft gecondoleerd, zei ze blij. Nog steeds in de rouw om haar oude toondichter haalde ze veelvuldig herinneringen op. Bij hem kon je jezelf zijn, sprak ze weemoedig, en hoefde je niet met de ellebogen te werken. Er was geen sprake van haat en nijd, zoals dat zo vaak in het dichterswereldje het geval is. Hij moest niets hebben van de omhooggevallen groningse literaire wereld. Hij moest je wel mogen. Hoe was de begrafenis? informeerde ik. Ze zuchtte. Er was vooraf een poëtische slotmanifestatie en daar trad de ene muze na de andere voor het voetlicht om haar “speciale” relatie met de oude toondichter onder de loep te nemen. Ik was dus zeker niet de enige, maar was niet gevraagd om voor te dragen terwijl ik ieder jaar trouw op de Leeker Gedichtendag ben geweest. Dat maakte me jaloers. Was ik soms minder dan al die andere muzen? Ik voelde me een beetje overbodig. Dus ik had op een gegeven moment geen zin meer om de zoveelste muze aan te moeten horen. Ik was er wel heel blij mee dat Anneke Wasscher na afloop op het kerkhof tegen me zei dat ze mijn laatste gedicht over hem zo mooi had gevonden. Dat het precies uitdrukte hoe hij was en hoe hij tegen het leven na de dood aankeek. Dat was een geweldig compliment. Want daar hadden we het vaker over, hij had net zo’n hekel aan doodgaan als ik waarop we elkaar de vijf op een lang leven gaven. Ik vraag me af of hij bang was. Ook Renske, zijn recentste muze, bedankte me voor wat ik had geschreven. Verder was er een predikant die herinneringen ophaalde uit de tijd dat hij in het tehuis van bewaring met hem werkte. Foleor was de organist tijdens de kerkdiensten aldaar en baldadig als hij soms kon zijn begon hij op een keer Zie ginds komt de stoomboot te spelen. Er was een nicht die iets had geschreven over zijn jeugd op de boerderij, zijn strenge vader en zijn zieke moeder. Hij vond het er zo vreselijk – dat waren zijn eigen woorden – dat hij al op driejarige leeftijd van huis wegliep. Het was zijn beroemdste anekdote over het stellen van een prille verzetsdaad. Er was de groningse literaat, dichter en Rilkevertaler Atze van Wieren, met wie hij een paar jaar geleden aan een theatervoorstelling met muziek en poëzie werkte. Het was bepaald geen vlekkeloze samenwerking geweest, want geregeld vroeg Atze iets van hem waarvan hij vreselijk in de contramine ging. Hele avonden kon hij bij het knappend haardvuur tegen zijn geestelijke beul tekeergaan en ginnegapten we collectief om Atze met zijn suikerbietgedichten. Naarmate de avond vorderde en de wijn in de vrouw was, begonnen Sylvia Hubers en ik Atze’s werk overdreven schmierend te declameren. Wat een lol hebben we toen gehad. Maar Atze was wel de enige die in zijn grafrede volkomen eerlijk over hem was. Niet dat ophemelende van de muzen, maar hij zei gewoon frank en vrij dat de oude toondichter vaak moeilijk was om mee om te gaan. De jongen in de man, zo omschreef hij hem en dat was heel treffend. En dan was er nog de draaiorgelman met de trompetten die Bach en Satie speelde, wat heel mooi was. En last but not least de achterneef, die ook poëzie schrijft en met wie ik vaak bij de haard heb gezeten terwijl we onder het genietend oog van de oude toondichter elkaar onze verzen voordroegen. Daar genoot hij het meeste van, van die informele soireetjes bij hem thuis tijdens welke hij ons niet zelden vanaf de piano toespeelde. Hij heeft me zelfs een keer op het pandemonium gelaten, maar dat was hard werken met dat gepomp op het pedaal! Ik was al na tien minuten buiten adem en legde het tegen de oude man af. Ik miste de achterneef nadien bij het graf. Ik was weggegaan, want ik had niet het idee hem daar aan te treffen, mailde hij, maar kom gerust eens langs voor een kop koffie om over ‘m te praten. En dan waren er nog de buren van het platteland, de hovenier en de chauffeur die ik al een eeuwigheid niet had gezien. Die avonden bij het haardvuur waren onvergetelijk, voegde de achterneef er in z’n mail aan toe. Het is moeilijk te bevatten dat het allemaal voorbij is. Maar ik zwijg nu. Hoe was jouw verjaardag? Och, gaf ik, ik heb met lief pizza gegeten en moeders en schoonouders mijn verzen voorgedragen. Ik ben een jaartje ouder. Maar ik ben er nog en ben voorlopig niet van plan om te gaan.

ik zoek mijn reisgenoot

voor altijd te laat haast ik me de dageraad uit
aan gemiste kansen voorbij, de trein die ik nooit haalde

ik sliep een dronkemansdood, klokken liepen vergeefs af
had ik je maar vastgehouden toen het nog kon

in die oude wereld, voordat we elkaar kwijtraakten
voordat de eeuwige tijd ons inhaalde

ik kende je enkel als man in de ruimte zonder de binnenwereld
te kunnen bekleden, dat deden anderen die een huis

voor je bouwden dat zich naadloos naar de vorm voegde
met de tijd meegroeit en als ik wist waar het stond

zou ik je vinden, jij de nomade die thuis is
ik de troubadour die er altijd op uit moet

hoe dreigender valavond of spertijd, de begrensde
mogelijkheden van het almaar over de horizon reiken

alsof alomtegenwoordigheid me dichter bij jou brengt
en ik onderweg jou in ieder ander zie

ik ben zonder gezel, witte velden gapen me aan
winkelcentra leiden aan pleinvrees, want iedereen vlucht

heeft een huis voor de nacht, een haard tegen de dood
ik hou me groot tegen beter weten in

godin van de jacht op niets, in de drang te worden herkend
sla ik mijn dronken armen om een lallende sneeuwpop

2 November 2021, Over verzetsdaad & draaiorgelman

Columniste moet soms wel eens pas op de plaats voor anderen maken en daarom laat ik deze keer het servokroatische leraresje aan het woord, ontroostbaar door het verlies van een dierbare vriend. Toch niet je veldwachter? schrok ik. Welnee, zei ze, hoewel die tegenwoordig voornamelijk in mijn poëzie leeft sinds ik als zijn stiefdochtertje heb afgedaan. Wat spijtig voor je, zei ik, jullie waren zo goed met elkaar. Ach, wuifde ze, het leven is nog lang en zo lang het hart klopt blijft de liefde bestaan. Nee, ik ben in de rouw om mijn oude toondichter. Nee toch, riep ik uit, is Foleor van Steenbergen niet meer? Die flamboyante verschijning, de bonvivant, bijgenaamd de Rembrand van de Poëziebus vanwege zijn eeuwige rode baret? Inderdaad, zei ze, ik sprak ‘m een week geleden en toen zei ie dat ie hartvibraties had en nog geen vier meter kon lopen of hij was al buiten adem. Hij zat zowaar aan de spa rood omdat ie geen trek in bier meer had. Of hij nog wel kon autorijden, vroeg ik, om mij van de bushalte in Leek op te halen. Dat ging prima, beweerde ie. Ik zou in het weekend voor z’n verjaardag komen en dan zouden we een poëtisch soireetje met voordracht en pianospel houden op zijn landgoed in Boerakker, of Bouraquaire, zoals hij placht te zeggen. Hij verfranste graag namen, zo werd ober Peter van de Postwagen in Tolbert, waar we altijd koffie dronken, Pierre. We zouden nog de speelhal in en in een postwagen overnachten, sprak ze bedroefd. Een paar dagen later kreeg ik een telefoontje van zijn beste vriend uit Haarlem die hem half bij kennis op de grond had aangetroffen en naar het ziekenhuis heeft gebracht en twee dagen later, de dag na z’n 78e verjaardag, is ie overleden. Ach, wat spijt me dat, zei ik, hij was zo’n dierbare vriend van je, je was – ondanks het leeftijdverschil – zo op hem gesteld. Ik hield echt van hem, zei ze een traantje wegpinkend, als ik bij hem op bezoek was kwam ik thuis. Ik voelde me volkomen op mijn gemak bij hem. Als we zin hadden om te praten praatten we, als we zin hadden om te zwijgen zwegen we. Het was heel natuurlijk en organisch. Ik kon met hem over van alles en nog wat praten, ik heb het vaak over veldwachter gehad en dan vertelde hij hoe de muze hem lelijke streken leverde, maar toch bleef hij altijd van haar houden. Hij is zelfs nog even volledig bij kennis geweest toen ze de ziekenkamer kwam binnengewandeld. Het viel ook niet mee om zijn muze te zijn. Het muzendom is sowieso een zware en verantwoordelijke taak en hij was veeleisend en had zo z’n nukken. Maar nu heeft zij het er erg moeilijk mee, nog moeilijker dan ik. En dan dronk hij bier en ik wijn – maar voor tien uur ’s avonds mocht de kurk absoluut niet van de fles! – tot ik omviel op de bank waar ik de hele avond had gezeten en dan legde hij zorgzaam een dekentje over me heen. En de volgende middag – op zondag – wekte hij me met de kerkdienst op de radio! Gelukkig heb ik hem het afgelopen jaar vaak gezien. Boerakker is niet naast de deur, maar omdat er door corona niets te doen was ging ik er bijna iedere schoolvakantie heen. O, wat ga ik dat nu missen. Ik ben er zondag geweest om afscheid van hem te nemen en nu stond de beste vriend bij de bushalte, in plaats van de oude toondichter met gespreide armen zodra hij me uit de bus zag komen. Mijn zwarte nimf, noemde hij me. Ik vond dat heel moeilijk, te meer omdat ik de beste vriend nog niet eerder had ontmoet. Gelukkig viel ik wel met m’n neus in de boter, want niet veel later werd Foleors stoffelijk overschot afgeleverd. De beste vriend en de muze hadden het tuinhuis piekfijn op orde gebracht voor het laatste afscheid van de oude meester, zodat de kist – of eigenlijk was het een mand – probleemloos naar binnen kon worden getild. Ik heb zijn hand nog mogen aanraken, die helemaal niet koud aanvoelde maar hooguit trilde door het koelingssysteem. De muze werd door verdriet overmand. Buiten begon het te schemeren, maar de immense tuin werd door fakkels verlicht. Iedereen begint nu dood te gaan, fluisterde de muze plots en heel even maakte de dood deel van ons leven uit. Zaterdag is de begrafenis met een poëtische slotmanifestatie. Daar zal ik wederom bij zijn, aldus het servokroatische leraresje. Columniste kan enkel haar woorden, gevoelens en herinneringen in een gedicht onderbrengen.

Tuinwake

Voor Foleor van Steenbergen

Je weet niet hoe lief ik je heb, want je bent dood. De deuren
van je tuinhuis naar de eeuwigheid opengeslagen. In de
watten gelegd door koelingssystemen en het declamerende bloed
in alle windrichtingen stromend. Een schrijn met uitzicht

op het landgoed. Huid voelt als rilling, heel je wezen vibreert
kunstzinnig door de techniek. Het waken kan beginnen.
Levenslustige gasten vermaken zich in jouw afwezigheid,
pinken een traantje weg. Je bent niet voor niets gestorven.

Nog wel in het sterfseizoen bij uitstek terwijl je bij leven nooit
aan de verwachtingen wilde voldoen. Je haatte het om dood
te gaan. Viel het mee? O kon je me dat maar influisteren!
Of opeens de ogen opslaan, recalcitrant zoals je jij was.

Je bank stond altijd voor me klaar. Vanaf de vleugel heb je
vele muzen toegespeeld. Dit is je laatste optreden met de
onafscheidelijke rode baret op je kop. Daarna het doek van aarde.
Je bent dood. Nooit meer zul je weten hoe zeer ik je liefheb.

19 Oktober 2021, Over woeste hoogten & steekpenningen

Columniste is druk doende met allerhande uitgestelde bundelpresentaties. Als je je QR maar bij je hebt, veilig opgeborgen in het binnenvak van je tas. Je zou ‘m zo maar kwijt kunnen raken en de voordrachten vanaf het terras van Eijlders moeten volgen. De Dichter bij het Rijks met gedichten bij kunstwerken werd ten doop gehouden. Het zag er schitterend uit, de lat lag hoog en het was geweldig om iedereen weer te zien. Maar sjonge, wat zijn we oud geworden in die twee jaar, merkte Harmen Malderik op, hoewel columniste zich nog in de bloei van het leven bevindt. Zeg, je vriend uit het Pomniversum is er ook, merkte Wijtgaard op, doelend op Arie van Egmond. Die twee kwamen laatst gearmd aangelopen, kwam Matthes. Wat? riep ik. Heer Pom op het nest teruggekeerd? Dat mag wel op de Pom. Waar is Radovan trouwens als je hem nodig hebt? Arie lijkt te zijn vergeten dat diens noeste verschijning hem ooit uit het café heeft gejaagd. Hij waant zich veilig, meende Wijtgaard, omdat die natuurgenezer van jou z’n poortwachtersplicht verzaakt. Leeft ie eigenlijk nog wel, of heb je ‘m als personage de das omgedaan? Die zal wel in z’n jacuzzi in de Biltsche Hoek liggen, zei ik, hij moet zich schuilhouden, anders wordt ie naar Engeland vervoerd waar de hooligans hem naar het leven staan. Komkom, niet zo dramatisch, gaf Wijtgaard, dan doet ie toch een handoplegging, zoals bij de voetballers van de Rode Ster in Belgrado. Dat was ook al geen succes, zei ik, er dreigden spelers op te stappen als die gekke dokter niet werd gewipt. Intussen scharrelde de huishond wat rond onze voeten. Van wie is die hond eigenlijk? vroeg Matthes. De eigenaresse heeft haar uit Italië meegesmokkeld, wist ik, en toen ze weer thuis was, kwamen er ineens drie pups uit. Zeg, hoorde ik jullie over Joegoslavië praten? kwam Linda Maters. Nou, eigenlijk hadden we het over de recalcitrantste, stijfkoppigste, meest dwarse, lastigste, vertederendste, hatelijkste en liefste Joegoslaaf die ik ken, zei ik. Zij heeft een obsessieve haatliefde met die mensen, verklaarde Wijtgaard, dat is haar inspiratiebron en een gedicht zonder einde. O, maar dat hebben wij ook, zei Linda. Gert Jan hier is diverse keren in Joegoslavië geweest. Ik heb met een vlot over de Drina gevaren, vertelde Gert Jan, en ben met m’n tentje door het hele land getrokken. Srebrenica was toen een bruisende stad met winkeltjes van allerlei ambachten. Maar nu wil ik er niet meer heen. De oorlog heeft alles verpest. Het doet me te veel pijn als ik zie wat ervan geworden is. Hier openbaarde zich de ware Joegostalgie. Ik weet wel dat met name Bosniërs regelmatig mijmeren over hoe goed het leven voor de oorlog was. Dat is allemaal verwoest en ik kan me voorstellen dat je het niet kunt aanzien als je het land voornamelijk van voor die tijd kent. Columniste komt er pas een kleine tien jaar, ik ken het oude Joegoslavië alleen uit de boeken van A. den Doolaard waarbij ik, toegegeven, heerlijk wegdroomde bij woeste hoogten vol mestrekkende struikrovers, karstige mannen en granieten vrouwen, bloed en eerwraak en pure romantiek. Spannend om te lezen, maar natuurlijk volledig bezijden de realiteit. De messentrekkende rovers van weleer zijn verworden tot op steekpenningen verzotte bureaucraten. Dan ga ik er wel zonder jou heen, verzuchtte Linda. Ik ben er trouwens al eens geweest, dat was in 1968. Ik vond toen Montenegro verreweg het interessantste vanwege de ruige mensen. Hier schemerde een glimp van de den Doolaard held door. Karadzic komt anders uit Montenegro, hoor, zei ik. Jouw Radovan ook dan? Welnee, je moet feit en fictie niet door elkaar halen, zei ik streng, de oorlogsmisdadiger en mijn Radovan zijn niet één en dezelfde. Spreek je ook Servokroatisch? informeerde Gert Jan. Wel, zei ik, na het uiteenvallen van Joegoslavië is het Servokroatisch ook uiteengevallen in Kroatisch, Servisch, Bosnisch en Montenegrijns, dus in plaats van één taal spreek ik er nu vier. En toch zijn er ook dingen die de oorlog niet heeft verwoest, zoals de vriendschap tussen drinkebroers. En terwijl ik mijn gedicht voordroeg, begon de italiaanse hond gemoedelijk aan de bedrading van de microfoon te knagen.

Mujo en Milos

Hier wordt alles verdronken tot de hoofden op sterk
water staan en ledematen niet meer dan grijparmen
om naar de scherven te reiken. Wij gaan iedere dag
naar het kantoor van de vergetelheid. De barjuffrouw

de secretaresse van onze vaste rondjes. Het proosten
op de goede en slechte dingen onze dagelijkse routine.
Wat verdrinkt wordt ondergedompeld maar is niet
overleden. Mujo zegt dat je het goede moet indrinken

en het slechte in de fles moet laten. Milos richt zich
tot de enige westerling in het lokaal. Voor jullie
zijn wij Serviërs allen moordenaars! Maar kom
niet aan mijn Mujo. Ze zijn broers in de rahatluk*,

in het bosnische huis is plek voor iedereen zo lang
rivieren vloeien. Het hart van de vreemdeling is
om andere redenen doordrenkt. Het geeft niet, onze
tranen zijn helder als de pruimenjenever die ze aanlengt. 

* Levensvreugde   

12 Oktober 2021, Over kettingzagen & sneeuwvlokje

Heel soms luchten Bosniërs hun hart over de nederlandse mentaliteit tegen mij en ik beschouw dat als een voorrecht, want kritiek op het gastland uit men doorgaans niet in het bijzijn van de gastheer/vrouw, enkel onder elkaar. In achterafkamertjes mag naar hartelust worden geklaagd over het slechte eten en de beroerde bediening. Of in de kroeg, wat ik in mijn studietijd wel eens met alhier woonachtige Duitsers heb meegemaakt. Nu verschillen Duitsers en Nederlanders niet zo heel veel van elkaar, behalve dat Duitsers gezagstrouwer zijn (hoewel de vaxgraad daar een stuk lager is!) en meer op hun privacy gesteld. Maar zo was er bijvoorbeeld een hoogleraar die zich beklaagde over het feit dat nederlandse studenten met geen stok tot een buitenlandstudie te porren waren terwijl het in Duitsland heel normaal was om jaarlijks van universiteit te verwisselen, soms helemaal aan de andere kant van het land. Waarop ik me prompt aan een duitse universiteit inschreef (en niet gemakzuchtig “lekker dichtbij” in Münster of Keulen, zoals inderdaad de meeste studenten deden) om dit vooroordeel te ontkrachten. Maar dat is een ander verhaal. Het voelt altijd een beetje ongemakkelijk als de “ander” zich over jouw mentaliteit en cultuur beklaagt, vooral als de cliché’s over en weer over tafel vliegen. Of als de ketel verwijt dat de pot zwart ziet. Zo is het lichtelijk absurd om Duitsers ordelijkheid en regeldwang te verwijten terwijl wij zelf een web van regeltjes hebben opgetuigd en alles in hokjes menen te moeten aanharken. Of – wat je in coronatijd vaak hoort mbt het opvolgen van de maatregelen – dat menigeen, niet zonder onverholen trots, beweert dat wij zo’n dwars volkje zijn. Hetzelfde heb ik ook al eens een Kroatische horen beweren: Zeg een Kroaat dat hij iets moet en hij doet het gewoon niet. Als Bosniërs zich kritisch over Nederlanders uitlaten, luidt de klacht meestal: jullie maken je druk om niets en menen het ook nog eens altijd het beste te weten. Helemaal waar. Het nederlandse opgeheven wijsvingertje is berucht in de wereld en ik kan me voorstellen dat mensen met een migratie-achtergrond dit als extra badinerend ervaren omdat het een zekere superioriteit suggereert tegenover de onderdaan die het allemaal niet zo goed snapt. Overigens denk ik dat voor Duitsers hetzelfde geldt – niet voor niets verwijten wij hen arrogantie en een grote bek. En dat wij ons om niets druk maken… tsja. Columniste ergert zich sinds jaar en dag aan de futiliteiten die met name door de media tot olifantenproportie worden opgeblazen. Het allerbizarste staaltje hiervan trof ik vorige week in het lokale katern van het AD aan. Er werd een heel artikel gewijd aan een interview met een localo op de leersumse markt (of in de bejaardensoos, om het even) die maar doorzaagde over hoe de valwind hem had getraumatiseerd, hoewel hij slechts een paar dakpannen was kwijtgeraakt. Maar het aanzien van het dorp was door die geknakte bomen volkomen veranderd. Hij vermeed het zelfs om naar die open plekken te gaan! Bovendien was hij horendol van het gebrom van de kettingzagen geworden die hij soms nóg hoorde. Zo iemand zou je toch bommen en granaten in plaats van een valwindje bij heldere hemel wensen. En dit is zeker geen uitzondering, lieve lezer. Het minste geringste wordt tegenwoordig tot trauma verklaard om de babbelcoaches van hun nering te voorzien en het verwende kind van iets ergs waarmee het met goed fatsoen voor het voetlicht kan treden. Ik ga niet met mijn wijsvingertje zwaaiend zeggen dat u in de oorlog wel anders had gepiept, lieve lezer. Noch dat oorlog goed voor de moraal is. Maar een bescheiden pas op de plaats mag toch wel in deze decadentverweekte samenleving waar een sneeuwvlokje of blad op het spoor al voor code rood zorgt. We hebben het zo goed en toch zijn we altijd maar bang omdat we zoveel te verliezen hebben. Bosniërs hebben al zoveel verloren: hun dierbaren, hun land. Er is niemand die niet door de oorlog is getroffen. Ik was een paar weken geleden in het Memorial Center op de Dutchbatbasis in Potocari en iedereen die daar werkt heeft meerdere familieleden verloren. Het is goed om dáár af en toe eens bij stil te staan en ons iets van de geharde Balkankarst toe te eigenen.

voorwaardelijke terugkeer

land vol suikermensjes waar de verloren dochter een
schil van balkankarst heeft aangelegd, ze raakt het niet

kwijt, die lafheid van het toekijken en het verwende niets
doen – ons veiligheidsprotocol luidde: niet schieten tot je

de hielen hebt gelicht en de vijand uit het zicht, het knaagt
aan haar, maar de mensen hier zijn bang om te smelten

als het regent en als het in haar donkert kan ze maar beter
een lichtje aansteken, als het jeukt niet krabben maar

vergeten, want alle gewetensbeten worden sleets als je
de stolp waaronder wij leven omarmt, aan je terugkeer

kleeft een voorwaarde, noem het niet bij de naam, laat
ons niets horen over daders en slagers en alles wat de

onbezonnen sfeer bederft, daar kan het snoepgoed dat
wij beheren niet tegen, een echtelijke ruzie op straat

is ons al te ordinair, hoe moeten wij van slachtpartijen
weten? wij halen onze fijnzinnige neus ervoor op en

leven ons leven in een notedop, het is al erg genoeg dat
bossen en grachten vol liggen met de fietswrakken

van tijdelijke passanten, hele kerkhoven tref je er aan
moet je daar niet eens een gedicht over schrijven? dat lijkt ons

jou op het lijf geschreven, je moet de werkelijkheid niet
zo rauw nemen, pas haar gewoon een beetje naar ons gevoelen aan 

5 Oktober 2021, Over parapluzee & lappenmand

Columniste in de stromende regen op de Dam op zoek naar de historicus en oom Mario, maar de mensenmassa zwol dermate aan dat het op het zoeken van de speld in de hooiberg begon te lijken. Of zou de historicus ‘m met de staart tussen de benen zijn gesmeerd toen hij de politiebusjes zag? Traumaatje opgelopen door z’n arrestatie vorige week bij Waku Waku? Ook columniste had er nog even een kijkje genomen, gelukkig toen de politie nog gemoedelijk tussen de demonstranten stond. Van demonstreren was op dat moment niet echt sprake, wel van drankverkoop aan de deur. Ik was na een kwartiertje ook weer weg, want eigenlijk heb ik het wel met het hele coronagebeuren gehad dat nergens ter wereld en wegens het gebrek aan andere onderwerpen op het klimaat en de formatiestoelendans na tot zulke verhitte discussies voert als in dit land. Dieptriest vind ik het dat je tegenwoordig eerst je gesprekspartner moet peilen voordat je je mening uit en dat je, als je een kritisch maar genuanceerd geluid laat horen, door de schapen in het wappiekamp wordt ingedeeld en door de wappies als een “dissident” wordt beschouwd, want ja, ik ben wél ingeënt, draag braaf mijn mondkapje en schud geen handen. Omhelzen doe ik wel, met afgewend gezicht. Het hele gezeur deprimeert me ongemeen, dat mag u best weten, lieve lezer. Bovendien is het doodvermoeiend om steeds te moeten uitleggen dat ik covid echt wel serieus neem en me aan de maatregelen hou, maar vooral kritiek op het coronabeleid van de incompetentste regering sinds WOII heb. De vaxpas is discriminerend en vooral onnodig. In Kroatië, waar de inentingsquote op 51% is blijven steken, heeft zo’n pas zin om de vaxgraad naar de beoogde groepsimmuniteit van 70% op te krikken. Waar gáát het in dit land met de ongekend hoge vaxgraad dan helemaal over! Ja maar, heb ik mensen al horen betogen, ook als je bent ingeënt, kun je evengoed nog door ongevaccineerden besmet worden, alleen word je er dan minder ziek van. Ja doei, daar ga ik toch niet van uit en dan nog: hoe groot is die kans nou helemaal en maakt een bepaalde risicofactor niet gewoon deel van het leven uit? Want daar zit ‘m volgens mij de kneep. We willen 100% zekerheid, veiligheid en risico-uitsluiting omdat we het niet meer accepteren dat ziekte, dood, verlies, lijden en verdriet nu eenmaal bij het leven horen. Niemand wil dood aan covid of op de IC belanden, maar dat risico voor 100% uitsluiten gaat niet. En als je door het vaccin “alleen maar” ziek wordt, vind ik dat risico aanvaardbaar. Ernst Kuipers staat nu alweer te roeptoeteren dat de ziekenhuizen straks met ongevaccineerden volstromen. Me dunkt dat die ziekenhuizen twee zomers de tijd hebben gehad om de bedden op te schalen en het gebeurt maar niet, net als dat de ventilatie in de scholen nog steeds niet op orde is. Inmiddels was ik zonder de historicus en oom Mario aan de mars begonnen. De regen viel nog altijd in stromen en het was een deinende parapluzee. Tegenover de Haarlemmerpoort leek de menigte stil te staan, er klonk wat microfoongekraak en de mensen staken collectief de smartphone in de lucht. Nu zag ik wat hiervoor de oorzaak was: op een podium stond Thierry, maar er kwam niet veel uit, want de techniek liet hem in de steek. Ik belde de hisoricus om mijn staplek door te geven, maar door al het rumoer verstond ik niets van wat hij zei en had ik geen idee of hij zich voor of achter mij in de stoet bevond. Ik wachtte nog een minuut of tien terwijl er geen einde aan de mensenstroom leek te komen. Het was beslist de grootste demo die ik heb meegemaakt. Weer op de Dam werd ik eindelijk met de historicus en oom Mario verenigd. De historicus schetste zijn toekomstvisie van een coronacratie die natuurlijk niet opwekkend was. Mordechai Crispijn repte in zijn praatje van een oorlog. Aan de andere kant kan ik me ook voorstellen dat de mensen, als dit allemaal voorbij is, corona zo spuugzat zijn dat ze het allemaal, net als vlak na WOII, willen vergeten. Dan zijn niet de wappies, maar de mensen met langdurige covid de paria’s, want het moet maar eens afgelopen zijn met dat geweeklaag, hup, de lappenmand uit en de schouders eronder om het land weer op te bouwen.

Aan een vriend die gevangen is

Zie ons hier staan op het virtuele voetbalveld waar het
allang niet meer om balbezit, het spel of de knikkers
gaat. Een denkbeeldige lijn zet ons apart, scheidt de
geesten en doet de hanen zich driftig kammend opmaken

voor het gevecht dat volgens de stricte voorschriften op
afstand zal verlopen. Hoofdzaak dat er geen uitkomst is,
geen winnaar noch iemand die aan het kortste eind trekt,
maar dat de kloof tussen ons blijft bestaan. We trekken

ons maanpak aan, zetten een vissenkom op ons hoofd,
onze eigen glazen bol met bijeen gegaarde dogma’s op de
ramen. Luidsprekers tetteren binnenskamers de praatjes
die in ons straatje passen. We bouwen aan onze eigen

werkelijkheid, tuigen die met cijfers en statistieken op.
Alleen toegang met mijn versie van de feiten. Zo zien we
elkaar in een zee van meningen verglijden. Ik werp je een
reddingsboei toe. Alleen wie vierkant is trekke hem aan.

28 September 2021, Over koffie-automaat & gesoubat

Columniste voor het eerst in lange tijd bij de eindhovense poëzieclub. Het was goed om iedereen weer eens te zien. Johan Meesters had ik voor het laatst gesproken op de gedichtendag in het zeeuwsvlaamse Aardenburg waar hij een avondje organiseerde, lang voordat de wereld door lockdowns werd ontwricht. Ik maakte vorige week op deze plek al gewag van de invoering van de vaxpas, lieve lezer, maar gelukkig was die in de eindhovense bieb niet vereist, echter, toen ik koffie ging halen, dook er iemand met zo’n scanapparaat op. Gelukkig heb ik m’n koningin bij me, verzuchtte Willem Adelaar, die haalt koffie voor mij. We moeten een revolutie ontketenen. Waar je vroeger rond de koffie-automaat eensgezind klaagde over het weer, de onredelijke baas of de laatste bezuinigingen is dat bij corona een hachelijke onderneming geworden. Altijd ontbrandt er wel een felle discussie over de maatregelen en als je pech hebt, een hanengevecht tussen schapen en wappies waarbij nog net geen koppen rollen. Ik bedoel maar, dat gedrocht van een vaxpas voor een bakkie, wie kan daar nou vóór zijn? Dus dan verwacht je instemmend gesteun rond de koffie-automaat over de volgende idiote maatregel waarop iedereen weer tot de orde van de dag overgaat. Maar nee, dan is er wel weer iemand, die een familielid of een buurman/vrouw door covid is verloren, en een preek afsteekt over hoe erg het allemaal wel niet is. Is dood door kanker of een andere slopende ziekte nu ineens niet erg meer? Ik dacht dat hart- en vaatziekten nog steeds doodsoorzaak nummer een waren. Of er is iemand die stelt dat grenscontroles in Europa een paar decennia geleden heel normaal waren en dat daar toen ook niemand tegen ageerde. Neem me niet kwalijk, maar de controle, die ik vorige week aan de oostenrijks-duitse grens heb moeten doorstaan, waarbij alle paspoorten werden ingenomen, was er 35 jaar geleden alleen bij het Ijzeren Gordijn. Tegenwoordig leven we in een EU met het grondrecht van vrij verkeer van personen en goederen. En ook als pressiemiddel om de vaxgraad omhoog te krijgen is de pas een losse flodder, want die bedraagt al 80%! Moet ie soms omhoog naar 90 met oneindig veel negens achter de komma? De groepsimmuniteit is inmiddels wel bereikt! Ik vind het een heel griezelig idee dat je, om ergens naar binnen te kunnen, moet worden gescand. Ik haat het om op ons podium AmersWoord tegen de gasten te moeten zeggen dat ze welkom zijn, maar alleen als ze zijn ingeënt. Maar jij hoeft die controles niet uit te voeren, dat is de taak van het café, wordt er dan gezegd. Alsof dat iets uitmaakt! Het is gewoon in strijd met de gastvrijheid die je als open podium wilt uitstralen. Hans Marijnissen vertelde me dat sommige eindhovense kroegen een speciale ingang voor WC-gangers hebben gemaakt. De Gouden Bal zal zelfs helemaal niet controleren. Daar komen de stamgasten al meer dan 40 jaar, toen de uitbater nog klein was, die gaat hij heus niet om hun QR-code vragen. Ze vragen er ook om, gaf ik, dat je van het terras wegloopt zonder te betalen als er buiten even geen bediening is. Wat mij vooral opvalt is dat het hele coronagebeuren de gemoederen hier nog steeds zo bezig houdt. Columniste is er helemaal klaar mee. Zoals onze gastvrouw in Osijek het verwoordde: Ik ben ingeënt, ik heb mijn burgerplicht gedaan, dus laat me nu met rust. In Kroatië opent ieder journaal nog steeds met de dagelijkse besmettingscijfers en dragen alle moderatoren een badge met de tekst: Denk aan anderen. Ent je in! Desondanks blijft de vaxgraad op 51% steken. In Bosnië hebben ze andere zorgen, over de nasleep van de oorlog, de belabberde economie en de onbetrouwbare overheid. Corona is EU-dictatuur en een complot van hun leugenachtige politici en Europa omdat ze daar zo graag bij willen horen terwijl de gewone man/vrouw er niets wijzer van wordt. Mondkapjes zijn facultatief, maar voornamelijk voor oude mensen, en de anderhalve meter bestaat niet. In de kroeg wordt als vanouds over politiek en voetbal gesoubat, niet over coronamaatregelen. Alleen wij in het verwende westen hebben de luxe om er de blaren op onze tongen over te discussiëren.

Doos van Pandora

Helemaal uit je dak gaan op je QR-code in Tivoli. We
staan te trappelen als een stel woeste pinken in de wei.
Ze zijn er allemaal bij. De groepsdruk is enorm. Het
havermelkdrinkende meisje met gebreid vest op Birkenstocks

was sowieso al niet echt rock ’n roll. Laat het muurbloempje
lekker thuisblijven met haar sjansangsten. Dat scheelt
zinloos begieten met hop om haar op d’r kop te krijgen.
Weer een vrije plek op de dansvloer. Een hippe chick neemt

de prik en gaat over wappielijken. De deejay staat op
knappen, verdraagt de grappen over zijn al te strakke
broek met een breedbekkikkerlach. Pop-o-matic, Pandora,
Black-out, Knalkade, heel Utrecht gaat compleet los in

een wuivende wave voor het postcoronagevoel. Hier is zo
lang op gewacht. Wat nou apartheid? Verschil moet er wezen.
In de randgemeenten blijft het rustig. We zetten een hek om
ongevaccineerden. In de stadswei alleen gemerkte feestbeesten.

21 September 2021, Over boemelen & gevoeg

Columniste weer terug in het land na een slopende reis van twee dagen en een nacht met de Flixbus vanuit Sarajevo. Nu vraagt u natuurlijk, lieve lezer, waarom niet in een comfortabele twee uurtjes vliegen? Van vliegangst of –schaamte is geen sprake, ik hou er gewoon niet van. Je ziet niks en staat voordat je met je ogen kunt knipperen op de plek van bestemming. Dat is geen reizen. Reizen is: langzaam thuiskomen, kilometers zien verstrijken, je voelbaar verplaatsen, de weg uitstippelen, voorbijglijdende landschappen. De trein zou ook een mogelijkheid zijn, maar nogal prijzig. Ik reis al jaren naar tevredenheid met de Flixbus, ook tijdens de coronazomer van vorig jaar was er geen vuiltje aan de lucht. Maar nu hadden Kroatië en Slovenië slechts een paar dagen eerder de grenscontroles aangescherpt, wat betekende dat van iedere passagier het hele hebben en houden werd gekeerd. Bij de kroatische grens nam dit alles meer dan twee uur in beslag, zodat ik mijn aansluiting in Zagreb miste. Gelukkig zou de bus, waarin ik zat, me alsnog in Frankfurt afleveren vanwaar ik met de ICE verder zou gaan, helaas moest de bus tevens de passagiers van een andere bus, die de geest had gegeven, vervoeren, zodat we als haringen in een tonnetje zaten. Bij de sloveense grens volgde weer hetzelfde ritueel en nog eens bij de duitse grens waar de politie onze paspoorten in beslag nam. Dat deden ze vroeger aan de grens met de DDR ook, dacht ik cynisch. “Coronanazis,” zei ik tegen de duitse jongeman naast me die mijn ironie met schouderophalen beantwoordde. De bus stopte onderweg wel voor pauzes maar veelal op godverlaten plekken of haltes zonder plasgelegenheid en in de WC aan boord klotste de plas al voor Zagreb tegen de rand. Eén keer moest ik in de bosjes door de modder waden om mijn gevoeg te doen, één keer deed ik het achter een fietsenstalling in de hoop dat er in het holst van de nacht niemand langs zou lopen en één keer kreeg ik ruzie met de steward die me, toen ik me naar het WC-hokje naast de halte wilde haasten, “nema pauza!” (geen pauze) toeblafte en zei dat er toch een boordWC was waarop ik aangaf dat die vol zat en mij een bosnischgelaten schouderophalen ten deel viel. Woest stampte ik het stinkhok in waar het licht het ook nog eens niet deed. Bovendien begon ik aardig door m’n proviand heen te raken, want de bus stopte niet één keer bij een pomp met winkeltje waar je eten en drinken kon kopen. Ik snakte naar koffie. En ik moest er maar beter niet aan denken om een grote boodschap te moeten. De bus had om kwart voor acht ’s ochtends in Frankfurt moeten zijn, hij was er pas om een uur, want we hadden vanwege een ongeluk bij Bruchsal ook nog eens meer dan een uur stokstijfstilgestaan. Als je je tickets boekt, denk je toch genoeg speling te hebben van kwart voor acht tot de aansluitende ICE om half een. Dat Supersparpreisticket kon ik dus ook weggooien. Het voordeligste wat ik kon krijgen was een dagticket voor heel Duitsland voor 44 euro, maar dan moest ik wel boemelen tot de grens. Het Reisezentrum leek wel een ziekenboeg met een poortwachter die vroeg waarvoor je kwam, de balies compleet met plexiglas afgedekt, mondkapjes en een zwart lint op twee meter afstand van de balie, zodat ik me helemaal moest uitrekken om bij de pin te kunnen en mijn bestelling tegen de man achter het glas moest schreeuwen. Gelukkig zijn wij nog niet zo coronadoorgeslagen als de Duitsers, dacht ik. Dan eindelijk een snelle koffie scoren en mijn darmen in de treinplee legen, hoewel ik eerst een defecte WC had en me met al mijn bagage naar het voorste treinstel moest verplaatsen. En toen begon het reisje langs de Rijn dat eigenlijk heel aangenaam was, want ik werd overmand door nostalgische gevoelens omdat ik deze route altijd nam als ik vanuit Freiburg een bezoekje aan het vaderland bracht. Ik ging via Aken omdat dat het gemakkelijkst met inchecken was. Om elf uur ’s avonds was ik in Utrecht. En dan kom je thuis en zijn er zovele andere, zich samenpakkende donkere wolken aan de horizon. Het gebrek aan papier, de invoering van de vaxpas die me rauw op m’n dak viel. Maar daarover volgende week meer.

Schelpgeruis

We rollen over lopers met drempels voort, onzichtbare landmijnen
en prikkeldraad door de mens benoemd omdat hij zei, er zij
een grens. Hij kan ze maken en breken. Wij dragen enkel een
schelp die te krap voor onze lijven en vol met ruis van gekkenpraat

die middels de buitenlijnen wordt verstaan. In de etherische kanalen
wordt gezucht, vervloekt en verwenst. Het is een onhandig
samenzijn. Af en toe worden we uit de schelp gehaald en gefouilleerd
tot naakt, maar je doet alles voor een stempel op de huid van

jouw bestaan. De kop intrekken kan altijd nog. Het is een
wandelend huis van alle comfort ontdaan. Hier ben je altijd bang
om in je broek te plassen, hou je in de gaten hoe lang de
voorraad nog strekt. Neemt zoutstengels van een vreemde

aan om een tijdelijke saamhorigheid te beklinken, maar je bent
hopeloos alleen tussen al die buitenaardse lotgenoten. Je verlangt
naar verlossing, al is het maar van de sleutelbewaarder die de
vluchtweg afsluit. Ook de muren bewegen, schuiven onder luchten weg. 

17 Augustus 2021, Over ouwewijvenzomer & pruimenjenever

Columniste voor de verandering weer eens naar het tuinhuis van de natuurgenezer onderweg in deze komkommertijd bij gebrek aan ander nieuws, behalve dat het fikt. Gelukkig hebben wij in deze Azorenzomer daar geen last van. De komkommers schoten nog niet tussen de stoeptegels op in de tuin van de natuurgenezer die tot postzegelgrootte was gereduceerd, althans het groene gedeelte. Nog voordat ik de deur kon opengooien verscheen de natuurgenezer in de opening, met een geweer in zijn handen. Ik rukte het karabijn weg de boom in waar het aan de lus bleef hangen. Wat een ongastvrij welkom, Radovan, ziedde ik. Go go, ik wist niet dat jij get was, sprak hij verongelijkt. Sinds ik illegaal in get tuinguis verblijf moet ik alert op ongenode gasten zijn. Ben jij trouwens wel ingeënt? Wis en waarachtig, ben jij wel ingeënt? Dat goef ik niet, ik ga toch nergens geen en zie alleen jou. Ik mag als illegaal mijn patiëntjes niet meer ontvangen en sinds mijn dubbelganger voor mij in de britse gevangenis zit kan ik niet eens meer naar m’n jacuzzi in de Biltsche Goek. Waarom moet ik mij dan met een vernietigingswapen laten inenten? Ben jij soms aan het coronaradicaliseren, Radovan? vroeg ik streng. Gelemaal niet, maar een genocidetje is zo gepleegd, dat weet ik uit ervaring, dus waarom dan niet met een vaccin? Waarom heb jij eigenlijk het groen uit je tuin verbannen? gooide ik het over een andere boeg. Minimaal ondergoud, grijnsde ie. Altijd al gedacht dat jij te lui bent om het gras te maaien, ketste ik. Het is slecht voor het milieu en op hete dagen kun je op de tegels een ei bakken. Da’s toch juist reuze gandig, grijnsde ie, om met een minimum aan inzet get maximale eruit te galen. Bovendien zijn er in deze ouwewijvenzomer geen gete dagen. Het helpt ook niet bij overstromingen, hoor, gaf ik, want dan kan het water niet weg. Na mij de zondvloed, grijnsde ie opnieuw. Bovendien is get zaak dat ik zoveel mogelijk incognito binnen blijf en dan kan ik natuurlijk niet buiten gaan schoffelen en wieden. Zeg, hoe zit dat, ga je me nou nog voor een slivootje ter afscheid binnen vragen? Hij verstrakte. Afscheid? Ga jij mij nu ook al verlaten? Is dat soms vanwege de struikrovers? Anders zal ik jou beter mijn geweer meegeven. Laat me nou eerst maar binnen, zei ik knorrig. Je bent in die deuropening een levende schietschijf. Toen we eenmaal op de divan met de bulldog aan onze voeten zaten te proosten, kwam ik erop terug. Het is maar een tijdelijk afscheid, suste ik, ik ben gewoon een paar weekjes weg naar jouw vaderland, hoewel daar vermoedelijk nog meer struikrovers zijn. Get verbaast mij sowieso jou gier te zien, zei hij, ik dacht dat jij genoeg gad van onze struikroversmentaliteit en guerillatactieken. Ik ben hier, zei ik, omdat jij weer helemaal geen sjoege gaf. Dat je niet met mij wilt wandelen uit veiligheidsoverwegingen snap ik, maar je antwoordt ook niet op mijn mails en berichten. Dus wou ik met eigen ogen zien hoe je het maakt. Ik dacht dat jij genoeg van mij gad, zei hij beteuterd. Je gebt de vertaalopdracht die ik je geb gegeven ook nog niet gedaan. Ik heb het ook druk, hoor, riep ik. De coronavakantie is voorbij en het is een lastige klus. Je moet geduld hebben. En ik geef toe dat ik door de struikroverskwestie wel even tabak van je landgenoten had, maar tabak van jou? Moet ik jou dan op hun wandaden afrekenen? Ik dacht juist dat jij mij niet meer moest vanwege mijn grote mond en omdat ik jouw taal niet zou erkennen, wat een vals gerucht is, verspreid door de opperhoofdhopman die enkel gelooft wat hij wil geloven. Ach wat, wuifde ie, waarom zou ik die nou geloven? Jij bent immers mijn liefste columniste die mij iedere keer weer in get leven roept in jouw column. Zonder jou zou ik niet bestaan. En zo werden alle misverstanden tot diep in de duinnacht met de smeerolie van de pruimenjenever vrolijk weggewerkt.

Ballade van de vloeibaarheid

Ik wil alles in kannen en kruiken, het onderste uit de fles,
karaffen slurpen, kurken laten knallen, laat het vergif
door geluksaderen sproeien. Ik wil ruisen, razen, stromen,
vloeien, knoeien, lekken, spetteren. De scherven van het bestaan

verzachten, verdroogde rozen besprenkelen, ingeblikte waarheden
verdunnen, de lelijkheid der dingen camoufleren. Alle
treurnis door het afvoerputje, we laten de tafel van
verdriet schitteren tot het tranentrekkend is wat er blinkt.

We verlossen de ramen van helder zicht en beginnen met
de troebele lei van morsig leven. We stellen het protocol
van de zelfkant op, planten een roos van verrotting tussen
de tanden en bergen de degelijkheid in ordners op. Nooit meer

dorst is ons mantra, verdrinking een genadevolle dood.
Gedenk vloeibaar te zijn. We zullen gutsen, drijven, kolken,
tranen, druipen, spuiten, wateren, kletteren en klateren
tot we opgedroogd zijn. Of uitgewrongen door de kater.  

10 Augustus 2021, Over jojobeleid & carpe diem

Columniste in de komkommertijd nog altijd onderweg, hoewel sommige podia door toedoen van het jojobeleid weer zijn afgelast. Wij van AmersWoord wachten daarom liever tot oktober, tot er meer duidelijkheid is en meer mensen ingeënt. Pessimisten zien alweer een nieuwe lockdown als valwind aan de horizon opdoemen. Voordat het echter zo ver is is de vaxpas allang ingevoerd, hoewel je mag hopen dat dat niet te veel maatschappelijke onrust teweeg brengt, zoals in Frankrijk. In Duitsland is het plan om 50 euro voor de prik uit te keren, maar daar hebben ze er heel wat te gaan, want de derde inenting is inmiddels een feit. In New York zijn zelfs winkelcentra verboden terrein voor ongevaccineerden. Willen ze die mensen dan van honger laten omkomen? Nee, de tweedeling tussen bevoorrechten en melaatsen zit eraan te komen. Overigens doet de overheid toch iets fout als er zoveel weigeraars zijn, me dunkt. Een goede en gedetailleerde voorlichting over het vaccin is hierbij essentiëel. De prik of corona=de dood – de slogan die de GGD hanteert – heeft meer weg van het mes op de keel die eerder bij een dictatuur past. Logisch dat mensen dan de hakken in het zand zetten en wantrouwig worden bij zoveel dwang. Columniste voelde zich eveneens onder druk gezet, gelukkig heb ik via via her en der wel de juiste kanalen weten aan te boren, maar als je niet weet waar je moet zoeken of laaggeletterd bent, is dit een hele opgave. Inmiddels ben ik twee keer ingeënt en vrij om te gaan en te staan waar ik wil omdat ik inderdaad een hoop gedoe vreesde. Zuslief zei laatst: als ik m’n vrijheid af moet kopen met het vaccin, vind ik dat helemaal niet erg. Dat moet je juist wél erg vinden, repliceerde ik, om niet te zeggen schandalig. Bewegingsvrijheid is een grondrecht en ons hoogste goed en niet iets om af te kopen. Maar ja, een columniste is ook maar een laffe klerk en niet vrouws genoeg om het vaccin uit protest te weigeren. Ik wil gewoon kunnen reizen en optreden, zoals vorige week bij de Poetsclub te Rotterdam. Nu was er nog vrije toegang, maar het is niet ondenkbaar dat de sanitaire pas in het najaar in de horeca ingevoerd gaat worden. Wel moesten we van barjuffrouw Tineke blijven zitten als in een schoolklas en mocht je alleen staan als je sprak. Zo werd ik in de kraag gevat toen ik in de pauze aan de bar bij von Solo stond die ik een eeuwigheid niet had gezien. Ik kom wel lekker knusjes naast je zitten, gaf ie, want het weerzien moet afgezoend worden. Eerst ging ik op het terras met Ton Houtman zitten roken. Wat heb ik dit gemist, verzuchtte ie. Het schrijven wil zonder optredens gewoon niet zo goed lukken. Heb jij dat niet? In het begin heel even, bekende ik, maar toen heb ik de Cromakronieken in het leven geroepen. En corona biedt nog steeds heel veel inspiratie. Daarnaast ben ik samen met de historicus een grensstrekenproject gestart en werk ik aan een serie dierenpantoums. Ik kom om in het schrijfwerk. Weer binnen kroop von Solo bij me op schoot, maar pas nadat ie me een jäger had gebracht waarvoor ik hem natuurlijk met een lebberbeurtje bedankte. Vervolgens hieven we het glas. We moeten weliswaar blijven zitten, maar we kunnen wel onze stem laten horen! riep ie uitzinnig. In de herfst zullen de besmettingen net als vorig jaar wel weer stijgen, maar nu zit ik prinsheerlijk naast mijn prinses in de kroeg! En we brachten een battle ten gehore waar de vonken vanaf spatten. Jeroen Naaktgeboren gaf voor zijn verjaardag een rondje jäger voor iedereen, natuurlijk wel voor twaalven, want toen moest het café sluiten. Laat in de herfst de pleuris maar weer uitbreken. Vooralsnog is het carpe diem én noctem. Want voor een columniste en een Solo is de avond na twaalven nog lang niet afgelopen.

De nieuwe elite

Voor wie de sanitaire pas heeft gaan alle poorten breeduit
zwaaiend open. Je kunt alle dingen doen die deze geweldige
wereld je te bieden heeft, zoals schransen bij Mc Donalds,
botoxen, de spierballen laten rollen in de sportschool, je in

de modder wentelen tijdens een meerdaags hutjemutjefestival,
absinth drinken op een overhuifd terras, mensenlevens redden
door je in van aerosolen vergeven ruimtes te begeven, een
bezoekje aan de zoutpan van d’Aigues Mortes*. Er dreigt

een tweedeling, een nieuwe klassenstrijd is nakende. Zij
die achter dichte deuren staan worden in speciale reservaten
opgeborgen, opgerold achter het prikkeldraad. Natuurlijk
heb je recht op je eigen lichaam, maar je hoeft geen andere

mensen te doden, bekoop het maar met je eigen uitroeiing,
want natuurlijk zijn de voedingscentra ook verboden terrein*.
Om niet van honger om te komen zullen wij dagelijks een
noodrantsoen uitwerpen. In oorlog en corona is alles geoorloofd. 

* Natuurreservaat in Zuid-Frankrijk tussen Arles en Montpellier
* Burgemeester de Blasio van New York wil de vaxpas voor winkelcentra instellen

3 Augustus 2021, Over beroepsluisteraar & spraakwater

Columniste ontkwam niet aan het droeve nieuws bij monde van het servokroatische leraresje dat een zwak voor mannen op leeftijd heeft gezien haar al dan niet romantische escapades met een oude toondichter en een gepensioneerde veldwachter. De beroepsluisteraar is dood, meldde ze. Hij kwam toch altijd naar jouw verzen luisteren zonder ooit zelf iets voor te dragen? Hij bewaarde z’n gedichten toch in een geheime kluis? Je moet het niet groter maken dan het is, wees ik haar terecht. En luisteraars moeten er ook zijn, dat kon hij als de beste en ze zijn onontbeerlijk voor de dichter. Je kunt je geen aandachtiger publiek wensen. Hij kwam trouwens niet speciaal voor mij, hoor, geregeld dook ie op in de amsterdamse underground, maar ook bij Poetry International in Rotterdam en de Nacht in Utrecht. Dan was ie heel spraakzaam en had over alles wat ie gehoord had wel iets zinnigs te melden. Door corona ben ik ‘m helaas uit het oog verloren. Hoe heb je eigenlijk van zijn dood ervaren? Op Pomgedichten. Nee maar, leeft die ouwe Wolff nog wel? Waaraan is de beroepsluisteraar overleden? Aan corona? Was ie ziek? Het leraresje haalde haar frêle schoudertjes op. Dat stond er niet bij. Tja, ik heb hem een jaar geleden voor het laatst gezien, toen kwam ik de OBA uit waar ik de hele middag en avond had zitten schrijven en kwam hij eveneens na een schrijfsessie de OBA uit. Hij liep met me naar het station op, maar toen moest ik weer terug naar Utrecht. Destijds zag ie er kerngezond uit. Bij wijze van uitzondering sloeg ik daarom maar weer eens de Pomprivé op waar inderdaad melding van de dood van Bentsion Soetendorp werd gemaakt, vergezeld van een Youtubefilmpje van zijn afscheid op Ruigoord. Daarin wordt hij op Frida Kahlo-achtige wijze met bed en al het witte kerkje ingetakeld waarop zijn gedichten door iemand anders vanaf de “preekstoel” worden voorgedragen. Maar zelfs in dat ziekenhuisbed is hij nog altijd zijn spraakzame, joviale zelf. Als hij niet dood was, zou je niet geloven dat hij ziek was. Om voor het eerst zijn schrijfsels te horen is een tikkeltje bevreemdend. Ik herinner me hem vooral als iemand die echt luisterde, een poëtische fijnproever en een wandelende literaire encyclopedie. Er was geen schrijver of dichter die hij niet de hand geschud had en over wie hij geen smakelijke anekdote wist te vertellen. Hij had zelfs Gerard Reve op zijn Geheime Landgoed bezocht. Maar mijn mooiste herinnering aan hem is op de dag van de uitvaart van Jos Zuiderwijk. We stonden in alle godsvroegte op een maandagmorgen in januari aan zijn graf op Zorgvlied, de rouwstoet was al op weg naar de alcoholische versnapering in het aanpalende pingpongclubhuis toen Bentsion plots zei: Zal ik de kaddisj voor Jos opzeggen? Zou hij dat waarderen? Ik denk het wel, gaf ik waarop hij z’n keppeltje uit z’n zak trok en hardop begon te prevelen. Terwijl in het pinpongclubhuis de amsterdamse dichtersscene steeds luidruchtiger begon te lallen praatten wij lang met één van Jos’ broers. We hadden allebei veel met Jos gemeen, zo bleek. Alledrie waren we het zwarte schaap van de familie. Bentsion vertelde dat hij zich altijd een beetje achtergesteld voelde bij zijn vader en broer die allebei rabbijn waren. Toen hij op een keer de synagoge verliet, die naast het pingpongclubhuis ligt, stapte Jos net naar buiten die hem warmbloedig begroette en een buurtpraatje begon waarop Bentsion dacht: Eindelijk een vriendelijk gezicht, eindelijk iemand die normaal medemenselijk tegen me doet. Vervolgens – toen de beschonken rouwstoet allang was vertrokken – zaten wij nog tot in de avond aan de bar, hij met het spraakwater, ik broodnuchter. Ik had zijn telefoonnummer, maar hij nam de telefoon nooit op en zijn mailbox stroomde regelmatig over en liep dan vast. Meestal ontmoette ik hem onverwacht bij een of andere dichtersaangelegenheid. Hij kwam en ging en dook altijd weer op. Nu is hij voorgoed gegaan.

de luisterkunstenaar

luisteren is een kunst die je moet beheersen, de moeder
tot het kind, de dienstmaagd tot de heer, de leermeester

tot de getroubleerde ziel, de priester tot de biechteling
de psychiater tot de drenkeling, de herder tot de

verschoppeling en verdwaalde schapen, er is een verdiend
luisteren, een luisteren op het gehoor, er is het ene

oor in en het andere weer uit, er is een luisteren voor
geld en een welwillend oor voor wie ontmoet

die langer blijft hangen dan de voorbijganger op
neonverlichte stations in de nacht, maar jij was

een geboren onbezoldigd luisteraar van beroep uit pure
liefde voor de woorden van anderen die je eigen woorden

in dienst stelde van, je hield je op de achtergrond op
maar was geen schim, geen decorum noch meubelstuk

je kwam en ging maar dook altijd weer op met
dat grootmoedige oor tot je wegsloop als een dief

in de nacht nam je iets van mijn woorden mee en liet
sprakeloosheid achter, maar ik weet dat als ik

de taal vind om het hart te ontsluiten en de ether te
bewegen dat jij weer op de eerste rij zit te luisteren 

27 Juli 2021, Over slablaadje & druiper

Columniste reist wat af en niet alleen ten behoeve van de poëzie, dat is u genoegzaam bekend, lieve lezer. Afgezien van vertragingen en werkzaamheden hier en daar is het over het algemeen goed kantoor houden in de trein, soms ook met een hapje en een drankje. Lief en ik waren vanuit Enschede met de OV-fiets naar het Rock ’n popmuseum in Gronau. Omdat we op de terugweg lang voor het hevige onweer moesten schuilen waren we vrij laat terug in Enschede. Vanwege werkzaamheden rond Amersfoort moesten we via Zwolle en Hilversum en zouden om een uur ’s nachts thuis zijn. Geen nood aan de man en we stapten vol goede moed in de blauwnetsprinter waar we onze salade’s van de Aldi uitpakten, want door het onweer hadden we de hele avond nog niet gegeten. Ineens stonden er drie boa’s om ons heen. Het is verboden om te eten en te drinken in de trein, basten ze. Huh? Sinds wanneer? Ik legde mijn salade weg en pakte hem weer op toen ze weg waren, want ik word er bijzonder chagrijnig van als ik m’n maaltijd moet onderbreken. Bovendien was het meer dan een uur naar Zwolle! Meteen stonden ze er weer. Lief had inmiddels het laatste slablaadje weggewerkt (hij eet sneller dan ik), maar ik moest de slabak in allerijl tijdens de drie minuten durende stop in Hengelo op het perron leegeten. Terug in de trein vergat ik gedurende twee seconden de mondlap weer voor te binden (zo vergeetachtig ben ik tegenwoordig, ik vergeet hem net zo goed weer af te doen als ik het station uitloop) of het Naziwijf bulderde: Dit is echt de laatste waarschuwing! Het klonk alsof ze op het punt stond om me uit de trein te gooien, maar dat was niet nodig, want bijna had ik mezelf uit die fascistentrein gegooid, nadat ik de feeks natuurlijk eerst met d’r kop door de ruit zou hebben geramd. Ik wilde al in Almelo uitstappen om de trein naar Apeldoorn te nemen en te hopen op een vervangende bus naar Amersfoort, maar lief weerhield me hiervan. Even later stapte er een stel in dat in “onze” stiltecoupé opgewekt begon te tetteren. Moet u niet denken dat de boa’s daarvoor van hun reet kwamen, lieve lezer. Pas toen ik hen toeriep: Handhaven jullie bewakers dan niet op de stilte? kwamen ze in actie en dirigeerden het stel naar een andere coupé. Bij Nijverdal stond de trein lang stil waarop we de aansluiting in Zwolle misten. De enige mogelijkheid om nog in Utrecht te geraken was met de intercity naar Amsterdam die drie kwartier later vertrok en van daar met het nachtnet naar Utrecht, wat nog eens een half uur wachttijd opleverde. Uiteindelijk waren we pas tegen half vier thuis. Gelukkig had ik me met vooruitziende blik voor de Eijldersdichtmarathon de volgende dag pas voor het blok om vier uur opgegeven. Het was goed om iedereen weer eens te zien en de poëzie was een pleister op de wonde na de rampzalige nacht. De dichteres, die zich Chatfant noemt en bij Almelo woont, beaamde dat het blauwnet ongemeen streng is. Maar waarom staat dat dan niet op de perrons aangegeven, zodat je weet wat je kunt verwachten? Dat is toch niet zo gek omdat bij alle andere vervoersbedrijven eten en drinken wél is toegestaan, bovendien moet je van Enschede naar Zwolle meer dan een uur in de trein doorbrengen. Maar gelukkig was de poëzie nog springlevend. De vindingrijkste presentator van de dag was Martin Wijtgaard: En dan nu de dichter die zonet in de pauze evenveel gemberthee heeft weggetikt als ik bier. Daar dook ook Martin Aart de Jong op die me een stevige pakkerd gaf. Ben jij wel inge-ent? vroeg ik streng. Want ik nog niet lang genoeg en ik wil geen druiper met Pfizer. Marius droeg op het terras een sonnet voor zijn muze Eva voor waarop ik bij Cartouche naar diens mallorcaanse muze informeerde. Er ontspon zich een filosofische verhandeling over het muzendom waarbij we tot de conclusie kwamen dat een zekere onbereikbaarheid een vereiste voor de muze is. Cartouche bestelde nog een rondje en we hieven het glas. Op al onze verre vakantiegeliefden, zei ik proostend.

De muze als bouwpakket

We laten de man in zijn eigen vergeten
universum met zwiepende komeetstaarten
en telescopen om naar blote borsten
te staren en ach, de muze wil niet meer.

Nu moet hij de inspiratie opdiepen
uit eigen gereedschapskist. De slang
die hij maar al te graag leest slist niet
meer in het oor, maar gaat haar eigen

gang. De man is ontzet en in crisis wat
zij allang weet: dienstbaarheid doodt
alle erotiek. Van repliek krijg je wellustige
poëzie, het harde woord als een koord

om zijn verweesde handen die niets liever
dan ontdekken en het hemelruim aftasten.
De nieuwe muze is een lassomeisje. Af
en toe wil ze in zijn schuur spelen

in de taal van zijn heelal. Mag hij Clara’s
Bloem en staat autisme garant voor eeuwige
roem. Soms ontstaat er iets, vaag doet hij
een gooi. Meestal hoopt hij op de oerknal.

20 Juli 2021, Over vloed & schlemiele slechterik

Wat is er toch met de goeie ouwe komkommertijd gebeurd? De ene rampspoed na de andere wordt over ons uitgestort en voor een columniste is het niet meer bij te benen. Op de een of andere manier heeft het allemaal met (over)vloed te maken. Het bloed van de misdaadverslaggever vloeit op klaarlichte dag in een drukke amsterdamse straat, het water en de modder vloeien door de nauwe bekkens van eifelse en limburgse heuvels en de besmettingscijfers lopen over. Waarom maakt niemand zich trouwens druk dat de minister gewoon kan aanblijven na de misser met Janssen? En vervolgens met de beschuldigende vinger naar het buitenland wijst dat een veel te rigide norm voor het internationale coronadashboard hanteert. Nu is “het buitenland” ineens veel te veel gefocust op de besmettingscijfers terwijl hij nota bene zelf onze code rood heeft veroorzaakt. Maar dit geheel terzijde. Columniste bekeek de overstromingsbeelden uit Duitsland (behalve het Ahrtal zijn ook Bayern, Sachsen en Oostenrijk de klos) waarbij de ondergelopen straten in Valkenburg verbleken. Een enorme krater bij Erftstadt door een aardverschuiving. De in tweeën gescheurde Autobahn bij datzelfde Erftstadt. Mensen wier huizen door de kolkende stroom zijn weggevaagd. Daar zijn die paar geknakte bomen in Leersum niks bij. Of het met de klimaatverandering samenhangt laat ik aan u, lieve lezer, maar feit is wel dat we met steeds extremere weersomstandigheden te maken hebben. In dat opzicht is het zinvol te vermelden dat het hier ging om een lagedrukgebied dat bleef “hangen” waardoor er extreem veel regen viel terwijl het in de hittezomer van 2018 juist een hogedrukgebied was dat onbeweeglijk boven Midden- en Noord-Europa hing. Die onbeweeglijke drukgebieden zouden wel degelijk door klimaatverandering komen. Columniste fietste in het weekend van Zevenaar naar Tolbith-Tolkamer, zich aan de ondergelopen uiterwaarden in de Bijland vergapend. Vervelender is het als je een route via de fietsknooppunten rijdt en het u-nadert-knooppunt-96 onherroepelijk het water in voert. In Tolkamer was alleen de benedenkade (gedeeltelijk) ondergelopen en het water was alweer aan het zakken. Bij alle ellende valt die andere voor Nederland rampzalig verlopen gebeurtenis van 26 jaar geleden in het water, namelijk de genocide op de 8000 mannen uit Srebrenica, die nu in de bioscoop te zien is, in de film Quo vadis, Aïda? Een aanrader voor wie zich afvraagt hoe het ook alweer met Srebrenica zat. Maar voor “kenners” als ik vormen de geromantiseerde onjuistheden toch wel een struikelblok. Zo is het nooit gebeurd dat Karremans een servische commandant toestemming gaf om de compound op moslimstrijders te doorzoeken omdat hij als de dood voor Mladic was met wie hij op dat moment een overleg had. Ook klopt het niet dat Karremans zich in zijn kantoor voor de vluchtelingen verstopte. Hij (en meerdere Dutchbatters) lag met buikloop op bed en had het bevel aan zijn secondant majoor Franken overgedragen. Sowieso wordt Karremans in de film als de schlemiele slechterik neergezet en Franken als de kloeke officier die probeert te redden wat er te redden valt terwijl Hasan Nuhanovic – op wiens boek de film is gebaseerd – juist in Franken de boosdoener ziet, de rigide militair die zich aan het protocol vastklampt. Nee, het ultieme verhaal over Srebrenica is nog lang niet verteld. Als u trouwens een goede indruk wilt krijgen, lieve lezer, over wat zich gedurende die hele oorlog in Oost-Bosnië heeft afgespeeld, moet u De tolk van Srebrenica van bovengenoemde Hasan Nuhanovic lezen. Spannend, ontroerend en waarheidsgetrouw. En bovendien verrassend goed geschreven.

tol voor vloeiende doorgang

je vlucht weg voor het land in de rug alsof je de messen
voor kunt blijven, alsof je sneller kunt rennen dan wassend water

of dan grond verschuift, je beweegt met de zandzakken mee
om het breken van de vliezen voor te blijven om hem niet te

provoceren als hij zegt, tot hier en niet verder, de rivier
oefent geduld en luistert naar jouw radeloze gefluister

tot de maatbeker vol is, maak hem niet kwaad of hij plast over
je nieuwe voeten en oevers worden aangepast al naar gelang

de loop kweek je zwemvliezen of bindt schaatsen onder
open land ligt als een schaakbord vrij voor de loper op het water

principes en steigers zijn als elastiek, paden gedoemd te verdwijnen
je pakt het dorp op en verplaatst het als dat beter

schikt, maar je bent het niet meer gewend mee te buigen met
rampspoed, tol te betalen voor kamers met vloeibare muren     

13 Juli 2021, Over papierprikker & peacekeeper

Columniste naar Den Haag voor de Srebrenica-herdenking op 11 juli, deze keer ook weer in aanwezigheid van demissionair minister Bijleveld. Echter niet met de fysieke aanwezigheid van columniste wegens het nog altijd bestaande gevaar van messentrekkende struikrovers en na de aanslag op Peter R. de Vries kun je maar nooit weten. Ik had lief weliswaar bij me, maar mijn bodyguard wilde liever in zijn veilige vesting de livestream bekijken, dus hielden we ‘m maar gezelschap. Daar zaten we dan, gedrieën met onze Srebrenicabloem opgeprikt op de bank voor de buis. Omdat de eindredactie van de speeches en het programmaboekje uit columnistes handen was gerukt stonden deze bol van de taalfouten. De beginselverklaring was veel te lang, er werd een hele paragraaf aan Mladic gewijd (waarom zoveel aandacht voor die boef?), hoewel onbegrijpelijke termen als het SANU-memorandum en de Jansa-doctrine waren aangepast of weggelaten. En welke Nederlander weet nu helemaal dat RS voor de Servische Republiek staat? riep de bodyguard uit. Gelukkig kwam daarna de uitstekende toespraak van Aboutaleb. Hij beschreef hoe hij in de jaren 90 als woordvoerder van het ministerie van VWS in Slavonski Brod in Kroatië was om de evacuatie van drieduizend vluchtelingen voor te bereiden en onder de indruk was van de verwoestingen aldaar. Daarvoor gebruikte hij het beeld van de papierprikker die stug door bleef prikken. Hij eindigde heel gepast met de oproep om niet in hetr verleden te blijven hangen maar ook vooruit te kijken waarvoor hij de metafoor van de voorruit van een auto en de achteruitkijkspiegel gebruikte. Ook de elfjarige kinderburgemeester van Maastricht (van bosnische afkomst) maakte indruk. Bijleveld slalomde om de medeverantwoordelijkheidskwestie heen waardoor haar toespraak flets en vrij nietszeggend was. Wel bewonderenswaardig om twee uur lang met haar gevolg in de houding te moeten staan. Na afloop sprongen we gedrieën van de bank op om toch nog een bezoekje aan het Plein te brengen. De gevreesde chaos was uitgebleven en op de stream was geen messentrekker te bekennen. Bovendien heeft columniste ogen in haar rug en een kogel in de pen. Desondanks dook een struikrover op in de gedaante van een wiskundeleraar met brilletje, snor, schooltasje en een flinke dosis stijfkoppigheid. Jij erkent de bosnische taal niet! volhardde hij. Dat heb ik nooit beweerd, gaf ik, ik heb alleen gesteld dat het gemiddelde nederlandse publiek de taal als Servokroatisch kent. Als taalkundige weet ik heus wel wat het verschil tussen Kroatisch, Servisch en Bosnisch is. Jij hebt dat zeker beweerd toen je wijn had gedronken! fulmineerde ie. Nu kwetst u mij, zei ik. U moet geen leugens over mij rondstrooien en mij al helemaal niet voor alcoholist uitmaken. Dat ik van wijn hou is mijn goed recht en gaat u gevoeglijk geen snars aan. Hoho, kappen nou, kwam een peacekeaper tussenbeide, dit is geen dispuut om op de herdenking te voeren. Zoals jullie willen, gaf ik, ik heb enkel mijzelf nader verklaard. Dat is mijn goed recht. Een andere struikrover sprong uit het niets tevoorschijn en gaf me enthousiast de vuist. Tjonge, wat ben ik moe, verzuchtte ie toen, wat een krachttoer was het in de laatste weken om de herdenking voor elkaar te boksen. Zonder jouw redactionele werk en nu is de wiskundeleraar eveneens uit het comité gestapt, ik heb ook ruzie met ‘m gemaakt. Sowieso moeten de dinosaurussen hoognodig plaats voor de jongeren maken. Daarop voegde ik me weer bij lief en de bodyguard die de wiskundeleraar ongedeerd had laten gaan. Ik heb ‘m wel duidelijk gemaakt dat jij taal- en letterkunde hebt gestudeerd en dus weet waarover je het hebt, zei deze. Ach ja, die wiskundigen hebben geen enkel benul van taal, verzuchtte ik. We eindigden de dag geheel in stijl door elkaar bij de Balkangrill om de hoek met de slivovica toe te proosten.

aftocht in mineur

er is een plein en er was zwanenzang
de soldaat is zonder geweer
toch zweet hij kogels, zijn verweer
begint haast te lijken op dadendrang

grond dient om te beschermen
stof voor wat het waard is
zij draagt het kartelige gemis
over bloed kun je je niet ontfermen

als er een vijand is laat hem zien
bevecht hem met je handen
er zijn omheiningen, maar ook stranden
er is een zee die ook ik verdien

de soldaat heft alleen het eigen gezicht
het is een aftocht in mineur
een enclave als een open deur
bevolkt met rijen schoenen uit het zicht

6 Juli 2021, Over ramptoerisme & kaalslag

Columniste heeft in het weekend heel wat kilometers trappend en met zadelpijn afgelegd. In de coronatijd heb ik de OV-fiets ontdekt en heb er inmiddels al heel wat tochten op zitten, want het was zo’n beetje het enige wat er tijdens de lockdown te doen viel. In de winter was het soms te koud om te fietsen, dan werden het de benenwagen. Inmiddels is alles weer bij het oude normaal, maar juist nu lekker fietsweer. Als het tenminste niet regent, onweert, hagelt, valwaait of overstroomt, zoals in Leersum of het limburgse Eygelshoven. Lief en ik waren vorig weekend al bijna verzopen op de tocht van Lunteren naar Ede-Wageningen. Als uitje voor deze zondag wilde ik van Veenendaal-De Klomp naar Leersum te fietsen om de verwoestingen te aanschouwen. Ga jij maar, bromde lief, ik heb het niet zo op ramptoerisme. Terwijl hij daar nota bene geboren en getogen is. Hoho, ik doe niet aan ramptoerisme, maar aan verslaggeving, verbeterde ik. Zoals de historicus een volledigheidsneurose heeft in die zin dat hij alle actualiteiten op de voet volgt, zo heeft columniste een verslagleggingsneurose in die zin dat ieder belangwekkend gebeuren op schrift moet worden gesteld. Ik hou dan ook al sinds mijn veertiende een dagboek bij. Op de middelbare school was ik nog heel ijverig, toen schreef ik er iedere dag in, nu nog slechts drie of vier keer per week. Ik zie het als mijn levenstaak om verslag te doen van de tijd waarin ik leef, in persoonlijke en in wereldlijke zin. Dus als er een valwind in Leersum heeft plaatsgevonden, wil ik er met eigen pen kond van doen. Het was evenwel een tocht met een flinke hobbel, want koud was ik onderweg of de donkere wolken pakten zich samen en even later begon het ongemeen te waaien waarop ik in gedachten de bomen zich al als knappende luciferhoutjes op me zag storten. Gelukkig fietste ik juist langs station Veenendaal-Centrum met een riante overkapping boven de bankjes. Geduldig wachtte ik de krant lezend het einde van de bui af, wat een kleine anderhalf uur later het geval was. Toen ik vanuit Amerongen het bos uit kwam, meende ik even de ruïnes al te zien staan, maar het bleken de skeletten van woningen in aanbouw te zijn. Dan maar naar de Lomboklaan die – als je de media mocht geloven – geheel in puin zou liggen. In Leersum-Noord had een ware kaalslag plaatsgevonden alsof een overijverige houthakker alle overtollige bomen had gekapt. Maar ook was er meer licht en beter zicht op de uiterwaarde, aangezien die wijk tegen de flank van de heuvelrug ligt. Ook op de Lomboklaan waren veel bomen gesneuveld en de bomen, die er nog stonden, waren ingezwachteld. Rond de Uilentoren was het eveneens aardig uitgedund, maar juist die twee bomen, die het zicht op de rivier ontnemen, stonden er nog wél. Op weg ernaartoe kwamen de ramptoeristen me tegemoet. Het is maar goed dat de lockdown voorbij is, dacht ik, anders was heel NL bij wijze van uitje naar Leersum getrokken. Overigens was er van de rest van de vermeende verwoestingen – afgezien van wat afgewaaide dakpannen en dat ene huis waar een boom op was gevallen dat alle media in de lens hebben gehad – niet veel te bekennen. En waar waren toch die wanhopige kijk-nou-wat-er-van-ons-prachtige-dorp-over-is hysterici gebleven? Ik hield een verloren wandelaar staande en informeerde natuurlijk eerst of hij schade had, wat niet het geval was. Eigenlijk hebben we ontzettend veel geluk gehad, stelde hij, want er zijn geen gewonden gevallen. De mensen, die door de hagel zijn getroffen, werden na een paar uur weer uit het ziekenhuis ontslagen. Er waren een paar gaslekken, maar gelukkig is er geen brand uitgebroken. Dat was een vuurzee geworden, want de weg lag zo vol bomen dat de brandweerwagens er niet eens bij hadden kunnen komen. Overigens zijn de meeste verwoestingen aan de andere kant van de Lomboklaan. Gnagna, in de rijkeluisbuurt, gnuifde lief later handenwrijvend. Tot zo ver de in de miljoenen lopende schade in mediahype “verwoest Leersum”. En ach, al die hoge, oude bomen namen toch maar het licht en zicht weg. Dan zal het met het ondergelopen Eygelshoven ook wel meevallen. Hooguit een paar kelders, schat ik.

in de grond van het hart

ze zeggen dat de grote droogte voorbij is, het grondwater
op peil, de bodem een spons weer zacht gemasseerd

en week in het hart, liefdevolle jus doorgesijpeld tot de kern
ik wil grond zijn voor het hemelwater, met open mond

de heling in het merg van scheuren ontvangen en opslurpen
maar er zijn altijd gaten waar het licht niet bij kan

bekkens zonder bodem, het leven zonder strohalm
duiken zonder snorkel, op goed geluk de windrichting

volgen, ze zeggen dat je hoe dan ook goed uitkomt
dat alle wegen naar rome leiden of dan in ieder geval

naar het middelpunt van de aarde maar het blijft onbestemd
of er iets wacht en vallen kun je leren

wat is grond zonder fundament, een huis zonder cement
een muur zonder raam, een kamer zonder huisraad

een bed zonder geheimen, een arm zonder veiligheid
ik wil me spreiden voor wie gaat liggen, een hangmat

zijn, een wiegend onderkomen voor de vluchteling
van het hart, lekken in alle uithoeken, je bent vreemd zoals

vertrouwd, ik ken je als het raadsel in mij, grond die verschuift bij
de aanraking, muren die meebuigen in de storm, adres onbekend 

29 Juni 2021, Over argusoog & heilige Corona

De Summer of love is dan eindelijk van start gegaan. Tortelende paartjes heeft columniste nog niet gespot, maar ik fietste zondag langs diverse voetbalcafé’s waar de tijd leek te zijn teruggedraaid en de anderhalve meter een vergeten relikwie uit andere tijden terwijl je in de trein vermaningen naar je hoofd krijgt als de mondlap na het opslurpen van de koffie nog steeds vergeten aan één oor bungelt. Sorry mensen, ik hou nu eenmaal kantoor in de trein en als ik geconcentreerd aan het werk ben, vergeet ik alles om me heen. Ik ken mensen die de lap om die reden permanent aan de pols hebben fladderen, maar zelfs dan zou ik ‘m nog glad vergeten. Ik was er trouwens al vanuit gegaan dat ie ook niet meer op stations en perrons vereist zou zijn, maar daar kwam ik toch bedrogen uit. Het is natuurlijk absurd dat ie tijdens de spits bij AH af mag en in de luchthavenruime stationshal van Utrecht CS niet. Tegen zulke kromme logica wil columniste nog wel eens in opstand komen. Toen het mondkapje in alle ruimtes met een dak verplicht was, had ik er minder problemen mee, al liet ik het meestal wel af op perrons in de buitenlucht. En ja, een beetje heimwee naar die stille tijd is er toch ook wel nu je in de trein weer met moeite een zitplaats kunt bemachtigen en in de binnensteden over de hoofden kunt lopen. Zo sjokte ik met de historicus op zaterdagmiddag door de stomende binnenstad van Aken. Wat een contrast met april toen ik hier illegaal rondliep, want zonder negatieve test was en met het hart in de keel als ik een agent ontwaarde! Waar de een beweert dat het virus op een gegeven moment vanzelf zal uitdoven, houdt een ander het argusoog op de deltamutant gericht en is een derde bang voor schade op de lange duur door het vaccin. De historicus, die er altijd prat op ging complottheorieën louter vanuit een “antropologische interesse” te bestuderen, meldde nu dat hij bang voor het vaccin is omdat hij heeft gelezen dat het een biologisch wapen zou zijn dat over maximaal een jaar miljoenen slachtoffers zal eisen. Tot nu toe kon ik er met de maatregelen wel tussendoor fietsen, stelde hij, maar met dat vaccin voel ik me gedwongen en dat maakt me wanhopig. Want hij wil natuurlijk wel in het najaar naar zijn geliefde Venetië. Ik voel die wanhoop al maanden, gaf ik, en ja, ik voel me ook gedwongen. Ik ben ook niet van plan om dit ieder jaar te herhalen. Het valt natuurlijk niet te herleiden, maar mijn klachten zijn sinds de prik wel weer verergerd. Daarbij las ik alsnog de kleine lettertjes dat er in Pfizer aluminiumzoutzuur zit dat slecht voor de lever is. Zuslief, die zwaar allergisch voor E-nummers in medicijnen is, durft het vooralsnog niet aan. Zij gaar toch nooit naar het buitenland. Maar jij bent goed gezond, dus jij zult er waarschijnlijk niet veel van merken. Wil je trouwens mijn complottheorie horen? In de herfst komen er weer nieuwe uitbraken en geheid krijgen de vaccinweigeraars dan de schuld, hoewel er in Israël al uitbraken onder gevaccineerden zijn. Dat was hier trouwens ook in zeker één verpleegtehuis, wat geen verbazing hoeft te wekken omdat het vaccin wellicht minder goed werkt bij heel oude mensen omdat hun immuunsysteem zwakker is. Daarom pleit ik juist voor het inenten van het gezonde deel van de bevolking om zodoende ouden en zieken te beschermen. Maar goed, als er een uitbraak op Urk komt, weten we in ieder geval waar we het aan te danken hebben. Dus laten we het er vooralsnog van nemen. Na een bezoekje aan de Dom waarbij de historicus me wees op de kroonluchter van Barbarossa en de vloertegel voor de heilige Corona ontvluchtten we de binnenstad en zegen op een bankje bij de fontein in het stadspark neer om bij te komen van alle drukte. Een eend poseerde uitdagend op de rand van het bassin. De historicus viel op het rustgevende watergeklater in slaap en ik was weer even terug in de stilstand van de lockdown.

Whoring twenties

Serena heeft al haar datingapps verwijderd en haar Let’s
fucking dateshow op Instagram verwijderd. Ze wil nooit meer
in het virtuele leven, maar in het hier en nu. Ze wil uit het scherm
in het fysieke lijf stappen, hoe lillend en schubbig ook, met

vax en wax de aardbol rondhoereren, de tong lenigend in
alle openingen van de wereld. Het wordt het nieuwe normaal
van in elkaar verstrengelde naakte, zwetende ledematen. De
Summer of love staat op het punt om los te barsten, al lijken

koudwatervrezers niet van zins om hun pandemie-accessoires
handgel en mondkapjes op te geven als waren het kostbare
speeltjes. Geef Selena liever een dildo om vast te oefenen. Maar
wacht nog even met klimpalen van vlees en bloed om te

wennen aan wiegende huid die niet van latex of glas is, die
huiverend meegeeft, krult en plooit. Het is eng als de eerste mens
in de maankrater van de liefde. Je voelt adem, snuift feromonen,
ziet ieder stoppeltje onder het vergrootglas. Keert walgend om.

22 Juni 2021, Over Brelromantiek & struikrovers

Columniste na zo lange tijd weer eens op weg naar Eijlders voor de ode aan de ober. Bij Eijlders werken enkel kelners, zo werd ik op de vingers getikt. Vanwege de noch immer aanwezige pandemie was het een bescheiden gezelschap waaronder de Terk, Wijtgaard, Michiel van Rooij, Aurora Guds en Peter Brouwer en Michael Abspoel voor de Brelromantiek. Columniste voerde barjuffrouw Tineke uit de utregse Vogelenbuurt op in gedicht nr. 166 in de reeks Cromakronieken, wat bij mijn voormalige studiegenoot Peter Brouwer nostalgische gevoelens opriep. Ik woon al sinds jaar en dag in Velp, zei ie, maar ik verlang nog altijd naar Utrecht terug. Dat is toch de stad waar ik studeerde en mijn eerste jongemansstappen zette. Dat heb ik met Freiburg, zei ik. Ik kan me helemaal niet herinneren dat jij in Freiburg zat, gaf ie. Maar jij bent ook eerder afgestudeerd dan ik, wist ik, ik heb studievertraging opgelopen door mijn anderhalfjaar durende verblijf in het gekkenhuis. Je bent evenwel nog geen spat veranderd, zei ie, terwijl ik vroeger toch zo’n mooie krullenbos zwart haar had… Nou, daar zitten we dan, glunderde Aurora bij ons op het terras neerploffend. Dat dit toch allemaal weer mag en kan. Ik heb een zware winter achter de rug, verzuchtte Wijtgaard. Andere mensen hadden last van hun kinderen bij het thuiswerken, ik keek enkel op een blinde muur uit waar geen spatje zonlicht kwam. Er waren dagen dat ik helemaal geen daglicht zag. Aldus was de stemming op het terras bepaalde feestelijk, al werden er ook veelvuldig herinneringen aan Offerman opgehaald. Ik zei dat hij voor mij altijd de belichaming van Amsterdam is geweest. In letterlijke zin, vulde Michiel aan, doelend op diens robuuste postuur. Zorgzaam werd hij genoemd, maar als hij een kroegganger zat was, schroomde hij niet om die buiten de deur te zetten. En als hij honger had, ging hij in de keuken een tosti maken, ook al zat het café stampvol. Tja, als hij het nu had gekregen, had ie waarschijnlijk nog geleefd, verzuchtte Wijtgaard. Maar in het begin wist men helemaal niets over corona. Toen werd er een nieuw rondje besteld en weer tot de orde van de dag overgegaan. Ik moet gaan, zei ik plots, ik moet het tuinhuis nog uitruimen. Alle oren werden mijn kant opgespitst. Is de natuurgenezer soms ook al dood? Welnee, glimlachte ik, alleen maar naar Engeland overgeplaatst. Althans, als je de nieuwsberichten moet geloven, maar het kan net zo goed nepnieuws zijn en misschien heeft Thierry nog een gat in de grond voor ‘m kunnen regelen. Maar toen ik bij het tuinhuis kwam, was de deur gebarricadeerd. Ik zette m’n schouder ertegen en het vermolmde slot sprong open. Van onder de divan piepte een slip van een wit tuniek. Kom maar tevoorschijn, Radovan, riep ik, ik heb je wel door. Gè, gelukkig ben jij get, klonk het opgelucht en een bebaard hoofd met energetische knot schoof onder de divan vandaan. Geb jij iets te eten en te drinken meegebracht? Nee, hoezo? Je zit hier toch niet ondergedoken? Wis en waarachtig! Mijn dubbelganger – je weet wel, dezelfde die ook de Biltsche Goek op stelten geeft gezet – zit nu in Engeland in de cel, dat geeft Thierry geregeld. Maar nu zal ik wel op vakantie naar de Biltsche Goek moeten om geen argwaan te wekken. Laat Thierry dan ook maar een gebraden gansje en een fles Dompergnon uit de keuken van de Biltsche Hoek voor je meenemen, gaf ik, ik heb wel wat anders aan m’n hoofd. Ik ben ternauwernood ontkomen aan een stelletje bosnische struikrovers die een dolk in mijn rug hebben gestoken en mij vervolgens in het ravijn wilden werpen. Is dat soms gangbaar in jullie cultuur, om zo respectloos met vrouwen om te gaan? Weet ik veel, glimlachte ie, ik ben een Serf. Da’s allemaal één pot nat, zei ik, ook al slaan jullie nog zo aan het moorden om de verschillen kenbaar te maken. Jullie Balkanmannen doen mij ook altijd verdriet. Gogo, protesteerde ie, ik geb jou nog nooit vermoord. Nee, maar je hebt wel mijn hart gebroken. Ik kan in ieder geval niet meer terug naar huis, dus allà, ik zal het voorlopig met jou moeten doen.

De ober is dood

IM Ronald M. Offerman

Het lijkt zo lang geleden dat ik in een mooi café zat.
Ik ging er altijd naar binnen als het zondag was, als
de woorden van de bierglazen dropen, uitgeschonken
door de ober met de stem als een klok. En als de gasten

weg waren was hij de beuk die met de jaren meer vertakte.
Hij droeg het café op zijn kruin. Baarsjesman, de dichter
van het levenslied, de Hazes van de poëzie. Die schreef
over alle aspecten van leven in zijn stad. Hij deed me aan

die zingende kroegheld denken. Daar kan ik me wel in
vinden, glunderde hij en ik lees: voorlopig zijn we
weer veilig. Heeft die sluipmoordenaar je dan toch te
grazen genomen? Ik vernam je dood zoals ik je las.

Recht in het hart. In deze anderhalvemetertijd geen perspectief
op afscheid. Het café is dicht, de bar leeg, de stamgasten
naar alle windstreken. Ik schrijf je vanuit een verre stad
in het gure Griftpark waar lente grijs en bomen rillen. 

15 Juni 2021, Over naweeën & jazzklanken

Jawel, hij zit erin. De eerste buit is binnen, zei een lotgenote blij toen we de Jaarbeurs verlieten. Daar was wel wat aan vooraf gegaan. Een vriendin van bijna tachtig, die nog heel vief is, had het prikken een waar uitje gevonden. Ik keek m’n ogen uit! glunderde ze. Al die rollators, scootmobiels en wandelstokken! Al die beverige besjes! Dan ben ik zo blij dat ik nog niet zo ben… Ik was om een andere reden blij om in een andere leeftijdscategorie te zitten – al die rollators houden het prikverkeer maar op -, maar ik keek evengoed m’n ogen uit. De Jaarbeurs was ingericht als een luchthaven met eindeloze loopgangen, het leek wel een speurtocht naar de naald en er stonden net zulke lange rijen als bij de veiligheidscontroles op het vliegveld. Columniste had evengoed nog steeds het gevoel naar de slachtbank te worden geleid. En o wee, ik had op het gezondheidsformulier één vraag met ja aangekruist, want ik maakte gewag van mijn asprine-allergie. Dus moest ik eerst naar de arts en wederom in een lange rij plaatsnemen. Waar krijgt u last van als u aspirine neemt? vroeg de vrouw. Van zwellingen in gezicht en hals, antwoordde ik. Nu ik hier toch was besloot ik om meteen maar een ballonnetje op te laten. Ik kon dat niet op het formulier aangeven, begon ik, maar ik heb ook regelmatig hitte-uitslag, een slecht werkende lever en een verzwakt immuunsysteem. Kan ik dan niet beter Janssen krijgen? Als ik er ziek van word, ben ik maar één keer ziek. Daar moest een “echte” arts bij gehaald worden. Het piepjonge ding draaide echter het geijkte coronariedeltje af: Juist met een verzwakt immuunsysteem is het belangrijk dat u nog een tweede prik krijgt. Maar werkt het dan überhaupt wel? Juist bij de tweede prik wordt het immuunsysteem extra aangezwengeld en bent u goed beschermd tegen corona. Tegenstribbelen had geen zin, dus kon ik met een indicatie voor een half uur wachttijd na afloop in de volgende rij plaatsnemen. Overigens heeft zuslief, die van ’68 is en volgens de uitnodiging Janssen zou krijgen, ook naast het net gevist vanwege die paar vrouwen van zestigmin die dood zijn neergevallen, en als ze het anders wil, moet ze eerst langs de huisarts. Een dag later maakte de minister bekend dat wie na 21 juni geprikt wordt mag kiezen, maar dat zal wel weer niet voor ons vrouwen opgaan. Kennelijk staat de surinaamse vrouw wat dat betreft op een lager plan, want alle Janssen-overschottten worden naar Suriname verscheept. Eindelijk was ik dan bij de vrouw met de naald aanbeland. Mag ie rechts, asjeblief? smeekte ik. Dat was geen probleem. Daarna zat ik een half uur met gevoelloze arm en tintelende hand naar een optredend jong utrechts zangeresje te luisteren. Zou ik geen poëzie op priklocaties kunnen voordragen? dacht ik bij mezelf. Vast heel lucratief. Dit was afgelopen donderdag en ik ben nog steeds niet ziek, maar bij een collega van lief op het gemeentehuis openbaarden de naweeën zich ook pas na vijf dagen. Of mijn verzwakte immuunsysteem doet niet wat het moet doen en dan heeft die prik geen enkele zin gehad. Dat zou me een bak zijn! Het zal me eerlijk gezegd m’n rug roesten, zolang ik er maar m’n vaxpas mee verdien. Zondag stapte ik nog steeds monter door Scheveningen voor mijn eerste culturele uitje in meer dan een half jaar. De presentatie van een coronadichtbundel waaraan columniste een bijdrage heeft geleverd. Mijn gedicht hangt tot en met 11 juli naast bijbehorend kunstwerk in het zieltogende Muzee. Ja, de eerste verwoestingen van de lockdown worden zichtbaar, zo moest het stadsmuseum van Nieuwegein al sluiten. Lok de duitse bejaarden hierheen, ried ik aan, hoewel er op de boulevard nog geen duits woord te horen was. Het was een bescheiden gezelschap, maar Stanislaus Jaworski was er wel. Wat heb jij zoal gedaan? informeerde ik. Ik heb me beziggehouden met Asha Karami, zei ie. Ieder z’n meug, gaf ik. Ik heb me beziggehouden met Delphine Lecompte. Op de neerdwarrelende jazzklanken namen we de bundel in ontvangst.

muzee na de zondvloed

we drommen bescheiden in het noodlijdende museum bijeen
waar viswijven ons vanaf de muur strak aanstaren

het seizoen is begonnen, maar de toeristen zijn de weg kwijt
het aloude zimmer frei is opgedoekt, de laatste

verkleedcabine staat tussen de rekwisieten van vroeger,
de katrollen, scheepstouwen en gevlochten manden door

korvers, de kuiper heeft geen regentonnen meer, je denkt
met gepaste weemoed terug aan knokken en vuurtjes stoken

tot in de hemel, maar de drollenvangers konden je gestolen
worden en de panorama mesdag is verworden tot kitsch

op een bankleuning, je leeft allang niet meer op het dorp en aan
het voorzetsel herken je de seizoensgebonden import

hoe stationnair is het reuzenrad, het rondreizende circus
tot staan gekomen, al wat er klinkt is jazz, maar ook dat 

werd verkwanseld, het dorp is opgeslokt door de stad
achter de duinen die tegenwoordig aan zee pretendeert

je toont me je pijpla waar de gezusters snorhaar hun reukklieren
afwrijven, je man in de hemel ziet er vanaf het nachtkastje

op toe, je wijst me de weg naar de vuurtoren
als je de verkeerde afslag neemt kom je vanzelf bij de vergane

glorie van je verleden uit, als dat het enige is waar we nog
op kunnen bouwen, dat en de volgeplempte horizon in zee      

8 Juni 2021, Over schrijfarm & flowyoga

Het kan niet op deze zomer. Likkebaardend ziet men talloze stippen aan de horizon opdoemen in de vorm van knuffelfestivals, zuipvieringen en hossen tot ver in de herfst. Het belooft een lange, hete en geile zomer te worden nu de lentekou van de lockdown uit de lucht is. Het is nu alweer bijna normaal. Ik hoor het u verzuchten: wat wil columniste nou nog meer? Is het nog niet goed, moet ze weer katten, het feestje bederven, regenen op de parade van blije, gelukkige mensen. Neen, het is inderdaad niet goed tot ik vrij kan reizen en de bibliotheek tot mijn kantoor maken. De bibliotheken zijn vooralsnog slechts semi-open met allerlei restricties en beperkingen. Bij de OBA krijg je geen werkplek als je ouder dan 24 bent, bij het amersfoortse Eemhuis krijg je geen werkplek zonder lidmaatschap en de utrechtse bieb is gemakshalve maar vast op de zomersluiting overgegaan, dus ’s avonds dicht terwijl ik juist in de avonduren op mijn schrijfbest ben. En dacht u nou werkelijk dat heel Europa inmiddels voor ons ontsloten was? Lief en ik moeten onze jaarlijkse voorjaarsvakantie in Freiburg overslaan, want we kunnen niet eens naar Duitsland. Lief is inmiddels ingeënt met het bofkontenvaccin van Janssen en nu dus overal vanaf. Hij had wel dagenlang een stijve en pijnlijke arm. O schrik, hij werd nog links geprikt ook en dat is mijn schrijfarm! Ik kan me beroepsmatig niet dagenlang een lamme arm veroorloven, maar geen idee of ik rechts geprikt kan worden. Weer een zorg erbij. En ik zweet al duizenden peentjes. Overmorgen ben ik eindelijk aan de beurt, maar ik heb nog zelden ergens zo tegenop gezien. Ik ben banger voor het vaccin dan voor corona. Moeder en stiefmoeder waren er allebei doodziek van (Pfizer) en dat twee keer. Komt nog bij dat lief weliswaar een vaxbewijs meekreeg waarop het volgende werd vermeld: dit bewijs is geen vrijbrief voor het reizen door Europa. Nou, daar staan we dan genaaid door de overheid met die prik in ons lijf en nog steeds van onze vrijheden beroofd. Vergeef me dus dat ik uw jubelstemming verpest, lieve lezer, maar ik sta er niet bij te juichen, niet zo lang ik geen volledige bewegingsvrijheid heb. U denkt misschien – zo kon ik uit sommige reacties opmaken – dat het me om mijn eigen privileges te doen was, of zoals Olaf Tempelman afgelopen zaterdag in de Volkskrant schreef: al die mensen die covid19 als een griepje zagen omdat het hen onwelgevallig was dat de verre reis niet doorging en het flowyogaklasje werd afgelast. Een groter dédain naar de oprechte critici van het beleid is niet denkbaar. Tempelman had het in zijn essay over polarisatie en vijanddenken waarvan hij de wappies gemakshalve maar de schuld gaf. Natuurlijk doet hij met deze denigrerende opmerking niet aan polarisatie, want de arrogante mainstreammedia heeft het automatisch bij het rechte eind. Om een misverstand uit de wereld te helpen: afgezien van de avondklok heeft columniste de lockdown helemaal niet als zo vreselijk onplezierig ervaren. Persoonlijk had ik helemaal niet zo’n last van het verlies van die vermeende privileges. Ik ben een stapel tekeningen rijker en heb een boel nieuwe plekjes in deze mooie provincie ontdekt. Alleen hoop ik wel niet nog eens zo’n winter te moeten meemaken van stijve vingers, bevroren tenen en verkleumde botten omdat je nergens naar binnen kunt om op te warmen. Ineens kon ik me een voorstelling maken van de mensen in het belegerde Sarajevo tijdens de strenge winterkou in hun onverwarmde huizen. Maar nu eerst maar de lange, hete en geile zomer zien door te komen.

Goocheltruc

Het Griftpark* wordt voor de zomer opgetuigd. In speeltuin,
kinderboerderij, skatebak, natuurkern en op de Teletubbieberg
moet een fata morgana verschijnen. Ooit een gemeen brouwsel
van teer, fenolen, cyaniden en polycyclische aromatische

waterstoffen toegedekt met de kikvorsgroene liefdesmantel
voor het recreatieve vertier. Het pretpark uit de gifbelt verrezen
door aangeplante vingervlugheid. De perfecte illusie voor de
illusionist. Je ziet niet meer wat eronder ligt. Het is de heilige

plicht van omhooggevallen wieders om uit te roeien
wat onwelgevallig is. De tand des tijds, het tegenlicht, die
smerige fabrieksmuur*. Ieder gat gedicht. Klaar voor een
gedroomde, vrij van corona vozende zomer in de circustent

van de goochelaar*. Hij laat het rampjaar in zijn hoge hoed
verdwijnen. Behendig tovert hij nieuwe hoop te voorschijn
in de gedaante van een tevreden knorrend konijn. Het is echt,
net als wij. Maar alleen de illusionist bepaalt of het bestaat.

* Park in Utrecht in de wijk Noordoost
* Van 1860 tot 1960 stond hier de gemeentelijke gasfabriek
* Hans Klok zal zomer 2021 een aantal voorstellingen in een circustent in het Griftpark geven

1 Juni 2021, Over keuzemenu’s & verloren schaap

Zo werd columniste ook geconfronteerd met de gevreesde “chaos” bij de GGD’s. Ik ontving mijn uitnodiging – keurig op tijd zoals voorspeld – in mei. Goed, ik heb niet meteen gebeld, want ik wilde eerst mijn orthomoleculair therapeut raadplegen wat ik kan doen om mezelf met mijn virusbelasting en verzwakte immuunsysteem tegen de bijwerkingen van het vaccin te beschermen. Van diverse kanten heb ik al vernomen dat het een aanslag op het immuunsysteem is en serieuze, corona-achtige klachten kan opleveren, dus daar wil je jezelf niet zo maar aan blootstellen. Toen moesten de immuunversterkers besteld en geleverd worden en kon eindelijk de afspraak worden gemaakt. Welkom in het bureaucratische woud van de zorgverlening. Of beter, welkom terug, want ik heb ooit jarenlang rondgedoold in allerhande zorginstellingen zonder dat er ook maar iets van zorg verleend werd waardoor ik mij tenslotte ten einde raad maar bij het leger van zorgmijders voegde. Dankzij de vaccinatiedwang heeft het verloren schaap nu moeten terugkeren. Want laat dit gezegd zijn: columniste voelt er niets voor om zich te laten inenten. Ik heb geen behoefte aan levend noch dood virus in mijn lijf met mijn toch al zwakke afweer. Om virusoverdracht tegen te gaan heb ik als ervaringsdeskundige in de loop der tijd mijn eigen methodes ontwikkeld, dus ik zal niet zo snel besmet raken. Maar ik voel me tot inenting gedwongen. Prikken of niet prikken is géén vrije keuze. Nu al kun je in Duitsland bijna nergens in zonder negatieve test of vaxpapieren. Zonder vaxpas kan ik niet op reis en niet in Duitsland optreden. Het basisprincipe van de EU is vrij vervoer van goederen en personen. Dat is ons grondrecht als Europeaan, maar we weten inmiddels dat die grondrechten geen cent meer waard zijn. Uiteindelijk kun je dit vrije vervoer alleen maar met de vaxpas afkopen. Dus het bezoek aan de GGD-hel kon beginnen. Online een afspraak maken leek mij het makkelijkst, want 24/7 te doen zonder ellenlange keuzemenu’s en eindeloze wachtrijen met irritante muziekjes. Maar ook dat was niet in een vloek en een zucht gebeurd. De overheid wil dat iedereen zich laat inenten, maar werpt intussen wel zoveel mogelijk drempels op. En maar klagen dat ze de mensen niet kan bereiken. Eerst de Digid invoeren, dan een vragenlijst invullen en vervolgens floepen er drie mogelijkheden tevoorschijn van locaties met gecombineerde eerste en tweede prikafspraken. Op de data van de enige locatie binnen Utrecht kon ik niet, bovendien ga ik me niet om 9 uur ’s ochtends laten prikken, dan ga ik geheid van m’n stokje, zo gammel als ik dan meestal ben. De andere locaties waren in Nieuwegein en Houten en niet eens in de buurt van het station. Dat werd dus niks. Dan maar bellen en het irritante muziekje velen met de hoorn ver van het oor. Ik verzin dit niet, lieve lezer, maar vervolgens heb ik een half uur lang naar het al-onze-medewerkers-zijn-in-gesprek zitten luisteren en toen was de accu van de telefoon leeg en werd de verbinding verbroken. Intussen riep de minister in het afgelopen weekend de mensen uit het geboortejaar 1974/75 op om naar de GGD te bellen voor een afspraak. Die houden nu dus alle lijnen bezet! Terwijl ik van 1964 ben en het me nog steeds niet is gelukt om een afspraak te krijgen! Vinden ze het gek dat er vaccins blijven liggen en mensen niet komen opdagen? Wie toch al zijn twijfels bij vaccinatie heeft wordt door deze praktijk volkomen ontmoedigd. Lief (van 1967, maar heeft ook nog geen afspraak kunnen maken) heeft het jaloersmakend makkelijk, want hij krijgt waarschijnlijk Janssen en hoeft maar één prik. Dat wil ik ook, dat scheelt mij dan in ieder geval één keer ziek zijn en één gang naar een moeilijk te bereiken locatie. Echter, als ervaringsdeskundige in de zorg weet ik dat de wil van de cliënt achter de deur staat. Had ik nou maar vast die vaxpas, dan zou ik linea recta naar Servië vliegen. Daar kun je gewoon bij de priklocatie binnenwandelen, krijgt waarschijnlijk een menukaart aan vaccins aangeboden en nog een zakcentje voor de moeite ook. Dan kan de vrije en hoerige zomer beginnen.

Whoring twenties

Serena heeft al haar datingapps verwijderd en haar Let’s
fucking dateshow op Instagram verwijderd. Ze wil nooit meer
in het virtuele leven, maar in het hier en nu. Ze wil uit het scherm
in het fysieke lijf stappen, hoe lillend en schubbig ook, met

vax en wax de aardbol rondhoereren, de tong lenigend in
alle openingen van de wereld. Het wordt het nieuwe normaal
van in elkaar verstrengelde naakte, zwetende ledematen. De
Summer of love staat op het punt om los te barsten, al lijken

koudwatervrezers niet van zins om hun pandemie-accessoires
handgel en mondkapjes op te geven als waren het kostbare
speeltjes. Geef Selena liever een dildo om vast te oefenen. Maar
wacht nog even met klimpalen van vlees en bloed om te

wennen aan wiegende huid die niet van latex of glas is, die
huiverend meegeeft, krult en plooit. Het is eng als de eerste mens
in de maankrater van de liefde. Je voelt adem, snuift feromonen,
ziet ieder stoppeltje onder het vergrootglas. Keert walgend om.

18 Mei 2021, Over waarheidskaravaan & sexmassage

Columniste bij Thierry’s vrijheidskaravaan die hij naar eigen zeggen wil omdopen in waarheidskaravaan. Het kan tegenwoordig niet op met de waarheden en de parallelle samenlevingen, want Thierry heeft grootse plannen, zelfs scholen wil hij oprichten. Verder haastte hij zich te benadrukken dat hij vooral geen mot met Wybren van Haga en de andere dissidenten heeft. Ik keek om me heen naar het publiek dat keurig op de anderhalve meter stond, anders zou de politie een einde aan de manifestatie maken, werd er gewaarschuwd. Ik zag enkele gele paraplu’s en aardig wat mensen met een migratie-achtergrond. Bij de witte parasols leek een samendromming gaande. In de kieren tussen het volk wapperde een wit gewaad. Ik wurmde me ernaartoe. Radovan! riep ik verheugd. Leef je nog? Ik heb je al een eeuwigheid niet gezien! Tja, corona gè, grijnsde ie van oor tot oor. Ik ben daardoor al m’n patiëntjes kwijt, want de sexmassage is opgegeven. Maar een natuurgenezer moet flexibel zijn. Ook een vitaminedeetje met zink voor de gezondgeid? Gomeopatische druppeltjes? Gedroogd fluitekruid? Heb ik allemaal al, gaf ik. Ben je hier voor zaken of ben je tegenwoordig wappie? Wappie? Wa’s dat? Dat woord ken ik als domme gastarbeider niet. Ik ben gier vanwege Thierry. Gij staat voor mijn zaak. Ik wist niet dat jij nog een zaak had, Radovan. Het hoger beroep is geweest. Alleen het levenslang van Mladic moet nog bekrachtigd worden. Ik word overgeplaatst naar een britse cel waar de gooligans mij zeker zullen vermoorden. Dat ik ooit masseur was bij de Rode Ster in Belgrado zegt gen niks. Is get niet verschrikkelijk? Ik ben vergroeid met mijn tuinguis, ik wil nergens anders geen. Een traan drupte in zijn baard. Maar Thierry geeft beloofd om zich voor mij in te zetten als ik zijn leer aangang. Maakt mij dat wappie? Ik sta volledig achter zijn parallelle samenleving waarin ik mijn patiëntjes weer kan bevoelen en get vlees vrijelijk kneden. We richtten onze ogen op het scherm waar een filmpje over de VOC werd vertoond. Thierry en ik, wij gebben veel gemeen, vervolgde de natuurgenezer, we zijn allebei trots op ons land en staan voor ons rijke gistorische verleden. Gij geeft zelfs beloofd om van Sint Vitusdag, toen in 1389 de Slag op get Merelveld plaatsvond, een nationale feestdag te maken. Hier haak ik af, gaf ik, die VOC heeft wel mooi slavenhandel gedreven. Doe toch niet zo links correct! riep de natuurgenezer uit. Jij moet trots zijn op je land, zoals get een kaasmeisje betaamt. Waarom? zei ik bozig. Ik ben niet eens trots op de taal die een slap aftreksel van het Duits is en op kiekje en fiets na is opgebouwd uit duitse, franse en nu ook engelse leenwoorden. Trouwens, dat Servisch van jou is helemaal geen aparte taal, het is één pot nat met Kroatisch en Bosnisch, in Bosnië spreken jullie zelfs hetzelfde dialect als de moslims. De natuurgenezer verstrakte. Wij gebben bij deze een schisma! schreeuwde ie. Ik kan niet meer met jou door één deur! De geilige servische taal zo te ontgeiligen! Dat moest ik eens met jouw geliefde Utrechts doen! Doe gerust, sprak ik, da’s toch een lelijk plat dialect en Tineke Schouten heb ik nooit kunnen uitstaan. En nee, je krijgt mij niet trots op een land dat navelstaarderig naar binnen is gekeerd, behalve wanneer het over Amerika gaat, waar we ooit een handelsnatie met de blik op de wereld gericht waren, noch op een land dat mensen stigmatiseert en uitsluit waar het vroeger open en tolerant was, noch op een land dat burgers hun vrijheden ontneemt en ze die in ruil voor het vaccin pas weer teruggeeft. Ben jij eigenlijk al geprikt, Radovan? Gug nee, ik ben bang van naalden! En dat vaccin, daar zitten allemaal griezelige dingen in, zoals gaaievinnen. Get is de reinste genetische manipulatie. Je gebt gelijk, dit is een rotland, maar altijd nog beter dan de britse cel. Laten wij weer vrede sluiten. Wat een man, gè? zei hij met een verlekkerde blik op de uitbundig dansende Thierry. Hm, Wiegel had meer flair, meende ik, en die maakte geen taalfouten. Maar dat was vast voor jouw tijd.

Oh Thierry

Oh Thierry, je leven is een klucht tot genoegen van het publiek.
Je bent mislukt als alleskunstenaar, de goochelaar die
hetzelfde kunstje te vaak heeft geflikt maar weigerde zijn 
boezemvriend op te offeren aan de zaag. In plaats daarvan

paste je de verdwijntruc op jezelf toe en simsalabim, daar
is ie plots weer. Als een bokkig kind dat uit de zandbak
stampvoet en als de stofwolk is opgetrokken, terugkomt om
een rechtse uit te delen. Ach Thierry, het gaat je enkel om

jezelf, niet om de partij of de kiezer, en zo is het goed. Die partij
bestaat toch alleen maar uit bruinhemden en kwalijk riekende
boreale denkers. Oh Thierry, geef ons je goddelijke lijf, de
vuurspuwende uil van Minerva op je lavendelbeparfumeerde 

schouder en de ondergang van jouw avondland* waarop je fier
afstevent, maar die jouw ego niet bezeert. Jij bent zoals wij willen
zijn, de eigendunk die wij ontberen. Oh Thierry, geef ons onze
dagelijkse soap, wees de ontsnappingsclausule in duistere coronatijd.

* “De ondergang van het avondland”  van Oswald Spengler. Cultuurfilosofisch werk dat in 1917 verscheen en waarin voorspellingen worden gedaan over de toekomst van de westerse cultuur

11 Mei 2021, Over lichaamscultus & bootcampen

Is het u ook opgevallen, lieve lezer, dat pochen over de gezondheid de nieuwe trend is? Alsof het een vrijbrief voor een covidinfectie zou zijn. Sportschoolhouders à la Arie Boomsma worden niet moe (en krijgen ruim baan in de media) om te benadrukken dat wij de sportschool nodig hebben voor onze gezondheid en een sterk immuunsysteem. Sterker nog, als we maar veel bewegen en gezond leven, zijn we immuun voor covid. En áls ik het mocht krijgen, zeggen die mensen dan, is het ziekteverloop vast mild, want ik ben goed gezond. Gesteld dat u zich al bij de bootcampende gekkies in het park wilt vervoegen, lieve lezer, kunt u zich de inspanning besparen. Wandelen met uw net aangeschafte coronahond is waarschijnlijk net zo effectief, zo niet effectiever. Overigens hadden de Nazis ook al sport en beweging en de algehele lichaamscultus tot het gezondheidsideaal verheven, maar dit terzijde. Niemand die rept over de geestelijke gezondheid, op te snuiven in bibliotheken, theaters, bioscopen, galeries en op kunstpodia. Daarbij is het een misvatting van de bovenste plank dat de mens, die gezond van lijf en leden is, immuun is voor virusinfecties. Was het maar waar. Natuurlijk moet je geen onderliggende aandoening hebben én covid krijgen, dat loopt meestal verkeerd af. Maar of het ziekteverloop hevig of mild is hangt van andere factoren dan gezondheid af. Ten eerste natuurlijk de leeftijd, dat staat buiten kijf. Zuslief, die in het onderwijs werkt en samen met vier collega’s al in de eerste golf werd getroffen, meldde dat hoe jonger hoe eerder er weer bovenop. De oudste collega van 60plus ervaart nog steeds ademhalingsklachten en extreme vermoeidheid. Ten tweede: het geslacht. Vrouwen hebben een reactiever immuunsysteem dat eerder “aanslaat”. Simpel gezegd: vrouwen worden sneller en vaker ziek, mannen gaan eerder dood. Het gros van de coronadoden was man en 70plus. De meeste klachtenvrije positieven is ook man. Daarentegen is driekwart van de langdurige covidpatiënten vrouw. Dit zagen we al eerder bij de vermoeidheidsziekte ME, die voornamelijk vrouwen trof, wat Renate Dorrestein al in de jaren 90 deed verzuchten: Als voor het merendeel mannen hierdoor geveld zouden worden, werd er vast groot alarm geslagen en de ziekte wél door de reguliere geneeskunde erkend, maar vrouwen zijn nu eenmaal economisch niet interessant omdat de man nog altijd de belangrijkste kostwinner is. Ten derde hangt het van ieders individuele immuunsysteem af hoe ziek en hoe lang je ziek bent. Waarbij vrouwen dus een grotere kans op langdurige covid hebben omdat hun immuunsysteem langer “aan” blijft. Om dezelfde reden zijn vrouwen ook gevoeliger voor auto-immuunziektes waarbij het lichaam de eigen, gezonde cellen aanvalt. Zoals ook al bij ME werd vastgesteld trof het vaak vrouwen die goed gezond waren en voor hun ziekte een actief leven leidden. Hetzelfde hoor je nu van mensen die aan langdurige covid lijden. Een goede gezondheid blijkt dus helemaal geen maatstaf. Voorkomen is beter dan genezen en een goede hygiene om infectie te voorkomen is beter dan je in het zweet bootcampen in het park. U heeft misschien niet die indruk van mij gekregen, lieve lezer, maar ik ben helemaal niet tegen alle maatregelen. De lockdowns hadden mijns inziens niet gehoeven, maar de hygienische voorschriften van het RIVM heb ik steeds nuttig en zinvol gevonden, behalve de mondkapjes waarvan het effect twijfelachtig is. Zelf paste ik deze voorschriften in bepaalde virushaarden (in het kort de plekken waar kinderen, zieken en ouden van dagen samendrommen) al geruime tijd voor corona toe, want u denkt toch niet dat ik zo maar aan deze wijsheden kom. Columniste is namelijk viruservaringsdeskundige, ik heb al zes jaar zo’n metgezel die op lever en milt drukt. Ik ben namelijk een vrouw met een (over)reactief immuunsysteem. Voordat ik ziek werd leidde ik een actief leven, bewoog regelmatig en at gezond. Het heeft me niet geholpen.

Vallende ster

Het vallen was gracieus en groots. Er trokken lichtstrepen als
vliegengordijnen langs de hemel. Toen was het donker. Er gebeurde
niets. Ik lag op mijn plek verdoofd uitgedoofd te wezen. Zij
wier ogen langs het firmament zweefden waren me vergeten,

de schouwtribune van het glamoureuze kijkdoosleven bleef
leeg. We mochten het niet meer betreden omdat een virus ons
sterfelijk had gemaakt. En dat niet alleen, het had ons compleet
weggevaagd, ons bestaansrecht ontnomen. We konden alleen

nog maar dromen van beter tijden, van toen we pompbediende
met een gouden toekomst* waren. In het begin zinderde alles van
verwachting. De comeback zou spetterend zijn, aan het einde
van de tunnel gloorden de felle schijnwerpers. Het bleek

een fata morgana. De tunnel werd opgerekt als een dynaband.*
Je doet een noodkreet uitgaan via zoom of podcast, maar helaas
zijn vele anderen jou al voorgegaan. Het is dringen in de ether.
Je loopt doelloos rond. Overweegt omscholing tot waakvlam. 

* Toespeling op het liedje “Do you know the way to San Jose” van Dionne Warwick
* Hulpmiddel dat in sportscholen bij spierversterkende oefeningen wordt gebruikt

4 Mei 2021, Over déjà vu en gekkenhuis

De laatste weken is het vrij rustig op het Museumplein. Terwijl in een ander stadsdeel Ajaxfans de orde verstoorden en de politie er glimlachend bij stond te kijken – zie hier de prioriteiten van de burgemeester: Vemke vreest imagoschade als ze voetbalsupporters laat inrekenen, maar aan het wappiemeppen gaat niets verloren. Op het Museumplein dus raakte ik in gesprek met de harde wappiekern. Goed, er was een mevrouw in een kikkerpak en een mevrouw met een steen tegen de straling om haar nek maar ook mensen met verstand van viruszaken. Vaak zijn het bijzonder secure lui die een en ander tot op de bodem hebben uitgezocht. Of het twijfelachtig is dat het vaccin anderen beschermt? Daar gaan we eerst nog meer onderzoek naar doen. De tegenhangers van Jaap van Dissel, zeg maar. Iets dergelijks zie je bij de Republikeinen die meer van het koningshuis afweten dan heel het oranje klootjesvolk bij elkaar. Ineens werd ik door een déjà vu bevangen, het gevoel iets soortgelijks al eens eerder te hebben meegemaakt. Dertien jaar geleden kwam columniste kortstondig met de GGZ in contact. Mijn laatste contact met die instantie dateerde van eind jaren 80, toen ik in een psychotherapeutische kliniek verbleef. De gemeenschap werd geheel door de bewoners gerund, patiënten werden voor vol aangezien en serieus genomen. Het welzijn van de patiënt stond voorop. Hoe anders was dat twintig jaar later! Voor mij was het een wrede ontgroening in een systeem dat in de tussentijd 180 graden was gedraaid. Patiënten worden gestigmatiseerd als zijnde ontoerekeningsvatbare gekken en onmondige kinderen. Als je denkt je een kritische houding te kunnen permitteren, schrijven ze alles wat lelijk is in je dossier dat iedereen kan inzien. En met lelijk bedoel ik nagenoeg karaktermoord. Bij het eerste consult wappert de psychiater automatisch met de antidepressivastrips waar je vroeger in de kliniek zelfs voor neusdruppels toestemming aan een arts moest vragen! U voelt ‘m al aankomen, lieve lezer, hier spelen andere belangen dan het welzijn van de patiënt. Ik werd zo onpasselijk van deze ontmenselijkende gang van zaken dat ik mij uit protest aanmeldde voor de functie van GGZ-dichter. In die hoedanigheid gaf ik workshops aan patiënten en bezocht bijeenkomsten en congressen waar mensen veelal hun persoonlijke ervaringsverhalen vertelden. Ik sloeg er steil van achterover. De werkelijkheid was nog vele malen erger dan wat ik had meegemaakt. Dit alles omlijst door lezingen van kritische (ex)hulpverleners – meestal pensionados en zij die “eruit waren gestapt” door een eigen praktijk te beginnen – waarin werd benadrukt dat het toch echt anders moest. Mij werd duidelijk dat het een verrot systeem was met de patiënt als willoos produkt, aangestuurd en onderhouden door de farmamaffia. Na een tijdje in dit “systeem” te hebben rondgedwaald kreeg ik het er psychisch moeilijk mee. Ik wist zeker dat dit in geen honderd jaar ging veranderen. Het deprimeerde me zo dat ik het definitief de rug heb toegekeerd – ook als kunstenaar en meedenker. Want de mensen op die bijeenkomsten legden te weinig gewicht in de schaal. Hulpverleners in functie zag je er sowieso amper, die vreesden voor hun baan en wilden niet met deze “dwarsdenkers” worden geassocieerd. Het leek mij beter om dit gekkenhuis voorgoed te verlaten. Zie hier de analogie met de huidige coronatijd. Alleen is nu de samenleving het gekkenhuis met onze leiders als de witte jassen en de politie als de ziekenbroeders die de psychisch zieken tegen de grond werken. Die ook maar de bevelen opvolgen omdat ze bang zijn voor hun baan en niet met wappies worden geassocieerd uit angst voor pesterijen. De farmamaffia heeft de oorlogseconomie stevig in de greep: weer 227 miljoen winst voor Astrazeneca. We zijn aan de verliezende hand, maar ik kan er niet mee stoppen, sprak zo’n wappie. Want uit dit gekkenhuis is geen ontsnapping mogelijk. Je kunt niet anders dan ertegen in verzet komen. Dat is geen keuze maar bittere noodzaak.

Herder

Ik ben niet het paard van Wellington, ik ben maar
een doodgewone herdershond zonder naam, rang of
stand maar wel met hoektanden. Opgeleid tot
moordmachine als het moet en dat het moet spoort

de bevelhebber aan het andere einde van de ketting aan,
gepansterd in het zwarte staal en helm, schild en
wapenstok. Normaal gesproken waak ik over schapen,
hou de kudde bij elkaar, nu ben ik getraind om uiteen

te drijven en door te bijten. Het wordt me rood voor
de ogen van al die hartvormige ballonnen en de gele
paraplu’s steken als het zonlicht. Een makkelijk doelwit.
Ik sta strak tot het commando om te gaan, we blaffen

vol verwachting. Uit open kelen gulpt iets als sluit je
bij ons aan. Ik versta geen mensentaal, maar kijk ze in
de makke schapenogen. Ik word weer herder. Hoe zou 
het zijn om aan de andere kant van de linies te staan?

27 April 2021, Over betonrot & pleidooi

Hèhè, nog één dagje en dan gaat eindelijk die avondklok eraf. Hoewel columniste zich daar toch al nagenoeg niet aan hield. Tja, je moet er wat voor over hebben om bij lief te kunnen zijn. Toch sprong m’n hart vorige week in de keel toen ik op een nacht om twee uur een politiewagen bij de ingang van mijn straat zag staan. Een blokje om dan maar. Koud was ik binnen of zo’n juut liep onder mijn franse balkonnetje door. Maar een paar avonden later, toen ik iets later terugkwam met de trein en rond half elf op straat liep, passeerde zo’n politiewagen mij rakelings, echter zonder te stoppen. Toch voelt het meteen een stuk vrijer zonder dat tijdslot. Niet meer continu op de klok hoeven kijken, gewoon ergens een avondje kunnen blijven “hangen”. Hoewel er ook meteen weer stemmen opgingen voor de mogelijkheid van de noodrem, zoals in Duitsland. Toegegeven, geen versoepelingen zijn minder erg dan het weer terugdraaien van versoepelingen, wat veel deelstaten in Duitsland hebben gedaan. Wilt u aan een meer blijvende vrijheid ruiken, moet u naar Zwitserland, lieve lezer. En in Spanje schijnen de bioscopen en theaters de hele winter gewoon open te zijn geweest. Natuurlijk klinkt er ook kritiek op het inconsequente zwabberbeleid van het kabinet. Mijns inziens is dat al van meet af aan inconsequent. Alles dichtgooien terwijl er weinig tot geen besmettingen waren in horeca, bioscoop, theater, bibliotheek. Terwijl men zich staat te verdringen in AH en Kruidvat (waar overigens ook weinig tot geen besmettingen plaatsvinden). Maar ook zuslief, die in het onderwijs werkt, Rutte haat en een zo mogelijk nog grotere afkeer van Wopke heeft, vindt het inconsequente beleid in combinatie met de haagse soap rond Omtzigt “schokkend”. Je wilt toch tegen beter weten in in tijden van crisis op de leiders kunnen bouwen, meende ze. Als je die niet eens meer kunt vertrouwen, wat blijft er dan nog over? Het klinkt misschien afgezaagd, maar columniste verbaast het allemaal niks. Ik ben inmiddels te vaak met het neoliberale marktwerkingssysteem in aanraking gekomen – door de Sociale Dienst beschuldigd van fraude (daar ben je immers een fraudeur tot je het tegendeel hebt bewezen), door de GGZ tot een ontoerekeningsvatbare gek verklaard – om nog vertrouwen in de overheid te kunnen hebben. Door schade en schande wijs geworden, of beter, ruw ontgroend. Terlouws pleidooi voor het touwtje uit de brievenbus was dan ook niet voor niets. Het betonrot zit in alle segmenten van de maatschappij, bij de belastingen, de bijstand, de politie, het onderwijs, de zorg. Omdat het wantrouwen regeert. Ja, maar bekijk het ook eens van de andere kant, zei lief die voor de overheid werkt, de verantwoordelijken worden tegenwoordig meteen op hun falen afgerekend. Alles moet zo transparant mogelijk, maar dat heeft het wantrouwen alleen maar vergroot. Ik blijf er echter bij: vertrouwen moet in eerste instantie van bovenaf komen. Dat is het verschil tussen de psychiater die zijn patiënten zijn mobiele nummer voor noodgevallen niet durft te geven, uit angst dat er misbruik van gemaakt wordt, en de psychiater die dat wel doet om vervolgens te constateren dat hiervan hooguit een paar keer per jaar gebruik wordt gemaakt. Volgens een heel simpel principe: voor de patiënt is het idee dat hij in geval van nood met z’n dokter kan praten al dermate geruststellend dat hij niet eens meer van de mogelijkheid gebruik zal maken. Bij iedere aantijging om te bellen zal hij denken: is het wel echt nodig? Bovendien wil hij niets liever dan het in hem gestelde vertrouwen niet beschamen. Natuurlijk zitten er altijd een paar rotte appels tussen die hiervan misbruik zullen maken, maar de meeste mensen zijn toch van goede wil. Zoals de toeslagenaffaire heeft uitgewezen – en ook bij de bijstand is hier onderzoek naar gedaan – is het percentage echte fraudeurs vrij klein en plegen de meeste mensen “fraude” door een formulier niet helemaal naar behoren in te vullen. Opvallend is trouwens ook dat de coronamaatregelen een stuk beter werden opgevolgd toen er nog sprake was van een intelligente lockdown, gebaseerd op vrijwilligheid. Zoals het tussen de psychiater en zijn patiënt werkt, zo werkt het ook tussen de overheid en haar burgers.

Terrasgeluk

Eindelijk hoeven we niet meer door weer en wind de lanen
in en de paden op maar kunnen ons neervlijen onder de
straalkachel op het terras. Met opoes deken om de bibberende
knieën geslagen aan de kant gezeten deelnemen aan het

straatleven. Zien en gezien worden is het gelukzalige
motto van iedere terrasbankhanger. Het koffiehuis van ooit
is naar de stoep verplaatst. Kijken zonder gordijnen als
vrijetijdsbesteding bij uitstek voor de polderlander. Op het

terras toon je dat een leven in ledigheid je goed bekomt.
Geen stront aan de knikker, niemand die kond doet van
slecht nieuws. Geheimen worden fluisterend hardop 
uitgesproken. Je bent voyeur en luistervink, de oren en ogen

van de stad. Je hebt rottigheid in de kijker, burenruzies op 
een eindeloze langspeelplaat. Je waant je onbespied terwijl
zij jou mogen zien, de koning op de vierkante anderhalve meter.
Je neemt een selfie. In dit schouwtoneel zit je op de eerste rang.

20 April 2021, Over champagne & rode draad

Het lijkt er onderhand op alsof wij burgers de speelbal zijn van de willekeur en grilligheid van overheden. Wel versoepelen, niet versoepelen, versoepelen met testen en veldlabs – het zou ons blij moeten maken en perspectief bieden, maar dat doet het niet. Columniste vindt het in ieder geval ongemeen deprimerend. Wie heeft er nou zin om zich iedere keer te laten testen voor een uitsapje naar dierentuin, museum, bieb of boekhandel? In Duitsland is dat al realiteit, je komt zelfs het land niet meer in zonder negatieve test op straffe van honderden euro’s boete. Desondanks nam ik de proef op de som door de trein naar Aken te pakken. En ja hoor, in Herzogenrath kwamen de juten de trein in. Ik verschool me haastig achter mijn duitse krant en werd niet aangehouden, maar u bent gewaarschuwd, lieve lezer. Ik heb u op deze plek al eens laten weten erg aan mijn bewegingsvrijheid te hechten. Het ongemak van het mondkapje beschouw ik als klein bier, maar dat ik door avondklok en reisrestricties in mijn bewegingsvrijheid beperkt word maakt me woest. En het kan nog erger, want vanaf 15 mei moet je als je uit het buitenland komt tien dagen verplicht in quarantaine – ook weer op straffe van honderden euro’s – en neen, ook met een negatieve test moet je nog steeds vijf dagen in quarantaine. We houden niet alleen de luchthavens in de gaten, maar ook alle grensovergangen met de auto, aldus onze defensiemoeke Bijleveld bij Ab1 – een woordspeling van de historicus, aangezien OP1 is verworden tot de persoonlijke talkshow van Ab Osterhaus. Dus het leger gaat ingezet worden om de quarantaineplicht te handhaven. Columniste begon spontaan te hyperventileren. Spaans benauwd en claustrofobisch word ik ervan. Ik hoef echt niet met het vliegtuig naar de Bahama’s, maar als ik niet eens meer naar mijn tweede vaderland Duitsland kan, of Bosnië, waarvan ik veel ben gaan houden… Mijn vrienden in het buitenland niet op kan zoeken… De dichter in Denemarken die ik al bijna twee jaar niet gezien heb… De vriend in Praag die ik al meer dan twee jaar niet gezien heb… En geen woord over de vaxpas. Ik zou ergens in mei voor de prik aan de beurt zijn en was ervan uitgegaan daarna vrij door Europa te kunnen reizen. Neen, zo werkt het niet, wist de historicus. Vaccinatie beschermt wel jezelf, maar het is niet zeker dat je anderen dan niet meer kunt besmetten. Duh? Ben ik nou gek ofzo? En al die tijd worden we aangemoedigd tot de prikplicht omdat het dé uitweg uit de crisis zou zijn. We zijn dus genaaid! Het idee is, vervolgde de historicus, dat als 80 % van de bevolking is ingeënt, er sprake is van de gewenste groepsimmuniteit. Dat gaat op z’n vroegst pas na de zomer gebeuren. Voor columniste is de motivatie om die prik te halen nu wel tot het minimum geslonken. Ik stond toch al niet te springen vanwege mijn verzwakte weerstand door een eerdere virusinfectie (geen covid) en je niet weet wat voor effect inenting op het immuunsysteem heeft, het vrij kunnen reizen was mijn voornaamste motivatie. En in plaats dat er door vaccinatie juist meer mogelijk wordt worden er alleen maar meer barricades opgeworpen, zoals bij die onzinnige veldlabexperimenten. Oranjedag pal naast het ziekenhuis in Breda. Zelfs de duitse keizer dronk in WOI bier in plaats van champagne bij zijn lunch uit solidariteit met de troepen in de loopgraven. Over dat “experiment” zei de goedmoedige Duitser Andreas Voss het volgende: Je kunt niet te lang wachten, want dan komt er een moment dat de ervaringen uit de experimenten niet meer nodig zijn om de maatschappij verder te openen. Ja, én? Wat is dan überhaupt het nut van zo’n experiment behalve het bedienen van een paar verlekkerde gedragswetenschappers? Dit is weer van een absurde logica die als een rode draad door het coronagebeuren is geweven. In de politiek is het al zo ver gekomen dat we afhankelijk van het Forum zijn om deze onzin een halt toe te roepen. Dat heeft een motie tegen de quarantaineplicht ingediend. Nog even en ik zou Thierry van gezond verstand gaan betichten.

Fieldlab

Het is broodnodig om weer de kroeg in te gaan, om je onder te
dompelen in blond schuimend bier en de ambiance te kussen.
Die mooie jongen aan de bar in het vizier. Sophie en Myrthe
zijn er klaar voor, vol verwachting klopt het dartele meisjeshart.

Een goede start met de Chardonnay die nergens zo smaakt als
hier. Een champagnemoment voor twee bij fluisterend
kaarslicht in de kantine van het veldonderzoek. Je zit
vastgespijkerd in een hoek. Bezoek van ongenode gasten is

niet toegestaan, de barman zet een stolp over je tafeltje. Je zit
te kijk voor de overijverige blikken van observanten. Ieder
gebaar wordt in de rapportage geboekstaafd. Die mooie
jongen aan de bar blijft onbereikbaar. Van kroegsfeer kan al

helemaal geen sprake zijn, dit is een laboratoriumexperiment
met Sophie en Myrthe als proefdier. Daar pruilen de lippen al.
Sophie had zo graag op de tafel willen dansen, maar dat zit er
echt niet in. Het is met hangen en wurgen wachten op het tijdslot.

13 April 2021, Over Waterloo & gareel

En ja, we zagen het al van mijlenver aankomen: nog voor de persconferentie worden de versoepelingen alweer ingetrokken. Waarom überhaupt nog kijken naar die leugenachtige loppen? En gebarentaal moet iedereen onderhand ook wel feilloos beheersen. Let op columnistes woorden, de premier kan na dit omgekeerde Waterloo onaanraakbaar doorregeren als een mastodontistische Honecker. En mocht de hoogmoed ten val dreigen te komen wordt die gepareerd met geheugenverlies, zoals het een alleenheerser betaamt. En hij is niet de enige, ook de kanselieresse begint door corona steeds autocratischer trekjes te vertonen. Al die lastige bondsstaten moeten maar eens in het gareel. Het zweepje erover, waarmee bij Armin Laschet van Nordrhein Westfalen als beoogde CDU-kroonprins de aanvankelijke rekkelijkheid eruit wordt geslagen en hij tot coronawaakhond afgetraind. De neuzen één kant op voor opnieuw een harde lockdown terwijl er de helft minder besmettingen zijn dan in NL. De Notbremse is tot Merkels Hammer verworden. Daarbij heb je nu al voor zowat alles wat je in Muttis Republik wilt ondernemen een negatieve test nodig. Dit levert bizarre taferelen op. Bij de Mayersche Buchhandlung in Aken is alleen afhalen op afspraak met een negatieve test mogelijk terwijl je bij de Rossmann (een soort Hema) ernaast gewoon naar binnen kunt lopen. Sowieso moet je als buitenlander aan de grens een negatieve test overleggen, maar grenscontroles zijn hopelijk nog een brug te ver. Maar ja, je weet het niet, steeds als je denkt dat het niet erger kan, verzint de overheid weer iets nieuws waaraan we uiteindelijk vanzelf weer zullen wennen. Om me heen hoor ik steeds meer mensen beweren dat “dit uiteindelijk toch niet vol te houden is”. Daar kunnen ze zich wel eens deerlijk in vergissen. In de gemiddelde oorlog duurt het ook jaren voordat het verzet breed gedragen wordt, áls dat al gebeurt. Ook dan blijven de meeste mensen passief, murw van angst en repressie. We hebben in feite een oorlogseconomie die draaiende wordt gehouden door Big Pharma en de multinationals waardoor een volledige instorting wordt voorkomen. Degenen die hier niet van profiteren en omvallen hebben hun eigen zorgen of zijn inmiddels te murw geslagen om in verzet te komen. Intussen gaan we van lockdown naar lockdown, want het virus is een blijvertje en muteert steeds verder. Columniste schetst enkel hoe uw leven er de komende jaren gaat uitzien, lieve lezer. Denk maar niet dat er met de prik een einde aan de ellende komt, want er zal voortaan ieder jaar geprikt moeten worden en tot die operatie rond is mogen we fijn weer in lockdown, wat zal neerkomen op iedere winter het slot erop. Hoe kijken de Duitsers eigenlijk tegen hun testsamenleving aan? Hoofdzakelijk met een vermoeide oogopslag. Natuurlijk zijn de winkeliers maar vooral ook de musea en de kerken absoluut niet blij met de testpas, want die zien de bezoekersaantallen achteruit hollen en dat terwijl je je in Duitsland overal gratis kunt laten sneltesten. Wat reizen naar het buitenland betreft maken de Aachener zich vooral druk om hun weekendstrandwandeling bij Domburg. Het schijnt dat je bij een bezoek van meer dan 30 kilometer landinwaarts in quarantaine moet en je moet laten testen, wat hier 90 euro kost. Maastricht is nog net haalbaar, maar naar de bevrijdende zee kan men voorlopig fluiten. Ook werd er in de krant gewaarschuwd voor de nederlandse politie (ik verzin dit geenszins) die – in tegenstelling tot haar duitse evenknie – minder communicatief en inschikkelijk is. Toen ik begin jaren 90 in Duitsland verbleef was het precies omgekeerd! Gezien de “politionele acties” op Malieveld en Museumplein geen overbodige waarschuwing. Maar wie schetste mijn verbazing toen ik zondag op het Museumplein aankwam? De paar aanwezige agenten stonden gemoedelijk met de demonstranten te kletsen. Het leek meer op een parkpicknickborrel. Het gevolg van versoepelingen bij de politie? Die worden vast voor de volgende zondag weer teruggedraaid.

pluk de dag

om die dagen van weleer blijf je komen, het is een halve eeuw geleden dat je in de
lichtstad was, dat je het uit kon schreeuwen

zonder blad voor de mond, de treinen rijden op tijd maar je komt
nergens meer aan in een wereld ontdaan van menselijkheid

de ziel uit de stad gerukt is wat er overblijft van steen
en duiven als wezen, straten zonder voetstappen rekken

zich uit, er is een ruimte die wordt gestut door ledig leven
die wordt opgeschud door een vleugelslag, want alleen vogels

vliegen van west naar oost en van noord naar zuid terwijl
tweevoeters zich alleen nog de vrije windrichtingen herinneren

en ook dat wordt allengs vager, strengheid is een les in gewenning
alleen de ouden van dagen weten nog dat alles eindig is

voor wie het pluk de dag op het lijf is geschreven en haast
komt met de leeftijd, ze kan nergens meer heen, gedoemd

om in die kist te leven in haar nadagen en we missen het zo zeer
dat we niet eens meer weten wat we missen

maar we hebben het woord, het wordt gehoord in alle hartenkreten
dat het gedrukt staat en het leeft het eeuwige leven

30 Maart 2021, Over linies & luistervinken

Dat is nog het moeilijkste aan de lockdown: het gebrek aan (spontane) en nieuwe sociale contacten. En bij bestaande contacten is het een voortdurend aftasten wat wel en niet kan voor die ander. Sommigen willen zelfs helemaal geen contact en die heb ik dan ook al meer dan een jaar niet gezien. Mijn belangrijkste drijfveer om naar de demo’s op het Museumplein te gaan is dan ook het contact met gelijkgestemden. Te weten dat er meer mensen zijn die soortgelijke opvattingen delen. En je weet tenminste dat je je even niet krampachtig aan sociale hygiene hoeft te houden, al zult u columniste nog niet gauw handen zien schudden, lieve lezer. En bovendien is de demo in de gezonde buitenlucht op een tochtig plein waar de wind vrij spel heeft en alle kwalijke druppels/aerosolen verjaagt. Toen ik aan kwam zetten, kon ik er al niet meer op, want de politie had inmiddels het hele veld afgezet. Daarbinnen zat een behoorlijk grote “kerngroep”. De politie stond er in een wijde lus omheen en daarbuiten stonden groepjes sympathisanten die net als ik door het cordon waren buitengesloten. Men leek ergens op te wachten, de politie te paard stond paraat, de paarden schraapten de hoeven, honden blaften. Plots werd er omgeroepen: Naar de voorste linie! (alsof het een militaire operatie in oorlogstijd betrof) en stormden de juten met geheven schild en stok op de demonstranten af. Tegelijkertijd werd “onze” groep teruggedreven door een mannetje met zwaaiende stok. Ja, sla er maar lekker op los, hoonde ik. Toen we kennelijk ver genoeg achter de tweede linie waren teruggedrongen, liet hij ons met rust. En daar kwam het waterkanon dat van aardig dichtbij op de kerngroep in spoot. De wind staat verkeerd, ze spuiten zichzelf gewoon nat, hoonde de vrouw naast mij. Na het watergeweld had de achterste groep zich afgesplitst en vluchtte een zijstraat in waarop ze werd achterna gezeten door een deel van het politiecorps. Buiten het politiecordon op het veld verzamelden zich intussen steeds meer sympathisanten die ook een groep begonnen te vormen en contact met de kerngroep probeerden te leggen. Toen er werd omgeroepen tot de kerngroep: U bent allen aangehouden, blijft u vooral rustig als u naar uw cel wordt afgevoerd, klonk er uit “onze” gelederen een luid boegeroep op. Koren hieven You never walk alone en We are the champions aan. Er liep zowaar een verdwaalde verslaggeefster met cameraman rond, wanhopig op zoek naar wappies. Pas op! riep een man naar het slachtoffer. Ze verdraaien je woorden waar je bij staat! Geen denken aan dat ik me door de staatsmedia zou laten interviewen (ik hoorde dat ze van SBS6 waren), maar luistervinken wilde ik natuurlijk wel. Het blonde wicht met microfoon stelde suggestieve vragen als: Gisteren gaf minister de Jonge in een interview nog aan dat de maatregelen toch echt nodig zijn en u wilt dit betwisten? Verderop probeerde iemand in discussie met een gemaskerde politieman te gaan, maar oom agent trakteerde hem enkel op zijn eigen klaagverhalen: Meneer, ik doe dit al elf weken en wij hebben ook al veel te verduren gehad. Er zitten veel sensatiezoekers en relschoppers tussen. Nou, die waren hier met geen enkel lantaarntje te vinden. Met een schuin oog zag ik dat de politie lucht had gekregen van onze groepsvorming en dat het waterkanon tegen ons in stelling werd gebracht, nu met de wind mee. Maar kennelijk vond men het toch afdoende om ons door het cordon van het plein af te drijven. Iedere keer als het oprukte werd er Schaam je kapot! gescandeerd en soms ook Sluit je aan! Ik zag verdomme zelfs politie op het balkon van een aanpalend huis. Aan de rand van het plein, bij de skatebaan, werden we nog vergast op een optreden van de underground stadsdichter van Amsterdam “tot in eeuwigheid” (zijn naam is me helaas ontschoten). Toen hij de naam van Vemke Valsema liet vallen, steeg er een luid hoongelach op. Iemand kwam melden dat er politie in een zijstraat was gesignaleerd en dat ze bezig was om ons in te sluiten. Tijd om er tussenuit te knijpen. Het was weer een zware dag in het veld.

Herder

Ik ben niet het paard van Wellington, ik ben maar
een doodgewone herdershond zonder naam, rang of
stand maar wel met hoektanden. Opgeleid tot
moordmachine als het moet en dat het moet spoort

de bevelhebber aan het andere einde van de ketting aan,
gepansterd in het zwarte staal em helm, schild en
wapenstok. Normaal gesproken waak ik over schapen,
hou de kudde bij elkaar, nu ben ik getraind om uiteen

te drijven en door te bijten. Het wordt me rood voor
de ogen van al die hartvormige ballonnen en de gele
paraplu’s steken als het zonlicht. Een makkelijk doelwit.
Ik sta strak tot het commando om te gaan, we blaffen

vol verwachting. Uit open kelen gulpt iets als sluit je
bij ons aan. Ik versta geen mensentaal, maar kijk ze in
de makke schapenogen. Ik word weer herder. Hoe zou 
het zijn om aan de andere kant van de linies te staan?

22 Maart 2021, Over snoepwinkel & séance

En wéér worden de maatregelen met drie weken verlengd. Hoe lang denkt het kabinet dit nog vol te kunnen houden voordat de pleuris uitbreekt? Natuurlijk is het zonneklaar dat de avondklok er niet af gaat omdat die – als ie er eenmaal af ligt – niet weer opnieuw ingevoerd kan worden zonder dat er een volksopstand uitbreekt. Maar zelfs een verschuiving van het tijdstip, wat gezien de op handen zijnde zomertijd en het langere licht toch heel redelijk zou zijn, lijkt er niet in te zitten. Kaag heeft een bommetje tot ontploffen gebracht, maar was in de overwinningsroes even vergeten dat Marion Koopmans in dit land de dienst uitmaakt en niet zij. Als ik een complotdenker was, zou ik het wel heel verdacht vinden dat de besmettingen weer oplopen uitgerekend als er versoepelingen op de rol staan, want het is een publiek geheim dat er achter de schermen naartoe werd gewerkt om alles met Pasen weer open te gooien. Echter, in Duitsland en België lopen de besmettingen ook weer op. In België heeft men de opening van de pretparken opgeschort en in Duitsland wordt niet de hamer maar de “Notbremse” gehanteerd, zo heeft Hamburg alweer veel versoepelingen – zoals het openen van winkels en musea – teruggedraaid. Overigens was ik onlangs nog in een duitse boekhandel en ik voelde me als het kind in de spreekwoordelijke snoepwinkel. De boekhandels dicht begint hier toch wel verdacht veel naar censuur te rieken als je niet eens meer toegang tot de vrije pers hebt. Het leven wordt in dit land steeds bevreemdender en bizarder. Daarbij zijn alle 70plussers onderhand ingeënt en nog blijven de media als propagandistische spreekbuis van regering en het RIVM beweren dat de ouderen gevaar lopen door de toenemende besmettingen onder jongeren. Over berichtgeving gesproken, de Volkskrant wist zelfs te melden dat er zondag tijdens de demo op het Museumplein een “séance” zou zijn gehouden en citeerde enkel demonstranten die de mond vol over de “big reset” hadden. Zo gaan de lezers vanzelf wel denken dat het een vage bedoening vol geestesgestoorde wappies is. (Zulks heeft columniste ook lang gedacht, maar in werkelijkheid zijn het mensen van divers pluimage tot de arts en de psychotherapeut toe.) Ik heb geen séantistische uitspattingen gezien, wél een heleboel politie die jacht maakte op vreedzame demonstranten. Ik was te voet op weg naar het Museumplein, maar wist nog niet dat het veld inmiddels schoongeveegd was. Op het Leidseplein zag ik een groep gele paraplu’s die zich net in beweging zette toen ik eraan kwam. Ik besloot een stukje mee te lopen en scandeerde vrolijk Geen dictatuur liefde vrijheid! Maar al voorbij de Balie werd de groep gesplitst in een voorhoede met columniste die naar het Leidsebosje liep en een achterhoede die uitzwenkte naar het Holland Casino en al snel door de juten werd opgejaagd. Voor ons hadden ze ook nog een verrassing in petto, ik zag mensen schielijk uitwijken naar de weg toen ik plots oog in oog met een ME-colonne met getrokken schild stond! Instinctief dook ik het bosje achter het nabije frietkot in. De historicus, die zich op dat moment op een andere plek bevond, meldde later dat er zo’n twintig mensen waren ingesloten en opgepakt. Arrestatie door de politie staat nou niet bepaald op mijn bucketlist. Soms pleeg ik liever stil verzet. Zo moest ik vorige week – omdat de partij waarop ik wilde stemmen in Utrecht niet op de kieslijst stond – naar Den Bosch om mijn stem uit te brengen. Ik knoopte er maar een tochtje met de OV-fiets aan vast en verdwaalde prompt op de Vughtse Hei, maar kon desondanks nog voor de avondklok terug in Utrecht zijn, ware het niet dat ik geheel per ongeluk in de verkeerde trein stapte en mij plots in Oss bevond. Zodoende moest ik een flinke omweg via Nijmegen en Arnhem maken. Het was inmiddels ver na de avondklok, maar er gebeurde helemaal niets. De trein ademde een weldadige leegte en het was adembenemend stil, op het zoemen van de motoren na.

Uitje

We gaan in grote getale stemmen vandaag en nemen er de tijd voor.
De organisatie heeft er werk van gemaakt: al die stemlokalen
opgetuigd als cultureel evenement. Het is een feestje om hier te
mogen stemmen sinds al het andere vertier in de ban is gedaan.

In het Spoorwegmuseum, de stemstraat, de drive-thru zonder
plakkerige cheeseburger, de poptempel, de koepelgevangenis,
de Nieuwe Kerk, het Kunstmuseum en het mobiele containerpark
gaat men swingend naar de stembus. De rijen zijn tuinslanglang

maar na het wachten is daar de beloning van de looproute naar
het hoofdpodium. Er mag zelfs een dansje gedaan worden op
een zelfgekozen nummer en een 3D-foto als herinnering aan
deze bijzondere dag om nooit te vergeten. Je veert op op die rode

loper van weleer en dompelt je onder in gouden potten van nostalgie.
Een vakje rood kleuren is bijzaak. Je bent eropuit en dromen
staat vrij. Pas een hele dag later komt de verkiezingsuitslag
met de kater. Sluit het coronanet zich weer om je heen.

16 Maart 2021, Over grijze jongeren & geuzennaam

Columniste op het Malieveld, voor het eerst bij een anticoronademo aanwezig. Ik wilde al van meet af aan naar zoiets, maar in de zomer was ik óf niet in het land óf het was te heet óf er waren meldingen van rellen, dus het kwam er steeds niet van. Maar zo tegen de verkiezingen vond ik dat ik ook maar eens een stem moest laten horen. Geen spoor van relschoppers, gewoon mensen die vreedzaam bij elkaar op het veld stonden. Veel gele paraplu’s, veel hippies en grijze jongeren, maar ook alledaags volk. Een jongedame droeg een trui met het opschrift “Je suis wappie”. Dat is onderhand een geuzennaam geworden. Niks gevaarlijke gekken, UFO-believers, complotdenkers, bruinhemden fascisten – gewoon bezorgde burgers met hart voor vrijheid, zoals ik. Bas Filippini – lijsttrekker van Vrij en Sociaal Nederland die niet zou misstaan naast de vroegere “krullenbollen” van D66 – legde door een megafoon aan de hand van een statistiekenpaal de vermeende oversterfte uit. Ergens zwierden de rastalokken van Willem Engel tussen de menigte. Mensen omhelsden elkaar – waar helemaal niks op tegen is, want met afgewend gezicht is de kans op virusoverdracht miniem, zoals dat in de buitenlucht sowieso het geval is. Maar waar is Thierry eigenlijk? vroeg de historicus naast mij zich hardop af. Het Forum zou hier ook moeten zijn. Maar kijk eens wie er wel is, wees ik naar de ietwat afzijdige, baardige verschijning in wit gewaad, de energetische knot fier op het hoofd. Laat mij jou eens een flinke pakkerd geven, grijnsde ie en nam me in de houdgreep. Get is veel te lang geleden dat ik vrouwvlees in ganden geb gegad, want tot m’n patiëntjes moet ik afstand bewaren. Het is sowieso een eeuwigheid geleden dat wij elkaar hebben gezien, Radovan, gaf ik, omdat jij bang was voor corona. Maar dat is gelemaal voorbij, lachte ie, en wel gierom. Ik geb mijn eigen vaccin gebrouwen van fluitekruid, wietolie en gomeopatische druppels. Daarom geb ik een politieke partij opgericht, om alle zieltjes aan de natuurgeneeskunde te krijgen. Lijst Radovan ben ik, gaf hij trots. Niet bijster origineel, zei ik, maar wel herkenbaar en effectief. Nederland Natuurlijk Gezond had ook gekund. Waar sta je eigenlijk nog meer voor? Zijn wenkbrauwen schoten de hoogte in. Voor de servische zaak natuurlijk! Ja maar dat zegt de nederlandse kiezers niet zoveel, vrees ik. Zeker wel! Ik geb al bekokstoofd met de geest van Pimmetje dat in Rotterdam de Servische Republiek wordt uitgeroepen opdat Servië eindelijk de doorgang naar zee krijgt waar get recht op geeft! Tssss Radovan, je ben een loepzuivere wappie, gaf ik hoofdschuddend. Praten met de geest van Pim Fortuyn? Ben je nu ook al een zogenaamd medium? Niks zogenaamd maar echt! Pimmetje geeft mij ingefluisterd dat ik een politieke partij moest beginnen! En wappie is tegenwoordig een geuzennaam, goor! Over vijf minuten komt de ME! werd er geroepen. Allemaal gaan zitten! O, daar komen de busjes al aan, verzuchtte de natuurgenezer als een door de wol geverfde demonstrant, even m’n guisapotheek inklappen… De politie te paard stoof in colonnes over het veld en ik week met de historicus uit naar de randen. Een harde kern bleef midden op het veld zitten. Nu snap ik waar die paraplu’s voor zijn, zei de historicus toen het waterkanon werd aangerukt. De sfeer is nu toch wel wat grimmiger dan vorige week op het Museumplein, meende hij. Heeft de politie niet wat beters te doen, gromde ik. Dit is een vreedzame demonstratie. De anderhalve meter wordt niet nageleefd, gaf de historicus, daar is het hen om te doen. Maar wat gebeurt daar nou? Grijp die oorlogsmisdadiger! riep de politie te paard terwijl ze en cordonne op de natuurgenezer afstoof. Deze haalde zijn hand door zijn knot en hief hem vervolgens op waarop de paarden zo abrupt terugdeinsden dat de berijders van de rug werden gegooid. De natuurgenezer liep naar hen toe en legde een voor een zijn hand op hun flank waarop ze terstond door de knieën gingen. De juten lagen kermend in het gras. Daarop besteeg de natuurgenezer het meest devote paard en gaf het de sporen. Sjonge, een paardenfluisteraar is ie nu ook al, mompelde de historicus bewonderend. Ik denk dat ik maar op hem ga stemmen.

Op campagne

De verkiezingen moeten worden gewonnen op één been,
het is een hindernisbaan met handicap. Je moet het volk
in de konijnenburcht zien te bereiken. Wij kijken al zo
veel door schermen, meneer. Gelukkig is daar de reddende

vrijheidskaravaan van het grachtengordelwonderkind. Van
Vlissingen tot Urk, van Harderwijk tot Veenendaal komt
hij koffie drinken met de dolfijnen en verspreidt de boodschap
in latijn, harlekijns en sonor. Met huid en haar komt hij

uit de uitklapbare vrachtwagen geschreden. Hij is van
vlees en bloed, je kunt hem zelfs aanraken. Hij geeft high
fives, handdrukken en knuffels aan ouderen die al zo
lang het huid op huid moeten ontberen. Hij belooft ons

gouden bergen, als eerste het slechten van de wanden van
onze van overheidswege opgelegde stinkhokken. Maar laten
we bescheiden beginnen met een Ausweis voor iedere flyerende
vrijwilliger om zich na negenen in het wild te mogen begeven.

9 Maart 2021, Over zuurvleisch & zelftest

Columniste in de zuidlimburgse heuvelen aan het zuurvleisch met sjoes. De gastvrouw kwam uit het Westland, maar roemde de streek als het mooiste plekje op aarde. Het geboorteland van de Terk, het nieuwe thuisland van Salima Senders die ik op een zondagmiddag in Eygelshoven opzocht. In Eygelshoven ben ik ooit samen met de historicus verdwaald, vertelde ik. We kwamen abusievelijk uit in het duitse Hofstad en moesten ons door lief telefonisch naar Landgraaf laten gidsen, maar in Sittard misten we de laatste rechtstreekse trein naar Amsterdam en moesten vanaf Den Bosch met de taxi naar Utrecht. Nou, ik ken het hier inmiddels op m’n duimpje, gaf ze, met mij zul je niet verdwalen. Ik lever je zelfs voor de avondklok weer af. Maar natuurlijk kent gezelligheid geen avondklok. We memoreerden de dode dichters van afgelopen jaar (Offerman, Tonny Hollanders) én de levende die we al zo lang niet meer gezien hebben. In ieder geval was het goed om elkaar weer te zien, zo goed dat columniste glad de tijd vergat. Zodoende liep ik om kwart over negen nog op straat waarop er terstond een politiewagen kwam langsgesnord, maar die stopte niet. Tot zo ver het avondklokschrikbewind. Omdat ik helemaal coronazat en coviddoorgedraaid was luisterde ik maar naar de duitse radio. Ook daar natuurlijk corona wat de klok sloeg, maar gelukkig niet die walgelijke, abjecte overheidspropaganda dat je je aan de avondklok dient te houden en je moet laten inenten. Dat toontje! Ik hou me aan de avondklok, jij toch ook? Kán het nog betuttelender? Sowieso zijn de Duitsers wat objectiever en minder hysterisch in hun berichtgeving. En brengers van goed nieuws, want vanaf deze week is het in Duitsland weer toegestaan om vijf mensen uit twee huishoudens te ontvangen en gaan bepaalde winkels en de musea weer open. Ook al geldt dit alleen voor over de grens, het is toch een lichtpuntje. In Oostenrijk wordt zelfs verregaand versoepeld, want de bevolking zit er zo doorheen dat zelfs de virologen geen ander alternatief meer zien. Maar nee, de bende van Rutte “durft het nog niet aan”. Allicht niet! De verkiezingen zijn immers volgende week en geen lijsttrekker (behalve Thierry dan) durft het aan om alleen al door het bepleiten van versoepelingen de besmettingscijfers spontaan te doen laten stijgen. Corona is de opmerkelijke afwezige in deze campagne. Valt er überhaupt nog wat te kiezen? Je zou denken van niet met al die risicomijdende politici die het wel uit hun hoofd laten om het coronabeleid te bekritiseren, uit angst dat het ze stemmen gaat kosten. Er is gewoon geen oppositie in de Kamer. De historicus probeert me al weken over te halen om op Willem Engel te stemmen, maar ik zie niets in de complottheorie dat het virus in een lab gekweekt zou zijn. Men doet steeds alsof corona zo nieuw en onverwacht zou zijn, maar we zijn in het laatste decennium bestookt door allerhande (zoönose) virussen, iedere winter is er een griepepidemie waarbij de IC’s ook overvol liggen, alleen werd er eerder nooit ruchtbaarheid aan gegeven. Dus waarom zou covid in een lab gekweekt zijn en al die andere virussen niet? Dat snijdt geen hout. Vanavond bestudeerde ik wat flyers die in mijn brievenbus waren gewaaid. In de coronastellingen van het Forum kan ik me helemaal vinden, maar ja, dan krijg je ook de verwerping van het klimaataccoord en de immigratiestop erbij. In het programma van de Piratenpartij geen letter over corona, maar wel weer goede punten als privacybeleid, een transparante overheid en de invoering van het basisinkomen. De historicus wist overigens te melden door zijn uitgebreide netwerk op sociale media dat iedereen vanaf april een negatieve zelftest – verkrijgbaar bij het Kruidvat – moet overleggen om ergens naar binnen te kunnen. Van de duitse radio wist ik dat ze binnenkort bij de Aldi liggen. (Leuke tongbreker trouwens: Selbsttest.) Lijkt me alleen al ondoenlijk bij onze Srebrenica-herdenking waar honderden mensen op af komen! De Real kwam ik nog in zonder Selbsttest en ik keek m’n ogen uit. CD’s! DVD’s! Boeken! Kleding! Schoenen! Voor het graaien! Ik was zo beduusd dat ik pardoes twee CD’s kocht. Duitstalig, dat wel.

grensstreken

de lente is laat dit jaar, het openbare leven in de slaapstand
we zijn veroordeeld tot een maanlange nacht, in de bisschopsstad

lopen mensen op herhaling, vlooien de aapjes elkaar uit verveling
we trappen de winter voor ons uit, tasten in het duister

zullen we snel het land bereiken om uit te rusten
om onder gezelligheidslampenkappen te gedijen

we zijn het kapittel uitgejaagd, gedoemd tot een boosaardig zwerven
de ruisende bossen fluisteren, we krijgen je nog wel

we sluiten je in met legers van kolenmijnen en fabriekspijpen
tussen de regels door zingt een rivier van vind me dan

ik strek mijn rug van dik hout voor je uit, we hinkstapspringen
over verschuivende grenzen, maar het mat ons enkel af

bewoners spreken in vele tongen en wijzen met vingers als weerhaantjes, 
we kakken met de koeien in de wei, er is geen 

redding uit dit vooronder, het donkert in mij, ik slurp aarde als 
oude inkt terwijl we illegaal dromen van licht en open ramen

23 Februari 2021, Over jeugdkamp & spooktrein

Heel even zag columniste vorige week dinsdag licht aan het einde van de tunnel, de stip aan een peilloze horizon waar we weer onbeperkt naar buiten mogen. De rechter stelde vast dat de avondklok rechtsongeldig was en meteen moest worden ingetrokken. Diezelfde avond nog! Ik maakte me al op om het te vieren – niet zoals Willem Engel voorstelde in een hossende menigte tijdens het staartje van carnaval -, maar met een wandeling na negenen door de stille stad. Onbeperkt kantoor houden in een weldadig rustige stationshal. Kantoor houden ’s avonds laat in een nagenoeg lege trein. Niet de hele tijd op de klok te hoeven kijken. De avonden zijn van mij en columniste is het liefste ’s avonds onderweg. Omdat het ’s avonds laat – in ieder geval van zondag tot en met woensdag – stiller is in de stad. Niets heerlijkers dan op maandagavond laat een wandeling langs gracht en singel. Ik ben een avondmens. Wat moet je vanaf negen uur ’s avonds binnen als je pas om vier uur, half vijf gaat slapen? Dat is een flinke hap uit mijn “dag”! Negen uur, dan begint voor mij het borreluur pas, dus proosten met die ene vriend of vriendin op bezoek zit er niet meer in. Ik ken zelfs iemand bij wie de thuistap principieel niet voor tienen wordt opengedraaid, maar dit terzijde. Het is niet leuk als je bij je moeder het eten naar binnen moet schrokken omdat je om negen uur thuis moet zijn. Het is niet leuk om tijdens een DVD-avondje met een vriendin nauwkeurig te moeten klokken. Ongemak, zult u zeggen. Nee, het mondkapje, dat is ongemak (en ik ben nog wel brildrager). De dichte winkel is ongemak – en voor mij betekent dat ook al heel wat omdat ik graag de duitse krant bij de boekhandel haal. De dichte horeca is ongemak – en ik schrijf graag in het café. Zelfs het verlies van mijn vaste kantoor – de bieb – is uiteindelijk niets dan ongemak. Maar de avondklok is een (volstrekt nutteloze) maatregel van vadertje staat die mij maant op een bepaalde tijd thuis te zijn. Die mij dwingt om mijn dag/nachtritme te vervroegen. Alsof je in een jeugdkamp zit waar iedereen om negen uur binnen moet zijn en om half elf de lichten worden uitgedraaid. En dan heb ik het nog niet eens gehad over de bomvolle treinen van zeven tot half negen – wat zeg ik, de hele dag door! Lekker coronaproof allemaal, maar niet heus. De spreiding van de drukte is inmiddels een dode letter. Corona of niet, ik verafschuw drukte en denk met weemoed terug aan de voorjaarslockdown toen ik zonder spertijd om elf uur ’s avonds in een geheel lege spooktrein zat. Willem Engel heeft de euvele moed gehad om het tegen de staat op te nemen en hiervoor valt hij te prijzen, want procederen tegen de staat is beslist geen sinecure. Dat hebben we bij de Moeders van Srebrenica gezien die jarenlang moesten vechten voor een schamele 10% verantwoordelijkheid van NL voor het vermoorden van hun mannen. Maar ik vraag me af of onze vermeende reddende engel de zaak er niet juist erger op heeft gemaakt. Want kijk aan: Graphuis klungelt zelf maar een wetje in elkaar waarin de gruwelklok zonder slag of stoot met nog eens drie weken wordt verlengd. Maar hoe zit het eigenlijk met de handhaving? Gaat u nu extra streng handhaven? vroeg de presentator van OP1 aan Bruls. Uh, we gaan natuurlijk wel extra letten op groepjes jongeren, sprak de burgemeester van Nijmegen. Eerst krijgen ze een waarschuwing en als ze dan niet willen vertrekken, worden ze beboet. Wel, columniste is geen jongere en gaat in de regel solo over straat. Ik las dat daklozen eveneens na negenen gewoon op straat mogen zijn. Me niet meer wassen en een gescheurde broek aantrekken dan maar? Nu negeer ik de avondklok al vanaf het begin door mij geregeld in het holst van de nacht van liefs huis naar het mijne te begeven. Dan is het zó stil op straat dat ik een eventuele patrouillewagen al van een kilometer ver hoor aankomen en ongezien de bosjes in kan duiken. Maar ook kom ik geregeld pas om kwart over negen bij lief aan. Academisch kwartiertje, moet kunnen. De tweede avond van de spertijd was ik er door vertragingen in het OV (ik moest uit Groningen komen) pas tegen half tien. Straks met de zomertijd moet tien uur kunnen, want dat is toch eigenlijk negen uur wintertijd? Zo smokkelen we er steeds wat extra tijd bij. En wordt de avondklok vanzelf opgeheven.

  Reparatie
  
 Ach, wat hadden we het toch mooi voor elkaar: een
 voorbeeldig uurwerk met iedere avond steevast om
 klokslag negen de koekoek van Hugo die uit het huisje
 veert. Begeleid door het klokkenspel van de Dom en 
  
 alarmtoeters worden late wandelaars naar het nachtverblijf
 gedirigeerd. Opgeruimd staat netjes. We bouwen noest aan
 ordentelijke schoenendozen en pijpelades om het weerbarstige
 volk in op te bergen en hangen overal klokken op als
  
 tikkende tijdbommen met piekfijn op elkaar afgestemde
 radarwerken dat door de cijfertjesfetisjisten van het RIVM is
 doorberekend. Tot die onverlaat van een dansende afro
 er een spaak tussen stak. Het uurwerk vloog terstond
  
 uit de bocht, de berekeningen bleken niet te kloppen en kijk
 ons nou, hoe lang kunnen we nog met het schaamrood op
 de kaken het volk blijven foppen? Beunhaas Grapmans naait
 het houtje touwtje wel juridisch aan elkaar. Zijn wij weer gered. 

16 Februari 2021, Over wintertenen & wellness

Afgelopen donderdag stond er in het AD een uitvoerig artikel over long covid – in de betekenis van lang en niet het luchtwegorgaan. Mensen die nog heel lang extreem vermoeid blijven en klachten houden. Een greep: kortademigheid, pijnlijke spieren, spasmen, hartritmestoornissen, slapeloosheid, concentratieproblemen. Iemand meldt dat ze aanvankelijk dacht dat ze aan het dementeren was, zo kon ze bijvoorbeeld vaak niet op woorden komen of verhaspelde die. Of mensen worden extreem gevoelig voor geluiden. Wintertenen, smaak- en reukverlies en pijn op de borst zijn al vaker genoemd. Kortom, een heel scala aan de meest bizarre klachten, waarbij alleen smaak- en reukverlies typisch postcovid is, maar alle andere euvelen ook voorkomen bij de door geen enkele medicus erkende aandoening ME of postviraal vermoeidheidssyndroom, dus extreme vermoeidheid na een virusinfectie. Dit is een aandoening van het immuunsysteem dat actief blijft, ook als de indringer allang is verdwenen. ME dook in 1956 voor het eerst op en is sindsdien altijd controversieel gebleven. Lobbyisten voor de erkenning van deze ziekte kregen geen voet aan de grond en artsen wimpelden “vage” klachten, die ze niet begrepen en waar ze zich ook niet in wilden verdiepen, af als psychosomatisch of zelfs ingebeeld lijden. We weten helemaal niets van het immuunsysteem, zei mijn huisarts enkele jaren geleden nog. Columniste stond er met haar oren van te klapperen. Het immuunsysteem, dat onontbeerlijk is om ziekteverwekkers onschadelijk te maken en ons gezond te houden, en daar weten jullie niets vanaf? Waar ben je dan dokter voor? Het beste boek over ME, dat ik ken, stamt al uit 1993: Heden ik van Renate Dorrestein waarin ze haar worsteling met deze ziekte en haar gang door de krochten van de gezondheidszorg beschrijft. Desondanks is het geen treurig boek. Ondanks haar moeheid blijft Renate strijdvaardig, want ze is een vrouw met een missie, namelijk meer bekendheid aan deze slopende ziekte te geven. Maar ook is ze eerlijk over haar terugvallen, depressies en lethargische periodes. Want iedereen die langdurig moe is wordt vroeg of laat moedeloos en depressief. Vooral de beschrijvingen van haar tocht langs alle mogelijke genezers – regulier en alternatief, de een nog gekker dan de ander – is hilarisch. Daarbij wordt ook de psychiater niet overgeslagen, want natuurlijk zal er in haar hoofd wel iets niet in orde zijn. Wellness staat eveneens op het programma, maar helpen doet het allemaal niet. Uiteindelijk komt ze bij een heuse ME-dokter die haar klachten wél serieus neemt. De boosdoener blijkt een antibioticakuur die haar darmhuishouding (waar zich 70% van het immuunsysteem bevindt) heeft verwoest. In het AD-artikel stond tevens vermeld dat driekwart van de long covidpatiënten vrouw is. Dat had Renate ook al bij ME geconstateerd, wat haar cynisch doet opmerken dat als hoofdzakelijk mannen hierdoor zouden worden getroffen, er groot alarm zou worden geslagen omdat het funest voor de economie zou zijn. Kortom, dat ME niet serieus wordt genomen is omdat het voornamelijk vrouwen treft en die houden de economie niet draaiende. Sinds de jaren 90 is er in dat opzicht niet zo heel veel veranderd met al die parttime bijklussende vrouwen. Wat wel nieuw is, is de huidige aandacht voor patiënten die blijvende schade aan corona overhouden, alhoewel de termen ME of postviraal vermoeidheidssyndroom nergens vallen. Misschien is dit een vooruitgang en betekent dit eindelijk erkenning voor al die mensen die er door de decennia heen aan hebben geleden. Renate liet vele jaren later in een interview weten dat ze alles bij elkaar tien jaar met ME zoet is geweest. Dat belooft weinig goeds voor de huidige long covidpatiënten en potentieel langdurig gehandicapten. Maar hopelijk krijgen zij door de erkenning voor hun ziekte en gedegen onderzoek wel een betere en succesvollere behandeling.

  Het nieuwe ME*
  
 Wij zijn het groeiende leger. Wij zijn onzichtbaar, het vitale
 marcheren of protesteren krijgen we niet voor elkaar. Wij
 zijn moe. Wij slepen het getergde lichaam als een loden
 vod achter ons aan. Het is ballast, maar we raken het
  
 niet kwijt. Het is een haperende machine waarvan elk
 schroefje zo rammelt dat het pijn doet. Er is geen remedie,
 het valt niet te repareren, alles zit los, is zoek of wordt
 verkeerd teruggezet. Boven zit scheef op onder maakt
  
 geen contact met het bovenland. Het hoofd zweeft in een
 mistig weiland zonder aanknopingspunten waarin je voorgoed
 bent verdwaald. Wat je aan kruimels had achtergelaten
 blijkt er niet meer te liggen. Je bent vergeten waarom
  
 je hier bent en hoe je hier terecht bent gekomen. Je kunt
 alleen maar verder strompelen. Op hoop van zegen.
 ’s Nachts jagen we op spoken en zijn uitgeput bij het
 ochtendgloren. We zijn moe en blijven dat nog heel lang.
  
 * Myalgische Encefalomyelitis oftewel postviraal vermoeidheidssyndroom 

9 Februari 2021, Over tornado & euforie

Behalve over corona-avonturen kan columniste nu ook over vorstverletavonturen berichten. Laat ik trouwens voorop stellen dat ik helemaal niets met ijspret heb. Ik kan net zo min tegen kou als tegen hitte. Komt door een slechte doorbloeding waardoor ik binnen de kortste keren bevroren vingers en tenen heb. Als we op school verplicht in het bos sneeuwballen moesten gooien piepte ik ertussenuit zodra mees de andere kant opkeek. Schaatsen heb ik nooit geleerd. En sneeuw geeft maar troep, zoals de bruinige blubber aan de kant van de weg getuigt. In dit land wordt er stelselmatig te weinig gestrooid door het beknibbelen op zout. Sneeuw? Dat komt eens per generatie voor en door de opwarming van de aarde binnenkort helemaal niet meer. Moet je in Duitsland mee aankomen! Daar zijn alle doorgaande wegen glanzend asfaltzwart. Toen ik in Freiburg woonde, lag er in de bergen sneeuw terwijl er in de stad geen vlokje viel. Dan nam je in het weekend de trein naar Titisee voor een verkwikkende winterwonderlandwandeling zonder dat je die witte massa van je stoep hoefde te schrapen. En de treinen reden gewoon. Natuurlijk wilden lief en ik op zondag een wandeling in de sneeuw maken, liefst buiten de stad. Niettegenstaande de avondklok had columniste zaterdagnacht om twee uur al een rondje door het Griftpark gemaakt. Het negeren van die verrekte klok bezorgde me overigens meer euforie dan dat hele gesneeuw, maar dit terzijde. Echter, de NS had laten weten de hele dag geen treinen te zullen laten rijden. Geen enkele trein! Vanwege vastgevroren bovenleidingen. Dan lopen we naar de Biltstraat, stelde ik voor, om te kijken of er bussen rijden en anders wordt het een rondje Singel. Warempel, er reden daadwerkelijk bussen, dus liepen we van Bilthoven door het Panbos naar Zeist. Om daar tot de ontdekking te komen dat de bussen inmiddels ook niet meer reden! Bij Figi is een taxistandplaats, zo meende ik me te herinneren, maar geen taxi te bekennen en eentje bestellen ging ook niet, want Figi zat potdicht, hoewel het een hotel is. Uiteindelijk moest zuslief, die in Zeist woont, een taxi voor ons bellen. Jullie zullen het wel druk hebben, verzuchtte lief tegen de taxichauffeur, want er rijdt helemaal niets meer. Dat was in de winter van 1979 wel anders, stak ik van wal, weliswaar met vertraging, maar alles reed toen wél. O ja? riep de chauffeur verbaasd uit – die eruit zag alsof hij in 1979 nog niet op de wereld of in ieder geval niet in het land was. Hoe was dat toen dan? Wel, ik woonde in Maarn en zat in Zeist op school, gaf ik, dus ik moest iedere dag met trein en bus. Vaak was ik door vertragingen te laat op school, maar ik kwam er altijd wél. Toen bleef de sneeuw twee maanden liggen en lag er een dikke ijslaag op de straten omdat het af en toe even dooide en vervolgens weer opvroor. Slechts één keer kregen we ijsvrij, toen reden bussen en treinen ook niet meer, maar de straten waren ook zó spiegelglad dat je niet zonder gevaar voor eigen leven naar buiten kon. Er werd geschaatst op straat. Dit duurde twee of drie dagen en vervolgens reed alles weer. En in februari kwamen er fikse sneeuwstormen van blizzardachtige proportie, maar ook toen is alles gewoon blijven rijden. Er was soms wel een tekort aan materiëel. Zat je ineens in een duitse slaaptrein! Sterker nog, zei ik, inmiddels flink op dreef, gisteren werd er op het station al omgeroepen dat er minder treinen reden, hoewel er nog geen vlokje was gevallen! Er werd nota bene gedaan alsof er een tornado op komst was! Zoals ook corona voortdurend tot ebola-achtige proportie wordt opgeblazen. Dit volk is niets meer gewend en verwend door iedere risicomijding. U zet er inmiddels wel lekker de vaart in, merkte ik op terwijl we langs de Biltsche Hoek zoefden. Ja, de weg is hier goed voorgereden, beaamde hij. Als de taxi kan rijden, snap ik niet waarom de bussen niet kunnen rijden, gromde lief. Ik snap niet dat er op deze weg, die toch een doorgaande is, niet eens is gestrooid, gromde ik. Wel, gooi ons er maar op de Biltstraat uit, dan lopen we wel naar huis. Kunt u door naar de volgende rit.

 vorstverlet
  
 het kon haast niet erger als ieder vlokje tot fenomeen
 wordt uitgeroepen, vorst wordt hype om leed te verzachten
  
 om crisislijders met een dikke deken te bedekken
 roeptoeters te smoren onder het dempende gedwarrel
  
 de wereld was een parcours voor coronadoodlopers
 onaanraakbaar met de blik op de horizon, nu een speeltuin
  
 sledes duiken in het diepe, het gebrek aan vertier
 tijdelijk opgeheven, geluk is wat uit de lucht komt vallen
  
 dit moet het vermurwde land er bovenop helpen, sleetje rijden
 in het park en bij bobs buitenbistro koek en zopie afhalen
  
 we gaan feestelijk gekleed in bonte kragen maar wit is de mode
 voor de rillende bomen, de ijzers worden geslepen op gevoel
  
 de schaatsfabriek draait op volle toeren, de latten plat gelegd
 op wintersport in eigen land, in barre tijden de magische plaatjes
  
 van anton pieck omslaan, alles wat wielen heeft draait vast
 alles wat kan zwieren loopt uit, ik was ervan uitgegaan
  
 dat je niet zou komen, zei je terwijl ik al onderweg was
 je kunt een hond niet bevelen voor eeuwig te blijven liggen
  
 ik steek de neus in de lucht als boeren op de uitkijk naar het einde
 van een onbarmhartig seizoen, dat mildheid het wint van vorsthard

2 Februari 2021, Over paardenmiddel & verlichtingsdenken

Gaat u er maar goed voor zitten, lieve lezer, want dit wordt een giftige column. Columniste moet het hart luchten. Dat er op het ons allen befaamde smoelenboek allerlei rot hout ronddrijft is genoegzaam bekend. Sinds het uitbreken van de coronacrisis doet dit leger alleen maar luider van zich spreken. Soms reageer ik erop, probeer zo iemand op andere gedachten te brengen, wat natuurlijk nooit lukt, maar dat geeft niet, want verschil in mening moet er zijn en ik ga een stevige discussie nooit uit de weg. Korte metten maak ik met coronahysterici en corona-ontkenners, want die zijn toch niet voor rede vatbaar. Die ontvriend je gewoon en dan heb je er geen last meer van. Maar laatst dook er wel een hele vasthoudende wesp onder mijn status op die driftig verwijten en beschuldigingen begon te spuien en die het voornamelijk te doen was om een zieligheidswedstrijdje in corona en andere ellende. Ik noem deze mevrouw Nonna Ket met naam en toenaam, want ik heb haar natuurlijk ontvriend, bovendien betwijfel ik of het wel haar echte naam is, want wie heet er nou Nonna? Op haar pagina alleen foto’s van poezen. Voor hetzelfde geld is het zo’n fantoomverschijning waarvan FB vergeven is. Deze poezenmevrouw begon mij persoonlijk aan te vallen. Ik schreef dat ik wel degelijk iets van virologie afweet als viruservaringsdeskundige, aangezien ik zes jaar geleden tot twee keer toe doodziek was van een virus waaraan ik tot op heden chronische vermoeidheid, postviraal syndroom en chronische jeuk heb overgehouden. Daarop bitste madam: wat heeft jouw jeuk te maken met de ellende van corona waar ik dagelijks tot aan mijn schouders insta? Als jeuk in de uitdrukking “daar krijg ik jeuk van”. Waarop een lange preek volgde waarin deze trien mij neerbuigend met “dame” aansprak. Aan alle Nonna Kets zal ik het dus bij deze uitleggen. Hoe het leven met chronische vermoeidheid iedere dag een gevecht is dat al begint als je de ogen opent. Hoe je je om drie uur ’s middags een comapatiënt voelt en om drie uur ’s nachts in bed ligt te stuiteren. Hoe je op sommige dagen geen hap door de keel kunt krijgen (want het virus heeft de werking van maag en darmen aangetast) en op andere dagen gek wordt van de gierende geeuwhonger. Dat er dagen zijn waarop je af en aan naar het kakhuis rent omdat je weer eens aan de dunne bent. Hoe het immuunsysteem dermate is ontregeld dat het onophoudelijk histamine produceert, wat een gekmakende jeuk over het hele lichaam veroorzaakt, waar wel pillen voor zijn, maar die helpen lang niet altijd en dat dan enkel nog de hamer van Koning Alcohol als paardenmiddel rest. Hoe je na al die jaren geregeld niet meer kunt, ondanks de moeheid als een idioot aan het sporten slaat, want spierpijn leidt de aandacht van de jeuk af, en soms jezelf opzettelijk verwondt, want door een schrijnende wond voel je tenminste de jeuk even niet meer. Hoe je geen enkel gehoor vindt bij dokters, laat staan je medemensen, want het beestje heeft geen naam, je hoeft er niet voor aan de beademing op de IC (hoewel ik geen trap kan lopen zonder buiten adem te raken), het is maar een griepje en dat moet toch na twee weken wel over zijn en anders ben je een hypochonder die zwelgt in een ingebeelde ziekte. Desondanks zeg ik: pas op voor corona, maar het is geen reden voor deze massahysterie. En al helemaal niet voor deze bespottelijke lockdown terwijl het in het voorjaar nog een “intelligente” lockdown moest zijn waarin werd gehamerd op ieders eigen verantwoordelijkheid. Ik word eerlijk gezegd ook niet goed van die mensen die schermen met maandenlange moeheid na corona. Ik ben al zes jaar doodmoe! Ik gun niemand corona, maar dat kan worden voorkomen door een goede (sociale) hygiene en inperking van contacten. Daar gaat het vaak mis, zo van: ik ken jou, ik vertrouw jou, dus jij zult mij niet besmetten terwijl de meeste besmettingen in huiselijke kring en op het werk plaatsvinden. En zo lang de maatschappij op slot zit en mensen (nu ook weer door de avondklok) in hun huizen worden teruggedrongen blijft dat zo. Maar er is een kentering gaande. Er zijn al vier internisten opgestaan die hebben laten weten dat de negatieve gevolgen van de maatregelen niet meer in verhouding tot de beoogde gezondheidswinst staan. Nog even en dan wordt hopelijk het onwrikbare gelijk van de Nonna Kets door een nieuw verlichtingsdenken ingehaald.

 na de kwetsuur
  
 in mijn wonden ben ik thuisgekomen
 dus kwets mij niet verder, in de ontluistering
  
 graaf ik mijn diepste grachten, dus kruisboog mij niet
 in scherven zie ik de zon, dus brandmerk mij niet
  
 in études hoor ik pijn, dus speel niet met mij
 in water zie ik het bleekmiddel, niet het aquamarijn
  
 dus schilder me niet te fijn, prent me in
 opdat ik jou ook enige schade toebreng
  
 in het krassen van pennen hoor ik de waanzin
 dus tatoeëer me niet, behandel me met veren
  
 in zonsondergangen proef ik het bloed, dus laat
 mijn dagen grijs zijn als kauwgum
  
 in de feestelijkheden bespeur ik verdriet, dus zet
 geen puntmuts op en slik de confetti in
  
 in jouw liefde voel ik pijn, dus hou het hart
 onder de tong en laat regen gewoon regen zijn
  
 de wolk die op mijn schedel drukt, het litteken
 op de plek die geen zwachtels behoeft 

26 Januari 2021, Over fraude & perversiteiten

De onbetrouwbare overheid schijnt nogal eens aan de basis van het complotdenken te staan. Nu is dit in de voormalige oostbloklanden sinds jaar en dag ingeburgerd, simpelweg omdat de veelal corrupte overheid daadwerkelijk niet te vertrouwen en met name niet transparant is. Maar sinds de coronacrisis lijkt ook in het hoegenaamd vrije westen het complotdenken exponentieel te zijn toegenomen. Enerzijds is het de vraag of dit klopt. De media worden er niet moe van om relschoppers en coronategenstanders als complotdenkers weg te zetten. Wie kritisch nadenkt en de nuance wil aanbrengen komt niet aan het woord. Anderzijds is er ook wel wat op de betrouwbaarheid van de overheid af te dingen, getuige de toeslagenaffaire die natuurlijk niet op zichzelf staat. Sinds 9/11 zijn overheidsinstanties driftig doende om in het kader van de zogenaamde veiligheid de burgers steeds verdergaand te controleren middels briefing, rapportages, camera’s en kliklijnen. Dit heeft onder andere tot resultaat dat leerkrachten er een halve administratieve baan bij hebben gekregen waardoor deze beroepsgroep een hoge werkdruk ervaart. Dit heeft ook tot gevolg dat door alle bureaucratische rompslomp de wachttijden in GGZ en jeugdzorg astronomisch hoog zijn. De overheid vertrouwt haar burgers niet. Iedere psychiater weet dat wederzijds vertrouwen de basis vormt voor een goede therapeutische relatie. Overigens zijn psychiaters in dit systeem verworden tot rechercheurs wier taak het is om zelfmoordgedachten, afwijkend sexueel gedrag en andere perversiteiten boven tafel te krijgen, zodat burgers – alweer in het kader van de geroemde veiligheid –  voor zichzelf en voor elkaar in bescherming worden genomen. Het zal je kind maar zijn dat door zo’n viespeuk wordt betast! Het zal je vriendin maar zijn die door haar jaloerse ex wordt gestalkt! Als bijstandsgerechtigde heb ik het adagium “iedere cliënt is een fraudeur tot het tegendeel wordt bewezen” aan den lijve ondervonden. Men handelt aldus: op de geringste verdenking van fraude wordt de uitkering meteen stopgezet en het “onrechtmatig” verkregen bedrag teruggevorderd. Dan mag de cliënt middels een rechtzaak bewijzen dat hij onschuldig is – wat meestal de uiteindelijke uitspraak is, want slechts weinigen frauderen opzettelijk – , maar dan ben je wel een half jaar verder, hebt al die tijd geen inkomen en bent in het ergste geval kaalgeplukt door de terugvordering. Om nog maar te zwijgen van de stress en psychische nood die zulks oplevert. U ziet, lieve lezer, dat zoiets een wissel trekt op de relatie tussen overheid en cliënt. Maar de vertrouwensbreuk was al eerder een feit. Columniste bezocht ooit een psychiater in een GGZ-instelling, met wie het goed klikte, zo goed dat ik verliefd werd. Toen ik me dat liet ontvallen tegenover de onderzoekspsychologe was leiden in last. Men reageerde alsof ik de beste man had aangerand. Ik werd bij hem weggehouden en het onderwerp was niet bespreekbaar. Toen kreeg ik voor het eerst te maken met een diepgeworteld wantrouwen van autoriteiten naar burgers toe. Ik werd behandeld als een ontoerekeningsvatbare kleuter, een DSM-stoornis zonder gezicht, mening of eigen wil. Dat heeft bij mij kwaad bloed gezet en mij wantrouwend gemaakt naar alle autoriteiten toe. Het was een traumatische ervaring, vooral omdat mij geen enkele medezeggenschap over de gang van zaken werd geboden. Hoe anders was dat in de jaren tachtig! Toen verbleef ik een tijdje in een kliniek waar een medepatiënte op onze groepspsychiater verliefd werd. Daar werd toen openlijk over gepraat, menig groepsgesprek werd aan het thema gewijd. Nu met de coronacrisis maken we pas echt mee hoe ver de overheid bereid is om te gaan, zogenaamd om onze veiligheid en gezondheid te waarborgen. Maatregel op maatregel wordt ingesteld, zonder dat het nut ervan aangetoond kan worden, maar waarvan inmiddels duidelijk is dat mensen er langdurig psychisch door ontwricht raken. Omdat het voor de overheid onmondige wezens zijn die het virus moedwillig doorgeven. Je zou er complotdenker van worden. Maar dat ben ik niet, ik ben maar een kritische en onafhankelijke denker.

 ik zoek mijn reisgenoot
  
 voor altijd te laat haast ik me de dageraad uit
 aan gemiste kansen voorbij, de trein die ik nooit haalde
  
 ik sliep een dronkemansdood, klokken liepen vergeefs af
 had ik je maar vastgehouden toen het nog kon
  
 in die oude wereld, voordat we elkaar kwijtraakten
 voordat de eeuwige tijd ons inhaalde
  
 ik kende je enkel als man in de ruimte zonder de binnenwereld
 te kunnen bekleden, dat deden anderen die een huis
  
 voor je bouwden dat zich naadloos naar de vorm voegde
 met de tijd meegroeit en als ik wist waar het stond
  
 zou ik je vinden, jij de nomade die thuis is
 ik de troubadour die er altijd op uit moet
  
 hoe dreigender valavond of spertijd, de begrensde
 mogelijkheden van het almaar over de horizon reiken
  
 alsof alomtegenwoordigheid me dichter bij jou brengt
 en ik onderweg jou in ieder ander zie
  
 ik ben zonder gezel, witte velden gapen me aan
 winkelcentra leiden aan pleinvrees, want iedereen vlucht
  
 heeft een huis voor de nacht, een haard tegen de dood
 ik hou me groot tegen beter weten in
  
 godin van de jacht op niets, in de drang te worden herkend
 sla ik mijn dronken armen om een lallende sneeuwpop 

19 Januari 2021, Over saffies & gotspe

Columniste kan onderhand wel een aparte kroniek over haar corona-avonturen beginnen. Regeringen weten van gekkigheid niet meer wat ze nog uit de kast moeten halen om de goede sier met dalende besmettingscijfers te maken. Daarbij is de avondklok wel het onzinnigste. Ik moet mij vrij tussen mijn huis en dat van lief kunnen bewegen en wij hebben echt niet om acht uur gegeten. Ik kan natuurlijk ook bij hem intrekken, maar afgezien van het in gevaar brengen van de goede sfeer door continu op elkaars lip te zitten (hij werkt ook grotendeels thuis) vrees ik een heen en weer gesleep van benodigdheden waarbij het door mijn overgangsdementie zo maar kan gebeuren dat ik na het luiden van de avondklok vaststel dat ik iets essentiëels ben vergeten. Nog afgezien van het feit dat de besmettingen alleen maar zullen toenemen, aangezien jongeren massaal bij elkaar zullen overnachten op hun krappe studentenkamers. Maar ook in Duitsland is het hommeles. Hangende de geruchten over het stilleggen van het OV en het sluiten van de grens besloot ik op de valreep voor een trip naar de Aldi voor goedkope saffies en sterke drank nu het nog kon. Ik wilde me niet weer door onverwachte maatregelen laten overvallen. Het was zaterdagavond, het sneeuwde en mijn reisgenoot was inmiddels afgehaakt. Vanaf station Sittard kon ik met de bus in tien minuten bij de eerste Aldi over de grens komen. Nur Barbezahlung! baste de chauffeur. Wie bitte? In deze tijd?! Maar ik was niet zo goed of ik moest op zoek naar een pinautomaat waar dat hele Sittard van verstoken leek en de volgende bus ging pas een uur later, plus dat de laatste bus vanaf de Aldi nog geen half uur later zou vertrekken.. Op straat geen hond om de weg te vragen, zodat lief mij via de telefoon moest gidsen. Dus een uur later een nieuwe poging gewaagd. Deze buschauffeur was een vriendelijke, nog jonge meneer die een nonchalant handgebaar maakte. Ach, fahren Sie doch einfach so mit, zei hij. Ik vroeg hem of het klopt dat in Duitsland het hele OV stilgelegd gaat worden. Hij had ook zoiets opgevangen, maar in deze tijd weiss man nie was wahr ist. We kletsten nog wat en waren in een vloek en een zucht op de bestemming. Hij zette me pal voor de Aldi af. Sie haben genau 23 Minuten zum Einkaufen, zei hij behulpzaam waarop ik door de Aldi flitste die gelukkig prettig verlaten was, zodat ik bij de kassa meteen aan de beurt was en tien minuten te vroeg weer bij de bushalte stond. Dit keer was het die ouwe weer die me wél liet betalen, zodat ik toch niet voor niets had gepind. En nu maar hopen dat ik met dit voorraadje de lockdown doorkom waarvan niemand weet hoe lang die nog gaat duren. En dat brengt mij op het volgende, want er zijn over niet al te lange tijd verkiezingen en op wie moet ik in godesnaam stemmen? Ik kan er radeloos van worden. Zijn de campagnes eigenlijk al begonnen? Vanuit de haagse stolp nog niets nieuws. VVD, CDA en PvdA zijn alleen maar met zichzelf cq het lijsttrekkersvraagstuk bezig. Jetten is tegen de avondklok, maar stemt er toch mee in “als het moet”. Wilders is uitgesprokener tegen de avondklok, maar de PVV is een eenmansproject en geen partij, dus daar stem ik niet op. Ik wacht op een coronakritisch geluid van links, maar dat lijkt er niet te komen. Esther Ouwehand sprak zich eerder ferm uit tegen de sluiting van bibliotheken en musea, maar zwijgt nu angstvallig. De laatste tijd hoor ik steeds vaker op de radio campagnespotjes van het Forum voor Democratie waarmee ik het tot mijn schande hartgrondig eens ben, namelijk dat de maatregelen niet opwegen tegen de economische en maatschappelijke schade. Is dit land al zo ver gezonken dat enkel een abjecte en dubieuze partij als het Forum een kritisch tegengeluid durft te laten horen? Het zal me toch niet gebeuren dat ik me straks genoodzaakt voel om FvD te stemmen? Maar misschien wordt er dan wel korte metten met de lockdown gemaakt en heeft de alleenheerschappij van Kuipers en Gommers het nakijken. Of gewoon niet gaan stemmen? Dat zou een unicum zijn, ik heb nog nooit mijn democratische plicht verzaakt. Maar ja, kun je in deze coronadictatuur nog van democratische waarden spreken? Dat is onderhand meer en meer een regelrechte gotspe.

   Klokken
  
 Sommigen zeggen avondklok, anderen tieren spertijd.
 Het onomstreden beleid dat steeds meer weerklank
 vindt onder hen die de medemens zonder zelfdiscipline
 met regels wil vastpinnen. Als aan de lopende band van
  
 het leven moet het domme volk in- en uitklokken en van
 de straat worden gehouden. Ze zeggen dat het voor uw
 eigen bestwil is. Dat beweerde vader vroeger bij hoog en
 bij laag en toen geloofde je hem ook al niet. Je kreeg
  
 met de riem als je je niet beter gedroeg en de cijfers
 laag bleven. Had hij je maar wat meer bemoedigend
 toegesproken, dan kon je hem vergeven. Maar hij sloot
 je zonder pardon in je kamer op. Beval per decreet
  
 dat je om acht uur thuis moest zijn. Op straat marcheren
 al wachtposten in het bruin. Laten we dan ook maar meteen
 de verduistering invoeren als signaal aan opdringerige
 buren: wij geven niet thuis. Kom vooral niet op bezoek. 

12 Januari 2021, Over dode dichters & escapisme

Columniste hoopt dat u goed, gezond en gelukkig het nieuwe jaar bent ingestapt, lieve lezer. Ik verwelkom u hartelijk in deze eerste column van 2021. Wat het jaar brengen zal, daar wil ik liever niet over speculeren, ondanks gejubel over vaccins. Of zoals een columnist het in de Süddeutsche stelde: het is nog maar hogelijkst de vraag of we weer volledig terugkeren naar “normaal”, zeker waar het de basisrechten van het individu betreft. En ook aan deze inktzwarte lockdown lijkt vooralsnog geen einde te komen. Columniste heeft daardoor dingen gedaan waarvan ze een jaar geleden niet had gedacht die ooit te zullen doen. Ik ging nog niet zo ver dat ik zoals Aaf Brandt Corstius een ijsduik in de plomp nam, maar ik heb bijvoorbeeld wel op een bankje in een amsterdams park in de kou onder een druipende boom een andere boom zitten tekenen tot mijn vingers wit en mijn voeten ijsklompen waren. Overigens heb ik de kale bomen als kunstobject ontdekt die in de winter zo oneindig veel mooier zijn in hun naakte vorm dan wanneer ze in het blad staan. Vervolgens het Kruidvat inschieten om warm te worden, maar dat is ook niet in twee tellen gepiept, dus ga je treuzelen, uitgebreid rondkijken en stap je met een jurkje en een vest rijker weer naar buiten (nooit geweten dat Kruidvat wat dat betreft een heel aardig assortiment heeft), want de kledingzaken zijn allemaal dicht en vooruit, je moet jezelf in deze zware tijd ook eens iets gunnen. Verder heb ik in het nieuwe jaar een nieuwe hobby gevonden: de vlucht in het verleden. Gelukkig heb ik daar de historicus voor, zo’n beetje de enige met wie ik nog regelmatig contact heb. Dus dromen we weg in het niet meer bestaande boeven- en smokkelstaatje Moresnet ten zuiden van Vaals en huiveren we bij de nagespeelde beelden van de Slag bij Waterloo (in België zijn de musea gelukkig wél open). Zo stappen we het verleden binnen om het heden even te kunnen vergeten. Niet alleen het historische verleden is nu een essentiële vorm van escapisme, ook het persoonlijke verleden duikt op dankzij een lokale veenendaalse krant die mij benaderde voor een interview over een pas gerenoveerd industrieel monument dat ooit in handen van mijn vaders familie was. Veenendaal was – met Twente – de bakermat van de textiel- (Scheepjeswol) en tabaksindustrie (Ritmeester) en mijn opa de textielbaron het hoofd van de firma P. Heij en Zonen NV. In mijn hoofd schemerden ogenblikkelijk de contouren van een roman. Dus moest er op bezoek bij m’n ouwe vader gegaan worden voor een interview en aan de wandel door Veenendaal langs de locaties waar hij woonde en werkte. Alleen vervelend dat het streekmuseum dan weer dicht is. Zo geef ik mezelf voortdurend opdrachten om tijdens de lockdown vooral bezig te blijven. Zoals voor een dichtwedstrijd over monumenten in Gorssel – hup, naar Gorssel om de historische wandeling langs de diverse monumenten te lopen. En ik ben op zoek gegaan naar de voetsporen van dode schrijvers en dichters, zo heb ik een paar weken geleden natuurlijk gekeken naar I.M., de miniserie over Ischa Meijer en Connie Palmen. Dus op naar café Eik en Linde waar de wekelijkse radio-uitzending van Ischa’s praatprogramma plaatsvond. Wat een drammerige interviewer was het trouwens, maar hij wist wel het naadje van de kous te ontrafelen. Ik meende me te herinneren dat ik ooit na een optreden in een naburige bibliotheekvestiging met een dichtersclubje bij Eik en Linde belandde waarop een man met een russische bontmuts mij toevertrouwde dat hij de gebroeders van het Reve nog had gekend. Overigens heeft Gerard twee jaar in Veenendaal gewoond en staat er op de zijkant van het woonhuis een drieregelige tekst uit een brief aan Jozine M. (Dat bezoekje mocht op mijn wandeling natuurlijk ook niet ontbreken.) Dit is allemaal niet geheel terzijde, want nu googel ik al een paar dagen op literaire wandelingen en pleisterplaatsen. Als u nog suggesties heeft, lieve lezer, hou ik mij van harte aanbevolen. Er zijn vervelender manieren om een lockdown door te komen.

 vrijstaat bij het dashboardlicht
  
 we zijn op zoek naar een vrijstaat, we regelen een uitbraak
 van valse hoop op wielen, moe van het ademen achter glas
  
 der ophokdagen zat, waar je ook staat bestaan voorschriften
 voor een nieuwe staat op cellen gebouwd waarin kokerdenken
  
 het grondrecht en vrijzin verdacht is, iedere gezette stap
 onomkeerbaar en je weet niet van vriend of vijand tot
  
 achter de voordeur, we razen in sneltreinvaart door het verleden
 waar ook al een en al veldslagen, collectivisme, autarkie
  
 en noodverordeningen, het verzet is zo romantisch niet meer
 het is oorlog met ontsmette handen, digitale boorden
  
 en napoleontische decreten, het is de alleenheerschappij van 
 verlosnaalden ons voorgespiegeld door de witte jassen van de ic
  
 nu vluchten niet meer kan houden we ons overal op
 zonder sporen achter te laten, we stellen geen vragen
  
 en blijven de antwoorden schuldig, we duiken onder in
 lang verdwenen en opgeheven streken, het smokkelaarsnest
  
 is opgedoekt en van de kaart geveegd, je probeert je een morsige
 taartpunt voor te stellen met dranklokalen en dobbelbars
  
 maar het dorp ademt kneuterigheid en waterzooilucht
 we eten friet met zuurvlees bij het dashboardlicht

22 December 2020, Over Mutti & vertiertje

Dit wordt mijn laatste column van dit jaar, lieve lezer. Het broodnodige kerstgevoel zult u bij mij moeten ontberen. Het land is in diepe lockdownduisternis gedompeld. Hoe haal je het in je hoofd om uitgerekend tijdens de donkerste dagen de hele boel dicht te gooien? Dit is Reve’s ultieme deprimerende De-avonden-gevoel. Columniste zegt het maar recht voor de raap: geen statistieken die de buitensporigheid van deze maatregelen rechtvaardigen. Die bevinden zich op hetzelfde niveau als medio oktober toen de gedeeltelijke lockdown inging. Laat staan in vergelijking met het voorjaar, toen de cijfers – ondanks de geringere testcapaciteit – veel hoger waren terwijl de winkels wél open bleven. Hoe lang gaan we nog toekijken terwijl alles naar de verdommenis gaat? En sterker nog, gisteren beklaagde een vriend zich dat de besmettingsaantallen ondanks de maatregelen maar niet omlaag gaan. Wat wil je, gaf ik, het is winter, de mensen zitten binnen waar de aerosooltjes welig tieren. Dat is de natuur, daar helpen geen maatregelen tegen. Bovendien schijnt de PCT-test helemaal niet accuraat te zijn, want veel mensen, die positief getest zijn, worden niet ziek. Dat geeft toch een vertekend beeld. Dat doet me denken aan de bloedtest die ik ooit heb ondergaan, waarbij een allergie voor pollen, pinda’s en soja werd vastgesteld. Nooit wat van gemerkt! Nee, columniste heeft wel een theorie over het tot stand komen van deze ongemeen harde lockdown. Stelt u zich maar voor hoe een paar dagen eerder de telefoon in het Torentje snerpend rinkelde. De Mutti vanuit de kanselarij aan de lijn. Zeg Mark, zegt ze met overslaande stem en als Mutti’s stem overslaat weet je dat het menens is, wij hadden gisteren meer als fünfhonderd tote im lande, het hoogste aantal sinds het begin van de krise. Ik moet iets unternehmen, anders gaat m’n kopf eraf. Die Markus Söder van de bayrische CSU lust ‘m roh en dan heb ik ook nog eens de heisse atem van de AfD in m’n nek. Dat kan ik mij als coronakanselierin niet veroorloven. Straks ga ik de boeken in als de herzlose Mutti die het volk met kerst moedwillig de dood in heeft gejaagd. Dus mein lieber Mark, wees een braver junge en stel ook een harde lockdown in, zodat unsre leute niet jullie virusjes importieren als ze massaal bij die brüder von Venlo gaan einkaufen. Wees gehorsam aan mij, want ook al laten we de Adolfgroet tegenwoordig achterwege, befehl ist nog altijd befehl! Klik. Dus Mark trommelt terstond het OMT op en een dag later is Mutti’s befehl ook hier een feit. Denk ook niet dat het nieuwe jaar beter of lichter wordt, lieve lezer, ik kan u geen goede hoop voor de toekomst bieden. Politiek en media verkeren daarentegen in een hoerastemming vanwege het op handen zijnde vaccin. Intussen wordt er steeds maar niets gedaan aan de ventilatiesystemen op scholen, in instellingen, ziekenhuizen en bedrijven. Intussen waarschuwen virologen (maar natuurlijk niet de zelfgenoegzame sterren die dagelijks op TV verschijnen) voor nieuwe epidemieën overgedragen door muggen die dankzij de opwarming van de aarde massaal deze kant opkomen. Of door de exotische vogels die hier neerstrijken en onbekende virussen meenemen waar ons immuunsysteem niet op berekend is. Dus over een tijdje zitten we weer met een nieuw virus en nog altijd slechte ventilatiesystemen waardoor de aerosolen gretig ingeademd worden. Maar allà, columniste zal niet langer bederver van de feestvreugde zijn. Ik wens u evengoed mooie dagen toe in uw ophokruimte aan de radio gekluisterd. Want de top 2000 is het enige vertiertje dat ons nog wordt gegund. Ik kijk er alvast naar uit.

  Het nieuwe normaal
  
 De rek is eruit, aldus de premier in zijn ivoren toren onder
 joelend gefluit. De hand verheft zich in een oorvijggebaar
 naar de raddraaiers die denken dat covid een griep is
 die de baas van het land nog altijd voor onschuldig aanziet.
  
 Zeker ooit als kind met hooikoorts Suske en Wiske lezend
 een blauwe maandag op bed gelegen. Intussen ligt rondom
 het Catshuis de wereld in puin. De covidtroepen aangevoerd
 door de kroontjespenschrijver als pleitbezorger voor het
  
 binnenblijven. Daar hebben veel mensen moeite mee, stelt
 hij zuur. Neem een voorbeeld aan mij, ik ben al mijn hele
 leven in een halve lockdown als verstokte zolderhokker. Maar
 voor de koopman is de geest uit de fles. De regels worden
  
 opgerekt, het assortiment aangepast. Het volk vetgemest,
 voederen is het enige wat nog is toegestaan. Deur op slot en
 ga maar rustig slapen. Wij vergoeden alle gouden beloftes.
 Geen zorgen voor de dag van morgen, de verbrokkelende
  
 grond onder de voeten. Het kalmeringsmiddel werkt alleen als
 u de richtlijnen opvolgt. Wij injecteren angst en geven u een pil.
 Het volk is ziek, het lijdt aan massapsychose. De helderen van
 geest, de infuusweigeraars, pakken we zonder pardon op. 

15 December 2020, Over dom blondje & schrijfgerei

Columniste is zo van slag dat de column deze keer maar met moeite uit de pen rolt. Columniste wist namelijk als het eerste het beste domme blondje van helemaal niks. Tuurlijk zat het eraan te komen met de harde lockdown in Duitsland, maar die werd zaterdag al aangekondigd en gaat woensdag pas in. Dan heb je nog een paar dagen om voorzorgsmaatregelen te nemen, naar de kapper of pedicure te gaan, boeken terug te brengen en nieuwe te lenen bij de bieb, de laatste kerstinkopen te doen. Columnistes hoofd tolt ervan. Wat is er eigenlijk nog wel open? Hoe moet het met de dichtbundel van Anna Enquist van de bieb die al ingeleverd had moeten zijn? En met het pakketje dat op het afhaalpunt in Zuilen ligt? Wat als ik schrijfgerei en papier nodig heb? Kan ik dat dan nog ergens krijgen? Al die praktische probleempjes die me met mijn lichtelijk autistische inslag danig van m’n à propos kunnen brengen en waar ik liever niet over wil nadenken omdat ze me van het schrijven afleiden. Mijn jongste zus belde vanavond. Je hoeft de hond voorlopig niet uit te laten, want de scholen gaan dicht, deelde ze mee. Ze werkt namelijk in het basisonderwijs. Daar stond columniste letterlijk met haar oren te klapperen. Huh? Hoe weet je dat allemaal? Er was vanavond een persconferentie. Nu liet m’n ouwe vader me gisteravond al per telefoon weten dat er een overleg was geweest, maar het stramien van de laatste tijd was: op zondagmiddag overleg, op dinsdagavond persconferentie en op donderdag gaan de maatregelen in. In de krant van vanochtend stond niks over een persconferentie en ook in het werkoverleg dat lief met het gemeentehuis had kwam het niet ter sprake. En waarom wordt het zo snel ingevoerd? Ze zijn bang dat we worden overspoeld door funshoppende Duitsers, antwoordde zus. Het zal eerder andersom zijn, want daar blijven de winkels nog tot woensdag open. Maar goed dat ik zaterdag nog in Aken heb gewinkeld, dacht ik er stiekem bij. En het zijn niet alleen bejaarden die doodgaan, maar ook mensen van onder de 53, vervolgde zus. Waarom niet 54? Of 52? Waar komt dat arbitraire getal vandaan? Dat zei Rutte tijdens de persconferentie, gaf zus. O, zei ik, dat is alleen maar om ons angst aan te jagen, zodat we ons aan de maatregelen houden. En je mag met kerst maar één persoon uitnodigen, ging de onheilstijding verder. Zeker die eenzame, vrijgezelle oom om hem van ophanging af te houden. Benieuwd hoeveel zelfdodingen dat in deze donkere dagen gaat opleveren, maar daarvan worden natuurlijk geen statistieken bekend gemaakt. Het komt allemaal door Black Friday, vervolgde zus. Of anders komt het natuurlijk door het losbandige Glühweindrinkende volk op straat, dacht ik. Heeft dat nou echt tot aantoonbaar meer besmettingen geleid? Niemand die het weet en het is ook niet aantoonbaar. We zijn zo krampachtig maakbaar geworden dat we niet meer willen accepteren dat een virus een natuurverschijnsel is dat zich niet door menselijk ingrijpen aan banden laat leggen – zeker niet in de winter – en nu eenmaal slachtoffers maakt. Ik weet dat dit me niet in dank wordt afgenomen, maar de mensen in de verpleegtehuizen bevinden zich al in de laatste levensfase, misschien dat ze zonder corona een of twee jaar langer hadden geleefd. Waarom kunnen we niet accepteren dat de dood bij het leven hoort? Of zoals mijn moeder uitriep toen de dokters het leven van mijn bijna 100-jarige oma maar aan het oprekken waren: mag ze misschien ook een keer gewoon dood? Intussen denk ik nu alweer vol verlangen terug aan de zondag en dat is op dit moment iets meer dan een dag geleden. Op de wandeling van Baarn naar Hilversum kwamen lief en ik langs de uitspanning in kasteel Groeneveld waar Glühwein to go werd verkocht. Niks geen hossende en zuipende Glühweinmenigtes, alleen wij tweeën op een bankje met de balsemende, warme wijn in onze maag en tussen onze handen.

Het Glühweingevoel
  
 Het is het bedachtzame roeren in de pan terwijl
 de kruidnageldamp in je gezicht walmt. Het is de
 warmte in de kom van je hand, de droesempulp
 aan de onderkant, de bitterzure schil. Het is
  
 de diepte van het glas, net mijmerende van de roes.
 Het is het oubollige, te weten dat je een drankje
 uit oma’s keuken nuttigt. Het is het sprankelende
 rood in de duisternis, de voorstelling van kou
  
 met midwintergloed te vullen. Het is het vuur rond
 hoogtezonnen van ledlampen, de aangestampte nep-
 sneeuw, het rumoer van kakelende snoepharten, het arm
 om arm proosten op betere tijden. Het is de steranijs,
  
 de zoete wolk die het onheilsdenken uitdrijft. Met
 een Schuss van amaretto of whisky voor een gezonde
 tik van de molen. Ideaal tijdens een blokje om met
 de hond. Het enige dat met coronakerst overblijft.

8 December 2020, Over appelsap & boa-app

Columniste is in de afgelopen week al drie keer berispt vanwege dat vermaledijde mondkapje. Niet dat ik ertegen ben, het leek me altijd wel een praktisch alternatief op plekken waar geen afstand kan worden gehouden, zoals in de winkel of het OV. In restaurant, bioscoop of theater (en voorheen ook in de utrechtse bieb) mag het af zodra je zit. Allemaal verantwoord en binnen de grenzen van het redelijke. Maar zoals op den duur met alles worden tijdens deze coronacrisis de grenzen van het redelijke steeds verder opgerekt en uiteindelijk overschreden. In deze tijd is overdrijving een gave en zelfs een must. Eerder was dat al het geval met het alcoholverbod na acht uur. Vadertje staat van zijn betuttelendste kant, alsof we allemaal bingedrinkende pubers zijn. Die laten zich er heus niet door het tijdslot van afhouden, die hangen gewoon overdag laveloos in het park omdat je daar na tienen ook al niet meer mag zijn. Nog absurder is het verbod op alcoholbezit na acht uur. Dit is een wassen neus gebleken. Als vijftiger die in z’n eentje over straat gaat zal geen boa je verzoeken je tas te openen. Dan nog zal hij daarin enkel een flesje appelsap aantreffen. Hij moet de dop eraf draaien en aan de inhoud ruiken om de ware aard van de als appelsap vermomde rum te herkennen. Betuttelend beleid vraagt om vindingrijke burgerlijke ongehoorzaamheid. Sterker nog, ik heb op Amsterdam CS al eens zo’n vijftiger na achten in de openbaarheid geheel onopgemerkt een blikje bier zien opentrekken. Maar de mondkapjesplicht overstijgt toch wel iedere redelijkheid en is het ultieme bedenksel van de bijbelvaste preciezen waar de rekkelijken eerder net zo volhardend in hun tegenstand waren. Nu was columniste er in alle redelijkheid vanuit gegaan dat de plicht inderdaad geldt in alle openbare gebouwen, maar dat de lap af mag als je ergens zit, zoals in de bioscoop. Dus zat ik blootsmonds te schrijven op een bankje in Hoog Catharijne tot een passerende schoonmaakster mij erop wees dat ik in overtreding was. Alleen als je iets eet of drinkt mag ie af, gaf ze. Ik waarschuw alleen maar. De tweede keer was toen ik ‘m na het koffie drinken domweg vergeten was weer op te zetten. Maar de derde keer was helemaal mooi. Ik wees de boa of perronopzichter of wat ie was op mijn nog halfvolle koffiebeker. Neenee, dat is niet de bedoeling, schudde z’n vermanende wijsvinger. Als je een slok neemt, doe je het kapje af (en hij illustreerde hoe dat moest) en na de slok bind je hem weer voor tot je een nieuwe slok neemt. Ja zeg! Dan moet ik ook steeds de bril afnemen die ik over het kapje heen draag om beslaan te voorkomen. Niet dat dat zoveel helpt. Het gaat nog als je met opgeheven hoofd staat of loopt. Maar zodra je voorover buigt om iets uit je tas te pakken of voorover gebogen op een bankje zit te schrijven – en sinds ik door de lockdown weer noodgedwongen kantoor hou in HC en de stationshal is dit regelmatig het geval – beslaat hij alsnog. Bovendien is het een hels gemaneouvreer om de bril goed op het kapje te krijgen en dan nog zit hij allesbehalve stabiel omdat je ‘m op half zeven moet zetten om het kapje – dat al tot aan je ogen opgetrokken zit – goed af te sluiten. Dat bleek wel toen ik een paar weken geleden een smak in de bus maakte doordat de chauffeur plots hard op de rem stapte en ik de bril helemaal voorin de bus kon opvissen. De bril aflaten is geen optie, want dan ben ik stekeblind. Als ik geen brildrager was, zou ik niet om de mondkapjes malen. Ik vind het geen punt om met bedekte mond de winkel in te duiken voor een snelle boodschap, zelfs niet om hem gedurende een twee uur durende treinreis te dragen. (De meeste treinen hebben van die handige, uitklapbare tafeltjes waardoor je niet voorover gebogen hoeft te zitten schrijven.) Maar onderhand heb ik het gevoel dat de hele dag dat kreng verplicht op moet. Je gaat tenslotte in de winter niet voor je lol buiten in de kou op een bankje zitten. Ik wil geen corona- maar een boa-app die mij waarschuwt als er eentje in aantocht is, zodat ik in alle rust blootsmonds kan zitten. Tot die tijd stel ik me strategisch op, in een nis van deze coronamaatschappij, vanwaar ik het werkveld van de handhavers goed kan overzien maar zelf onopgemerkt blijf.

  Het spatschermgevoel
  
 Of met een hipper woord: face shield. In de dienstverlening
 zweren we erbij. Het is het redelijke alternatief voor het
 open raam waardoor passanten vrijelijk naar binnen kunnen
 kijken. Wij houden niet van gordijnen, luiken, maskers of
  
 helmen. Wij zijn het land van het open vizier, zodat we
 de vijand over de vlakte zien aankomen. Dat geldt eveneens
 voor een parasiet met toegangspoortjes. Gelijke witte boorden
 gelijke plastic kappen. Ze zijn comfortabeler, makkelijk
  
 te hergebruiken en klantvriendelijk. Tegenstanders wijzen
 op de open routes aan alle kanten, maar zo is ons land nu
 eenmaal aangelegd. We triëren voortdurend iedereen bij de
 voordeur. De wipwap waarop officiële adviezen balanceren
  
 drukken we met ons gewicht totdat die onze kant op slaat.
 Voor ons geen aerosolendoordrenkte lap. In Zwitserland
 is onze geliefde coronadracht verboden. Dat bergvolk kan
 alleen maar jodelen. En geraakt collectief in ademnood. 

1 December 2020, Over scrabble & naakttriviant

Columniste had het weekend van haar leven met maar liefst twee poëziepodia. Dat is tegenwoordig een zeldzaamheid, dus dan kan de vlag uit. Zaterdag was het open podium in de OBA waar Tonny Hollanders werd herdacht. Verder waren er natuurlijk ook levende dichters, zoals Kees Stoffels, literator Robin Kerkhof en Onno Sven Tromp. De laatste vertelde over de literaire wandelingen in Amsterdam die hij heeft samengesteld. Zo is er een Voskuil-, een ven der Heijden- en een Campertwandeling. Maar Campert is onlangs verhuisd, aldus Onno Sven, en het is niet bekend waarheen. Ik neem evenwel aan dat hij nog steeds iedere dag om vier uur scrabbelt met zijn geliefde. Na afloop kwam Coosje van Huize Lydia op me af, maar ik herkende haar niet door het mondkapje. Op zich geen schande, want Jos van Hest herkende mij ook niet door het mondkapje. Hoe is het met het podium? vroeg ik Coosje. Dat is er niet, luidde het antwoord, zelfs het voortbestaan van Huize Lydia staat op losse schroeven. Tjonge, zei ik, waar moet dat heen als nu zelfs al de buurthuizen dreigen om te vallen? De vraag bleef in de lucht hangen, want ik moest fluks richting Doorn voor een spelletje triviant met zus en zwager, op een discusworp afstand van het vroegere huize Vestdijk. Overigens heeft Peter Buwalda er nog even over gedacht om het huis na de dood van de weduwe te betrekken. Het had zo maar gekund, voor schrijfmonniken schijnt het een heilzaam oord te zijn. Hij zag er uiteindelijk toch maar vanaf uit angst voor de geest van de meester. Maar dit geheel terzijde. Op zondag vertrok ik naar Lelystad voor één van de leukste podia van het land: De Salon in Utopodium. Ik ken geen lelijker plek dan Lelystad, maar ik heb opperbeste herinneringen aan de jaarlijkse stadsdichteravonden in de oranje doos (stadsschouwburg), georganiseerd door wijlen Gerard Beense, en aan alle keren dat ik er eerder heb opgetreden. Het theater zag er vooralsnog verlaten uit, maar daar kwamen Juul Baars – vader van Joost – en eigenaar Ron naar buiten voor een sigaretje en een elleboogtik. Ik ga volgend jaar bij het afscheid van mijn stadsdichtersschap een songfestival organiseren, startte Juul geestdriftig van wal, dus kan jij rappen? Help nee, schrok ik, zo’n spraakwaterval ben ik niet. Dat ben je op het podium toch wel? Dan heb ik houvast aan m’n tekst. Improvisatie is echt niet aan columniste besteed, dan sta ik niet eens spreekwoordelijk met de mond vol tanden. Mag ik je trouwens ontvoeren voor de traditionele chinese maaltijd na afloop bij mij thuis? vroeg hij weer. Ik mag drie mensen meenemen van Vadertje Corona en daar ben jij er één van. Dan moet ik eerst toestemming vragen, gaf ik. Aan wie dan? Toch niet aan die kwakzalver? Welnee, Radovan heeft er niets mee te maken. Die wil me sinds corona niet meer zien uit angst voor overspringende virusjes als vlooien. Of misschien is de geilsoldate wel bij ‘m terug en heeft ze nu het perfecte excuus om hem tot een kuis en frigide bestaan te dwingen en hem het contact met z’n patiëntjes te ontzeggen. Nee, ik moet toestemming aan lief vragen omdat ik niet voor ‘m kan koken als jij me naar je hol in die vlagende polder sleept. Hoho, niet zo oneerbiedig over mijn stad, hè, baste ie, ik weet dat het er niet uitziet, dat het maar een bij elkaar geraapt blokkendoosallegaartje is, maar we hebben hier wel degelijk historie in de vorm van het Werkeiland vanwaar in 1950 de inpoldering is begonnen en waaruit Lelystad is ontstaan. Er staan authentieke arbeidershuisjes die ook nog dienst hebben gedaan om de slachtoffers van de watersnoodramp in Zeeland te herbergen. Het is een plek van betekenis, zeg maar. En uitgerekend dat eiland wil de gemeente nu volplempen met moderne appartementen. Dus kwam ik als stadsdichter daartegen in het geweer en heb een strijdbaar vers ingestuurd, maar het werd geweigerd. Wel, zei ik, als het je enigszins troost, ga ik graag met je mee naar je hol in die schitterend vlagende polder. Gezelligheid moet je dezer dagen sowieso met een schijnwerper zoeken. Dus laat mij maar mijn anticoronagedichten spuien voor de kost en dan op naar de Foe Yong Hai! En misschien een potje naakttriviant na afloop.

 tupperwarewereld in zondagsrust
  
 dit is een stad zonder geschiedenis met de fallus van lely
 het is januari en de dag is lelijk als zondagmiddagen
  
 met pukkels toen je van ellende masturbeerde boven het
 pornoblaadje tussen vaders truien opgevouwen
  
 het was in de winter van je jeugd, het voorjaarsontwaken 
 nog ver, liefde haalde je uit grease en bouquetreeks
  
 je struinde verwachtingsvol door straten als deze
 stad die toekomst moest verbeelden, maar eigenlijk
  
 een eeuwigdurend heden is met het tupperware-oranje
 van het agoratheater, blokken zijn rondgestrooid
  
 als gewild achteloos maar in wezen onverschillig
 zoals jijzelf toen je de wereld de rug toekeerde en op
  
 je tienerkamer je met pophelden beklede isoleercel inrichtte
 net zo alleen staat de hedendaagse mens met zijn smartphone
  
 op de hoek van de straat naar likes uit te kijken
 voor de albert heijn groepen de allochtone hangmannen
  
 samen voor wie de zondagsrust niet heilig is, die niets
 van het water weten, er is maar één hobbelbrug hier
  
 die leidt naar het dansende paard, ook al ben ik verzwaard
 door alweer een te vroege dood, het gestroomlijnde
  
 van de beweging doet me haast licht lijken  

24 November 2020, Over marsmannetjes & kerststol

Columniste toch maar weer naar een podium om iets van poëzie te kunnen horen. Boekingen zijn tot in het nieuwe jaar niet eens als stip aan de horizon te bekennen. Ik zou afgelopen weekend een optreden in Ommen hebben, maar dat was in een café, dus dat ging natuurlijk niet door. Het 1m2 podium van Marijke Hooghwinkel was in de bredase bieb, dat kon inmiddels wel weer, al blijft het onwennig om op afstand onder bekenden te vertoeven. Van de zomer was er nog meer mogelijk, maar als overheid en media continu met veel tamtam besmettingscijfers de huiskamers in slingeren alsof het einde der tijden nabij is, schiet de goegemeente vanzelf in een collectieve coronapsychose. Reken daarbij dat een maand geleden, toen de teller op z’n hoogtepunt op tienduizend besmettingen per dag stond, de r-curve eenkommadrie bedroeg. Een luizige eenkommadrie! Terwijl het streefgetal nulkommanegen is, dus een verschilletje van nulkommavier! Waar hebben we het helemaal over? Dat betekent dat één persoon een andere plus drietiende persoon besmet. Maar de hysterische stemmetjes van de blonde omroepsters in combinatie met loodrechte curves op de grafieken moeten de burger ervan overtuigen dat de apocalyps waarbij de hele bevolking vroeg of laat door onzichtbare marsmannetjes als in War of the worlds wordt neergemaaid in aantocht is. Overigens bezweken de marsmannetjes uiteindelijk zelf aan een virus, maar dit terzijde. Intussen begint columnistes carrière danig in het slop te geraken. Ik had nog een Balkanbundeltje op stapel staan, maar het heeft geen enkele zin om dat nu uit te brengen. Het is de tijd om te lezen, zo wordt er beweerd, maar ik ben voor de verkoop van de podia afhankelijk. Dichters verkopen geen boeken in de winkel, tenzij je Marieke Lucas Rijneveld heet. Dat er überhaupt lezers zijn die zich door die paginalange zinnen heen weten te worstelen is mij een raadsel. Maar ja, ik kwam ook al niet door Nabokovs Lolita. Geef mij de film van Stanley Kubrick maar. Probeer het dan met een online-uitgave, suggereerde iemand. Ten eerste ben ik een eersteklas online nitwit – en hoe betalen de mensen je dan? – en ten tweede moet ik het hebben van mijn voordrachten waarmee ik mijn publiek “lekker maak” voor de bundel. En de kerststol die ons in het vooruitzicht werd gesteld blijkt een suiker- en glutenvrij vulsel. Nu heb ik ronduit een hekel aan december. Het is gewoon een sombere, druilerige wintermaand van ellenlange bankhangavonden. Oké, de Weihnachtsmarkt in Duitsland is wel tof, vooral de Glühwein “met tik”. Maar dat wordt ons waarschijnlijk ook door de neus geboord, want in Duitsland nemen de besmettingen nog altijd toe. Sinterklaas vier ik niet meer sinds mijn drieëntwintigste, toen mijn ouders scheidden en zelfs marsepein de familie niet meer bij elkaar kon houden. Bovendien had zuslief net een Brit aan de haak geslagen die zijn geschenken onder de kerstboom drapeerde. Jarenlang moesten we dit ritueel volgen, maar dan zonder de glans van het rijmen. Toen de Brit verdween, had Sint inmiddels ook afgedaan. Dus eerlijk gezegd zal het me m’n rug roesten of Piet zwart of pimpelpaars met een groen randje is. Kerst is ook al niet mijn favoriete feest sinds het diner vanwege het neefje naar het middaguur is vervroegd waar je dan met een prosecco en nog katerig van de vorige avond de rollade zit weg te werken. Oud en nieuw vind ik al helemaal gruwelijk, als ik me steevast op oudjaarsdag door oorlogsgebied van mijn huis naar dat van lief moet verplaatsen. Dat is wat mij betreft de enige stip aan de donkere decemberhorizon: het uitzicht op een rustig oud en nieuw. Hoewel men nu het carbidschieten schijnt te hebben ontdekt, wat me nog veel gevaarlijker dan vuurwerk lijkt. Ach, liever draag ik voor bij de kerststal met herders en nepsneeuw. Met lief haalde ik gemoedelijk herinneringen op aan de Slams in Duitsland waarheen hij me altijd chauffeerde. Maar dat is niet meer, besloot ik bedroefd. Dat komt wel weer, verzekerde hij me. Maar dat licht aan het einde van de tunnel is nog mijlenver weg.

 nieuwe wereldorde
  
 onze schoonheid is niet genoeg, zegt ze, evenmin de liefde als we
 tot tikkende virusbommen worden bestempeld, ieder lichaam
  
 is een dodelijke poederbrief, iedere aanraking een terreurdaad, ik vrees het lijden dat nooit komt, ieder risico is een potentieel gevaar
  
 dat is het op hol geslagen verkeer ook, zeg ik terwijl we langs
 Geldermalsen razen waar de avond te vroeg is gevallen, het maakt
  
 de zwerflust er niet minder om, steden klinken hol dezer dagen
 maar de spoorwegen zoemen van de gonzende lijven en als er geen
  
 gezichtsbedekking was zouden monden wulps naar elkaar neigen
 dit doet iets met relaties, zegt ze, want afstand is als een dorre plant
  
 die lang geen water heeft gekregen, afstand is wat je ervan maakt,
 beweer ik, en als het geen stand houdt wordt het enkel opgerekt
  
 tot onmogelijk, geen kans dat hij zijn plaats in je hart claimt
 want toeval bestaat niet meer, enkel gereguleerde ontmoetingen
  
 iedere potentiële huwelijkskandidaat zal met zijn vaxpas moeten
 zwaaien, welkom op de beestenmarkt waar ejaculeren alleen nog
  
 achter plexiglas plaatsvindt en zelfs de varkens smetvrees hebben
 het is een steriele nieuwe wereld waaraan wij met aluinen handen
  
 bouwden, al blijf ik tegen beter weten in verlangen naar je armen
 naar de gekmakende nabijheid van de omhelzing  

17 November 2020, Over tantaluskwelling & kruidenbitter

Omdat de bieb nog steeds dicht is – ondanks de motie van Jesse – was columniste gedwongen om zich door een online Slam heen te worstelen die anders in de Leeszaal te Rotterdam zou hebben plaatsgevonden. Zo’n Slam is een happening op zich. Omdat het publiek mede de winnaar mag bepalen is het podium essentieel. Daartoe zijn vereist: verschijning, uitstraling, een levendige voordracht, zelfs een aansprekende outfit. Ik bereid me terdege voor. Ik denk na over waar en hoe ik op het podium sta, welke bewegingen ik maak, de intonatie van m’n stem, hoe ik m’n tekst voordraag. Uit het hoofd leren doe ik niet meer, want dat levert alleen maar pijnlijke situaties van “vergeetmomentjes” op. Maar ik lees en herlees mijn teksten van tevoren, zodat ik weet wat ik zeg en niet steeds op m’n blaadje hoef te kijken. Dan, op de avond zelf, trek ik er tijd voor uit, want het is tenslotte ook een gezellig avondje uit. Ik pak ruimschoots van tevoren de trein naar de desbetreffende stad, eet wat op het station en zorg dat ik ruim op tijd ter plekke ben om “de ruimte te ondergaan” en de techniek te controleren. Na afloop drink ik een paar drankjes en blijf nog even plakken om de uitslag in twijfel te trekken, de jury te beschimpen en de winnaar zwart te maken waarop ik licht in het hoofd de trein terug neem en niet vroeg mijn bed inrol. Een online Slam heeft meer iets weg van een vergadering met om de beurt spreektijd. Mijn outfit was onzichtbaar, dus daar had ik niet veel werk van gemaakt. De muur achter me was kaal, want lief is niet van overdadigheid op de werkkamer en ik had geen inspiratie om daar verandering in te brengen. Von Solo droeg voor met de poster van zijn tweede film achter z’n rug. Ik had me niet voorbereid, want ik kon de teksten gewoon van het tweede scherm op de computer aflezen, bovendien zag ik “mijn publiek” niet waardoor ik niet tot interactie geprikkeld werd. In drank had ik al helemaal geen zin, want ik ga me niet in m’n uppie thuis bezatten. Ik zag mensen die elkaar online toeproostten en een presentatrice die alle zeilen bijzette om de stemming erin te houden, wat natuurlijk onbegonnen werk was. Een onlinebijeenkomst is namelijk vreselijk NIET gezellig. Na mijn voordracht zette ik mijn scherm op zwart en ging maar andere klussen klaren in afwachting van de uitslag. Na afloop werden we nog even op unmute gezet voor het naborrelkringgesprek waarbij de hoogste woordvoerders het vaakst in beeld kwamen. Ik voelde geen enkele behoefte om hieraan deel te nemen. Na tweeënhalf uur was het voorbij en columniste gedeprimeerd, want gaat dit voorlopig steeds op deze manier? Voordragen gaat niet zonder podium, dat is me nu wel duidelijk. Mijn voorstel om het uit te stellen tot de bieb weer open zou zijn sorteerde geen effect. Die hele coronacrisis schudt de activist in mijn wakker, maar ik heb geen zin om me de hele dag in complotbubbeltjes als “Nee tegen de 1,5 meter in NL ons land” op te houden. In Aken is een straat afgezet, berichtte de historicus. Ja, én? Dat betekent dat er een demo is. Zullen we erheen? Maar omdat de historicus het ene nuttige met het andere nuttige wil verenigen zouden we vanaf Heerlen met de fiets om onderweg historische bezienswaardigheden te spotten en columniste voor de broodnodige drank- en tabakinkoop langs de Einkaufsmeile te loodsen. Heerlen werd Landgraaf omdat daar geen fietsen waren. Het op- en neergaande limburgse land bleek een tantaluskwelling. In Aken waren er geen straten afgezet. Het enige vermaak werd geboden door een bankje waar we het eten van de aziatische toko en de kruidenbitter van de aldi nuttigden. Op de terugweg verdwaalden we in het donker, ingeklemd tussen kolenmijnen, fabrieken en een riviertje konden we het bruggetje de grens over niet vinden. Lief moest ons met de haren uit het doolhofmoeras trekken. We misten de laatste trein en strandden in Den Bosch door het uitvallen van het nachtnet wegens corona. Uiteindelijk bracht een armeense taxichauffeur ons tegen een peperdure bijdrage thuis.

 grensstreken
  
 november is vroeg dit jaar, het openbare leven in de slaapstand
 we zijn veroordeeld tot een maanlange nacht, in de bisschopsstad
  
 lopen mensen op herhaling, vlooien de aapjes elkaar uit verveling
 we trappen de winter voor ons uit, tasten in het duister
  
 zullen we snel het land bereiken om uit te rusten
 om onder gezelligheidslampenkappen te gedijen
  
 we zijn het kapittel uitgejaagd, gedoemd tot een boosaardig zwerven
 de ruisende bossen fluisteren, we krijgen je nog wel
  
 we sluiten je in met legers van kolenmijnen en fabriekspijpen
 tussen de regels door zingt een rivier van vind me dan
  
 ik strek mijn rug van dik hout voor je uit, we hinkstapspringen
 over verschuivende grenzen, maar het mat ons enkel af
  
 bewoners spreken in vele tongen en wijzen met vingers 
 als weerhaantjes, we kakken met de koeien in de wei, er is geen 
  
 redding uit dit vooronder, het donkert in mij, ik slurp aarde als oude inkt 
 terwijl we illegaal dromen van licht en open ramen 

10 November 2020, Over toevluchtsoord & zilverfonteinen

De laatste keer bij Eijlders vroeg iemand mij: wat vond je nou het allervervelendst tijdens de lockdown? Dat de bieb dicht was, antwoordde ik. De bieb is mijn kantoor, mijn huiskamer (de leestafel), mijn ontmoetingsplek, mijn toevluchtsoord. Nu werd ik naar picknickbanken in de open lucht verdreven waar ik – zeker in maart en april – hooguit een uurtje kon vertoeven omdat mijn vingers ernstige afstervingsverschijnselen begonnen te vertonen. In de stationshal kon ik langer verblijven, hoewel door de aanhoudende luchtstroom uit de roltrapschachten na verloop van tijd hetzelfde euvel zich voordeed. Heeft columniste dan geen kantoor aan huis voor de schrijverij? zal de lieve lezer zich afvragen. Natuurlijk kan ik thuis ook prima schrijven, alleen doe ik het niet. Dat was in mijn studietijd al zo, toen ik hele dagen op mijn studentenkamertje vermorste met het bingewatchen van soaps als Medisch Centrum West, Dynastie en de Schwarzwaldklinik. Tot ik de vakgroepsbibliotheek ontdekte. Studeren ging ineens als een speer en mijn cijfers schoten als een raket omhoog. Thuis sla ik aan het lummelen, rommelen en voor eeuwig koffie drinken. Er is geen sociale controle. Er heerst geen werksfeer, zoals op “kantoor”. In de bieb, tussen de studenten met laptop, de professoren met papieren en de zwijgende boekruggen, verzet ik bergen werk. Een dag in de bieb is nooit verloren. Bovendien moet ik ervoor de deur uit. Ik kan er niet ongewassen en onopgemaakt in pyama verschijnen. Het dagelijkse toilet is namelijk al het halve werk. Discipline is gebaat bij een verzorgd uiterlijk. Maar na de lockdown werd ik wel beloond met de nieuwe bieb in het oude postkantoor. Wat een monumentaal gebouw met een fenomenaal uitzich over Utrecht vanaf de bovenste verdieping. Met al die nissen en verborgen hoeken – wat een feest om in deze entourage te schrijven. Uiteindelijk viel de lockdown me niet zo heel zwaar. Ik was wel toe aan een podiumpauze en hield me door het ongekend mooie weer vrijwel continu in de buitenlucht op. Heb bos en beemd rond Utrecht op de fiets en met de benenwagen verkend. Het werd lente, het werd warmer en de dagen werden lichter. De vrijmarkten en de bevrijdingfestivals konden me gestolen worden en mijn Duitslandvakantie wel even uitgesteld. Het was nu toch één lange coronavakantie, zoals de zomervakanties van vroeger waar geen einde aan kwam en de zon altijd scheen. Maar als het weer omslaat en de dagen korter worden, wil je wel weer graag naar school. Het kan niet altijd vakantie zijn, bovendien, wat moet je anders als het buiten nat, guur en donker is? En juist op dat moment, als je net weer lekker op dreef bent met schrijven en optreden, trekt het kabinet de stekker er wéér uit voor een nieuwe lockdown. Getverdemme, denk je, alwéér vakantie? En het is nog lang geen kerst! En net als die andere wanhopigen die op hun vrije zaterdagmiddag nergens anders heen kunnen duik je maar het bos in waar je over de hoofden kunt lopen. Vermijd drukte en ga op een rustig tijdstip, luidt het devies. Nu wil ik me daar dolgraag aan houden en normaal gesproken ga ik bij voorkeur wandelen als de rest van het land rond de dis zit, alleen is het dan in dit jaargetijde stikkedonker. Zelfs in de schemering om vijf uur waren er nog diverse wandelaars in de Zeister Heidetuin onderweg. Ik vermoed dat de bouwmarkt dezelfde aanblik bood – het enige andere alternatief voor een weekenduitje – , hoewel je daar ook nog kunt vertoeven nadat de duisternis is gevallen. Het is maar voor twee weken, suste de premier. Haal je de koekoek, dat zei hij in maart ook. Nee, we maken ons grimmig op voor een lange, landerige en wanhopige winter zonder lichtpuntje van kerstboom of zilverfonteinen.

Mare
  
Ze stoppen de persen en sluiten de bibliotheken. Verwoede
lezers zijn driftig aan het hamsteren geslagen. Hier komt
een wereld over de vloer, van daklozen tot professoren.
De pensionado tijdens zijn wekelijkse uitbraak. De student
  
die tot lethargie gedreven in zijn bovenkamer levenslust
wil ademen. Scholieren flirtend tussen wijze ruggen
die fluisteren ontsluit ons. Dankzij de bibliotheek,
zegt Mohammed, zijn wij zo intelligent. De bieb is
  
als de mentale sportschool, de geestelijke nood is hoog.
Boeken als bakstenen worden op de balie geladen, het is
bij lange na niet genoeg. Mohammeds vrouw verslindt 
ze in enkele dagen. Gegeven kennis wordt nu opgesloten
  
in bastions ten gunste van de cloud van commerciële
conglomeraten. De vrije geest moet ondergronds.
Dit is geen oorlog, dit is voor uw eigen veiligheid,
twitteren de magnaten op monopolitische terreurbuizen.  

3 November 2020, Over horrorclowns en wasstraat

Met het afnemende licht wordt ook de coronagekte grimmiger. Niet alleen de horrorclowns joegen afgelopen weekeinde menigeen de stuipen op het lijf, maar zelfs de gewone medemens wordt in deze tijden geschuwd. U bent een verderfelijke verzameling bacteriën en virussen, lieve lezer. Dat u het maar weet. U bent melaats als was u met schubben en schilfers bedekt. Columniste vierde afgelopen vrijdag haar verjaardag en dat heeft ze geweten. Niks geen illegaal privéfeestje met tientallen gasten dicht op elkaar gepakt, allemaal keurig coronaproof met de toegestane drie gasten in een overdadig ruime woonkamer. Niks mis mee, zou je denken. Maar één gast weigerde te komen omdat ze het “niet veilig” vond om met meerdere mensen voor langere tijd in één ruimte te verkeren, ondanks de bezwering dat lief en ik geen klachten hadden en ze zelf onlangs negatief was getest en niet tot de risicogroep behoort. De andere gast vond het alleen veilig op anderhalve meter afstand én met mondkapje en dat de hele avond. Na de zondagse wandeling reed ik met iemand mee die het mondkapje in de auto verplichtte, hoewel een raampje opendraaien een stuk effectiever was geweest. Hoe lang gaat deze Irrsinn nog door? De hele rest van deze sombere, druilerige, doodse, saaie en depressieve rotwinter, als het aan de overheid ligt. Maar ook als het aan de media en de publieke opinie ligt die steeds harder blèren om strengere maatregelen. Is men soms op het achterhoofd gevallen? Zijn er mensen die er serieus iets voor voelen om de hele winter in het donker en in hun uppie bij kaarslicht in hun huizen opgesloten te zitten? Als we nu in een volledige lockdown gaan, zitten we er tot maart in, aldus Maurice de Hond. Ik dacht het en hij zei het. Virussen gedijen namelijk het beste in de winter, als mensen binnen in afgesloten, slecht geventileerde ruimtes bij elkaar zitten. Het hoogtepunt van het griepseizoen is altijd van december tot maart en het is pas begin november. Daar helpt geen lockdown tegen. Je kunt net zo goed een glazen koepel over het land zetten om de regen tegen te houden. Natuurlijk, alle beetjes helpen, maar niet als het ten koste gaat van menselijke relaties, de economie, de maatschappij, onze menswaardigheid. Waarbij ik op deze plek nog even wil opmerken dat ik de houding van sommige ouderen ronduit ergerlijk vind. De verwende 68-generatie, die tien jaar of nog langer over de studie kon doen met behoud van stufi en op hun 60-ste met vorstelijk prepensioen of VUT, meent nu het recht te hebben om 90 te worden en eist met de vuist op tafel dat de samenleving hen beschermt. Let wel, dit geldt voor lang niet alle ouderen, maar er zijn er bij die je spontaan de c-ziekte zou toewensen. Duitsland is vanaf gisteren voor de hele maand november in volledige lockdown, op de scholen en de Kitas na. Daar gokt men erop dat in december alles weer normaal is, want de Heiligabend op 24 december, die met de hele familie wordt gevierd, is er heilig. Je kunt je ook geen duits provinciegat zonder kerstmarkt voorstellen. Dit is evenwel tegen het advies van het Robert Koch Institut (het duitse RIVM) in. De baas van het RKI Christian Drosten hekelde met name de sluiting van de gastronomie omdat het nagenoeg niets zou uitmaken voor de besmettingsgraad. Het zal ook ijdele hoop blijken. Vanwege de nakende lockdown namen ik, lief en de historicus op zaterdag nog één keer de trein naar Duitsland, vooral om daar uit eten te kunnen. Na een wandeling door het rustieke Steinfurt en het herfstige slotpark aldaar treinden we verder naar Münster. De trein was aardig gevuld met jeugd op weg naar hun laatste avondje uit. In de stad, die bruiste van de Halloweenpret, was het druk. Alles leek normaal. Er werd uitbundig op de vulkaan gedanst, voorlopig weer voor het laatst.

 Halloweenhygiene
  
 Wat te doen met het griezelfeest? Je kunt je mooiste skelet
 aantrekken of met je Scream masker de online-challenge aangaan
 van schermpje schermpje in mijn hand wie is er het engste
 van het land? Je kunt een Poltergeist imiteren door aan de deur
  
 te kloppen en een Twix als beloning voor rondspoken te incasseren.
 Heb dan wel respect voor gesloten deuren en besmeur ze niet
 met varkensbloed of met rode biet. Of je kunt naar de horror-
 wasstraat bij pompstation de Wetering in Leidsche Rijn om
  
 je de oren te laten wassen door griezelingen met kettingzagen
 die je manen om de lichten te doven. Het water deert hen niet,
 want bloed is altijd dikker. Horrorclowns en nonnen op
 krukken zijn een prima zaterdagavondverzetje. De rij is een
  
 halve kilometer lang. Wij zijn alleen voor corona bang, niet
 voor de ondoden van de wasstraat. Huiveren op wielen is
 volstrekt coronaproof. Straks nog naar de Mac voor een bloed-
 hamburger. Het is me het avondje wel. En de auto weer brandschoon.

26 Oktober 2020, Over tote Hose & feuten

Columniste is tevens verslaggeefster voor de wijkkrant. Voor de rubriek Woorden in de wijk neem ik tweemaandelijks een interview af met een schrijver of dichter die in de wijk woont. Mijn wijk bevindt zich in Utrecht aan de noordkant van de binnenstad tussen Vecht en griftpark. Het pluimage aan schrijvende creatievelingen is er divers, zo had ik al een dichtende pianostemmer in ruste, een kinderboekenschrijfster, een zelfhulpboekenschrijver en een nestor van het Stadsdichtersgilde onder de pen. Vorige week deed ik een interview met een 18 jaar jonge fantasyschrijfster. Natuurlijk praat je dan niet alleen over het werk, maar nadat het ijs is gebroken over van alles en nog wat. Het opmerkelijke aan deze schrijfster was dat ze zo jong al vier boeken had geschreven waarvan twee in het Engels. Ach ja, ik las zoveel engelstalige fantasy dat het een logische stap was, gaf ze schouderophalend. Daarop vertelde ze dat ze net dit jaar was begonnen met de studie Engels in Leiden. Hoe is dat nu, studeren in coronatijd? vroeg ik, nieuwsgierig geworden. Bepaald niet leuk, zo begreep ik. Ze volgt de hele week onlinecolleges, slechts een keer per week is er een fysiek werkcollege en dan is iedereen dolblij om elkaar te zien. Natuurlijk kende ze nog niet bijster veel mensen en verliep het contact met docenten moeizaam. Gelukkig heb ik er goed aan gedaan om in Leiden op kamers te gaan, zei ze, zo heb ik tenminste nog contact met mijn huisgenoten. En ik ben bij een zeilvereniging gegaan. Maar als je daarbuiten contact met mensen wilt, moet je het zelf organiseren en zo zou het niet moeten gaan. Mijn gedachten gingen naar mijn eigen studietijd. In de jaren 80 moest je voor contacten en gezelligheid bij een studentenvereniging, want op de universiteit werd nog geen filmavondje georganiseerd. Duits was een piepkleine vakgroep en het was er na vijf uur, als het laatste college erop zat, tote Hose, we hadden toen nog niet eens een vakgroepblaadje. Ik was geen lid van een studentenvereniging, want ik vreesde met mijn gevoelige aard en licht neurotische inslag de ontgroening niet zonder butsen op de ziel te doorstaan. Ik woonde in een studentenhuis met allemaal Unitasleden die constant bij elkaar hokten en mij links lieten liggen. Mijn enige contacten vonden plaats tussen negen en vijf op de universiteit. De avonden bracht ik solo door, want de studiegenoten met wie ik omging, namen om vijf uur de trein of bus naar hun stad of dorp. In de weekenden was ik thuis waar het door de op handen zijnde scheiding van mijn ouders evenmin gezellig was. Ik voelde me eenzaam en werd depressief. Het was een donkere periode die uiteindelijk resulteerde in een opname in wat toen een “psychotherapeutisch centrum” heette. Ik heb er 14 maanden verbleven, lang voor corona. Ik had er echt niet aan moeten denken om colleges online te moeten volgen, niet met mijn studiegenoten te kunnen praten, te klagen over dat ellendige middelhoogduits, te roddelen over dat museumstuk van een docent en docenten in het algemeen. Of te zwijmelen tijdens het college van de docent moderne letterkunde op wie ik heimelijk verliefd was omdat hij zo boeiend over de duitse expressionistische dichters kon vertellen en ik tot in mijn kraag verkleurde als hij het woord tot me richtte en me “een beurt gaf”. Die mijn duistere dagen verlichtte en mijn hopeloze leventje enige kleurklank gaf. Hoe had ik het zonder dit alles kunnen stellen? Ik was waarschijnlijk gillend gek geworden en had mijn studie niet eens afgemaakt. Ik had thuis zitten verkommeren tussen mijn bekvechtende ouders. Dit was overigens allemaal voordat ik begon te dichten. Ik voelde een oprecht en diep medeleven met de dappere fantasyschrijfster. Maar misschien bood het schrijven haar wel genoeg troost. Helemaal vergeten te vragen.

 Coronafeut*
  
 Het studentenleven gaat bepaald niet over corona-
 rozen. De psycholoog heeft er de handen vol aan.
 De mooiste tijd van je leven verworden tot leren
 op afstand en celbeleving. Het scherm hakkelt
  
 gekkenpraat. Je bent niet thuis in academisch
 jargon en kunt geen vinger opsteken. Je wordt
 overspoeld met ratelende weetjes, eeuwige kennis
 door een robotleraar in je gezicht geslingerd.
  
 Er is geen passie, geen vuur. Je kent het medium
 niet eens, ziet alleen die hangende mondhoek, het
 ouderdomsvlekje in de hals. Je kunt geen relatie
 opbouwen met een praatpop. Alle liefde in de
  
 ijskast gezet, zelfs die voor mooi woorden en zuivere
 bezweringen. Je komt iedere dag een beetje later
 uit bed. De eeuwige student is moe. Als hij er de kracht
 voor had gooide hij de handdoek in de ring. Maar ook dat...
  
 * Aanduiding voor een eerstejaars bij een studentenvereniging 

20 Oktober 2020, Over kattenpis & sociale hygiene

Daar gaan we weer. Opnieuw zit de horeca op slot en wordt poëziepodia de nek omgedraaid. Tijdens de eerste lockdown werd het net lente, was het stralend weer en kon je in het zonnetje door bos en beemd stappen of aan een picknicktafel zitten schrijven. Maar waar moeten we in de winter op koude, natte en donkere zondagmiddagen heen als we ons niet aan de poëzie kunnen laven? Nog kunnen we naar theater, bioscoop, museum en bieb, maar dat gaat ook vast niet meer lang duren. Columniste heeft al horrorvisioenen van eenzame kerstdagen waarin we in ons uppie of met drie genodigden en een schamel kaarsje rond de kerstboom zitten. Vuurwerk afsteken kan natuurlijk ook niet meer, hoewel ik daar niet rouwig om zal zijn. En wat te denken van januari, de deprimerendste maand van het jaar? Normaal gesproken de drukste maand voor de poëzie en het beste medicijn tegen een sluipende winterdepressie. Columniste vraagt zich serieus af hoeveel alcoholisme en zelfmoorden een lockdown in de winter gaat opleveren. En het moreel is nu al niet bijster hoog, veel lager dan tijdens de eerste lockdown. Daar komt nog bij dat de huidige besmettingsaantallen een sterk vertekend beeld geven. Er wordt nu veel meer getest en in de meeste gevallen is het ziekteverloop mild. In het NRC van afgelopen vrijdag werd een aantal covidfeiten op een rijtje gezet. In werkelijkheid hoeft maar 2% van de geïnfecteerden na vier tot tien dagen naar het ziekenhuis en daarvan belandt slechts een klein percentage op de IC dankzij de betere medicatie die er nu is. Ik dacht overigens altijd dat covid een longziekte was, dat iedereen die het heeft luchtwegproblemen krijgt, maar dat blijkt helemaal niet het geval. Bij de meeste mensen blijft het bij een infectie aan de bovenste luchtwegen met hoesten, niezen, keelpijn, hoofdpijn en moeheid. Net als bij de griep. Slechts een klein percentage krijgt een (ernstige) longontsteking – dit risico wordt groter naarmate de leeftijd oploopt. Net als bij de griep. Waarmee ik niet wil zeggen dat de griep onderschat moet worden. Als mensen het over een “griepje” hebben, bedoelen ze in feite verkoudheid. Een echte griep, veroorzaakt door het influenzavirus, is geen kattenpis. In februari 2016 had ik een griep waarbij ik een week lang dag én nacht onafgebroken hoestte. Als ik tachtig was geweest, had ik het waarschijnlijk niet overleefd. Maar daarvoor heb je de griepprik, roepen mensen dan. Juist ja, die had ik dus enkele maanden voor deze griep gehaald en die hielp dus geen zier. De laatste jaren is wel vaker in het nieuws geweest dat de griepprik niet afdoende bescherming biedt omdat er tegen de huidige wildgroei aan virussen niet op te vaccineren is. We moeten er, met andere woorden, maar mee leren leven. En om dan de maatschappij op slot te draaien voor iets wat hooguit een fractie erger is dan de griep 2.0? Ik vrees dat de uiteindelijke schade aan mens en maatschappij uiteindelijk zoveel erger en verwoestender zal zijn dan het leed veroorzaakt door covid. Ik kan daar wakker van liggen. Om nog maar te zwijgen van het effect op de lange duur op de omgang met elkaar. Er wordt al een tijdperk van sociale hygiene voorspeld met contactbeperkingen, zoals er na de aidsepidemie een periode van sexuele hygiene en nieuwe preutsheid aanbrak. Intussen gaat het kielhalen van critici van de maatregelen en overtreders van de regels onverdroten door. De shaming van bejaarde vrouwen die op een bruggetje in Appingedam te dicht op elkaar staan. Zelfs de koning moet eraan geloven. Je zág hem denken in zijn dienstauto met zijn vrijetijdsblokhemd nog aan: installeer nu eindelijk eens die verdomde republiek en laat mij ongestoord naar de griekse zon vertrekken. Ik ken mensen die momenteel herfstvakantie in de franse gele gebieden vieren. Opmerkelijk hierbij is dat ze ons, uit rood gebied afkomstig, nog willen hebben. De Fransen kunnen of willen kennelijk niet zonder de nederlandse toeristen. Zoals Duitsland als enige land in de zomer touringcars naar de kroatische kust bleef sturen waardoor iedere Kroaat nederig Danke Deutschland! heeft leren zeggen.

 
 lockdown 2.0
  
 het land schuift dicht en maakt zich op voor een verbeten oorlog
 het sneeuwt aantallen op de schermen, de hoofden zijn verworden
  
 tot rekenkamers, we staan het toe dat zwarte lakens worden uitgespreid 
 over onze onwetende lichamen, de geesten zijn rijp 
  
 gemaakt voor overgave, het is een offer dat moet worden gebracht
 ten behoeve van de noden van velen, zet het spelen in de wacht
  
 want de angst drukt te zwaar, dit is geen tijd voor lichtvoetigheid
 we moeten boeten voor de zomer, die was te groots
  
 haal nu alle schoven binnen en plet de druiven van genot
 ze mogen niet gisten tot giftige wijn die de laatste kan zijn
  
 het calvinistische hemelrijk is teruggekeerd op aarde
 de boa gekruisigd tot zwartrok met het wetboek in de hand
  
 sex is dodelijk en het platte land veilig tot aan de horizon
 we ijsberen rond het eigen huis, het rondje om de kerk een 
  
 wereldreis, we moeten intimiteit afschalen en ons slijpen aan
 een artificiële neonzon, roerloos zitten we in ons wak tot betere 
  
 tijden worden aangeklikt, we hebben afscheid genomen, winter 
 beneemt ons de adem, het valse accoord wordt niet gehoord
  
 ons spreken slaat dood, we weten niet meer wie wie vermoordt
 en ik heb geen idee hoe ik jou nog moet benaderen 

13 Oktober 2020, Over mosterd & pestmasker

Op het gevaar af dat columniste andermaal virtueel gestenigd wordt moet me toch nog iets van het hart. Als ik het woord coronadictatuur laat vallen, stel ik me aan, volgens sommigen. Onze vrijheden worden ons ontnomen en de meerderheid zal het worst wezen als de kikker die niet merkt dat het water langzaam warmer wordt. Terwijl steeds meer blijkt dat de overheid deze crisis aangrijpt om de overlast op straat voorgoed uit te bannen. Op het betreden van het Griftpark achter mijn huis tussen 22.00 en 6.00 staat een boete omdat er zich ’s nachts wel eens hangjongeren plegen op te houden. Ik heb er al steeds vaker patrouillewagens gezien, ook overdag. Dit gaat echt niet meer om het virus. Overigens even ter vergelijking: ook de borreliabacterie, die de ziekte van Lyme veroorzaakt, is een gevaarlijke ziekte, nog veel slopender dan corona. Er is geen vaccin, geen succesvolle behandeling, de kans op genezing is vrijwel nihil en je gaat er weliswaar niet dood aan, maar bent wel voor de rest van je leven invalide terwijl je gebukt gaat onder helse pijnen en extreme vermoeidheid. Is er soms een overheid die het met het oog op de veiligheid en de volksgezondheid verbiedt om in bos en beemd te wandelen, waar de kans aanzienlijk is om een tekenbeet op te lopen en te worden besmet met borrelia? Was er op het hoogtepunt van de aidsepidemie in de jaren 80 een overheid die nachtclubs en bordelen sloot en sex zonder condoom verbood? Ik ben allesbehalve een complotdenker, maar ik geloof wel dat in ieder land de overheid (uiteenlopende) redenen heeft om de crisis uit te buiten en maatregelen in te voeren die al langer in de koker zaten. Al sinds 9/11 zijn we rijp gemaakt voor een steeds strenger veiligheidsbeleid met als inzet onze democratie en vrijheid in ruil voor onze veiligheid die natuurlijk continu in het geding is, als niet… Intussen blijven we elkaar maar wijsmaken dat het nog best wel meevalt met de maatregelen, zo lang niet… Goed, er zijn nog kleinschalige podia – de laatste tijd best veel alsof organisatoren de hete adem van de lockdown al in de nek voelen -, maar de regels in de café’s grenzen aan het absurde. Zo moet je aan een tafeltje zitten, mag je niet staan en niet lopen, alleen naar de bar en de WC. In Duitsland mag dat dan tenminste nog wel, met mondkapje op. Dus je kunt met niemand praten, alleen met de mensen aan je eigen tafeltje. En je gaat ook niet zo snel bij vreemden zitten als alle tafeltjes bezet zijn. Bij de rotterdamse Schouw gold dat zelfs voor het terras. Toen ik plaats maakte voor twee jongedames en staand nog een paar trekken van mijn sigaret nam, werd mij meteen gesommeerd om weer te gaan zitten. In Eijlders zat ik aanvankelijk in mijn uppie aan een tafeltje, maar gelukkig kwam Marije Hendrikx met gezelschap houden. Ze was in een strijdlustige stemming. Ze willen alle ouderen, zoals ik, achter slot en grendel, brieste ze. Maar dat gaat ze bij mij mooi niet lukken! Ik ken zelfs iemand die zijn moeder uit het verpleeghuis heeft gekidnapt. En werd nou die mondkapjesplicht maar ingevoerd, dan is er nog heel veel mogelijk en hoeft het openbare leven niet te worden platgelegd. Bovendien verdien ik dan tenminste nog een aardig centje bovenop m’n pensioentje, want ik maak ze zelf. En ze liet me een kunstig mondkapje zien met de afbeelding van het pestmasker. Toen de dichtmiddag ten einde was, trokken alle bekende Eijldersdichters aan mijn tafeltje voorbij, maar ik kon niet met ze praten, want ze mochten op weg naar de uitgang geen halt houden. Op die manier wordt het werk van de reporter danig ondermijnd. Geen achterklap, geen roddels. Terwijl ik braaf aan mijn tafeltje wachtte op lief keek ik met een schuin oog naar de voetbalwedstrijd tussen NL en Bosnië. Maar daar had je gelukkig Wijtgaard als mosterd na de maaltijd. Ik had het veel te druk, ik moest nodig wieden en oogsten, verontschuldigde hij zich. Hoe is het? En met Radovan? Die zit waarschijnlijk in z’n cel voetbal te kijken, antwoordde ik. Daarop golfde Wijtgaard het bier in z’n keelgat en weg was ie weer, op naar de volgende oogst.

  Middag in Eijlders
  
 Ze willen ons achter slot en grendel omdat we te
 oud zijn. De tatoeman heeft zijn moeder uit het
 verpleeghuis gekidnapt. Hier richten we een vrij-
 plaats in, al mag je niet opstaan. Je spreekt enkel
  
 de genodigden aan jouw tafel. Voor zo lang het
 duurt. Sluiting hangt ons boven het hoofd, al
 marcheert de coviddood nog niet door de straten.
 De ober poetst de fotolijsten om de tijd te doden.
  
 Er wordt tegen een bal getrapt zonder publiek.
 In Bosnië zijn ze niet zo bang voor corona, roept
 iemand. Een tafel verderop heeft men het over lucht-
 belletjes in de longen. Als het regent giet het zo lang
  
 de tap openstaat. Een dichter komt rijkelijk te laat
 voor de aftrap. Ik moest vandaag dringend wieden
 in mijn tuin, zegt hij. Ik heb er groene vingers door
 gekweekt. Mijn planten houden alle virussen op afstand. 

6 Oktober 2020, Over verrekijkers & dwaling

U heeft mij moeten missen, lieve lezer, ik was een tijdje weg. Bij terugkomst viel ik meteen met mijn neus in de aangescherpte maatregelen. Een nieuwe lockdown dreigt, maar dit voornamelijk omdat de GGD’s de testcapaciteit niet op orde hebben. Pardon? Hebben ze daar de hele zomer zitten slapen ofzo? Op 1 juli, zoals het hele land, de deur achter zich dichtgetrokken en gezegd: hèhè, eindelijk vakantie van corona? Net als de scholen die het hebben verzuimd om in de vakantie de ventilatie op orde te brengen? Eén van de redenen waarom Duitsland het stukken beter op het dashboard doet dan wij is de uitstekende testcapaciteit. En wij maar verder aanmodderen met facultatief mondkapje in de anderhalve meter samenleving waar onderhand een verbod heerst op toenadering en aanraking. Vorige week nog dook er bij de AH tot twee keer toe iemand in de schappen omdat ik te dicht naderde. En dat moet het nieuwe normaal voorstellen? Dat een hand op de schouder, een aai over de bol wordt gezien als een ongewenste intimiteit? Wij zijn ook het enige land dat zo’n absurd gedrocht als de anderhalve meter samenleving in het leven heeft geroepen. Tuurlijk, in andere landen wordt afstand houden ook dringend geadviseerd, maar door de mondkapjesplicht is dat in de praktijk vaak niet nodig. Alleen hier wordt de looprichting afgezet met linten en worden mensen met een microfoon op een stok van anderhalve meter geïnterviewd. Ook in duitse winkels geven pijlen de looprichting aan, maar geen hond die zich er nog aan houdt. Wat die afstand op de lange termijn doet voor de menselijke betrekkingen, daar durf ik niet aan te denken. En die optimisten die menen dat de regels met het verdwijnen van covid ongetwijfeld weer vervagen moet ik ontnuchteren: na 9/11 zijn de veiligheidsregels gebleven en ingeburgerd geraakt, hoewel het terrorismegevaar in NL vrijwel nihil was. Op deze manier worden we klaargestoomd voor een orwelliaanse samenleving waar sex een misdaad is, op aanrakingen boetes staan en ieder kuchje verdacht is. In Turkije word je in de gevangenis gegooid als je je niet aan de maatregelen houdt. In Bulgarije ben je strafbaar als je besmet bent, met als gevolg dat niemand zich daar nog laat testen. In Engeland bespioneren buren elkaar met verrekijkers en bellen de kliklijn als men zich niet aan de quarantaineplicht houdt. In dit land worden demo’s verboden, coronacritici weggezet als complotdenkers en groeit de kloof tussen coronahysterici en corona-ontkenners en dat zijn tegelijkertijd de enigen die überhaupt nog gehoord worden. Iedereen die een kritische, maar goed onderbouwde en genuanceerde mening heeft, wordt weggehoond, want ja, het virus is nu eenmaal gevaarlijk en vormt een bedreiging voor onze gezondheid. En na covid? Dan komt er geheid weer een ander virus aanwaaien, want de afgelopen decennia is de wereld een broedplaats voor allerhande zoönosevirussen gebleken en zo blijven we lekker bezig. Corona-ontkenners zijn al net zo onrealistisch als scherpslijpers als Ab Osterhaus die het virus helemaal het land uit willen hebben. Daar is het inmiddels veel te laat voor. Dan had de chinese overheid aan het begin van de uitbraak met een strenge lockdown moeten reageren en dat heeft ze, zoals bekend, nagelaten. Het virus is er nu eenmaal en dus zeg ik: laat maar gaan. Laat het maar uitrazen en bescherm uzelf zoveel mogelijk. Of zoals Leon de Winter in de Telegraaf opperde: isoleer de 60-plussers en laat de 60-minners de economie draaiende houden. Opmerkelijk is trouwens dat de meeste scherpslijpers ouderen zijn die een pensioen genieten en in de bevoorrechte positie verkeren dat ze zichzelf kunnen isoleren. De zorgwerker of de schoonmaker kan dat niet. Het kan nu best zijn dat u mij weer eens voor recalcitrant uitmaakt, lieve lezer. Maar voor een afgewogen en relativerend oordeel is nu eenmaal in deze waanzinnige tijd geen plek. Het Duits heeft daar een veel mooier woord voor: Irrsinn. Dwaling.

Kleine dagsluiting
  
 Overal waar je de hemel niet kunt zien klinkt het draagadvies
 van de premier. Ik zie de avondlijke regenboog vanuit het
 boekenpaleis, hier is de hemel dichterbij dan de stad. We
 geloven niet meer in potten met goud, alleen nog in standaards
  
 als omvalsteun in ruil voor de vrijheid. We hebben nog zoveel
 te verliezen en knielen voor de hoge heren van de macht die
 ons de helpende hand reiken. Je moet er wel een veer voor
 laten, accepteer nou maar dat het nooit meer zoals vroeger
  
 wordt. Leer te leven in dit fort van plexiglas waar de loop-
 richting de vluchtweg aanduidt, de sluitingstijd van hogerhand
 gedicteerd en iedere tegendraadse beweging in de notulen
 opgetekend. Schrijf de geboden in het huishoudboekje
  
 en nagel de strafregels aan de muur. Loop niet dronken
 tussen de lijnen, haal niet uit naar de medemens voor een
 vriendelijk gebaar. Wasem wantrouwen uit. Druk geen kus
 op mond op lap. Was uw masker drie keer per dag. 

29 September 2020, Over goulashmaaltijd & avondklok

Columniste kwam afgelopen zaterdag voor het NK vanuit Frankfurt aangesneld. In de ICE werd bekend dat Utrecht roodgekleurd is en de conductrice ging de rijen af om de passagiers eraan te herinneren om bij terugkomst in quarantaine te gaan. Ik woon in Utrecht, zei ik toen ze vroeg wanneer ik voornemens was om weer terug te gaan. Gelukkig was het kein Problem om als ingezetene het rode gebied binnen te gaan. In de krant las ik dat de Geschäftsreisende naar Frankfurt navenant zijn gesunken en dat het beroemde hotel Hessischer Hof moest sluiten. In mijn roodgekleurde stad aangekomen haastte ik me naar Tivoli en glipte door de artiesteningang naar binnen waar ik me langs de rode linten naar de backstage liet leiden. De floormanater kwam direct op me af met de mededeling dat ik als eerste op moest. Paniek, want waar was mijn doventolk? Kun je hem niet bellen? luidde de tegenvraag. Nee, alleen FB-en en ik heb de laptop met de andere bagage aan manlief meegegeven. Hoe heet hij ook alweer? Bob Kalkman? Die staat in de rookruimte, zei Sophie van het Literatuurhuis in het voorbijgaan. Gelukkig, daar was hij al, verkwikt door de rookinname. Nauwelijks was ik bekomen van de opluchting of daar ging mijn telefoon. Het was de historicus. Zeg, ik sta bij de kassa, maar ze hebben hier nog nooit van mij gehoord, sprak hij opgewonden. Je had me een vrijkaartje beloofd! Ik ga het regelen, gaf ik. Nauwelijks was dit in kannen en kruiken of mijn telefoon rinkelde alweer. Zeg, ik sta bij de kassa, maar ze gebben gier nog nooit van de grote Radovan gegoord. Radovan! riep ik uit. Wat doe jij hier? Je komt anders nooit naar mijn optredens! Ik kom ook niet voor jou, sprak de botte lieve schat, maar voor dat lekkertje, Irma. Zij is tot diep in Servië beroemd. Laatst zag ik gaar nog op de servische staatstelevisie achter Roete staan. Ik wil gaar gebben. Jij treedt toch met een doventolk op? Ja, maar dat is niet Irma. Zij is allang niet meer in dienst, die Serven hebben je in het ootje genomen door een stokoud fragment te vertonen. Bovendien kun je de zaal niet meer in, het zal wel uitverkocht zijn doordat ze minder mensen toelaten vanwege corona. Als ik had geweten dat je zou komen, had ik… Waar is Irma nu? onderbrak hij me. Weet ik veel, probeer het landelijk centrum voor doven en slechthorenden. O, dan moet ik als de weerlicht opgangen. Ik moet gaar gebben voordat een ander gaar kaapt. Klik. Dat was nou Radovan, zei ik tegen Bob, hij is teleurgesteld dat jij Irma niet bent, de ouwe snoeperd. Is ie aantrekkelijk, die Radovan van jou? Want dan gooi ik snel een kleurspoelinkje in m’n lokken en schiet in m’n naaldhakken. Als je op baarden, energetische knotten en uilenbrillen valt, gaf ik schouderophalend. Maar hij wil alleen Irma. Met die uilenbril ziet ie het bedrog toch niet, hield Bob vol. Kom, we hebben nu wel wat anders aan ons hoofd dan een geile natuurgenezer, sprak ik streng, we moeten zo op. En zo gebeurde het en binnen drie minuten was het voorbij. Na de vierde kandidaat kon het publiek een cijfer op het stemkastje indrukken. Ik kreeg een tien van lief en de historicus en waarschijnlijk van alle andere aanwezigen een één. Na de achtste kandidaat was het pauze die coronaproof was en drie kwartier duurde, zodat ieder vak een kwartiertje kon drinken, roken en plassen. Na afloop was er een uitstekende goulashmaaltijd die ik samen met mijn doventolk nuttigde. Met een paar consumptiebonnen werd ik uitgebonjourd, want de finale mocht ik in de zaal volgen. Voor de hoofdingang wachtte ik op lief en de historicus. Daar had je Sven en Nora. Wie denk je dat er gaat winnen? vroeg Nora. Ik had eerlijk gezegd geen flauw idee. Die gezette rapper zal wel hoog scoren, meende ze. En daar had je Josse Kok – ook lang niet gezien. Gelukkig was het geluid in de zaal stukken beter dan op het scherm backstage. Martje Wijers was de terechte winnaar. Bij gebrek aan afterparty stonden we ons in de regen voor Tivoli met Alexis en Anne te beklagen dat ons door covid het genoegen van een roddel-en-achterklap-nazit werd ontnomen. Toen gingen we de nacht in die door de avondklok niet lang meer zou duren.

Oh Irma,
 
wat heb jij dat ik niet heb? Je staat anderhalve meter
achter de premier, maar alle ogen zijn op jou gericht.
Je handen zijn een gedicht, je gezicht spreekt boekdelen.
Niemand luistert nog naar de baas van het land met zijn
 
zorgen voor de dag van morgen, want jouw gebaren
nuanceren alles. Iedereen wil jou een hamster
zien nadoen en naar de keel zien grijpen als het je
allemaal teveel wordt. Je bent de lantaarn op verduisterde
 
coronawegen, een oase van rust tussen al die tetterende
deskundigen. En o schrik, toen was er ineens die wissel
in de 25e minuut. De premier sprak van een klap die
hij niet had zien aankomen. De rek was uit de persconferentie,
 
de boodschap een oude, taaie winegum. Irma’s elastieken
handen dansten niet meer. Oh Irma, ik heb wel door
wat jouw geheim is. Je bent stil en wat wil een man
nog meer. Je bent zijn allerverrukkelijkste mysterie.

25 Augustus 2020, Over onweer & trekpoppen

De hitte is gelukkig weer het land uit. Zouden de rellende heethoofden zich nu koest houden? Dat je überhaupt de energie daatvoor bij die temperaturen kunt aanboren. Het heeft columniste eerder verbaasd dat er niet tijdens de lockdown al rellen uitbraken met die opgehokte jeugd die nergens heen kan en niemand had om aan te zitten of het kwakje in te lozen. Maar misschien zat ze toen nog braaf voor de onlineschool te leren. Het is maar goed dat de scholen weer beginnen, al zucht het servokroatische leraresje alweer onder de werkdruk. Maar omdat ze er toch even uit moest nam columniste haar op sleeptouw naar de Poëzieclub Eindhoven, voor het laatst in S-Plaza – nóg een slachtoffer van corona. Columniste op een mank been, want een paar dagen eerder lelijk ten val gekomen. Met een vaag hoofd van de puffende hitte die uitstekende kassei niet gezien. Het servokroatische leraresje gaf me een arm en zo wankelden we het terras van S-Plaza op waar Renate Spierdijk met verve stond te zingen. De poëzie was evenwel binnen waar het bloedheet was, want het verlossende onweer was nog niet gearriveerd. Willem Adelaar groette ons vanuit Hongarije. Cartouche gaf een vlammende voordracht ten beste en Angela Polderman was zonder rollator flink op dreef. Hans Marijnissen maakte gewag van mijn gewonnen EindhovenSlam. Jawel, columniste mag voor de vijfde maal naar de halve finale van het NK en is weer met afstand de oudste deelnemer. Ik heb nog geprobeerd het servokroatische leraresje ertoe te bewegen mijn plaats in te nemen, maar ze wilde niet. Wat moet ik nou met mijn teksten over directeuren, veldwachters en patriarchale Balkanvaders op een Slam? gaf ze zuinig. Daar gaat het niet om, zei ik, daar luistert toch niemand naar. Het gaat erom dat je jong en mooi bent en jij doet het met die juffenuitstraling en dat krijtstreepje goed op het podium. Het gaat erom dat de voorste rij unaniem klaarkomt en dat de jury een trekpop heeft voor de gewenste verrukte uithalen. Nee, dat wil ik niet, zei ze resoluut, ik ben kunstenares, geen barbie. Wat zou m’n veldwachter wel niet zeggen als ie wist dat andere mannen zich op mij aftrekken? Die zit hoog in de bosnische bergen, gaf ik, wellicht mag ie door corona helemaal het land niet meer in. Wat niet weet, wat niet deert. De kat is van huis, dus wij kunnen dansen. Het servokroatische leraresje besteeg het podium en er kwam niemand klaar, maar daar was het te warm voor en Willem Adelaar zat immers in Hongarije. Na afloop gaf Patrick – het afscheidsfeestvarken – een rondje van de zaak. Meteen barstte het bevrijdende onweer los. Het servokroatische leraresje werd overladen met complimenten. Ik werd helemaal in het verhaal meegesleurd, met die moeder, die vader en die veldwachter, zei een vrouw. Waarom komt er trouwens een veldwachter in voor? Da’s haar muze, verduidelijkte ik als een volleerde impressario. Nou, daar moet je maar trek in hebben, met die enorme snor, maar als het je inspiratie oplevert… Hij breekt haar hart keer op keer door bot te doen, haar te blokkeren op facebook en van haar weg te gaan. Dát is de inspiratie. Nu hangt ie weer maandenlang ergens in een ver land rond zonder een teken van leven te geven en zij weet niet eens… Stil nou toch, smeekte het leraresje, je hoeft toch niet m’n hele liefdesleven op straat te gooien? Dat doe ik wel in mijn poëzie. Ik zweeg, want ze had natuurlijk gelijk. Maar dat gekwelde van jou, met die bruut van een veldwachter, dat doet het echt goed op het podium, zei ik nog. Dus wijs het niet te resoluut af als ik je mijn plek op het NK aanbied. Het was tijd om op te stappen. En voor columniste om u voor een tijdje te verlaten, lieve lezer. Waar gaat de reis dit keer heen? vroeg het leraresje. Wel, zei ik, aangezien Radovan nog steeds op apegapen in z’n cel zit bij te komen van de hitte heb ik het ligbad in de Biltsche Hoek helemaal voor mij alleen. Wie weet wat ik daar allemaal aan inspiratie opdoe.

vaste rivieren en vloeibare bossen
 
er reist een beetje teutonia mee door de wouddichte veluwezoom
we dragen papier voor ons gezicht dat ons stilte oplegt
 
zo leven we in een bestendige kamer, dit is het jaargetijde
om grijze kilometers te mijmeren, jouw hand is ver
 
we zijn het afscheid nemen verleerd, want iedere ontmoeting
is een nieuw begin en vertrekken is ook ergens aankomen
 
in beweging huist de belofte, je had altijd al wat met de rivier
die jouw land omkranst, waarover ik op kille dagen wegschaats
 
en bij je terugkom, soms wilde ik dat we niet zo vloeibaar waren
dat we iets hadden om vast te pinnen, stromen is lotsbestemming
 
jij vond het huis in de spittaalstad terwijl ik de bossen afstroopte
onwetend van wat ik zocht, ik dacht alles over oorlog te weten
 
maar was niet op het natuurgeweld voorbereid, wie laf is
is weg met de dieven en al mijn grijze dromen gaan over jou
 
je hebt me roodgemerkt en blauwgeverfd, ik doorwaad rivieren
met mijn klompen voeten, verzin ter plekke woorden in jouw taal
 
sta met mijn mond vol tanden als me dat beter uitkomt
sinds ik jou ken hou ik me aan water vast

18 Augustus 2020, Over orakel & huisarrest

Corona legt allerlei zaken bloot waarvan je je voordien niet zo bewust was en die eerder niet opvielen. Zo viel columniste pardoes van haar stoel toen minister de Jonge vorige week de proefballon van de verplichte quarantaine losliet. Mondkapjes niet verplicht en quarantaine bij contact met een besmet persoon en bij terugkomst uit een code-oranje-land wél? Leg dat eens uit. Of was de hitte de minister naar de rossige kuif gestegen? Als reporter ging columniste op onderzoek uit, want hoe zit het nou werkelijk? En wat blijkt: verplichte quarantaine blijkt wettelijk wel toegestaan en mondkapjesplicht niet. Hebben wij als burgers dan zitten slapen toen zulks de grondwet werd ingesuisd? Een paragraafje over het hoofd gezien? Wellicht. Maar waarschijnlijker is dat we ons in slaap hebben laten sussen met de boodschap dat het voor ons bestwil en voor onze veiligheid is. Ik vermoed dat de wet is aangepast om overlastplegers (relschoppers, boeven, terroristen, illegalen, “verwarde” personen) meteen te kunnen oppakken en zonder proces in bewaring te stellen. En deze twijfelachtige bepaling wordt nu ingezet in de strijd tegen corona. Net als dat mondkapjes niet verplicht kunnen worden gesteld omdat gezichtsbedekking voor de wet niet is toegestaan. Hebben we net de boerka’s verboden, kunnen we toch niet met mond- en neusbedekking komen aanzetten! Want de herkenbaarheid des persoons dient namelijk ook onze veiligheid. Overigens heeft de overheid het juridische adagium “iemand is onschuldig tot het tegendeel bewezen wordt” al lang geleden losgelaten. Tegenwoordig is het omgekeerd. Maatregelen worden getroffen op basis van het vermoeden van fraude of een misdrijf en vervolgens mag de verdachte via de rechter zijn onschuld aantonen. Columniste kan erover meepraten. Mijn bijstandsuitkering werd stopgezet op verdenking van samenwonen. Uiteindelijk werd ik in een kort geding in het gelijkgesteld. Maar toen was het inmiddels een half jaar later waarin ik geen inkomsten had, geld moest lenen én had het me een hoop kopzorg, stress, plus een vernederende huiszoeking van de Sociale Dienst opgeleverd. En dat allemaal ten behoeve van onze zogenaamde veiligheid. Als uitkeringsgerechtigde ben je sowieso al sinds jaar en dag de kop van jut omdat iedereen die een uitkering ontvangt door de Sociale Dienst al bij voorbaat als een fraudeur en dus potentiële crimineel wordt aangemerkt. Maar dit terzijde. Ik zal u niet langer met mijn persoonlijke ellende vervelen, lieve lezer. Terug naar de minister van de quarantaineplichtzeepbel. Ik moet helemaal niets van het peroxideblonde orakel hebben, maar nu moest ik hem toch gelijk geven toen hij tijdens het Kamerdebat constateerde dat de minister met dit onzinnige voorstel kwam om zijn hachje te redden en de chaos bij de GGD’s te maskeren. De minister ziet lijkbleek, zo wreef hij het er nog eens in. Die zat. En de kamer was het met hem eens waarop de minister schielijk terugkrabbelde. Laten we er nog een paar weken op studeren, mompelde hij. Opdat uitstel in dit geval hopelijk afstel zal betekenen. Eerder fulmineerde de minister nog dat mensen die uit een code-oranje-land terugkomen niet moeten worden beloond met een gratis test. Die moeten juist met huisarrest worden gestraft voor hun onverantwoordelijke gedrag. Vertel dat maar eens tegen alle Turken en Bosniërs die ieder jaar de zomer in het land van herkomst doorbrengen. En als ik corona krijg, ga ik mijn contacten echt niet “verklikken” met de stok van verplicht huisarrest achter de deur en het mogelijke dreigende verlies van dier baan en inkomen. Want ook met de kliklijnen van de Sociale Dienst heb ik slechte ervaringen. Quarantaine moet een burgerplicht zijn, maar geen verplichting.

Coronaminister in zwaar weer
 
Hij ziet er gestrest uit en is lijkbleek, volgens
het blonde orakel dat alles aan zijn eigen
peroxide haarkleur afmeet. Een ander spreekt
van een opgewekte blos. Hugo de Gezonde mag blij
 
zijn dat het aanzien afleidt van andere bijzaken
als de chaos bij de GGD’s, uit hun dak gaande
jongeren, de gescheurde zeilen waarmee het
kabinet in de coronaboot maneouvreert. Er moest
 
naar 2000 fte’s opgeschaald worden, maar ze doen
het niet. We hebben een appèl op de jongelui gedaan,
maar ze luisteren niet. We hebben het zeil getracht
te repareren, maar de premier vierde zijn blijheid
 
op Jorts jacht. Niemand wilde de storm zien aankomen,
nu mag de coronaminister water hozen en brandhaarden
blussen. Laat de burger het maar opknappen. Hij
is moe. De boot hoognodig aan vervanging toe.

11 Augustus 2020, Over prosecco & mussen

Columniste op apegapen. De mansarde is onbewoonbaar verklaard sinds de 30 graden duurzaam zijn overschreden. Vanwege pal onder het dak en twee dakramen. De woning van lief biedt dankzij de kruipruimte onder de woonkamer – hoofdzakelijk voor geleedpotigen bestemd – meer koelte en dus soelaas, maar ook alleen op de benedenverdieping, want slaap- en computerkamer zijn evengoed een bezoeking om er langer dan het tikken van één gedicht laat staan deze column te vertoeven. Je moet sedum aanleggen, riedt Fred Penninga me bij de buurt-AH aan. Watte? Het sedum dat je ook op de bushokjes ziet. Ik heb er m’n hele dak mee bekleed. Ik geloof dat ik toch de voorkeur geef aan airco en dubbel glas, stelde ik, hoewel de ventilatiesystemen nu in een slecht daglicht staan. Breek me de bek niet open, zei Fred, al 25 jaar wordt er door leraren steen en been geklaagd over de slechte ventilatie op scholen en nog steeds is er niets aan gedaan. Hopelijk wordt men door corona eindelijk wakker geschud. Na dit buurtpraatje liet ik de chauffeur voorrijden voor het uitje over de grens met de historicus. Wat een weertje, verzuchtte deze, ik heb een onlesbare dorst naar bier. En hij trok het lipje van z’n AldiBittburger open terwijl de airco er lustig op los blies. De buitentemperatuur bedroeg inmiddels 36 graden. We slenterden een half uurtje met onze leren tong op de schoenen door de coronaverlaten stad om bij een Eisdiele neer te ploffen en wisten na het nuttigen van de verkoeling niet hoe snel we weer bij de auto moesten komen. Musea en kerken zijn in deze omstandigheden uitgelezener plekken dan kades en terrassen. De volgende dag snorden we naar het tuinfeest ter ere van m’n vaders 85e, maar het huis was een vesting en de tuin muisstil. M’n ouwe vader zat dampend in de leunstoel met de stok naast zich. Ik heb iedereen afgebeld, sprak ie, het is te warm. Ik wierp een blik de tuin in op de bescheiden hoek schaduw. Jullie mogen wel een ijsje en een gekoelde prosecco, vervolgde hij, voor die lange reis die je helemaal naar het Brabantse hebt moeten maken. En voor het cadeautje dat je hebt meegebracht. Ik ben ook wel in de stemming voor een gedicht. Doe Irma maar. Maar ik heb m’n doventolk niet bij me, maakte ik bezwaar, die ligt in het ziekenhuis, maar gelukkig niet met corona. Ach, dan doe je de vertaling toch zelf even, stelde hij, want ik ben heus wel erg doof, hoor. Mag het op m’n 85e? Maar ik ben van plan om 91 te worden. Ik heb iets met het getal 7, dat staat voor de levenscycli, én ik heb iets met 13, want ik heb mijn huidige vrouw op 13 juli leren kennen. En 7 maal 13 is 91. Daar proosten we dan maar op, zei ik. Daarop haalde ik de chauffeur over om nog even langs het tuinhuis te gaan. Laat die charlatan toch in z’n zweet gaarkoken, sputterde deze. Als hij al tot zweten in staat is met z’n potjes en pilletjes die hij enkel door goudblonde mussenstrotjes hoeft te duwen. Doe niet zo naar, gaf ik streng, hij kan wel dood op de divan liggen, bezweken door de hitte. Zoveel garantie biedt dat tuinhuis niet voor verkoeling. En hij kan ook niet even een duik in zee nemen, want hij wordt geheid herkend zonder die bril, baard en knot. Nou goed dan, voegde mijn chauffeur zich, als het is om je geweten te sussen… Maar ik blijf buiten wachten en ik wil niets horen over zijn jaloersmakende damesavonturen. Echter, het tuinhuis was gapend leeg. Op de divan lag een briefje. Ben jij daar eindelijk? stond er. Kom je je ouwe Radovan weer eens als laatste van je bewonderaarsschare begroeten? Nou, ik ben er lekker niet. Ik ben terug naar mijn cel, daar is get lekker koel. De gond is natuurlijk mee en slaapt op de tegels die gaar buikje verfrissen. Bezoek me niet. Ik mag sowieso geen bezoek ontvangen. Zorg voor de potten en pillen, gou ze koel. Laat de planten niet verpieteren. En laat die chauffeur van je de corona krijgen met zijn verdachtmakingen. Gij is gewoon jaloers omdat de musjes uit mijn edele gand eten. augustus in een vingerhoed   we leven in grotten, het dagelijks leven tijdig toegedekt het hoofd onder de dekens een lelijke noodzakelijkheid   als we ons verplaatsen is het per koelcel, we laten ons vrijwillig inblikken, kijken gerieflijk naar hittegolven   op het witte doek en hopen dat de bliksem inslaat voordat de aftiteling langs de hemel scrolt, onze vastberadenheid   voerde ons door platanenhagen en het décor werd van een azuren allure, ik was te lang niet in het zuiden   als je maar lang genoeg wacht komt het seizoen vanzelf naar je toe, de indische zomer noopt tot stug zwijgen   omdat de lucht de adem inhoudt, bruggen drinken onophoudelijk terwijl de gewassen moord en brand schreeuwen   nacht betekent enkel de afwezigheid van kleur maar wij snakken naar zwartwitdenken, de verduistering   van onze weidse geest, ondergedompeld in juskuiltjes en opwarming is gewoon een ander woord voor huiselijkheid   toen geluk nog in een vingerhoed paste en hete zomers geblust konden worden in het pierebad, op de achterbank vraagt   iemand zich af of reïncarnatie bestaat en of het mogelijk is om droomloos in slaap te vallen, op het juiste moment   weer wakker te schrikken voordat de wereld vergaat en wij ons laven aan de sterfelijkheid van de dag

augustus in een vingerhoed
 
we leven in grotten, het dagelijks leven tijdig toegedekt
het hoofd onder de dekens een lelijke noodzakelijkheid
 
als we ons verplaatsen is het per koelcel, we laten ons
vrijwillig inblikken, kijken gerieflijk naar hittegolven
 
op het witte doek en hopen dat de bliksem inslaat voordat
de aftiteling langs de hemel scrolt, onze vastberadenheid
 
voerde ons door platanenhagen en het décor werd van
een azuren allure, ik was te lang niet in het zuiden
 
als je maar lang genoeg wacht komt het seizoen vanzelf
naar je toe, de indische zomer noopt tot stug zwijgen
 
omdat de lucht de adem inhoudt, bruggen drinken onophoudelijk
terwijl de gewassen moord en brand schreeuwen
 
nacht betekent enkel de afwezigheid van kleur
maar wij snakken naar zwartwitdenken, de verduistering
 
van onze weidse geest, ondergedompeld in juskuiltjes
en opwarming is gewoon een ander woord voor huiselijkheid
 
toen geluk nog in een vingerhoed paste en hete zomers geblust
konden worden in het pierebad, op de achterbank vraagt
 
iemand zich af of reïncarnatie bestaat en of het mogelijk is
om droomloos in slaap te vallen, op het juiste moment
 
weer wakker te schrikken voordat de wereld vergaat
en wij ons laven aan de sterfelijkheid van de dag

4 Augustus 2020, Over paleishaan & intellectuelen

Columniste weer sporadisch op pad naar podia in het land. Het werken met een agenda blijft lastig, te meer omdat we als organisatoren in coronatijd nergens meer zeker van kunnen zijn. En dan houden wij ons nog bezig met poëzie, van oudsher een kleinschalige bezigheid, niet met festivals op voetbalvelden vol dampende lijven. AmersWoord loopt weer, al deelde Siggi de barvrouw van Vyssotski ons vorige week wel mede dat als de besmettingen verder oplopen “de stekker weer uit dit soort bijeenkomsten wordt gehaald”. We dragen voor onder het zwaard van Damocles, maar we dragen voorlopig nog voor. Op Facebook zag ik de aankondiging dat PepperPlus weer in de eindhovense Gouden Bal van start zou gaan, dus columniste erheen, maar geen Eric of Lea. Hoe staat het met de dichters in  tijden van corona? vroeg barman Wim toen hij m’n koffie bracht. Ik heb helemaal niks meer van ze gehoord. Nu ja, als ze alsnog komen opdagen, zet ik wel een lessenaar neer. Ik verkastte met de koffie naar het terras, want het was warm en ik was na de trippel vanaf het station wel aan een rustpauze toe. En daar had je zowaar Stanislaus Jaworski. Da’s nou een geluk, zei ik, dat ik jou nu gewoon in de column mag opvoeren. Vroeger mocht dat niet van de grote baas, maar ik ben alweer sinds geruime tijd m’n eigen baas. Heb je je eindelijk uit de klauwen van de rondspokende geest van Ceausescu weten te bevrijden? Ja nou, verzuchtte ie, ik zou voor de liefde een paar weken naar Roemenië gaan, maar door corona werden het vier maanden. Maar ik heb niet stilgezeten, ik heb 50 pantoums geschreven en ze allemaal in het Zuidafrikaans vertaald. Ik kan geen pantoum meer zien. Nu wil ik iets over Ceausescu schrijven, want hij heeft niet alleen maar slechte dingen gedaan, zoals het slachten van de paleishaan omdat ie diens gekukeleku niet langer verdroeg. Daar zou ik ook niet tegen kunnen. Zo praatten we nog wat over de Balkan in het algemeen en Roemenië in het bijzonder tot hij weer moest opstappen. Ik was inmiddels overgestapt op de spa rood – helaas leverde Wim er geen citroentje bij – en wentelde me in de koelte van het terras. Koud was Stanislaus weg of een man met een weelderiggrijze haardos nam op diens stoel plaats en vroeg of hij me een drankje mocht aanbieden. Doe nog maar een spaatje, gaf ik. Voordat de lieve lezer zich gaat afvragen of columniste van de drank af is, wil ik u meedelen dat ik overdag geen alcohol drink en het begintijdstip in coronatijd zelfs is verschoven naar negen uur ’s avonds. Wilde ik voordien op een zondagpoëziemiddag nog wel eens een wijntje van een galante gever aannemen, nu is zulks uit den boze. Ik dacht, vervolgde de man, ik zie u hier zitten met een boek, dat komt in dit café nou nooit voor. Hier heeft men het over sport (inderdaad was er binnen iets met autoraces gaande), over de aankoop van een auto, het afsluiten van een lening… De man ontpopte zich als een ware literatuurprofessor en Vestdijkkenner. Terug tot Ina Damman is het beste boek ooit, dat ken ik van buiten, sprak hij trots en citeerde vervolgens de slotregels. Om mij te testen liet hij me lijstjes opzeggen. Je top drie van achtereenvolgens de beste nederlandse schrijvers, de beste nederlandse dichters en de beste duitse schrijvers. Bij het noemen van Lampo en Vasalis knikte hij goedkeurend, Heinrich Böll vond hij een flutschrijver en Hermann Hesse las ik alleen toen ik nog een hippie was, stelde hij. Zoals te voorzien kregen we ruzie over Thomas Mann die in mijn optiek alleen een paar aardige novelles – Tonio Kröger, Tod in Venedig en Mario und der Zauberer – heeft geschreven, waar evengoed nog best wat in geschrapt had mogen worden. Maar de eindeloos langdradige Zauberberg vind ik vooral een soap voor intellectuelen. Maar ik bén ook een intellectueel! bulderde hij. Dat ik de Buddenbrooks op de middelbare school had gelezen oogstte evenwel bewondering. Zo babbelden we genoeglijk verder tot ik de trein moest halen om mij bij lief te vervoegen. Het was een poëzieloze middag, maar vol van wederwaardigheden. In de Gouden Bal weet je echt nooit wat je kunt verwachten, zei ik bij het afscheid.

Zinnenstrelend in druilerigheid
 
Jij bent de gouden bal van de dag
zegt die ene stamgast. Het is donker in de
lichtstad waar nachtburgemeesters kerstlampjes
tot brandende fakkels ontsteken. Stad van de
 
neobeatnik met heel tegendraads een ondersteek
Op zijn kop. De poes op het biljart slaapt
spinnend de zondag rond. Er is zo veel
potkachelpoëzie om ons aan te verwarmen.
 
Bij gebrek aan zon laten we het mout
de kelen strelen. Dit hof van rokerig verderf
een lichtbaken in benevelde herinneringen.
De antistresspoëet wekt mijn treurgondelier
 
tot leven, hij spreekt uit naam van de muze.
Ik dans op de brabantse matras, in mijn zakken
galmende barden. Tegen sluitingstijd wil de
etalagevedette in mij naar een zinnenstrelende druilerigheid.

21 Juli 2020, Over dakhaas & wonderdokter

De podia komen mondjesmaat weer op gang. Ik verwachtte half een stortvloed aan podia om de tweede golf in het najaar voor te zijn, maar dit blijkt niet het geval. Wellicht ontstaat er dan alsnog in september een stuwmeer aan uitgestelde evenementen. Ondanks de coronavakantie van de afgelopen maanden is het nu alweer komkommertijd. Wij van AmersWoord gaan evenwel gewoon door. Evenals de Poëzieclub Eindhoven, wat dit afgelopen weekend een aangenaam weerzien opleverde. Daar waren Jan Bulsink, mijn AmersWoordcompagnon, en zijn maat Jeroen Sloof uit Rotterdam. Wist je eigenlijk dat Vyssotski (de naam van het café waar we ons podium hebben) echt heeft bestaan? sprak Jan. Vladimir Vyssotski was een russische dichter en liedjeszanger, een soort Brel, zeg maar. Hij kwam op 42-jarige leeftijd om het leven door wodka en heroïne. Tja, veel dichters sterven jong, meende ik. Dan ben ik blij dat ik geen echte dichter ben, kwam Cartouche, maar archivaris. Ik heb altijd op het gemeentehuis gewerkt, net als jouw Gerrit. Waar dan? wilde ik weten. In Eindhoven? Nee, in Eersel. Waar ligt dat? Ik ben er juist doorheen gefietst, kwam de bezwete stamgastvlaming Gerwoud met z’n fiets aan de hand. Ik heb er net 57 kilometer vanuit Geel op zitten. Ik weet echt niet waar al die plaatsjes liggen, hoor, zei ik, hoewel ik in de coronavakantie ook heel wat heb afgefietst, maar Brabant was risicogebied, hè. Dat coronagedoe, ik weet gewoon niet of ik je moet zoenen of een hand geven, verzuchtte hij. Zoenen is minder gevaarlijk dan een hand geven, maar sowieso een smerige gewoonte – goed dat dat in de ban is gedaan – , dus doe maar een omhelzing. En wat dan te denken van de mondkapjes, wat een belachelijk gedoe, fulmineerde Renate Spierdijk. Wees blij dat ze hier alleen in het OV op hoeven, gaf ik, in Duitsland moet je ze in alle winkels en openbare gebouwen dragen. Ik dacht dat jij tegen mondkapjes was? zei ze. Dat was ik voordat ik in Duitsland heb gezien dat die vodjes bijdragen tot terugkeer naar de normaliteit. Het gaat er namelijk helemaal niet om dat die dingen helpen, maar dat het volk wordt gerustgesteld, dat de mensen zich veilig voelen. Daarop gingen we de loods in om op anderhalve meter naar de poëzie te luisteren en naar de liedjes over het kindsterretje Josefien van Mark Werkman. Na afloop zat ik nog lang met Cartouche en Gerwoud op het terras van S-Plaza. We hadden het over huwelijkssacramenten, de Kempen, de ambtenarij en dialecten. Ik kan die Hollanders soms zo verrekte moeilijk verstaan, verzuchtte Gerwoud, vooral die Amsterdammers, want daar heb je twee talen: het bekakt en het bargoens. Dat is in Utrecht net zo, zei ik, weten jullie eigenlijk wat een dakhaas is? Als zuiderlingen moesten zij mij natuurlijk het antwoord schuldig blijven. Gerwoud stond op om met een verse pint terug te keren. Dit moet echt de laatste zijn, verzuchtte hij. Pas maar op, zei ik, je moet nog fietsen. O nee, ik ga echt geen 57 kilometer meer trappen, ik stal m’n fiets hier wel zo lang. Leeft Radovan eigenlijk nog? vroeg Cartouche toen pardoes. Wis en waarachtig, ik heb ‘m gisteren nog in de scheveningse duinen opgezocht, antwoordde ik. De natuurgenezerij floreert als nooit tevoren met die hele coronanasleep. De vitamine B12 en het magnesium en zink zijn gewoon niet aan te slepen. Hij doet goede zaken. Helpen doet het natuurlijk niet, dokters zijn er ook niet om patiënten te genezen, maar om ze gerust te stellen. Wat héb jij toch met de Balkan? vroeg Gerwoud scherp. De liefde van m’n leven komt er vandaan, antwoordde ik. Radovan? riep Cartouche uit. Dat is toch een hopeloze zaak met die over het paard getilde wonderdokter en besmette oorlogsmisdadiger. Ik heb ook niet gezegd dat je persé met de liefde van je leven samen moet zijn, zei ik. Ik zie hem af en toe, dat is genoeg, al mag hij wel m’n mails wat vaker beantwoorden. Daar zaten we dan in het laatste reepje zon en mijmerden harmonieus over de liefde.

Weerzien in Eindhoven
 
Hier valt eenieder uit de toon, hier wordt vrijelijk
gescholden op de macht. Wij zijn de strijders van het
woord en der coronadagen zat. Renate wil de afstand
slechten, Gerwoud worstelt met de mondlap en andere
 
beperkingen. Je weet niet of zoenen mag. Het handen thuis
is officieel beleid, al wordt er onderhands nog wel wat
afgetast. De gemeentesecretaris hunker naar vrouwen
op Mallorca en die ene die hij al zo lang niet heeft gezien.
 
Zal ik vliegen of met de boot, wordt een vraag op leven en
dood. Het is de tijd die dat met ons doet, die ons behoedt
voor al te nabij contact, want daar komt riskante overdracht
van. Ik heb niet de poen om een dure vakantie te doen
 
moppert de brooddichter. En die rijkeluiskinderen het virus
maar importeren! Ik zwijg over de liefde, die was immers
ook van vreemde bodem. Het bier gulpt, het drankpeil stijgt.
Er zijn altijd wel jobstijdingen om over te schrijven. 

14 Juli 2020, Over legerlabrador & houwdegen

Het leek wel of de media het thema plotsklaps ontdekt hadden. Of was het omdat 75 jaar bevrijding in het water was gevallen en men toch “iets” met oorlog moest? Voordat corona begon vreesde ik dat onze herdenking 25 jaar Srebrenica volledig door de 75 jaar bevrijding zou worden overvleugeld. We hebben de laatste jaren al genoeg concurrentie van de MH17. Als ik over 11 juli begin, krijg ik regelmatig te horen: Wat was er op 11 juli? De MH17? En nu stonden de media eindelijk bol van de val van Srebrenica op 11 juli 1995 en de daarop volgende genocide. Er was een driedelige docu waarin Dutchbatters vertelden over de gebeurtenissen rond 11 juli, er was zeven dagen lang het Srebrenicajournaal met de geweldige Christ Klep en er was het programma 25 jaar na Srebrenica met interviews met mensen uit de bosnische diaspora in Nederland en met beelden van onze herdenking waarbij u columniste met tranen in de ogen hebt mogen aanschouwen, lieve lezer. Tijdens die hele lange Srebrenicaweek in aanloop naar de herdenking kwamen er dingen aan het licht die ik ook nog niet wist. Dat Mladic in datzelfde hotel Fontana op het moment van “overleg” met Karremans 30 Dutchbatters in gijzeling hield. Aan het einde van het toastfilmpje zegt Karremans namelijk: Ik heb nog één vraag. Zou ik dan nu mijn mannen mogen zien? Dat werd in de journaals nooit getoond, altijd was het alleen de blaffende generaal en die kletsende glazen, die Karremans tot legerlabrador en supersukkel deden ineenschrompelen. Als je meer informatie hebt, worden de dingen beter in perspectief geplaatst en wordt duidelijk dat Mladic op dat moment alle troeven in handen had. Ook werd er voor de bespreking vlak voor Karremans’ ogen een varken geslacht ter intimidatie. Aan de andere kant had een betere houwdegen waarschijnlijk gezegd: Breng m’n mannen om, vriend, en je kunt je bommenregen van de NAVO krijgen. Ook maakte Christ Klep gewag van het feit dat het de beslissing van de legertop en niet van regering of Tweede Kamer was om Dutchbat veel te licht bewapend op missie te sturen. De lijken in de kast van defensie worden er eindelijk uitgetrokken. En goddank deze keer geen Voorhoeve op TV, maar gewone Dutchbatsoldaten die het van dichtbij hebben meegemaakt. En die ook op de herdenking aanwezig waren, evenals minister Bijleveld met een delegatie. De herdenking werd deze keer via de livestream uitgezonden en alleen door organisatie en genodigden bijgewoond. Natuurlijk bleven er ook mensen op het Plein “hangen” – opvallend wat Nederlanders deze keer -, waarschijnlijk door de foto-expositie “Srebrenica is nederlandse geschiedenis” door Bosnian Girl, een collectief van jonge, bosnischnederlandse vrouwen. Bosnian girl is een verwijzing naar de racistische smells-like-shit-tekening die een Dutchbatsoldaat op de muren van de compound had gekalkt. Ga die expo zien, lieve lezer, het kan nog drie weken geheel coronaproof in de buitenlucht op het Plein in Den Haag. En ik hoop dat u thuis massaal de livestream van de herdenking heeft gevolgd en wie dat niet heeft gedaan kan het alsnog doen via www.srebrenica-herdenking.nl. Ik kan u verzekeren dat het de beste herdenking was die ik heb meegemaakt. De verbondenheid tussen Nederlanders en bosnische Nederlanders, tussen slachtoffers, nabestaanden, Dutchbatters, politici en belangstellenden – die soms wel eens ver te zoeken is – was enorm. Vandaar dat columniste tranen in de ogen had. Het was een kantelpunt. En hopelijk zal door alle media-aandacht en de foto-expositie eindelijk eens het besef indalen dat Srebrenica daadwerkelijk nederlandse geschiedenis is, dat het ons allemaal aangaat en deel uitmaakt van het collectieve bewustzijn, net als de slavernij, de Tweede Wereldoorlog, de politionele acties, de MH17. Ook bij de huidige bosnische jongeren schijnt dit besef inmiddels te zijn weggezakt. Dan hoop ik u ooit bij toekomstige herdenkingen in grote getale op het Plein tegen te komen, lieve lezer. Dat is mijn droom, dat het Plein te klein wordt voor ons allemaal.

Zwartboek 2.0
 
We zeilden door een oorlog zonder verwoesting of slachtoffers
maar met dodelijke statistieken. Cijfers zijn er om te vergeten
evenals de datum. Wie weet wat er gebeurt als die niet
wordt bijgeschreven? Het voelt altijd aan als aan het begin van
 
pauzetijd, een intermezzo waarin iedereen lijdt aan vluchtverlangen.
Verplicht op vakantie. We werden van ons bed gelicht, uit het
rattenhol gesleept. De fanfare begon luidkeels te spelen als om
de schoten te overstemmen.* We hoorden het angstige bonzen van
 
ons hart niet meer. Het geslachte varken** slechts een boze droom
die zich steeds vaker aan m’n voeteneinde neervlijde. De heksen-
jacht op de vermeende dader. Daarna de onverschilligheid.
Het schreeuwen in mijn hoofd. De pijn is een datum, een jaar,
 
de tijd die stil is blijven staan. Ik ben dat rozige lijf in het
scherfvest met het logo van United Nothing. Ik ben machteloos,
mijn handen vastgebonden, mijn voeten geketend. Ik heb niet
eens de kracht om de bladzijde van dit zwartboek om te slaan.
 
* Toen Dutchbat vanuit Srebrenica in kamp Pleso in Zagreb kwam, wachtte de soldaten een feestelijk onthaal met hoogwaardigheidsbekleders, bier, worst en een fanfare.
**  Toen Karremans met Mladic proostte had deze kort voor het overleg en voor de ogen van Karremans een varken laten slachten om zijn tegenstander te intimideren.

7 Juli 2020, Over moerasgrond & mondkapjesberg

Een vriend, die normaal gesproken niet vies van complottheorieën is, noemde het “vergezocht” dat de overheid middels corona haar grip op burgers zou willen versterken. Minder vergezocht dan dat zendmaststraling corona zou veroorzaken, me dunkt. In de Volkskrant las ik in een uitstekend objectief stuk over complottheorieën dat de aannemelijkheid ervan staat of valt met de vraag naar het waarom. Heeft de overheid er belang bij om haar burgers te controleren middels vrijheidsbeperkende maatregelen? Ja. Is de overheid gebaat bij een viruskweek in een lab om zo een pandemie te veroorzaken en de economie in de soep te laten draaien? Niet erg waarschijnlijk. Nu ben ik zo vrij om een “complottheorie” op u los te laten, lieve lezer. De anderhalvemetersamenleving kan de prullebak in, die is enkel ontstaan toen er in het begin van de lockdown een mondkapjestekort was, daardoor heeft het kabinet ingezet op de anderhalvemetereconomie, maar deze weer afschaffen, of zelfs maar toegeven dat dit op de lange duur onhoudbaar is, zou gezichtsverlies betekenen. Daarom wordt er halsstarrig vastgehouden aan de anderhalvemetermaatregelen. Terwijl er al twee maanden geleden in OP1 melding werd gemaakt van een heuse mondkapjesberg. Terwijl de anderhalve meter uiterst arbitrair is omdat druppels zonder mondbedekking zelfs verder dan twee meter kunnen reiken. Dus als het aan mij ligt heffen we terstond met z’n allen de anderhalvemetermaatschappij op door heel dwars de afstand te verkleinen en wat vaker die mondlap voor te binden. Vooral in winkels zou dit niet verkeerd zijn. Al is het maar om de schijn van normaliteit te ervaren. Het is nou eenmaal zo dat je veilig voelen belangrijker is dan het ook werkelijk zijn. Dit alles is natuurlijk ook maar een theorie, weliswaar onderbouwd met enkele feiten en het staat u vrij om daarin mee te gaan of niet, lieve lezer. Maar er zijn inmiddels toch verregaande versoepelingen? probeerde de vriend nog. Versoepelingen? Laat me niet lachen! Met een woud aan regeltjes ten behoeve van de anderhalve meter en continu in de nek hijgende boa’s zeker! Caféhouders die zwaar beboet worden als ze de anderhalve meter veronachtzamen. Vakantiegangers die op de zeeuwse camping niet meer gewoon hun baantjes kunnen trekken, want zelfs voor het zwembad moet godbetert worden gereserveerd! En alleen ’s ochtends, want ’s middags is het bad voor de kinderen die maar met één toezichthouder mogen komen, dus pa of ma mag vandaag bij de tent blijven. Geweldig hoor, vakantie vieren met allerlei beperkende maatregelen terwijl je je juist op vakantie vrij wilt voelen en lak hebt aan regeltjes. Geen wonder dat dit agressie in de hand werkt. Ik zou tegen al die gefnuikte vakantievierders willen zeggen: bind die lap voor en ga naar Duitsland. Daar hoef je je niet meer aan die ellendige anderhalve meter te houden, daar mag je weer hutjemutje op het strand liggen en het water in wanneer je maar wilt. Maar de Duitsers hebben de strandkorf die al een geïncorporeerde barricade tegen rondvliegende druppels biedt. Of zou die anderhalve meter de typisch nederlandse oplossing zijn van inkaderen en verkavelen, maar elkaar wel in de gaten willen houden? Wij houden immers van openheid. We houden niet van neergelaten rolluiken, we houden ook niet van gezichtsbedekking. De gordijnen moeten open blijven. Misschien vormt deze moerasgrond ook wel een uitstekende voedingsbodem voor complotdenken dat weer voortkomt uit een toenemend wantrouwen jegens de overheid. En waar komt dat wantrouwen vandaan? Overheden opereren van oudsher ondoorzichtig, dat is nodig om burgers onder de duim te houden, maar ook om gerust te stellen en te voorkomen dat er chaos uitbreekt. Voor de komst van internet bekommerde niemand zich hierom. De tabaksindustrie kon een halve eeuw volhouden dat roken niet ongezond was, Watergate lekte wat sneller uit. Maar tegenwoordig ligt alle informatie op straat terwijl de overheid nog net zo ondoorzichtig opereert. Zie daar de kloof tussen politiek en burger. Natuurlijk is dit ook maar een theorie. U kunt me op m’n woord geloven, of niet. Die vrijheid heeft u, ook in de anderhalvemetermaatschappij.

Verbouwing
 
Nu moeten we vanwege de aerosolen aan de ventilatiesystemen
en heeft niemand het nog over de waterpomp. Een open raam
is het effectiefst en biedt het meeste zicht op de wirwar
van samenzwerende virusmutaties. Maak het huis
 
aardstralenvrij en ontmasker ufo-complotten die ook in
uw geest kunnen neerdalen. Het hoofd is niet bestand
tegen betonrot net zo min als het lichaam tegen de lange
arm van corona. Straks wordt de lucht nog oneetbaar.
 
Een goed doorbloede vesting, een strandkorf voor aan de
vloedlijn. Tijdens het beleg van Sarajevo konden boeken
levens redden, want bestand tegen granaten. Zo werd de
dichter bunkerbouwer. Het is tijd om Kafka uit te graven.
 
Maak gangen met de juiste looprichting en van de anderhalve
meter een levenshouding. Breid je aura uit, leg een muur van
voorschriften aan. Alleen samen krijgen we de klus geklaard.
Op gepaste afstand. Met roodwitlint delen we het huis op in jou en mij.

30 Juni 2020 Over strandkorf & kiloknallers

Ik kan steeds minder bij wat er in dit land gaande is, lieve lezer. Demonstraties die worden verboden. Dit past een bananenrepubliek, een dictatuur, de vroegere DDR. Heel verdacht is het dat de antiracismebetogers – hoewel met duizenden hutjemutje op de Dam – ongemoeid werden gelaten en bij de demo’s tegen de coronawet ineens de ME verkleed als zogenaamde “hooligans” opdook om eens flink rel te schoppen. Ik zeg: betogingen tegen racisme komen de overheid wél gelegen – ze ondervindt er tenminste geen hinder van – en betogingen tegen de coronawet niet. Om nog maar te zwijgen van de media-hetze tegen de coronacriticasters, als zouden het allemaal complotdenkers zijn. Flauwekul. Je hoeft geen complotdenker te zijn om te zien wat er gaande is. Dat onze rechtsstaat, democratie en vrijheid worden uitgehold. Ik kan het niet vaak genoeg benadrukken. Ik heb er slapeloze nachten van. Waarbij ik corona geenszins bagatelliseer, laat staan ontken. Ik weet uit eigen ervaring wat een (zoönose)virus kan aanrichten en dat het niet “maar” een griepje is. Maar wat de overheid nu aanricht is coronamachtsmisbruik. Ik overweeg nu emigratie naar Duitsland. Daar is men alerter door het Naziverleden, daar zijn bezorgde burgers, daar worden demonstranten ongemoeid gelaten. Vorige week nog was er een demo van ouders tegen de Maskenpflicht op middelbare scholen. Overigens moet je in Duitsland in alle openbare gebouwen die lap voor, dus dat betekent dat de anderhalve meter in de praktijk is opgeheven. Dat heeft tot voordeel dat er geen wachtrijen voor de winkels zijn, het nadeel is dat je op zaterdagmiddag in de binnenstad als vanouds over de hoofden kunt lopen. Maar het oude normaal lijkt er hervat en dat vind ik een geruststellend teken. Dan in hemelsnaam maar zo’n mondvod voor. Hoewel horecabezoek nóg ingewikkelder is dan hier, maar je went aan het vaste ritueel van mondlap voor als je het etablissement betreedt, wachten tot je naar je tafel wordt geleid, lap af (maar voor de toiletgang moet ie weer op!), contactformulier invullen en dan pas bestellen. Dat formulier is een soort schriftelijke corona-app, zeg maar. In ieder geval hoef je van tevoren niet te reserveren – mij staat dat bij het horecabezoek hier in den lande vooral tegen, want cafébezoek is voor mij vooral spontaan “een drankje pakken”. En de restaurants in Duitsland hebben ook niet de crisis te baat genomen om de prijzen eens flink op te schroeven. Overigens wordt daar ook wel over de drukte geklaagd, vooral op de stranden, nu in sommige deelstaten de schoolvakantie is begonnen. Tsja, wat doe je eraan? Het leven gaat nu eenmaal door. En in de open lucht is het virus sowieso minder actief, bovendien hebben de Duitsers altijd nog hun strandkorf ter afscherming. Zorgelijker is de uitbraak bij de Tönnies vleesfabriek in Nordrhein Westfalen. Auto’s van mensen uit Gütersloh en Warendorf worden al beklad en de andere deelstaten hebben laten weten dat mensen uit die streek niet meer welkom zijn, tenzij met een medisch attest. Minister-president Armin Laschet is de Femke Halsema van NRW, de kop van Jut zogezegd, omdat hij veel te laks met de coronaregels zou zijn omgegaan door zelfs de grens met NL open te houden. Nu is hij noodgedwongen in een nieuwe lockdown gegaan, echter maar voor een week en Gütersloh is echt niet, zoals sommige media beweren, volledig van de buitenwereld afgesloten. Omdat Tönnies hoofdzakelijk kiloknallers aan de aldi levert is nu de discussie gaande of men niet beter wat meer geld kan neertellen voor een stukje vlees. Van vegetarisme is evenwel geen sprake, want beroof een Duitser maar eens van z’n speklap. Ook op de weg gaat het leven gewoon door, die is weer net zo verstopt als voorheen. Want beroof een Duitser niet van zijn auto en het kantoor is zijn vrijplaats. Van thuiswerken lijkt geen sprake. Maar in ieder geval kan ik er weer mijn schrijfkantoor in het café houden. Zonder vooraf te hoeven reserveren. Want hoe reserveer je schrijftijd? De tijd is om als de tekst af is en poëzie is niet tijdsgebonden.

Schwarzwälderkitschverlangen
 
Voorbij zijn de hoogtijdagen van de Schwarzwälderkirschtorte
want het is moeilijk taart eten met zo´n lap voor. Het Gasthof
is in de min, moet het hebben van langlaufende pensionados die
niet meer de latten durven onderbinden, want stel je voor
 
dat het virus eraan kleeft. En die anders zo strikte moffen
nemen een loopje met de anderhalve meter. Komt door de
mondkapjes die ze op halfzeven dragen. Je had verwacht dat
ze alles met roodwitlint hadden afgeplakt en de afstand met
 
kattenogen aangegeven. Hoe kan ik me nu als risicogroepsdier
veilig weten? Wijn en co zijn bezoekersmagneten, ik lust er
ook wel een paar op m´n ouwe dag om het dagelijkse pensioen
te vieren en die geraniumbakken zijn echt wel mijn stijl.
 
Wat mis ik de tochtjes met mijn jacht op Titisee. De koekoek
is een daadkrachtige campagne begonnen. Zijn roep lokt.
Bij de gedachte aan Schwarzwälderkirschtorte als schoenmaat 46
moet ik watertanden. Ik wil er subiet heen. Maar ik mag niet.

16 Juni 2020, Over laarzen van de macht & homo-affaire

Columniste moest afgelopen zondag voor een interview op het haagse Plein zijn. Daar valt overigens niet veel meer te demonstreren met die terrassenzee. Desalniettemin verzamelde zich later op de dag een aanzienlijke groep mensen aan de voeten van de vader des vaderlands. Nieuwsgierig keek ik toe. Zouden ze Willem van z’n sokkel trekken in het kader van de huidige beeldenstorm die in de wereld woedt? Mijn zegen hadden ze, ik was nooit zo’n fan van de Oranjes. Het bleef echter bij scanderen boven spandoeken waarvan ik de tekst niet kon lezen omdat de actievoerders gedeeltelijk aan het zicht werden onttrokken door parasollen en de mensenmenigte op de terrassen. Nauwelijks een uur eerder had ik op datzelfde terras met mijn gezelschap de Black-lives-matter-beweging besproken waar ik gemengde gevoelens over heb. Ten eerste is die focus op huidskleur mij veel te beperkt. Wat te denken van de poster met de tekst: Wanneer krijgen we een zwarte premier? Nou, laten we maar beginnen met een vrouwelijke premier, want ook dát is nog toekomstmuziek. En hoe zit het dan met leeftijdsdiscriminatie? Want ook dat is een fundamenteel maatschappelijk probleem, 50plussers die worden afgewezen bij sollicitaties omdat ze te oud zijn. In de poëzie is het altijd het jonge ding dat alle Slams wint en door de gerenommeerde uitgeverijen wordt gerekruteerd. Als vrouw van 50plus kun je het al helemaal vergeten – niet sexy, dus het verkoopt niet. Ten tweede is Black lives matter natuurlijk weer een staaltje van uit Amerika geïmporteerde identiteitspolitiek, zoals ook het Zwarte-Piet-activisme. Mensen worden in een hokje gestopt en weggezet waardoor ze hiertegen wel in opstand moeten komen waardoor de vooroordelen weer worden bevestigd. Ten derde vraag ik me serieus af waarom de dood van een onbekende, zwarte Amerikaan wél zoveel mensen de straat opjaagt en de coronawet in de maak – die ons van onze fundamentele vrijheden berooft – niet. Sterker nog, het is nauwelijks nieuws. Het kwam vorige week even op het journaal langs. Behalve een handjevol juristen, die de vergelijking maakten met de tijd van Willem I die per decreet regeerde (eerst een wet invoeren en daarna pas toestemming aan het parlement vragen), heeft niemand er aanstoot aan genomen. Ik wil u bekennen dat ik er niet van kon slapen, lieve lezer. Ik volg momenteel Weissensee, die geweldige netflixserie die speelt in het Oost-Berlijn van 1980, dus in de DDR van weleer. Het laat goed zien hoe een dictatuur ingrijpt in het dagelijks leven van mensen, hoe deze relaties verziekt en families uiteenrukt. Hetzelfde gebeurde tijdens corona, toen mensen de grens niet over konden om hun geliefden te bezoeken. Bejaarden die werden opgesloten in de verpleegtehuizen. En de kliklijn bellen als mensen zich niet aan de regels houden of om een coronafeestje aan te geven – dat gebeurde in de DDR ook met zogenaamde “subversieve, staatsvijandelijke (lees: punk) feesten”. Goed, we hebben geen afluisterapparatuur, maar wel smartphones, sociale media, 5G en binnenkort de corona-app. En dat alles gaat nu door een wet voor langere tijd gefaciliteerd worden? Gruwel, ik moet er niet aan denken. Gerard Spong wees er terecht op dat als een wet eenmaal van kracht is, het heel lastig is om die weer terug te draaien. Er wordt toch een precedent geschapen. Het nieuwe normaal verwordt zo tot dictatuur. Ik vind het onbegrijpelijk dat niemand hiervoor de straat opgaat. Om onze fundamentele vrijheden veilig te stellen. Dit baart me echt zorgen. Maar kennelijk spreekt het beeld van een agent die zijn laars op de nek van een zwarte man gedrukt houdt de mensen meer aan dan zoiets abstracts als een wetgeving. Echter, als die wet erdoor komt, worden we straks allemaal als George Floyd door de laarzen van de macht tegen de grond gedrukt. Overigens hebben we onze parlementaire democratie te danken aan koning Willem II, een homo-affaire en een hulpvaardige advocaat. Willem II werd door vileine liberalen afgeperst vanwege zijn relatie met de duitse Petrus Janssen. De advocaat, politicus en latere minister van justitie Dirk Donker Curtius bleek al snel bereid de koning te helpen om deze onverkwikkelijke kwestie in de doofpot te stoppen als Willem bereid was om z’n handtekening onder de nieuwe Grondwet, die hij vanwege de rechtstreekse verkiezingen van de Tweede Kamer maar niks vond, te zetten. En zo geschiedde.

Anderhalvemeterdictatuur
 
Gij zult de anderhalve meter niet overschrijden.
Gij zult niet gaan of staan waar uw medebewoner
zich bevindt. Gij zult niet in vrijheid leven, uw
gezondheid is voor ons van cruciaal belang, maar
 
nog belangrijker is het dat de statistieken niet de pan
uit rijzen bij deze spelen op leven en dood. Daarom
staan wij onszelf paternalistische onhebbelijkheden
toe. Daarom wordt noodverordening wet. Daarom
 
willen wij een staat die enkel nog bestaat uit
plexiglazen huizen, zodat we uw gangen dag en
nacht kunnen nagaan. Het is voor uw eigen bestwil
dat wij regeren per decreet. Zo heeft Willem I het ook
 
altijd gedaan. U heeft niets te klagen of er iets tegenin
te brengen. U heeft het goed. Laat het demonstreren
aan de zwarte schapen die altijd al verongelijkt waren.
Wat maalt u om het grondrecht? U kijkt liever weg.

9 Juni 2020, Over kop van Jut & campari

Welkom in het nieuwe abnormaal. Zo begon de nieuwsbrief die ik van theater Zimihc bij mij in de buurt ontving. Ja, we mogen weer – in een jungle vol coronaregels. Naar de bieb? Online reserveren en binnen het uur je boeken uitzoeken. Naar restaurant of café? Reservering aanvinken op de aangegeven tijden waarbij eters voorrang hebben en na anderhalf uur worden uitgebonjourd. Wat zitten schrijven met een koffie verkeerd is er niet meer bij. Naar het terras? Meld u bij de greeter (wat is er met de maître gebeurd?), mits er nog een tafeltje vrij is en het terras niet met roodwit lint is afgezet, zoals dat bij het restaurant in het Griftpark achter mijn huis het geval is. Een podium organiseren? Blijf op anderhalve meter van uw medepoëten en omhelzingen zijn uit den boze, hoewel het besmettingsgevaar navenant minder is dan bij het handen schudden. Mijn lief trok de lijn al door naar de duitse omgangsvormen aangaande het siezen en het duzen. Zoals je in Duitsland vraagt: zullen we elkaar vanaf nu duzen? Zo zal voortaan de vraag luiden: zullen we elkaar vanaf nu omhelzen? Wás het maar een vraag, verzuchtte ik. Het is een gebod. Gij zult elkander niet aanraken. Je hoeft geen complotdenker te zijn om te beseffen dat het overheden nu wel heel gemakkelijk gemaakt wordt om hun invloed en controle op burgers te vergroten. 5 G dat nog dieper in het private leven doordringt, de corona-app, het contante geld dat wordt uitgebannen, de vaccinatiepas en ga zo maar door. We komen te leven in een politiestaat, hoor ik de laatste tijd steeds vaker. Om u uit de droom te helpen, lieve lezer: dat doen we al sinds nine eleven. Misschien is het u minder opgevallen, maar columniste wordt als uitkeringsgerechtige al sinds jaar en dag gadegeslagen en is op voorhand een suspect subject. We werden al veelvuldig door camera’s geobserveerd en door die smartphone van u bent u goed traceerbaar. In 1984 nog utopie en orwelliaans schrikbeeld, in 2019 allang realiteit. En nu hebben we het virus om de zaak nog meer in stroomversnelling te brengen. Ik ben geen complotdenker, ik geloof niet dat het virus in een chinees laboratorium is gekweekt, maar dat het een spontane uitbraak is, zoals er wel vaker uitbraken van zoönosevirussen zijn. En hebben die geleid tot deze bizarre toestand? Het komt bepaalde regeringen bijzonder goed uit om hun geplande dictatuur te installeren, alleen Poetin ziet zijn voornemen om zich tot president voor het leven te laten benoemen vooralsnog door de lockdown gefnuikt. Maar ook in het zogenaamde vrije westen worden de grondrechten met voeten getreden. Er is zelfs een speciale coronawetgeving in de maak en niemand die daartegen opstaat, wél tegen de dood van een jongeman in het verre Amerika, die weliswaar tragisch is maar bepaald niet uniek. En dan heb ik het nog niet gehad over wat dit met de onderlinge menselijke verhoudingen doet. Nu al tekent zich een duidelijk schisma tussen de rekkelijken en de preciezen af. Femke Halsema als de kop van Jut door het volkstribunaal. In het pinksterweekend was ik in Baarle-Nassau, waar – tot groot verdriet van de historicus – de betonblokken inmiddels waren geruimd. Maar naar ik begreep waren de vijandelijkheden tussen Nederlanders en Belgen toegenomen. Als dat zelfs tussen Nederlanders en Belgen mogelijk is, merkte lief op, dan snap ik ook waarom in Joegoslavië de vlam in de pan sloeg. Afgelopen weekend had ik voor het eerst sinds 8 maart weer eens een live-optreden in theater aan de Slinger in Houten. Ondanks de coronamaatregelen was het een gelukkig weerzien met Anja, Renate, Pit, Henk en anderen. Willem Adelaar vertelde over zijn 88-jarige moeder in het verpleegtehuis. Ze heeft sinds februari niks anders gezien dan haar vier muren. Ze is depressief, heeft buikpijn van de stress en doet niets anders dan huilen. Het is een hel. Maar kom, laten wij ons maar aan de poëzie wijden. En ondanks de anderhalve meter zat de stemming er goed in. Na afloop vormden we een kring met de armen wijd waarbij onze vingertoppen elkaar net niet raakten. En de volgende dag vond ik eindelijk een terras zonder roodwit lint waar ik zonder tussenkomst van de greeter aan een tafeltje kon neerploffen waarop de serveerster mij een zonnige campari bracht.

hondsdolle tuin der lusten
 
in de stad waar luchtwegen heen leiden, amper nog uit vrijwillige opsluiting
het sporen gaat gesmeerd maar praten is niet mogelijk
 
de okeren zon zal nooit meer over de horizon vallen
en verlicht de kelen die zich laven aan het blonde bier
 
de enige koorts is hier die van hondsdolheid, het draven in de wei
en liefde die niet wegduikt, ook al is aanraken met de vingertoppen
 
een ongewenste intimiteit en dansen we op een eiland
de grond onder de voeten is vast, je ziet door je verrekijker
 
dat er andere mensen bestaan, dat de ruimte kleiner wordt
binnenkort kan ik weer naar je toelopen in plaats van reikhalzend
 
uit te kijken naar een langsrazende trein en een station is weer
gewoon een drinkplaats, het café een troostplek, het hart
 
een goed gevuld vat, al liggen ordediensten op de loer
en zijn de spaanse horden in deze stad nooit ver weg
 
het carnaval is opgeschort, de feestneuzen bleek van het
desinfecteren, maar dankbaar voor de gestreden nacht
 
er is klein geluk op het terras als je de serveerster hoort hummen
er zingt iets in je rond van het grote geld, dat is geveld
 
zo leg je je te luisteren tegen het oor met pijl van jeroen bosch*
maar liederlijke taferelen zijn voorgoed verleden tijd of verre toekomstmuziek
 
*Tafereel uit De tuin der lusten van Jeroen Bosch

26 Mei, Over planken & pennevruchten

Mijn laatste optreden was op 7 maart met de Haarlemse Dichtlijn in Osnabrück Duitsland. We droegen in de boekhandel in het Nederlands en het Duits voor, het publiek was enthousiast en in redelijke getale aanwezig. In Duitsland, het land van Dichter und Denker, is er over het algemeen meer belangstelling voor poëzievoordrachten. De Slams in de grote steden trekken met gemak een paar honderd man. Na afloop wisselden we wat poëtische wederwaardigheden uit met de couleur locale in de wijnbar aan de overkant. Het was een beregezellige middag. Corona zong al wel rond, de Vindicaters waren vervroegd uit hun ski-oord teruggehaald en in Duitsland gold een negatief reisadvies voor het carnavalsgebied in Nordrhein Westfalen. Iedereen was optimistisch gestemd. Een week later was alles afgelast en mijn agenda leeg. Op zich niet verkeerd, zo’n verplichte voordrachtspauze. Niet meer ieder weekend de planken op te hoeven. Terug naar de essentie, de schrijftafel dus, hoewel ik geen idee had hoe de quarantaine mij kon inspireren. Natuurlijk kwam ik wel gewoon buiten, zelfs buiten de stad, maar de meeste inspiratie doe ik toch bij de collega’s op de podia op. Iemand draagt iets voor en ik denk: interessant thema, dat zou ik verder kunnen uitwerken, of anders verwoorden. Ik ben als dichter dan ook helemaal niet origineel, ik bouw voort op wat anderen hebben bedacht, ik beschrijf wat ik waarneem. Dus wat nu? Moest ik dan maar over m’n eigen vier saaie muren gaan schrijven? Toen kreeg ik een idee. De laatste jaren vertaal ik met de regelmaat van de klok een gedicht van Mascha Kaléko. In 1933 verscheen “Das literarische Stenogrammheft”, een bundeling van de gedichten die ze wekelijks voor de berlijnse krant schreef. De gedichten gaan over de grote stad en de kleurrijke, maar ook doodgewone mensen die haar bevolken. Over liftboys, roddelende buurvrouwen en mannequins. Over anonieme liefde en de eenzaamheid van vrijgezellen in het café. Ik dacht: ik ga door de stad wandelen en kijk wat ik tegenkom in coronatijd. Praat met mensen. Volg het coronanieuws. Luister naar inbeluitzendingen op de radio. Ik wil schrijven over het effect van deze crisis op mens en maatschappij. Dat u de pennevruchten hiervan allemaal op FB langs hebt zien komen, lieve lezer, heeft u te danken aan het feit dat ik ze momenteel op geen enkel ander podium kwijt kan. O zeker, er waren uitnodigingen om onlinebijeenkomsten bij te wonen. Maar ik zag op tegen het zoomgebruik, waar ik helemaal niet mee bekend was, en ik dacht dat het evenmin iets zou toevoegen. Je hebt niet de gezelligheid van de kroeg en het live “bijpraten” over van alles en nog wat. Dus ik heb alle uitnodigingen naast me neergelegd. Dat zoomgebeuren leek me maar een armetierige bedoening. Vlak voor de lockdown had ik me opgegeven voor de poëzieslag van Festina Lente. Ook hiervoor kreeg ik een persoonlijke uitnodiging van Sven Ariaans om online deel te nemen. Toen vond ik toch wel dat ik het in ieder geval een keer geprobeerd moest hebben. Mijn compagnon van AmersWoord Jan Bulsink maakte me zoomgereed en vorige week maandag kon ik probleemloos inloggen via jitsi. Afgezien van wat technische kinderziektes – zo kon ik het stil/ontstil-icoontje aanvankelijk niet vinden – viel het me niet tegen. Het was Slam terug naar de essentie, alleen voordracht en juryrapport, verder niks. Geen ruis van publiek, geen geroddel over de mededeelnemers, geen gekanker op de jury, geen onenigheid over de uitslag, geen ellebogenwerk, kortom, geen wedstrijdgekte. Enkel voordracht en het oordeel van de jury. Daarna gingen alle schermen weer op zwart. Ik vond het alleen wat lastiger om me op de voordrachten van de anderen te concentreren, dat komt live op het podium toch beter binnen. Maar voor de rest lijkt het me ideaal om met name Slams in het vervolg altijd op deze manier te organiseren. Inmiddels mis ik wel een aantal van mijn stamdichtpodia: de dichtmiddag bij Eijlders, de poëzieclub Eindhoven, Poëzie op het spoor en natuurlijk AmersWoord. Maar het goede nieuws is dat ik op 6 juni weer mijn eerste live-optreden in Houten heb. En dan hoop ik u daar in kleine getale te zien.

Meizon
 
De stad is lichamelijke oefening in de open lucht,
het is langdurig pauzewandelen en picknicken met
handenvol toegeworpen jeu-de-boules-ballen
van de zon. Het blonde lentekind heeft kwetterend
 
de straat ingenomen, tot kunstwerk omgetoverd
met voorstellingen van krijt. Door witte verten
zeilen fietsers, hardlopers en andere buutvrijen,
slalommend om de anderhalve meter te waarborgen.
 
Kroegbazen bouwen met aluinen handen aan een
raamrijk café vol spiegels en glazen, slijpsel
schraapt over het plein. Bomen laten een gebloemde
coronatooi staan. En heel hoog is de verf op de
 
helblauwe zijde nog nat intact zonder vliegtuig-
strepen. Nog zit de stad dicht. Dit is het nulde
uur. We bloesemen van verwachting. We lopen als
koningskinderen op gepaste afstand, de handen los. 

12 Mei 2020, Over zweethokken & schrijfplekken

We gaan dus uit de lockdown. De premier heeft eindelijk een stip op de horizon gezet – nog zo’n uitdrukking die in coronatijd in zwang is geraakt. Het blijken echter stippen in de vorm van wassen neuzen te zijn. Naar de sportschool gaan kunnen we voorlopig op onze buik schrijven, want dat zijn “zweethokken”. In mijn sportschool staan de fitnessapparaten ver genoeg uit elkaar en kunnen de yogamatjes rustig op anderhalve meter van elkaar af gelegd worden. De scholen zijn open, maar snotneuzen ongewenst. Sommige kinderen zijn het hele jaar door verkouden, wat moet je daar dan mee? Zo steken ze elkaar wellicht minder aan, maar een koutje in een gure regenbui is zo gevat. Zelf ben ik de afgelopen tijd al twee keer verkouden geweest als tijdens mijn wandelingen de wind plots draaide. De bieb is ook weer open, maar alleen om materialen te brengen en te halen. Het is niet de bedoeling dat je er kantoor houdt, maar waar is een bibliotheek anders voor? Toch niet om boeken te lenen, die worden sowieso steeds minder gelezen. De bieb als uitleenbalie is allang achterhaald. Ik was vermoedelijk één van de eersten die de bibliotheek als studiecentrum en kantoor ging gebruiken. Misschien is het mijn eigenaardigheid dat ik de deur uit moet voor mijn “werk”. Thuis is de plek waar ik leef en me ontspan, dat gaat niet samen met werken. De gewoonte om in de bieb kantoor te houden stamt uit mijn studietijd, toen ik alles op mijn krap bemeten studentenkamer moest doen, behalve wassen, plassen en poepen. In het propedeusejaar ging het nog wel, dan had ik van negen tot vijf college en maakte ’s avonds mijn “huiswerk”. Maar in het tweede jaar – met nog maar de helft van het aantal college-uren – kwam de klad erin. Als er geen noodzaak was, studeerde ik niet. Zelfs het beetje werk dat ik moest verzetten was al teveel. Algauw zat ik de hele dag soaps te kijken, want TV overdag was toen ook al in zwang. Tot ik de vakgroepsbibliotheek ontdekte, toen ging de studie ineens als een speer. Ik moest er de deur voor uit, dus op tijd gewassen en aangekleed zijn, er waren mensen om me heen, hoewel studeren in de bieb nog niet zo gangbaar was als nu, er was sociale controle, al was het maar van de pinnige bibliothecaresse met de zwartomrande bril, én ik kon tussendoor naar de kantine voor koffie en een praatje. Net als op kantoor. Ik bloeide op en studeerde binnen de voorgeschreven studietijd van zes jaar af met een overdaad aan studiepunten. Sindsdien heb ik de bieb nooit meer verlaten. Sterker nog, als ik in een vreemde stad ben en ik heb een paar uur over – wat nogal eens gebeurt als ik een optreden op een doordeweekse avond heb en voor vier uur moet inchecken – vogel ik van tevoren uit waar de plaatselijke bieb is om me in alle rust te kunnen voorbereiden, ook in Duitsland. Zo ben ik bekend met de bieb in Amsterdam, Rotterdam, Nijmegen, Eindhoven, Den Bosch, Lelystad, Almelo, Keulen, Bonn, Freiburg en ga zo maar door. Het moge u inmiddels duidelijk zijn, lieve lezer, dat corona mij van mijn kantoor heeft beroofd. Dus heb ik maar nieuwe schrijfplekken gecreëerd. Dat zijn door de bank genomen: het Griftpark (want bij mij om de hoek), de bossen bij Austerlitz (want er staan picknickbanken) en het centraal station (want het is er warm(er) en droog, er is koffie en een WC). Grootste nadeel: zes uur aan één stuk blokken, zoals in de bieb, lukt niet meer. Twee uur aan één stuk is het hoogst haalbare, dan krijg ik het koud en/of moet naar de WC. Vooral in de stad is het lastig om een bosje te vinden waar niet onverhoopt een zijraam op uitkijkt of wéér zo’n jogger vanuit het niets opduikt. Wat dat betreft is het station ideaal en je zit er droog bij slecht weer. Ik mag wel in m’n handen knijpen bij deze voorbeeldige weersomstandigheden. Ik zou niet graag een lockdown in december en januari meemaken. Mijn grote vrees is dat dat daadwerkelijk gaat gebeuren, als het virus in het najaar weer toeslaat (dat doen virussen namelijk altijd). Tot dan kom ik de zomer in mijn geïmproviseerde kantoor nog wel door.

Uit de lockdown
 
over afgeplakte paden in het eenrichtingsverkeer
de gele pijlen volgend. Kus en rijd, halen en brengen
treuzelen of dralen mag niet meer. We mogen
enkel nog reizen met een tijdslot en het mondvot
 
voor. Op afspraak uit eten. Picknickdaten is ineens
weer hip, met een fles wijn in de mand naar een
rendez-vous halverwege fietsen. Swiebertje
ligt te weken in de jacuzzi van het driesterrenhotel
 
voor vijf vijfenzestig. We hebben van deze crisis
geleerd dat je afstand kunt managen, dat er een
protocol is voor ieder goedbedoeld initiatief. En kan
Ab Osterhaus nu eindelijk uit beeld? Geef ons
 
zwoele lijven om de huidhonger in ieder geval
visueel te stillen. Geef ons geen korrelige stippen
aan de horizon, maar wulpse en rondborstige
komma’s, zodat we verder kunnen met leven. 

5 Mei 2020, Over Billyboekenkast & strijdliederen

De wereld roert zich. Hier in Nederland herdenken we 75 jaar bevrijding terwijl onze vrijheden al bijna twee maanden drastisch zijn ingeperkt. En dat zonder morren of verzet. We hebben het toch goed, luidt het mantra dan, het is geen oorlog, ons huis is warm en we hebben genoeg te eten. Zie het als een herbezinning op ons overmatige consumptiegedrag – nog zo’n dooddoener. En al die rijen voor de Ikea dan? Als het enige hedendaagse uitje de winkel is, leidt dat juist tot overmatig consumeren, want kijken verleidt tot kopen. Koop dan die broodnodige Billyboekenkast en ga meteen weer weg, sprak de premier. Maar wie doet dat nou? Ook ik heb op mijn wandelingen door de stad al een vaste route van geopende winkels die ik aandoe. Blij om even uit de regen en de kou te zijn en iets van normaal leven te ervaren. Dan kijk je wat rond om het “uitje” een beetje te rekken voordat je weer wordt blootgesteld aan de elementen, of die vier muren waarvan je nu wel ieder plekje kunt dromen. Voor Nederlanders is burgerlijke ongehoorzaamheid de ultieme daad van verzet en die bestaat in coronatijd voornamelijk uit het oprekken van de regels. Vooral met de anderhalve meter wordt nogal eens een loopje genomen. Daarom is het een gotspe dat de doorgaans ruime musea en bibliotheken dicht moeten blijven terwijl men zich in de winkels op de halve meter staat te verdringen, maar dit terzijde. En moet je in veel winkels inmiddels zelf je mandje reinigen (wat meestal niet gebeurt), maar dit geheel terzijde. In Duitsland doen ze het anders. Men houdt zich over het algemeen keurig aan de regels, maar voor het uitdrukking geven aan het verzet wordt er een “Demo” georganiseerd. En niet eens door de vakbond of een andere belangenorganisatie, maar op persoonlijk initiatief van verontruste burgers. In Berlijn waren er afgelopen weekend zulke demonstraties. Nu was columniste zelf even in Duitsland (ja, komt u maar weer met uw neersabelberichten, maar je bent reporter of je bent het niet), waar op een Denkmalplatz foldertjes werden uitgedeeld en een duo zong er strijdliederen bij. Toen ik op hen afstapte, kreeg ik zo’n foldertje voor een “Demo für den Erhalt und die Wiederherstellung der Grundrechte”, alsmede het Grundgesetz in mijn handen gedrukt. Daarop ontspon zich een boeiend gesprek met de vrouwelijke helft van het zangduo over de aantasting van onze basisrechten in de huidige tijd. In het begin waren de maatregelen wel nodig, vond ze, omdat niemand wist waar we mee te maken hebben. Maar inmiddels is er veel meer over corona bekend en wordt duidelijk dat het virus niet zo gevaarlijk is als het wordt voorgesteld. Natuurlijk moeten we ouderen en kwetsbaren “schützen”, maar is dat zo’n drastische inperking van de fundamentele vrijheden waard? Het is toch onmenselijk dat diezelfde ouderen nu in de verpleeghuizen wegkwijnen. Bovendien, virussen zijn er altijd geweest en zullen er altijd blijven. Dit alles is een vooropgezet plan geweest van de regering en de farma-industrie die de inkomsten immers steeds verder ziet teruglopen omdat de mensen beter op hun gezondheid letten. Uit betrouwbare bron wist ze te vertellen dat de bondsregering al in 2012 een plan van aanpak voor een pandemie had klaarliggen. Haar relaas lardeerde ze op grondig duitse wijze met cijfers, onderzoeksrapporten en namen van virologen. En hoe moet dat met de economie? Ze wist al van iemand die zelfmoord had gepleegd – niet alleen door het verliezen van zijn baan, maar vooral omdat hij de gedachte niet verdroeg voortaan in zo’n maatschappij, waar de fundamentele vrijheden met voeten worden getreden, te moeten leven. Nu ja, de Nazidictatuur zit nog altijd in de genen van veel (linkse) Duitsers. Maar evengoed is dit wel iets om de straat voor op te gaan, me dunkt. Dus massaal de grens oversteken dan maar? Al is het maar als uitje. Maar dan wel het mondkapje mee en in afkaderingen van anderhalve meter verzamelen.

De demonstrant
 
We trekken een onderbroek over ons hoofd als bivak-
muts en mondkapje ineen om voor rechtenrover en
staatshoeder door te gaan. Een enkeling heeft de
jodenster opgespeld om de onvrijheid ongemakkelijk te
 
etaleren. We zijn terug in de donkere dertig toen
eensgezindheid ons de stuipen op het lijf joeg. Januari 1933
op de Rosa Luxemburg Platz de laatste stemverheffing
tegen de Führer. We weten het nog als de dag van
 
gisteren, want de Nazidictatuur zit ons in het bloed.
De mensen slikken alles zonder zich af te vragen hoe
gevaarlijk het virus is. Dit is een samenspel van
onze leiders en de farmamaffia. De Merkeldictatuur
 
is nakende. Maar bovenal willen we weer normaal
kunnen leven. Overgaan tot onze orde van de dag.
We zijn met velen, dat is ons verzet. In mijn pukkel twee
halve liters Krombach, want zonder bier loopt er niets hier.

28 April 2020, Over krasse knarren & eeuwige sneeuw

Nee, die laatste persconferentie was een aanfluiting. Je moet het volk, dat zich al die tijd voorbeeldig heeft gedragen, ook eens een bot toewerpen, perspectief bieden. En de kappers die maar liefst tot 1 juni dicht moeten blijven? Dan hebben alle heren inmiddels wel een energetische knot gekweekt! M’n eigen haar kan ik nog wel bijpunten, maar de kuif van lief, daar waag ik me beter niet aan. Het wordt ook weer drukker op straat en in de winkel hebben niet alleen opgeschoten jongeren schijt aan de anderhalve meter. Openbare dronkenschap in de picknickparken is ook al een feit, ik zag zelfs een openlijk kotsende knul. In Frankrijk wilde Macron de bejaarden voor de rest van hun leven huisarrest geven, maar de mondige ’68-ers pikten dat niet en dienden een krasseknarrenpetitie in. Kortom, het verzet groeit. De publieke ruimte verhardt zich. In Duitsland is sinds vorige week een aantal maatregelen versoepeld, maar ja, daar hebben ze mondkapjes die sinds deze week in het OV en de winkel verplicht zijn. Ze zijn daar gewoon bij de drogist verkrijgbaar, er zijn zelfs gemeentes die ze gratis uitdelen. Dus als u aan het mondkapje wilt, lieve lezer, hoeft u alleen maar even de grens over te wippen. En welke kluif wordt ons voorgehouden? Dat de basisscholen open mogen. Pas over een paar weken! En de ouders moeten achter het hek blijven. Las ik het trouwens goed? Ik ken het van de Luizenmoeder, dat ouders hun kind op z’n stoeltje in het klaslokaal afleveren, maar ik dacht altijd dat het satirisch was en dus zwaar overtrokken. Ik werd vroeger alleen op de kleuterschool door mijn moeder tot aan het schoolplein gebracht. Op de “grote school” moest ik geheel zelfstandig met de benenwagen, wat erop neerkwam dat ik om half negen uit bed rolde en me in galop naar school spoedde om daar om kwart voor negen present te kunnen zijn. Toen ik een jaar lang naar een dépendance aan de andere kant van het dorp moest, waarbij ik de drukke hoofdstraat moest oversteken, was het enkel: goed naar links en naar rechts kijken, hoor! Zo heb ik me de afgelopen tijd over wel meer dingen verbaasd. Het is genoegzaam bekend dat het virus door de skigangers is geïmporteerd. Maar nu blijkt dat al die mensen in Milaan – het epicentrum van de epidemie die daar uitbrak tijdens de voetbalcup op 25 februari, juist, in de krokusvakantie – het vliegtuig hebben genomen. Het vliegtuig! Voor dat kippe-eindje? En ik kan me echt niet voorstellen dat vliegen in de schoolvakanties nou zo goedkoop is. Wij gingen naar ons vakantiehuis aan de italiaanse rivièra altijd met de auto. Daar deden we in mijn vaders oude Volvo twee dagen over. We overnachtten in een rustiek Gasthof in Zuid-Duitsland waar het volk aan de Stammtisch een onverstaanbaar dialect sprak. En op de tweede dag keken we onze ogen uit, want dan voerde de tocht door de bergen, die hadden we in het platte Holland niet. Met pasen namen we de tunnel door de Grand Saint Bernard bij het zwitserse Martigny en in de zomer de pas die langs de eeuwige sneeuw voerde. Toen ik op een keer eerder terug moest voor het Centraal Schriftelijk Examen, moest ik helemaal alleen met de nachttrein. Dat was me een avontuur! Het was zo opwindend dat ik geen oog dicht deed. In die vijftien jaar zijn we zeggen en schrijven één keer met het vliegtuig gegaan, dat we toen nog misten ook door de paasfiles. In een vloek en een zucht stonden we weer op Schiphol. Het enige wat we hadden gezien waren wolken. Ik vond er niks an. Nog altijd niet. Geef mij maar auto, bus of trein. Maar wie weet komt dat wel terug, als vliegen niet meer te doen is door de bizar strenge coronacontroles op de luchthavens. Dat zou een positief neveneffect van deze ellendige tijd zijn. En daar is het milieu ook mooi mee geholpen.

 Krasse knarren
 
Wij pikken het niet langer. Als we toch moeten sterven
dan niet van verdriet. Laat onze geliefden toch toe
in deze isoleercel. Laat ons naar buiten, anders dreigt er
een uitbraak. In sommige gebieden wordt een revolte
 
van grijze haren voorspeld. Als onze lentes en zomers
zijn geteld is ieder seizoen van onschatbare waarde. Het
grijs is ons handelsmerk, daarin schuilt onze wijsheid.
Wij lagen pal voor het Maagdenhuis, wij weten hoe
 
barricades op te werpen en voor onze fundamentele vrijheden
te vechten. Wij zijn niet gediend van generationele apartheid
het gij zult gehoorzamen is niet aan ons besteed. Wij
weten zelf wat goed voor ons is, al is het een voortijdige
 
dood. Een oude ’68-er hoeft niet door vadertje staat tegen
zichzelf in bescherming worden genomen. Ruim baan.
Met onze rollator houden wij vanzelf al de anderhalve meter
aan. Met onze stok maaien we iedere ongenode gast neer. 

21 April 2020, Over loopgraven & vertier

We hobbelen van persconferentie naar persconferentie. Deze situatie kan evenwel niet eeuwig duren en dat zal vermoedelijk ook niet. In Oostenrijk en Denemarken is de versoepeling al een feit. In Duitsland mogen sinds deze week de kleine winkels, dierentuinen, bibliotheken en archieven weer open en wordt het ontsluiten van de scholen verwacht na de Osterferien op 3 mei. Aangezien NL in alle maatregelen Duitsland op de voet volgt zal er hier binnenkort ook wel een versoepeling intreden. Mijn grootste hoop is dat ik binnenkort weer naar de kapper kan, verzuchtte lief die inmiddels een witgrijze Karadzickuif heeft gekweekt, maar goddank nog geen energetische knot. Intussen denderen in de media de malligheden maar voort. Dat joggers nu ook al een lint van viruswalmen achter zich aantrekken bijvoorbeeld. En over het nut van die mondkapjes raakt men ook maar niet uitgepraat. Als die mondkapjes er waren, was die anderhalve meter niet eens nodig geweest, beweerde m’n ouwe vader. Volgens de experts bieden die alleen maar schijnveiligheid, wierp ik tegen. Ja, dat zéggen ze omdat er te weinig van zijn en om te voorkomen dat er een run op komt, riep hij verontwaardigd. Hij kon best eens gelijk hebben, want twee dagen later beweerde onze RIVM-goeroe dat kappers en fysiotherapeuten best weer hun beroep konden uitoefenen, mits met een mondkapje. Op TV komen iedere avond de frontberichten langs waar verpleegsters op hun smartphone van hun ervaringen aan de coronafrontlinie kond doen. Steeds vaker duikt deze oorlogsterminologie op. Het schijnt dat de loopgravenroman “Im Westen nichts Neues” van Erich Maria Remarque weer meer gelezen wordt. In het interbellum een bestseller, daarna in de schaduw van WO II enigszins in vergetelheid geraakt. Destijds verguisd door de literaten – niet in de laatste plaats vanwege de immens populaire Hollywood-

film -, maar in de tweede helft van de twintigste eeuw weer opgewaardeerd door dezelfde literatureluurders. Minstens zo interessaant – zo niet interessanter – is het vervolg “Der Weg zurück”, dat gaat over de teruggekeerde frontsoldaten die er niet in slagen om in de burgermaatschappij in te passen, met alle PTSS (“shockshell”, zoals dat toen heette), verslavingen, werkeloosheid, armoede en huiselijke tragedies vandien. Dat oorlog vreselijk is kunnen we allemaal wel bedenken, maar dit verhaalt van de blijvende, ingrijpende gevolgen voor de levens van een hele generatie. Dit houdt mij bij corona het meeste bezig. Hoe gaat het postcoronatijdperk eruit zien? Hebben alle dokters straks PTSS? Evenals de frontstrijders aan en in het bed? Dat er mensen sneuvelen wordt iedere dag door middel van de harde cijfers bekend gemaakt, maar hoe zit het met de “gewonden”? Herstellen ze volledig of zijn ze blijvend invalide? En wat te denken van de zelfmoorden door werkeloosheid of faillissement? Wat zijn de verwoestende gevolgen voor de stilgevallen economie? Heeft de kunst nog toekomst? Ik weet niet hoe het met u zit, lieve lezer, maar het zal mij benieuwen hoe en of de wereld verderdraait en de gedachte aan een gemankeerde postcoronasamenleving deprimeert me meer dan de corona zelf. Voor die mogelijk nóg moeilijker tijden kunnen we best een opsteker gebruiken. Nu heb ik als republikein niets met Koningsdag, maar ik vind het alternatief van Woningsdag en een nationale toast eigenlijk best een aardig idee. De koning is toch het symbool van de natie en zo lang we geen president hebben zullen we het ermee moeten doen. Dat moet je niet willen als het crisis is en er mensen doodgaan, zei zo’n zuurpruim op TV. Waarom niet? In iedere oorlog wordt er doorgaans gefeest alsof het laatste uurtje heeft geslagen (dan zijn de kroegen tenminste wel open!). Tijdens WO I was er in Parijs meer vertier dan ooit en enkel de duitse keizer beperkte zijn lunch tot “maar” drie gangen en dronk er bier bij in plaats van champagne uit solidariteit met de soldaten in de loopgraven. Dus mogen we alsjeblieft die ellendige corona even vergeten en doen alsof alles weer normaal is? Daarna mogen de mondhoeken weer extra ver naar beneden.

Woningsdag
 
Er zijn de rekkelijken en de preciezen, de fanatici,
de loochenaars en ongelovige Thomassen. De schriftgeleerden
van het RIVM die de geboden duiden en de sterftecijfers
uitleggen. Er zijn de frontsoldaten in de ziekenhuizen,
 
zij die dansen op de vulkaan, de Bromsnorren die corona-
kuchers in de kraag vatten. De premier die het crisis-
kabinet dirigeert, de koning die de troepen inspecteert.
Er zijn moetkunners en zuurpruimen, degenen die kort
 
van memorie of met een ijzeren geheugen. De historicus die
oorlogsherinneringen ophaalt. Geen kroning zonder
woning is uit een vergeeld verleden. Nu mogen we onze
woning niet uit voor de koning. Er zijn er die vinden
 
dat zelfs een toast uitbrengen niet kan, maar ik zeg:
in deze tijd is het vieren van het leven een revolutionaire
daad waar zelfs een republikein niet omheen kan. Ik zeg
volmondig ja. In hemelsnaam op de koning dan maar.

7 April 2020, Over wichelroede & vitamine C

Hoe zou de natuurgenezer het maken? Door de coronaperikelen is hij enigszins op de achtergrond geraakt en je gaat tegenwoordig ook niet meer zo snel bij elkaar op bezoek. Al bijna een maand zijn lief en de historicus de enigen met wie ik verkeer. Ik bel m’n ouwe vader wat vaker op. Ik hang wat langer met m’n ouwe moeder aan de lijn. Radovan, ga je met me uit wandelen op anderhalve meter afstand? mailde ik aan het begin van de crisis. Er volgde een overdonderende radiostilte. Ineens zag columniste het schrikbeeld opdoemen van een naar adem happende natuurgenezer doodziek op de divan. Dus op naar het tuinhuis dan maar, wat nog een heel eind fietsen is. Het was lente, de vogels floten en de konijnen kropen uit hun holletjes. De natuurgenezer was in de buitenlucht met een wichelroede in de weer. Hij leek niet verrast om columniste te zien. Ach, daar ben jij eindelijk, verzuchtte hij, ik dacht al dat jij je ouwe Radovan zou laten stikken. Wel wel, gaf ik, waarom beantwoord jij mijn mails niet? Ik had je nog wel uitgenodigd voor een coronaproof ommetje. Ik geb get gier veel te druk, bromde hij, ik ben bezig get tuinguis van aardstralen te ontdoen. En ik geb een gele lucratieve praktijk tegenwoordig. Ik verdien geld als water. Waarmee dan? riep ik uit. Je kunt toch geen patiënten ontvangen? Moet je geen steun aanvragen? Welnee, glimlachte hij, kom maar mee naar binnen. Nu pas viel me op dat de baard en de energetische knot terug van weggeweest waren. Gogo, zei hij toen ik over de drempel wilde stappen, eerst moet jij dit opspuiten. Een onwelriekende geur drong in mijn neusgaten. Zeg, is hier soms een stinkdier op bezoek geweest? Welneen, grijnsde ie, dit is een auraspray van etherische olieën en als jij dit drie keer per dag opspuit geb jij een auraschild van andergalve meter. Zo kunnen wij zelfs sex gebben. En de tent uit stinken? riep ik verontwaardigd. Sinds wanneer wil jij trouwens sex met mij? Sinds ik deze spray gebruik, meesmuilde ie, zo waan ik mij veilig voor alle ziektes. En onze ontgouding maakt mij geil. Zo lang ik jou ken gebben wij nog nooit de tongen gelenigd, geb jij nog nooit jouw lipjes voor mij opengesteld en nu wordt get toch wel… Hou maar op, Radovan, zei ik, dat gaat echt niet gebeuren. Die fase in onze verhouding zijn we voorbij. Dat was misschien leuk geweest toen ik nog op je verliefd was. Wat heb jij hier eigenlijk allemaal uitgestald? Da’s mijn nieuwe praktijk, verklaarde hij, ik ben nu medicijnleverancier. Kijk, dit is een shungietpiramide, een geneeskrachtige steen uit Karelië. Daar staat de geliotroop, dat is een gelende edelsteen. Gier is de sesamolie, die moet jij in de neus druppelen en dan geb ik nog chinese kruidenzakjes, arsenicum, cubaans interferon, kurkuma-extracten, kannabisolie en die goeie ouwe vitamine C. De zaken lopen als een trein, dankzij corona. En goe is get met jou? Fijn dat je dat ook nog even vraagt, gaf ik. Ik mag ook niet klagen, hoor. Saskia Noort zit maar te jammeren dat de angst voor corona haar van het schrijven afhoudt, maar voor mij is het een goudmijn. Het ene gedicht na het andere rolt uit mijn pen. Helaas kan ik ze niet voordragen, of jij zou mijn publiek moeten willen zijn. Je weet goe ik over jouw poëzie denk, bromde ie, ik blijf er niet te lang in gangen. Jouw onbegrijpelijke lyriek is mij niet oorlogszuchtig genoeg. Maar misschien vreet de bulldog het wel. Graag of niet, hoor, riep ik, als je weer zo begint… Zijn get eigenlijk wel begoorlijke gedichten? vroeg hij scherp. Kun je die niet beter pas schrijven als deze crisis voorbij is? Dat beweerde Saskia ook al, gaf ik. Zij geeft gewoon gelijk. Je moet niet alles zo gegaast opschrijven, maar de dingen eerst ordentelijk laten rijpen. Dat is goe get schrijfbedrijf werkt. Weet je wat? riep ik. Ga toch fijn Saskia Noort in deur aars nemen. Ik ben weg. Toe, word nou niet boos, smeekte ie, gier, een kusje erop. En voordat ik er iets tegen kon doen perste hij z’n lippen op de mijne. Radovan! gilde ik. En dat in tijden van corona! Ach wat, wuifde hij, neem gewoon dit water waarin de shungiet heeft gelegen. Als je dat opdrinkt, ben jij overal immuun voor.

Crisisheling
 
Waar is het ontbrekende medicijn voor al uw
problemen? De een zweert bij aandachtigheid
de ander bij een laat maar waaien mentaliteit.
Wil je oplettend leven of liever de dood vergeten?
 
Leg je kruiden onder de tong die het yin en yang
stimuleren? Iedere geneesheer met lege handen
schept zijn eigen kwakzalver en achteloze
heelmeesters laten wonden stinkend etteren
 
hopend dat het vanzelf weer overgaat. Dat er
in het hart verborgen kamers huizen waar de liefde
tijdelijk in quarantaine gaat tot we elkaar weer
in de armen mogen sluiten. Ik ben deze afstand
 
tot jou reeds lang gewend. Ik schrijf het slechtste
in me naar boven en hoop dat er onder het bederf
een diamant schijnt. Crisismanagement is mij
op het lijf geschreven. Ik ben uw beste medicijn.  

31 Maart 2020, Over mediageweld & ranja

Laten we het eens over de rol van de media in deze crisis hebben, lieve lezer. Is er eigenlijk nog wel ander nieuws? Niet alleen het vermelden van andere wederwaardigheden in de wereld, ook het aanbrengen van enige nuance lijkt uit den boze. In de vele praatprogramma’s worden de blaren op de tongen gediscussiëerd over de gevaren van corona en de gevolgen voor economie en samenleving. Je zou ervan in een depressie geraken. Wie herinnert zich het zikavirus van een paar jaar geleden nog waar de Wereldgezondheidsorganisatie ons voor waarschuwde? Dat kon polio-achtige verlammingsverschijnselen veroorzaken en leek me net zo gevaarlijk als corona. De haard vormde eveneens het carnaval, namelijk dat van Rio de Janeiro, maar gelukkig is het daar gebleven en niet de Atlantische Oceaan overgestoken. Nu zat er bij zo’n praatprogramma een meneer die wees op de griepepidemie van twee jaar geleden waaraan meer dan 9000 mensen stierven. Daar werd helemaal geen ruchtbaarheid aan gegeven, want kennelijk was het geen thema, stelde hij verontwaardigd. Nee, het wás ook geen thema, sprong de Pauw er meteen bovenop, en als het geen thema is, besteden wij er geen aandacht aan. Roep dus iets tot een thema uit en het journaille blijft eromheen zwermen als wespen om de ranja. Over navelstaarderij gesproken. Nou kan ik me best voorstellen dat je als alleenstaande (of samenwonende), binnenzittende 70-plusser, die de hele dag de TV aan heeft staan (die zijn van de generatie voor wie de kijkkast van oudsher het opperste vermaak biedt), ronduit bang wordt van dit mediageweld dat over je hoofd wordt uitgestort. Dat de buitenwereld een gevaarlijk oord is waar het virus overal op de loer ligt om zich met zijn zuignappen aan je cellen vast te hechten. Ik hoorde laatst een anekdote over een bejaard stel dat uiteindelijk toch maar een autoritje ging maken, maar onderweg nergens durfde uit te stappen. Overigens zie ik al die oppasopa’s en –oma’s niet in eenzelfde kramp schieten als de kleinkinderen snotteren en kuchen. Geen grotere superbesmetters dan kinderen en ik kan erover meepraten, want ik kreeg de ene virusinfectie na de andere toen ik een huis schoonmaakte waar een klein kind rondbanjerde. De hygienische voorschriften van het RIVM, zoals afstand houden, handen wassen en het met de blote hand aanraken van oppervlakken vermijden, pas ik al sinds jaar en dag toe in het contact met kinderen. Dat zal de mensheid leren om zo lichtzinnig met virussen om te gaan, zoals die besmetters die half Brabant hebben aangestoken door in verkouden toestand carnaval te gaan vieren. Als je verkouden bent, ben je niet in de stemming om te feesten, me dunkt, en hoor je op z’n minst met een kruik op de bank thuis. Maar er zijn toch ook bepaalde voordelen aan deze crisis. Kom niet aanzetten met mindfullness, want dat praktiseer ik al genoeg sinds ik aan chronische vermoeidheid lijd. Kom ook niet aanzetten met de de voordelen van het thuis werken – doordat het gemeentehuis gesloten is moet lief de hele dag bij onze vaste computer -, of de hoge vlucht die het virtuele heeft genomen. Voor mij geen podcast, skype of stream, waarvan ik geen idee heb hoe het werkt en ik heb geen zin om dat allemaal te moeten uitzoeken. De onlinelessen van de sportschool kunnen me gestolen worden, dan ga ik liever een blokje om. Het is sowieso goed om geregeld een kijkje in de echte wereld te nemen en aan het mediageweld te ontsnappen. Vooral bij donker is het een genot om door de stad te lopen. Ongure types blijven op veilige afstand. In het bos is er tevens een hoop te beleven tijdens deze ontluikende lente. En nee, ik verklap u niet welk bos om de toeristische massa’s niet op ideeën te brengen. Dat wordt me wat als de maatregelen weer worden ingetrokken, merkte lief tijdens onze wandeling op. Dan krijg je wilde en chaotische toestanden à la de bevrijding in 1945. Laten we in dat geval maar liever binnenblijven, zei ik.

Uit quarantaine
 
Je wilt die cel uit, al is het maar om te ontsnappen
aan die onophoudelijke stroom van scheepsberichten
over wat het virus met ons doet. Angst heet nu
weldenkend, dwangneuroses zijn niet meer af te leren.
 
Je wilt naar buiten maar mag het lot niet tarten
op gevaar van virtuele steniging. Het moet daar
wel Sodom en Gomorra zijn, een wereld overgeleverd
aan ongure elementen, overwoekerd met het
 
struikgewas van het kwaad. Het moeten enkel
uitgeteerde schimmen zijn die zich op de paden begeven.
Maar de nieuwsgierigheid wint het van de hysterie
de lentegeur het van de dood. Het is stil en leeg en
 
ongemeen weldadig. Langs de kade de donkere hotels op het
water wachtend als vleugellamme eenden in de sloot.
Flanerende auto’s rijden af en aan. Muziek schalt door
open ramen. Er wordt wild gevreeën op straffe van boete.

23 Maart 2020, Over handschoenen & Ausgangssperre

Hoe heeft colmniste deze eerste week in de coronacrisis doorstaan? Door naar buiten te gaan en afstand te bewaren. Schrijven aan de picknickbank op het verlaten terras van het dichte restaurant in het park tegenover mijn huis. Ik ben nu zelfs immuun tegen kou. En ik heb moeders advies opgevolgd door gedichten uit mijn pen te laten rollen. Mijn moeder durft trouwens niet meer naar de supermarkt vanwege de drukte. Wat je daar ziet tart bij tijd en wijle iedere verbeelding. Mensen die op een kluitje staan, die de deuren van de koeling met blote handen openrukken, die met de blote handen de schermpjes van de zelfscankassa beroeren terwijl inmiddels toch algemeen bekend is dat oppervlakken en deurklinken broeinesten van virussen zijn. Mijn grootste ergernis van de afgelopen week: als ik bij de zelfscankassa met mijn gehandschoende hand of een papiertje het scherm aanraak, reageert het nergens op. Dus dan maar na iedere aankoop met desinfecterende alcohol in de weer. Ik kan overigens wel begrijpen waarom mensen massaal naar de Praxis gaan, men wil doe-het-zelven om de verveling te verdrijven (niet iedereen is zo’n fanatieke lezer als u en ik, lieve lezer) en met de lockdown voortdurend als het zwaard van Damocles boven het hoofd kan iedere dag de laatste dag in vrijheid zijn. Lief merkte al op dat hij hoognodig weer naar de kapper moet – een paar uur na de sluiting van de kapsalons. Moeten we ons haar dan maar laten groeien? morde hij. Zo wipte ik in het weekend even naar Duitsland – nu die grens nog open is – om bij de Aldi goedkope rookwaar te “hamsteren”. (Ja, laat de haatberichten maar komen.) Maar wat een verschil met de nederlandse winkels! Er was bijna niemand en de mensen die er waren hielden keurig afstand. Herhaaldelijk werd omgeroepen wat de regels waren en dat men zich daaraan diende te houden. Er was ook beduidend minder volk op straat. Dan zijn de Duitsers toch een stuk gedisciplineerder dan wij. Naast de Aldi was een – eveneens bijna geheel verlaten – Drogeriemarkt. De cassière droeg plastic handschoenen. Wat een uitkomst voor mijn schermenaanraakfobie! Verkaufen Sie die auch? vroeg ik daarom maar. Ja, wenn es noch welche gibt, luidde het antwoord. Ze kwam terug met twee verpakkingen. Ik heb ze nog in het wit in de kleine maat en in het zwart in de grote maat, zei ze. Doe de zwarte dan maar, gaf ik. Besser zu gross als zu klein, glimlachte ze. Overigens hebben de Duitsers de inmiddels internationale term voor lockdown wél naar het Duits vertaald: Ausgangssperre. Ook klinkt er inmiddels meer kritiek op de maatregelen. De oostduitse historicus Rene Schlott vroeg zich in de Süddeutsche af of dit het einde betekent van democratie en burgervrijheden. Als ik niet beter wist, zou ik denken in het draaiboek van een rechtspopulistische staatsgreep te zijn beland, zo stelde hij. Hij vreest dat er een precedent wordt geschapen om bepaalde maatregelen – Schengen afgeschaft, de grenzen op slot – langdurig van kracht te laten zijn. Nu al grijpt Orbán de gelegenheid aan om zijn dictatuur in Hongarije te vestigen. Wat Schlott betreft was het gebleven bij handen wassen en afstand houden. Ook gezien de situatie in Italië? vroeg de journalist. Juist daarom, luidde het antwoord. Dat in Bergamo nabestaanden hun geliefden niet meer naar hun laatste rustplaats kunnen brengen is een schending van de mensenrechten. Nu hoor ik u al roepen, lieve lezer, dat deze tijdelijke inperking van de vrijheid noodzakelijk is om het virus in te dammen. De vraag is evenwel of het tijdelijk is. M’n ouwe vader voorspelde al dat dit tot de zomervakantie gaat duren. Ik vraag me af of men dan nog steeds staat te juichen van: zie het als vakantie en geniet van de rust. Maar om toch met een relativerende noot te eindigen: momenteel hebben er altijd nog meer mensen de griep dan corona.

De dag voordat alles op slot ging
 
We koesteren de illusie van de ons toegeworpen
vrijheid op de eerste lentedag in het jaar.
De zon vult de ruimte. De kust ruist.
Voetstappen staan scherp omrand in het zand
 
waar meeuwen poseren als de diva van de dag.
Morgen zal alles anders zijn. Het enige uitzicht
zal een blinde muur zijn. Geniet ervan, nu kun je
je nog verplaatsen voordat het huis tot cel wordt
 
ingericht. Het klein geluk zit in een schelp
als ik hem tegen mijn oor leg kan ik jou horen
ademen. Een mooier en bloederiger zonsondergang
was er nooit nu je weet dat het de laatste is.
 
Venus straalt in het westen, de horizon verzinkt
in zee. Hangherten heersen over de straten
van het dorp. Wij verdwijnen, de natuur neemt
ons over. We kijken om, trekken de gordijnen dicht.

16 Maart 2020, Over opsluiting & kroegtoeristen

Ik weet niet of ik u de komende weken op de column zal vergasten, lieve lezer. Nee, ik heb geen corona noch ben bevangen door de gekte eromheen, dus ik zal u niet aansteken met mijn column, alleen met mijn woorden die ik voorlopig enkel schriftelijk tegen u kan richten. Columniste is veroordeeld tot thuiszitten en thuis maak ik niks mee, dus dan doe ik ook geen inspiratie op. Je kunt toch gedichten schrijven over wat er nu gaande is? opperde mijn moeder, wat ik dus heb gedaan met onderstaand gedicht en nu is het weer welletjes. Bovendien ben ik een waardeloze thuiswerker, dan hang ik de hele dag in pyjama rond en voer geen klap uit. Al tijdens mijn studie was de ontdekking van de vakgroepsbibliotheek een ware zegen. Afgelopen was het met de vermorste uren aan soaps op TV en het gelummel met huisgenoten in de gemeenschappelijke ruimte. Iedere morgen stapte ik opgewekt naar mijn kantoor en deed daar drie keer zoveel als op mijn studentenkamertje. Zien werken doet werken. Als ik in een vreemde stad ben, is de eerste plek die ik opzoek de bieb en dan de kroeg. U kunt columniste regelmatig schrijvend in het café aantreffen. Publiek geheim: café Springhaver in Utrecht (naast de bios) is mijn favoriete kantoorkroeg. Maar nu kan ik nergens meer heen. Ik overweeg nog om met mijn gratis-reizen-in-het-weekend-abonnement ieder weekend kantoor in de trein te houden. Deze gedwongen opsluiting is de grootste straf voor de troubadour. Het was overigens afgelopen weekend nog best druk in de trein (waar ik op een adembenemende rust hoopte) en hielden met name jongeren zich nou niet bepaald aan de hygienische voorschriften door elkaar uitvoerig af te lebberen. Ik werd daarentegen op FB voor asociaal uitgemaakt omdat ik AmersWoord gewoon wilde laten doorgaan. Onverantwoord, blies men, maar laat ik één ding voorop stellen: podiumorganisatoren zijn absoluut niet verantwoordelijk voor de gezondheid van de medemens. Het is nog steeds toegestaan om elkaar te ontmoeten met in achtneming van de anderhalve meter afstand. Het staat eenieder vrij om naar zo’n bijeenkomst te gaan of niet, mits de hygienische voorschriften van het RIVM worden gehandhaafd. Goddank kondigde de premier aan dat het land – ten behoeve van de groepsimmuniteit – niet op slot gaat. Want het kan altijd nóg erger, in Spanje heerst een straatverbod en worden de mensen met drones de parken uitgejaagd. Eindelijk eens wijze woorden van onze premier, want zo’n lock down heeft volgens hem geen enkele zin en bovendien kun je ook maar beter naar buiten gaan, want in afgesloten ruimtes steken mensen elkaar juist aan. Dus zal columniste de komende weken veel in bos en beemd te vinden zijn, alhoewel me is opgevallen dat al meer mensen op dat idee zijn gekomen. En waar hebben wij de horecasluiting aan te danken? Juist, aan de belgische kroegtoeristen die massaal in Zeeuws-Vlaanderen het weekend kwamen vieren. En waar moeten kinderen, de jeugd, studenten nu heen? Het zal mij benieuwen hoe lang het duurt voordat er rellen uitbreken. Zie het als vakantie, wordt er nu nog gezegd, maar na een week opsluiting piept men wel anders. Ik word al onrustig als ik door ziekte een paar dagen binnen moet zitten. Dan rest mij nog één vraag: waar o waar is nou die gevreesde coronapatiënt? Ik ken ze niet en heb toch veel contacten in het hele land. Ken jij iemand die het heeft? vroeg ik moeders. In mijn dorp is nog niemand besmet, antwoordde ze, maar de incubatietijd is twee weken, dus je weet niet of iemand besmet is of niet. Of zou er al sprake zijn van coronaschaamte, dat mensen er niet voor uit durven te komen uit angst als melaats te worden behandeld? Je hoort in de media alleen verhalen over de skitoeristen in Italië en onverantwoordelijke carnavalsvierders. Ik zou wel eens weten wie nou de echte coronalijer is, want aan hem hebben we dit draconische maatregelenpakket en inperking van de bewegingsvrijheid te danken. Eén bijkomend voordeel: de seizoensgriep zal hierdoor ook vast snel uitgebannen zijn. En een goede hygiene is ook bij de gewone griep essentiëel.

Coronaprotest
 
Waar is die veelbesproken coronalijer nou, heeft hij
een krans of een doornenkroon op het hoofd? Staat er
een gevarendriehoek om hem heen? Of is hij onzichtbaar
aan het bijkomen van wintersport, aan het uitbuiken
 
van carnaval? De nieuwste wellnessziekte berooft
schrijvers van hun kantoor, performers van hun brood
en spelen. Als altijd moeten armlastigen de
achteloosheid van de kapitaalkrachtigen dragen
 
en zal de cultuur het bezuren. Mogen de managers
thuis internetsurfen, moeten leraren het gebroed
hoeden en blijft het gemeentehuis open voor die ene
verdwaalde toerist zonder inentingspapieren. We moeten
 
opnieuw handen wassen leren en beleven een zweem van
oorlogstijd nu de hamstervlijt in de winkels heeft
toegeslagen, want aan WC-papier heeft een knaagdier
nooit genoeg. Er is een vijand, er vallen doden, de mens
 
wordt teruggedrongen op de vierkante meter als in de tijd
van Metternich*. Sommigen noemen dit kwaliteit van
leven, anderen vervelen zich zoals in die dagen van hun
jeugd met maar één gewin: deze ledigheid leidt tot protest.
 
*Oostenrijkse kanselier die begin 19e eeuw een repressief bewind voerde waardoor tegenstanders (en ook kunstenaars) bijeenkomsten thuis belegden.

10 Maart 2020, Over schaakpartij & rode loper

We vertrokken voor dag en dauw met de Haarlemse Dichtlijn naar Osnabrück voor een optreden in de boekhandel aldaar. De nederlandse delegatie op pad naar Haarlems zusterstad. Marten Janse had mij naar een P+R-terrein langs de A12 gedirigeerd, maar ik antwoordde: Ik zou niet weten hoe ik daar moet geraken. Pik me maar op bij station Amersfoort Schothorst, aangezien jullie de A1 volgen en het station is niet ver van de afslag. Dus spoedde columniste zich in alle vroegte na een paar uur karige slaap naar AS. We zijn ietwat vertraagd en op 15 kilometer van de afslag verwijderd, sprak mijn telefoon. Dan maar voor een snelle koffie naar de AH. Toen ik terugkeerde, stond Marten al te zwaaien. We hadden wat problemen, want Jan Kal was zoek, verklaarde hij. Die heeft namelijk geen mobiel. Verhip, iedere keer als ik jou hoor denk ik dat het Mirjam Rotenstreich van AftH is, begroette deze mij terwijl ik me op de achterbank tussen hem en Marten wrong. Ik wel wel even bezwaar tegen het onchristelijke tijdstip aantekenen, begon ik. Tsja, ik had twee uur bedongen, zei Marten, maar dan sluit de boekhandel. Duitse tijden, hè. Welnee, gaf ik, zo was het dertig jaar geleden, toen ik er studeerde. Nu zijn de winkels op zaterdag tot acht uur ’s avonds open. Ik vind het ook maar niks, bromde Jan om vervolgens aan één stuk anekdotes over beroemde schrijvers en dichters op te dissen alsof hij gemoedelijk achter een neut in het bruin café zat in plaats van nog niet helemaal boven jan tegen het portier opgevouwen. Laten we blij zijn dat we niet naar Münster hoeven, gaf ik, dan moet je vanaf de grens nog twee uur over Landstrasse. Nu kunnen we in een rechte lijn over de snelweg naar Berlijn, als we zouden willen. Dat doet me denken, kwam Jan, aan toen ik in de jaren 70 met poetry international in Berlijn was. De muur stond nog fier overeind en we passeerden van die stationnetjes met honden en bewakers. Ik zat net aan een schaakpartij met Bob den Uyl, wordt de coupédeur opengeschoven en stapt Günter Grass naar binnen! Toen moest ik het veld ruimen, want Bob zei: Met jou kan ik altijd nog schaken, maar met Günter niet! Wel heb ik de hele wedstrijd verslagen en dat is later nog in de krant afgedrukt. Wisten jullie trouwens dat de nederlandse naam voor Osnabrück Ossenbrugge is? Net als Amslo voor Oslo is het helemaal in onbruik geraakt. Heerlijk om een nestor met kennis van zaken in je midden te hebben. Vele Kalse anekdotes verder reden we de stad binnen. Kijk nou, wees Marten, de huizen zijn hier heel anders met al die dakkapellen en de ramen worden naar binnen opengeklapt. Ja, en? gaf ik. Bij ons worden ze naar buiten opengeklapt. Echt waar? riep ik ongelovig. Is me nog nooit opgevallen. Bij de boekhandel werden we onthaald door stedenbandambassadrice Janna. Er lag zelfs een rode loper en er waren nederlandse vlaggetjes in de bloembakken geplant. Monika Jongerius voegde zich bij ons. Dit is Jolies Heij, stelde ze me aan de Duitsers voor. Zij is in NL heel beroemd, ooit wordt zij dichter des vaderlands. Welnee, zei ik, da’s overdreven. Helemaal niet, sprak Monika streng, wij vrouwen moeten niet altijd zo bescheiden zijn. Heeft Duitsland eigenlijk een dichter des vaderlands? vroeg ik. Ja, Goethe, luidde het antwoord. Nou, dan wordt het toch tijd voor een wisseling van de wacht, opperde ik. Marten en zijn gitarist trapten af met twee liedjes, vervolgens las Marten zijn gedichten voor die hij heel behoorlijk in het Duits had vertaald. Monika deed het geheel in het Duits, want zij is van duitse origine en Jan koeterwaalsde zijn sonnetten aan elkaar door anekdotes te vertellen over zijn voorvaderen die uit het naburige Kalkriese kwamen. Dick van ’t Hoff deed zijn spokenwordverzen in het Nederlands. Ik deed twee Slamteksten in het Duits over taalkundige misverstanden tussen Duitsers en Nederlanders. Na het optreden werden we een wijnschenkerij aan de overkant binnengeleid voor een nadere nederlands-duitse uitwisseling. Na de proeverij ging ieder zijns weegs. De heren stapten in de auto, ik bleef nog wat. De duitse Harald liep met me op. Ik organiseer hier een maandelijke Lesebühne, zei hij. Dan mag je twee keer een half uur voordragen, lijkt je dat wat? We wisselden gegevens uit voordat ik in de boekhandel verdween die nog wel open was.

ossenbrugge
 
ik zag je silhouet in een vreemde stad, kijk, de huizen zijn
anders, de ramen slaan naar binnen open, wees de dichter
 
terwijl de sonnettennestor aan het gezelschap vertelde
hoe hij de schaakcapriolen van günter grass versloeg, het was
 
in onvrije tijden op geuniformde en blaffende stations die jij
vast al te goed kent uit je vorige leven van voor de vlucht
 
voordat je mij herkende, het publiek toont zich dankbaar voor de
woordenstroom, ook al valt er niet direct betekenis uit te halen
 
onze tongval is log en lomp, maar sommige fijnhoorders beweren
dat de taal lieflijker klinkt in de poëzie, we laten de complimenten
 
als wijn op de tong druppelen alvorens in de anonimiteit van de
stad te verdwijnen, er zijn warme kroegen en tochtige stations
 
ik stel me voor hoe een veteraan als erich maria er na de oorlog
terugkeerde in een colonne van wegkwijnende leprozen in klop
 
in onze taal is het ossenbrugge, fluistert de nestor me in net als
ik makke ossen zie optrekken op weg naar het westfront waar niks
 
nieuws wordt verteld, alle leven is guur, maar ik ben nog altijd
de hogepriesteres van de poëzie en jij mijn hoeder van lelies

3 Maart 2020, Over coronabier & attenties

Op de radio ieder uur de stand van corona. In de kerk zijn de wijwaterbakken leeg, maar eventueel besmettingsgevaar bij het doorgeven van de collectezak, daar had natuurlijk weer niemand aan gedacht. Werden er maar bij iedere griepuitbraak dergelijke strenge maatregelen getroffen! Als ervaringsdeskundige heb ik de afgelopen jaren met heel wat heftiger en epidemischer griepuitbraken kennis gemaakt, dus handen wassen en in de elleboog niezen deed ik al. En zo lang er geen kinderpopulaties bij betrokken zijn (en dat is bij corona het geval) lijkt me het besmettingsgevaar vrij gering, want we weten allemaal dat kinderen virusbommen en superbesmetters zijn, één van de redenen dat ik ze niet heb. Scholen en crèches sluiten bij wat voor griepuitbraak dan ook lijkt me sowieso een goed idee, dan zijn we meteen van het lerarentekort af, wat mijns inziens geen tekort is, maar het vanzelf wordt als kinderen hun meesters en juffen aansteken, maar dit terzijde. Laat scholen, ziekenhuizen en schepen maar in quarantaine, als de treinen maar blijven rijden, want dat is columnistes nering voor het troubadoursbestaan – ondanks geruchten dat de NS het treinverkeer wilde beperken omdat het virus wel eens via de ventilatieroosters verspreid zou kunnen worden. Dit is gelukkig ook weer een fabeltje gebleken. De dichtstbijzijnde besmetting bevindt zich vooralsnog in Gorinchem, maar dat is bible belt en misschien komt polio daar ook nog voor. En in carnavalland, maar in de eindhovense Gouden Bal nog geen besmetting te bekennen, enkel het coronabier dat rijkelijk door de dichterskelen stroomde. Ik besprak met Pit van Nes het taalkundige probleempje of het franse “enfant” ook een vrouwelijke vorm heeft. Zo kwamen er meer genderkwesties ter sprake. Mijn uitgever reageert steeds maar niet op mijn mails, klaagde Pit. Ach, dat heb ik wel vaker met mannen, gaf ik, dan hebben ze niks te zeggen, of ze hebben het druk. Dan kunnen ze toch minstens een mailtje sturen waarin ze aangeven het druk te hebben en dat ze er op een ander tijdstip op terugkomen? riep Pit verontwaardigd. Wij vrouwen zien dat inderdaad graag, zei ik, wij houden van zulke attenties, dat geeft ons het gevoel dat er aan ons gedacht en van ons gehouden wordt, maar de man snapt dat kennelijk niet zo goed. Nounou, maak er toch niet zo’n manvrouwding van, kwam Hoss Wilstra, want ik heb al zo vaak meegemaakt dat het juist de dames zijn die niet reageren. Jij bent te zeer gefixeerd op gender. Goed, gaf ik toe, tegen zoveel mankracht kan ik niet op – en ik stond op en liep naar de bar waar het servokroatische leraresje de bureaucratie en corruptie in het Oostblok met de halftjechische Dana besprak. Ik heb gisteren je veldwachter gesproken, brak ik in. Aaaaaah! riep ze geheel buiten zinnen. Leeft hij nog? Hoe is het met hem? Waarom chat hij nooit meer met me op Facebook? Hij heeft niks te zeggen, antwoordde ik, maar ik mag van Hoss niet zeggen dat het een mannenkwaal is, dus het zal wel weer overwaaien. Houdt hij soms niet meer van me? vroeg ze beteuterd. Ik mag evenmin van Hoss zeggen dat dat een vrouwenkwaal is, dus verman je. Wij vrouwen moeten er maar op vertrouwen dat er van ons gehouden wordt zonder onder mannelijke attenties te worden bedolven. Hij had het nog wel over jou. O ja? Wat zei hij dan? Dat je teveel moeilijke woorden gebruikt, misschien is dat wel de reden waarom het is stukgelopen tussen jullie. Je was niet meer bij te houden voor hem. Ik heb eens een stel gekend waarvan de relatie stukliep omdat hij de godganse dag op Ollebollekes zat te puzzelen en geen oog meer voor haar had. Wat vertel je me nou? Op die suffe drs. P rijmkes? Welzeker, zoiets kan zo maar in een obsessie ontaarden. Je veldwachter heeft nog altijd een oogje op jou, dus verpest het vooral niet met je lappen van doorwrochten verzen. Ik denk dat ik me maar op limericks ga toeleggen, verzuchtte ze.

Corona
 
Al wat organisch moet in quarantaine
zo worden wij ’t virus weer de baas
dat geldt voor hem voor haar voor Thom voor Madeleine.
 
Je stelt je voor: een dramatische scène
een enk’le kus, beleefd als in een waas
want alles wat organisch moet in quarantaine.
 
Zo zijn wij prima voorbereid op het vileine
dat binnendringt als door het fijnste gaas
dat geldt voor hem voor haar voor Thom voor Madeleine.
 
Het virus kijkt al op de and’ren neer met de dédaine
blik van vreemdeling op d’ juiste mise-en-place:
al wat organisch moet in quarantaine.
 
De kleine wereld in de kooi, het land van de mondaine
vitrine naar gesloten hok, de scepter zwaait die houten klaas
al over hem en over haar en Thom en Madeleine.
 
De zeis te stomp, toch worden zonder een’ge gène
mondkapjes voorgebonden – dit is waarover ik mij verbaas:
al wat organisch moet in quarantaine
dat geldt voor hem voor haar voor Thom voor Madeleine.

25 Februari 2020, Over dwalen & bivakmutsen

Het zal u onderhand wel bekend zijn, lieve lezer, dat columniste stad en land afreist. Nu ben ik altijd al een trekfanaat geweest, want wie reist is in beweging, die zit tenminste niet stil. Want stilstand betekent de dood. Of misschien is het gewoon geestelijke onrust. Als kind was er geen grotere straf dan bij ziekte binnen te moeten blijven. Ik heb verandering van décor nodig. Ik moet kunnen ademen. In mijn ruim tienjarige podiumcarrière heb ik al vele hoeken en gaten van het land gezien. Ook van Duitsland, hoewel zich dat de laatste jaren voornamelijk beperkt tot de grensstreek, het Rijnland, de Roerpot en Baden in het zuiden. Maar ik heb ook eens Halle bij Leipzig in het Verre Oosten aangedaan. Er was een tijd dat ik alle Slams in de Wetterau bij Frankfurt (am Main) afliep. Ja, ook in Hanau – van de aanslag – ben ik geweest, hoewel het enige wat ik me nog van die plaats kan herinneren het standbeeld van de Grimmbroers is. Het was een erg leuke Slam trouwens, met geïnteresseerd en aandachtig publiek. Zo kom je nog eens ergens. Zo ben ik op meer opmerkelijke plekken geweest. Zoals die keer dat ik in Broek op Langedijk met twee muzikanten langs de sloot zwierf op zoek naar de plaatselijke bieb. Of het voordragen in een oldtimer op een industrieterrein in Delft. Een literatuurfestijn in Amen bij Assen, een dorp met welgeteld drie straten en één kroeg. Slammen in een circustent in De Wijk bij Meppel in alweer een drassig weiland, net als die keer in Stuttgart, maar die tent stond in een park.Of recentelijk nog met Renate en Rita zwervend door Alkmaar Noord op zoek naar het buurtcentrum, Renate gelukkig gewapend met de Tom op de telefoon. Hoewel ik mijn optredens sinds ik de NS weekendvoordeelkaart heb hoofdzakelijk tot de weekenden beperk (kan ik door de week lekker schrijven en met een helder hoofd weer op) en ook geen al te gekke locaties meer opzoek sinds ik door de bijnieruitputting en chronische vermoeidheid sowieso niet al te helder van geest ben. Aangezien ik geen smartphone heb vraagt zo’n onderneming om een gedegen voorbereiding. Het adres opzoeken op google maps, een printje maken, het reisplan van de OV mét routebeschrijving vanaf station/bus/tramhalte uitdraaien. Maar ja, ik ben een vrouw, dus geen al te beste kaartlezer en bij bewolkt weer (overdag is de zon het oriëntatiepunt, ’s avonds de poolster in het noorden) kan ik zo maar het noorden voor het zuiden aanzien en de verkeerde kant oplopen. Maar ik heb wel een mobieltje en al te vaak heeft lief mij van huis uit in de goede richting gegidst. De weg vragen kan ook uitkomst bieden, al klappen mensen soms onwillig hun smartphone open onder de verzuchting: hebbie zelf niet zo’n apparaat? (Waarom kennen mensen de weg in hun eigen buurt niet meer op hun duimpje?) Dus ik kom liever goed beslagen ten ijs. Maar afgelopen weekend was het weer eens zo ver. Ik zou toch denken dat zoiets me in Amsterdam niet meer kan overkomen, maar kennelijk wel als ik in Slotermeer moet zijn waar ik heg noch steg ken. Wat een gribusbuurt is dat trouwens. Niemand op straat te bekennen. Enkel marokkaans uitziende mannen die haastig de moskee indoken tegen de windvlagen. En ik ging daar toch echt niet naar binnen om naar de weg te vragen, ik weet inmiddels hoe men denkt over vrouwvolk in de moskee: dat hoort daar niet thuis. Gelukkig trof ik bij een ander gebouw twee mannen – mij eveneens in gebrekkig NL te woord staand – op wacht die ik wel de weg kon vragen. Bleek de reisplanner me de verkeerde kant op te hebben gestuurd. Twee dagen later gebeurde me hetzelfde in Amsterdam Noord – toegegeven, een iets mindere gribusbuurt met allerschattigste bungalowtjes – waar ik in een of ander hip café – zoals ze tegenwoordig als paddestoelen uit de steedse rafelranden verrijzen – moest zijn, verstopt achter een fabriekshal op een verwaaid industrieterrein. Sorry, ik was verdwaald, verontschuldigde ik me bij binnenkomst bij de gastvrouw. Ach, wat is er nieuw onder de zon, jij verdwaalt toch altijd, was haar reactie.

vlagend dwalen op zoek naar
 
hier zijn de straten leeg vandaag, er trekken geen
karavanen met zingende pierrots op de bok langs, het bananenpak
 
niet geoorloofd, enkel de driekleur mag je dragen als
je weet hoe het hoort, je bent immers een fuiftoerist
 
die geen aanstoot neemt, maar hier ontmoet je enkel
wie de wind aanvoert als bladeren, vrij spel in wijken
 
vol tunnels en horizonten van pijpschoorstenen, je was
altijd goed in verdwalen, op de hoek van de straat
 
staan mannen met bivakmutsen op wacht, maar met
het stratenboek in het hoofd, je bent wanhopig
 
op zoek naar een haak om je jas op te hangen
een huls om de weidsheid in op te rollen, in godsnaam
 
een schutting om de vlagen buiten te houden, een
aanknopingspunt, want je weet dat een vertrouwd gezicht
 
te veel is gevraagd, gelukkig draagt de cafévloer dezelfde
ruit en wordt god nog altijd met cruijff vergeleken
 
al wordt het interieur steeds meer door toeristen in beslag
genomen die niet weten hoe het hoort, ze praten kreupel
 
tegen hun spiegelbeeld, maar het ijs staat op de glazen
alle blikken dwalen naar de rode onderbroek op de lampenkap              

18 Februari 2020, Over schrijfgerei & zeis

Columniste onthand door het zoekraken van het schrijfgerei. Waarschijnlijk is de etui onderweg in een of andere bus aan de wandel gegaan zonder dat ik het merkte. Dan sta je bij de AKO op het station koortsachtig te zoeken naar een pen die de oude kan evenaren. Want ja, ik schrijf nog met de pen, altijd gedaan, dus waarom zou ik het ooit anders doen? Jules Deelder liet zich er trots op voorstaan dat hij niet eens een computer had – wel, zo antiek ben ik nou ook weer niet, al was het maar omdat ik altijd een pesthekel had aan de typmachine waarop je je nagels op stuksloeg. Maar van die wrijftoetsjes op de smartphone krijg ik net zo goed de gribus. Modernisering moet ook weer niet te ver gaan. Tijdens mijn studie schreef ik mijn referaten altijd eerst met de pen, er was zelfs nog een tijd dat die handgeschreven velletjes door de hoogleraren aangenomen werden. Met pen kun je sowieso lekker doorhalen en krassen in een tekst. Het gebeurt me heel vaak dat ik een woord doorhaal en vervang door een ander woord, maar dan in de definitieve versie toch voor het eerste woord kies, dat nog steeds goed leesbaar is. En je denkt ook beter over je tekst na als je hem twee keer “schrijft”. Uiteindelijk liep ik, gewapend met een pen die door de beugel kon, naar Eijlders voor de bundelpresentatie van Martin Wijtgaard. Het regent weer bundels de laatste tijd, maar deze wilde ik toch zeker niet laten liggen. Wijtgaard, zichzelf neoromanticus noemende, dicht veelal op rijm en metrum – echter zonder vormvast te zijn – over controversiële onderwerpen als verveling in Enkhuizen, katers op nieuwjaarsdag, dwangneuroses, seriemoordenaars, soldaten en vastgoedmakelaars en is één van de collega’s die ik misschien wel het liefste lees en bewonder. Op de zwarte omslag van de bundel prijkte een zeis. Wie zijn je voorbeelden, vroeg Lokkerbol. De eeuwige Wigman en Philip Larkin, luidde het antwoord. Ik zou zelfs durven beweren dat Wijtgaard de enige rechtmatige erfgenaam is sinds Menno Wigman ons is ontvallen. Maar er waren meer dichters die het goede gevoel in Eijlders bezongen. Robin Veen, die gelukkig weer steeds vaker in Letterland opduikt, en Opa IJsbeer, alias Henk van Maanen, met een lofzang op Almere. Veertig jaar geleden dacht ik, ik wil er niet dood gevonden worden, nu wil ik er juist doodgaan, vertelde hij. Iedereen zegt altijd, alles is zo vreselijk nieuw in Almere, maar wist je dat het gebied al in de ijstijd, toen het ijs zich terugtrok naar het noorden, door jagers bewoond werd? Daar zijn archeologische vondsten van. Toen ik er kwam, woonden er maar duizend mensen, dat was echt pionieren. En hij vertelde als een ware Opa IJsbeer genoeglijk verder over zijn correspondententijd bij de Gooi- en Eemlander. Toen was het tijd voor het krukhangen met het feestvarken en beroepsluisteraar Michiel die juist middenin een anekdote zat. Dat is de ironie van het lot, vertelde hij, over die schrijver die met de auto naar Parijs reed, maar eigenlijk met de trein had gewild en toen prompt op een boom knalde. Ze vonden het treinkaartje in z’n jaszak. Hoe heette ie ook alweer? Was het niet Céline? Wat? riep ik. Is die door een ongeluk om het leven gekomen? Lijkt me een veel te tragisch einde voor ‘m. Ik dacht dattie gewoon van ouderdom als beroepskankeraar eenzaam, verguisd en vergeten was weggekwijnd. Je bedoelt Camus, kwam Wijtgaard, die kreeg dat auto-ongeluk. Wie is er nu weer dood? kwam Offerman terwijl hij het zoveelste rondje voor onze neus neerkwakte. O, Camus? Is die dood? Sinds wanneer? Sinds begin jaren zestig, antwoordde ik en we hieven het glas op de dood en alle mooie dingen in het leven, maar het meest op Wijtgaarts “Waar je voor zilverlingen niets kunt kopen” en Eijlders.

Selfie van de dichter
 
Ik rijg de leugens aan elkaar, vlecht
ze door hipsterbaarden en paardenhaar.
Niets geef ik prijs om de dichter in mij ongrijpbaar
te laten zijn, dat draagt bij tot de cult
 
waartoe ik mijzelve heb verklaard. Zegt u
mug schep ik een olifant, wilt u truffels
tover ik kaviaar, snakt u naar porno
ben ik uw handelaar op voorwaarde dat
 
mijn ziel geen blauwdruk in uw donkere kamer
achterlaat. Na de peepshow gaat het velours
dicht. U zult begrijpen: aan modern leven
 
kom ik niet toe, ik ben druk doende met niet
transparant zijn. Het geheim is mijn kleinood,
eigenlijk ben ik dood en niet interessant genoeg

10 Februari 2020, Over dichtershuizen & medewakers

Laat ik deze keer dicht bij huis blijven en het over mijn stek hebben, lieve lezer. Ik heb u vaak genoeg vergast op mijn avonturen in den vreemde, de vermoeienissen/ergernissen van het troubadoursbestaan, maar een dichter moet ook ergens wonen, in materiële zin, niet alleen in de taal. Nu gebiedt de eerlijkheid mij te zeggen dat het dat is wat ik voornamelijk doe: wonen in mijn wijk, grofweg het gebied tussen de Vecht en het Griftpark,dat met de verzamelnaam Votulast aangeduid wordt. Een kleurrijke en ook poëtische wijk. Bij lief in de straat wonen een paar marokkaanse gezinnen. Het zijn ruime huurwoningen uit de jaren 20 van de vorige eeuw, gebouwd voor het toenmalige NS-personeel. Gehorig zijn ze wel, de bovenbuurjongetjes laten zich geregeld niet onbetuigd. De buurman is een halve Serviër. De achterbuurvrouw op leeftijd houdt van een glaasje port en een babbel en lief gaat er graag op een verloren avond buurten, als columniste weer eens de hort op is. Zijn stek biedt tevens onderdak aan verloren dichters, Peter Posthumus heeft er al diverse keren verbleven. Zelf woon ik in een mansarde met uitzicht op het Griftpark, bloedjeheet in de laatste zomers, dat wel. Toen het appartementencomplex begin jaren 80 werd gebouwd, kende men alleen nog de hetezomer van ’76. Maar als alles tegen elkaar openstaat, waan je je middenin het park. Ik ben het als mijn thuis gaan beschouwen. Mijn enige verdriet is dat ik niet op een stoeptegel in het park “lig”, mijn gedicht althans. Een gedicht van mijn hand over het Griftpark is ooit opgenomen in de bundel “Utrecht de stad in gedichten”. Je hebt in de wijk de oergezellige bistro Guusjes, de nonprofitkroeg Averechts, het bruin café Fokus en de pub bij de molen. En er blijken zowaar meerdere dichters te wonen! Fred Penninga loop ik geregeld tegen het lijf, en natuurlijk Geerten van Gelder, wiens huis ik twee keer per dag passeer als ik van mijn huis naar dat van lief loop. De terugweg leg ik altijd middenin de nacht af, want ik ben een nachtwerker, meestal tot een uur of drie op de computer van lief bezig. Vaak als ik langs Geertens huis loop brandt er nog licht. Het doet goed om te weten dat er nog iemand is die waakt. Een tijdje terug dacht ik: wat kan ik doen om wat meer bij de wijk betrokken te raken? Want ik ben inderdaad veel weg en als ik thuis ben, zit ik achter de computer. In het weekend – áls ik thuis ben – een drankje bij de pub of Averechts. Overigens is de kroeg de plek bij uitstek om op de hoogte te blijven van het wel en wee, om het oor te luisteren te leggen aan het kloppende hart van de buurt, zo ben ik in Srebrenica ook te werk gegaan, maar dit terzijde. Of je loopt AH binnen, maar dit eveneens terzijde. Toen zag ik dat er bij de Votulastkrant redacteuren werden gevraagd. Laat ik mijn loopbaan eens een journalistieke wending geven, dacht ik. Na de eerste vergadering was ik helemaal bijgepraat over de hopeloze verkeerssituatie in de Adelaarstraat. Nu is het niet echt mijn ding om over verkeersopstoppingen, losse stoeptegels of markante plantenbakken te schrijven, dus ik was dolblij dat ik de nieuwe rubriek “Schrijvers- en dichtersportretten” mocht verzorgen. Als eerste heb ik Geerten geïnterviewd, want hij vertrekt volgende maand naar Australië. Afgelopen zondag was het afscheid bij Taalpodium in het Zeister La Fourchette en daar waren ze ook bij, de Votulastdichters. Ik geloof niet dat ze in de wijk woont – helaas, zou ik haast zeggen – , maar de onofficiële, enige echte stadsdichteres van Utrecht Oeke Kruythof – de utrechtse, vrouwelijke Offerman – was er eveneens. Doe de groeten aan je ouwe vader, knipoogde ze. Die twee kennen elkaar van lang geleden, van hun dolle tijd bij het anglicaanse kerkkoor in het Wilhelminapark. Aan alles komt een eind, ook dichtershuizen worden opgedoekt. Maar wie ik het meest zal missen is mijn medewaker in de Votulaster nacht.

levendig votulast
 
als troubadour ging ik bij de wijkkrant om beter
te leren kijken, het reizen moe staarde ik enkel uit
 
hangtreinen over oneindig laagland, vergat het laagbijdegrondse
te vernoemen, ik was bijziend voor wat op de stoep
 
stond te gebeuren, het alledaagse ontaardt al
gauw in sleur, draagt een grijs kostuum waarbij
 
iedere kleur verbleekt, maar dichters wonen in alle
soorten en maten, de man die het griftpark als
 
achtertuin nam, de vrouw die op de gruttershof
een hutje op de hei bouwde, dan is er de pianostemmer
 
die ’s nachts waakt als ik bij thuiskomst uit verre
oorden de benen strek, het onderste uit de kan
 
schraap en de onvolprezen enige echte stadsdichteres
van onvervalste volksverzen die zei, ik heb je vader
 
nog gekend, we zongen samen in het park en het mooie van
ouder worden is dat je meer levendige herinneringen hebt

4 Februari 2020, Over petten & boerenverdriet

De Poëzieweek is nog niet voorbij, maar columniste heeft inmiddels alle hoeken en gaten van het land gezien. Het was een heuse tournee. Men vraagt me af en toe of ik ook wel eens twee optredens op een dag doe. Alleen als het niet te ver bij elkaar vandaan is. Maar ik ben ermee gestopt om bij wijze van spreken ’s middags in Amsterdam en ’s avonds in Roermond op de planken te staan. Toch had ik afgelopen week een reisschema om u tegen te zeggen. Het begon dichtbij huis met AmersWoord, waar we dit keer maar liefst 13 dichters mochten ontvangen. En ze hadden er zin in op deze vooravond van de Poëzieweek, ze kwamen uit Nijmegen, Tilburg en Dalfsen, maar ook de voormalige amersfoortse stadsdichters ontbraken niet. Twee dagen later ging het verder richting Aardenburg. Nooit van gehoord, lieve lezer? Nou, ik ook niet, tot ik er dankzij het stalen ros van Johan Meesters geraakte. Het ligt in Zeeuws Vlaanderen op 6 kilometer afstand van België. Columniste had bijna de pont gemist, maar ik kon er nog net op springen voordat de loopplank werd ingetrokken. Aan de overkant stond de Meester me al op te wachten. Welkom aan de goede kant, sprak hij, wij heten bourgondisch zeeuws te zijn, in tegenstelling tot de steile Zeeuwen aan de overkant. Dat bleek ook wel, want de dichters kregen een driegangenmaaltijd voorgeschoteld in huize Leeuwenhoek in Oostburg en daarna spurtten we naar Casa Portiera in Aardenburg – tevens de herberg voor de nacht – om voor te dragen. Wil je asjeblief dat SM-gedicht voordragen? smeekte Johan me. Da’s goed, zei ik, maar dan krijg je het hele drieluik erbij. Het deftige galeriepubliek was doodstil tijdens mijn sappige voordracht. Toen ik in de pauze in m’n uppie buiten stond te roken dacht ik: als ik nu weer binnentreed, word ik vast bekogeld met iets slijmerigs. Dat viel mee, ik werd door de begeesterde menigte bestormd. Het was zelfs zo dat nu ook de andere dichters hun grenzen begonnen af te tasten, zoals de Belg Philip Hoorne met zijn spottendhumoristische verzen. De wijn begon te vloeien en we gingen allemaal los. Maar de volgende ochtend stond de Meester alweer vroeg paraat. Kom, spoorde hij me aan, jij moet voor de avond in Groningen zijn en ik moet een zoekadvertentie naar het Sufferdje doen uitgaan. Nee toch, schrok ik, wie is er zoek, wie ligt er nu weer in de goot? De pet van het servokroatische leraresje is zoek, glimlachte hij. Die was in Groningen afgewaaid. Maar ja, zonder pet geen bundel bij uitgeverij Leeuwenhoek, dat was één van de clausules in het contract. We moeten per slot van rekening aan het imago bouwen denken voor de verkoop. En iedereen kent het leraresje met uitgerekend die pet. Ga dan maar gauw, zei ik, ik spring wel op de pont. Geen idee hoe het met de pet is afgelopen, ik was continu on the road naar Groningen, Zwolle en Ommen. Ook daar was een herberg, maar dan tot kroeg getransformeerd. Daar waren onze drentse diva’s Ria en Delia ook, Ria werd zelfs tot ommense poëzieheldin van de dag uitgeroepen nadat de wethouder zich eerst nog in de juiste naam had vergist. Ze had uiteindelijk de publieksprijs gewonnen met een voor haar zeer onerotisch gedicht over de Ommenschans. Ik sprak met boer Bert over het drentse verdriet. Het boerenleven gaat niet over rozen, verzuchtte hij, en ik kan niet eens naar Den Haag op een tractor die maar 35 kilomter per uur haalt. Daar doe ik dan tien uur over! Wat die stadse GroenLinksers niet weten is dat de stikstofuitstoot door de veehouderij allang door de regelgeving aan banden is gelegd. Maar in de industrie is die uitstoot veel hoger, want daar is geen regelgeving! Wij moeten iedere koe verantwoorden. Vijf jaar geleden moesten we van het kabinet uitbreiden en nu weer inkrimpen terwijl we de investering al hadden gedaan en ons geld erin gestoken. ’t Is toch je levenswerk. Zo’n boerenbedrijf gaat van generatie op generatie over, maar er zijn er die de pijp aan Maarten geven, of erger, het touw ophangen. Het aantal boerenzelfmoorden is drastisch gestegen… Ik kon niets voor hem doen, behalve hem een plekje in deze column geven. Ik liet me van m’n kruk glijden en stapte naar het station dat er verregend bij lag. De poëzierondreis was ten einde.

van bourgondisch boeren tot steil verdriet

het is weer de tijd van het jaar, om te reizen hoef je geen vrij
te nemen, er is niets exotisch aan stations in de regen

de vermoeiende kilometers over luchtreflecterende
sporen, het is een toer zonder logistiek, dit uitstippelen

zonder de helpende hand van een roadie, reisleider
of spoormanager en dan de boot niet te missen

waar de schoolmeester je aan de goede kant opwacht, hij draagt
een zwarte muts, maar met zeeuwse steilheid heeft dat

niets van doen, wij zijn bourgondiërs is hier het mantra
dus je blaft iets met poëzie en maakt slapende honden wakker

na de eerste kan is de drank in iedere man en vrouw
en zing je de klok rond van lokaal verdriet

het is een herberg vol snikkende verhalen, de boer die niet
voor zijn levenswerk wordt erkend, de jeugd gelooft tegenwoordig

dat de melk uit de fabriek komt, roept hij desolaat
er zijn levens die niet over rozen gaan, het is de zwaarte

van de dichter die een podium mist, je kwam van ver
en nog steeds heeft niemand je ooit gekend

28 Januari 2020, Over handboeien & Weltschmerz

Columnistes leven werd de afgelopen week overschaduwd door de dood van stiefbroer, die het, na tien jaar gebukt te zijn gegaan onder de ziekte van Lyme en fibromyalgie, welletjes vond. Maar het leven gaat altijd door en we bevinden ons aan de vooravond van de Poëzieweek, de drukste week van het jaar. De dag na de begrafenis – die “op” Urk was, zoals de Urkers zeggen, een mijl op zeven om met het OV af te leggen – stond ik alweer op een erotisch festival in de kelder van Willem II te Den Bosch. Geheel onvoorbereid, dat wel. Ik voelde me een beetje uit de toon vallen in mijn dagelijkse kloffie tussen de met leer, kant en handboeien uitgedoste meute. Backstage wisten twee jongedames daar wel raad mee. Ik werd in minirok en leren beha gehesen en kon toen zó het podium op. Maar de andere dichters waren – afgezien van erotic Elsa en de vrouw van de sexshop – eveneens in hun dagelijkse kloffie, daarbij was het Spargelharnshirt van Doeko L. nog het ranzigst. Dichtertje Friso wist dat de gemiddelde vrouw pas na twintig minuten beffen klaarkomt en dat de meeste mannen dat niet weten en daarom voortijdig de noeste arbeid staken. Vreemd genoeg leek mijn pantoum over de wolf meer in smaak te vallen dan mijn SM-drieluik. De dag erna voorgedragen bij de oergezellige salon van de dijkdichters in Lelystad. Een mooie bundel met illustraties – Oneindig vers – van Rolf Captijn cadeau gekregen omdat ik hem kennelijk in februari 2017 in Zeist Lolita cadeau had gedaan. Daar wist ik helemaal niets meer van. Na afloop van dat al werd ik door Weltschmerz bevangen. Het was te vroeg voor een borrel (ik drink nooit voor de avond), de schemering zette nog niet echt door en ik had geen zin om de terugreis van twee uur aan te vangen. Dan maar een wandelingetje. Nu willen velen niet in Lelystad dood gevonden worden (ook niet in Woudenberg overigens), en daar hebben ze gelijk in. Er is de ontwerpers van de “stad” niets aan gelegen geweest om er ook maar iets sfeervols van te maken. Ik bedoel, je kunt ook een moderne variant bedenken op het oerhollandse grachtenbeeld. Overal worden grachten gedempt, dus waarom niet een geul in de Zuiderzee gegraven? Ik dacht aan stiefbroer, aan hoe hij het lijden niet meer het hoofd had kunnen bieden. Zelf heb ik al vijf jaar een bijnieruitputting, een lichamelijke burn-out met tal van lichamelijke en psychische klachten, waaronder chronische vermoeidheid, jeuk en verhevigde overgangsverschijnselen. Er is geen zicht op spoedig herstel, ik heb werkelijk geen idee hoe lang ik dit nog moet verdragen. Soms denk ik weleens dat de dood beter is. Stel je voor dat dit nooit meer overgaat? Dus ik snap stiefbroer. Hij wilde niet dood, maar hij kon de pijn niet langer verdragen, die op het laatst ook niet meer met medicatie te onderdrukken was. Ik heb geen pijn, ik heb jeuk, en bij heftige aanvallen denk ik: hoe lang nog? Hoe lang voordat ik de handdoek in de ring gooi? Nu weet ik ook waarom ik een bloedhekel aan begrafenissen en crematies heb. Het komt te dichtbij. Het liefst hou ik de dood veraf als een minnaar op afstand, die je met zijn charmante grijns en goed gevormde zeis verleidt zodra je ‘m in je leven toelaat. En ik wil niet dood, ik heb nog zoveel te doen. De avond viel over Lelystad. Ik kwam langs een verlaten biljartcentrum waar op de deur het “open” felrood oplichtte. Van zoveel treurigheid sprongen de tranen in m’n ogen, van zoveel lelijkheid kikkerde ik haast op. Het was tijd voor een borrel. In het café tegenover het station bestelde ik een beerenburg en kreeg een colaglas vol.

tupperwereld in zondagsrust

dit is een stad zonder geschiedenis met de fallus van lely
het is januari en de dag is lelijk als zondagmiddagen

met pukkels toen je van ellende masturbeerde boven het
pornoblaadje tussen vaders truien opgevouwen

het was in de winter van je jeugd, het voorjaarsontwaken
nog ver, liefde haalde je uit grease en bouquetreeks

je struinde verwachtingsvol door straten als deze
stad die toekomst moest verbeelden, maar eigenlijk

een eeuwigdurend heden is met het tupperware-oranje
van het agoratheater, blokken zijn rondgestrooid

als gewild achteloos maar in wezen onverschillig
zoals jijzelf toen je de wereld de rug toekeerde en op

je tienerkamer je met pophelden beklede isoleercel inrichtte
net zo alleen staat de hedendaagse mens met zijn smartphone

op de hoek van de straat naar likes uit te kijken
voor de albert heijn groepen de allochtone hangmannen

samen voor wie de zondagsrust niet heilig is, die niets
van het water weten, er is maar één hobbelbrug hier

die leidt naar het dansende paard, ook al ben ik verzwaard
door alweer een te vroege dood, het gestroomlijnde

van de beweging doet me haast licht lijken

14 Januari 2020, Over hamers en Hollandfans

U heeft mij even moeten missen, lieve lezer, maar ik ben er weer met de eerste column van 2020.Dat het maar een creatief en vruchtbaar jaar mag worden, hoewel boze tongen een Derde Wereldoorlog voorspellen en de moord op Soleimani gelijkstellen met de moord op Franz Ferdinand in 1914 in Sarajevo, die WO I uitlokte. Daar wil columniste nu even helemaal niet aan denken, laten we ons liever met poëzie bezighouden. Januari is alweer volgeboekt en ook de gedichtenweek komt eraan. Jij doet toch niet meer aan Slam? vroeg Michael Schuhmacher, de organisator van de Hammerslam in het duitse Hamm, mij. In Nederland doe ik het niet meer, antwoordde ik, nadat ik voor de vierde keer op de halve finale van het NK ben gestruikeld over een ondeskundige jury. Je wilt toch wel vooruitkomen in het leven, ook in het competatieve circuit. Pas als je niet meer slamt, lieve lezer, valt het je op hoezeer dat wedstrijdelement je eigenlijk tegenstond. En dat er zoveel andere, veel interessantere podia zijn. In Duitsland doe ik het af en toe nog wel, maar dan als hobby. Omdat ik het een uitdaging vind om af en toe eens iets in het Duits te schrijven. Om mijn taal op peil te houden. En Slam is dan toch het laagdrempeligste medium. Ik vind het ook echt leuk om te doen, al overleef ik zelden de eerste ronde. In Duitsland kleeft er een merkwaardig patroon aan mijn deelname: na afloop krijg ik altijd complimenten voor mijn tekst, maar dat vertaalt zich nooit in punten. Vuurwerk is dan ook een typisch nederlands thema, meende laatst een jongeman, die verbluffend goed Nederlands sprak (“Op de camping op Schouwen-Duiveland geleerd”), dat kennen ze hier helemaal niet. Inderdaad is NL vermoedelijk het enige land – met China en Indonesië, dat het vuurwerk na WO II bij ons introduceerde – dat op de laatste dagen van het jaar oorlogje viert, maar dit geheel terzijde. Gelukkig is in Duitsland het wedstrijdelement bij Slam minder belangrijk. Er zijn dan ook dagelijks duizend Slammers onderweg naar één van de vele Slams die het land rijk is. Er zijn er die er zelfs hun beroep van hebben gemaakt. Als je niet wint, ga je gewoon een deurtje verder naar het volgende provincienest. Niet dat er – afgezien van een plek in de jaarfinale natuurlijk – veel vanaf hangt, een puzzel kun je winnen, of een hamer, of soms wordt er met de pet rondgegaan en mag je van geluk spreken als er wat kleingeld tussen zit. Er zijn beginnende en ervaren, jonge en oude Slammers. De eerder genoemde Michael Schuhmacher – van mijn leeftijd – is de laatste tijd zeer succesvol en ook Sebastian23 is niet meer zo heel piepjong. Er zijn er ook die al tien of twintig jaar slammen, het is niet zoals bij ons een talentenjacht, waar je de jonge talenten, als ze eenmaal zijn “doorgebroken” en toegetreden tot het literaire pantheon, niet meer terugziet. Overigens heb ik Michael weten te strikken voor AmersWoord, want hij spreekt ook een aardig woordje Nederlands. Hollandfans kom ik er af en toe tegen, in de Ruhrpott vaker dan in het zuiden. En alle soorten teksten zijn geoorloofd, wat er in de praktijk meestal op neerkomt dat er géén poëzie wordt voorgedragen. Dat is ook wel eens een verademing. Omdat iedere deelnemer zes minuten per ronde heeft, dus tijd genoeg voor een langere tekst, wordt er in de regel maar één tekst voorgedragen. Dat kan variëren van verhalende teksten, columns en epische gedichten op rijm tot standupcomedy. De teksten kunnen persoonlijk of maatschappelijk betrokken zijn. Zelf vind ik het prettiger om naar te luisteren, ik kan mijn aandacht nu eenmaal beter bij één (verhalende) tekst van zes minuten houden dan bij zes korte gedichten in hetzelfde tijdsbestek. Maar genoeg hierover, nu weer terug naar de poëzie.

de koning van pruisen
 
hier kun je nog verstoppertje spelen achter bomen
die een rouwkleed aantrekken, de lichten parels
 
in een harige hand, ik wilde op jouw handpalm ronddraaien
maar ik hou me op in verschaalde café’s waar
 
mannen naar buikdanseressen op de bulgaarse
zender loeren, de waard schenkt koffie uit de kan
 
de stamgast droomt van verre landen, ik zie
zonsondergangen in het rookbeslagen raam
 
de zomers die wij nooit samen doorbrachten, winter
is wat ons rest, een onmetelijke afstand over ijs
 
als oude bomen drinken we uit de grond van het bestaan
maar houden onze lijven ver, ik laat het gras groeien
 
ik ben al bijna overwoekerd, zoals de schaker in de hoek
die zichzelf steeds mat zet en zich de koning van pruisen
 
waant, wat als de winters steeds warmer worden
zouden we dan nog dromen? of zouden we
 
met onze wortels de aarde omwoelen en niets meer willen?
op het menu staat servische bonensoep, in dit lokaal
 
worden de mannen als paarden gekeurd, de koning
met een list en een gebroken as binnengehaald
 
verbeeld door die gast met as op z’n kraag, als je maar lang genoeg
wacht groei je vanzelf over pijpekrullen en oude fritzen heen 

24 December 2019

En weer is er een dichter dood. De dichter, van wie boze tongen beweerden dat hij niet dood kón, alhoewel hij zich erop liet voorstaan een “gecontroleerde” speedrecreant te zijn. Herman Brood had nooit met de dope moeten stoppen, was één van Deelders gevleugelde uitspraken, want toen ging ie aan de likeurtjes en zoop zichzelf de vernieling in. Wie herinnert zich inderdaad niet een giechelende majoor Bosshardt, die hem aan de rand van het zwembad aan één stuk door amaretto’s toeschoof? Zo ongeveer zoals een oom van mij, die zich in zijn laatste levensdagen, vlak voordat z’n lever verdronk, door zijn drie dochters en twee stiefdochters liet bedienen. Hij werd slechts 47 jaar oud, Brood ergens halverwege de vijftig. Dan had Jules het beter bekeken en 75 jaar is voor een dichter voorwaar geen slechte prestatie, want het is statistisch bewezen dat dichters niet oud worden. Niet dat hij er al zin in had, onze Jules, want: de dood is kut. En: na de dood gaat het leven op aarde gewoon door en dat is ook een vorm van leven na de dood. Ik zal u niet te zeer vervelen met columniste’s levensbeschouwing, lieve lezer, maar ik kan dit alleen maar onderschrijven. En voor de rest bidden dat we op een dag niet meer gehinderd worden door de beperkingen van het sterfelijke lichaam. Eeuwig leven? Natuurlijk wil ik dat, al is het maar uit nieuwsgierigheid hoe het de wereld verder vergaat. Begrafenissen en crematies zijn ook nooit zo mijn ding geweest, liever eer ik de dichter in zijn verzen en dankzij de zegeningen van internet is hij nog veelvuldig in levende lijve te zien. Want schraler wordt het wel in Letterenland, nu ook de Grote Performer uit Rotterdam wijlen is, samen met Vinkenoog toch de geestelijk vader van menig Slammer. Maar wacht even, we hebben Aya Waalwijk nog – op die gewone, niet eens zo heel grauwe decemberdonderdag, de sterfdag van Jules, ging ik voor het eerst in lange tijd weer eens naar Zaal 100. Wat een spetterende avond was dat, met de wijze levenslessen van Aya over het klimaat, de terugblik op de sixties van mister Ruigoord Hans Plomp, de drie raggende mannen uit Alkmaar en Erwin Mulder achter de piano. En natuurlijk alles in aanwezigheid van onze trouwe beroepsluisteraar Bentsion. Misschien was ik sentimenteel geworden door de dood van de dichter, het naderende kerstfeest of het weerzien met de vaste entourage van Zaal 100, maar ik bracht een gedicht over vader ten gehore, waar niet eens zo heel veel van gelogen is. Een paar dagen later mocht ik met Gerard Scharn aanschuiven bij een kerstdiner in Den Bosch om de feestgangers met poëzie te vermaken. Zelfs de preutse bibliothecaresses van de eindhovense bieb knepen een oogje toe toen het woord “onaneren” viel. En in de haagse Stamboom verrasten Rik van Boeckel met zijn konijnen en castagnettes en Jaap Montagne met zijn haiku’s en jeugdherinneringen over vliegers en geile juffen die zijn naam niet konden uitspreken, maar wel wisten wat soixante-neuf was. Wat een mooie prélude op de feestdagen. Columniste gaat zich nu een tijdje terugtrekken om de gans vet te mesten met de radio op de top 2000 en gillende keukenmeiden af te steken in het Zeeuwse. Dit was mijn laatste column in het oude jaar. Ik wens u mooie en vredige dagen en hoop dat er in het nieuwe jaar minder dichters doodgaan.

 Spiegelbeeld in droesem
  
 Vader tiktakt zich een weg met zijn wandelstok
 door een gekrompen wereld. Vermolmde deuren
 kraken in zijn hersenpan, maar de scharnieren
 van het geheugen zijn nog goed geolied.
  
 Hij weet het precies, 1969 de landing op de
 maan en dat hij met de rivièra-express
 naar het land van de citroenen afreisde
 om tweedehands sokken in te slaan.
  
 De oorlog komt weer steeds dichterbij, hoe hij
 de fietsbanden van de mof lekstak, hoe
 dochters trommelvlies werd doorgeprikt, zijn
 streepjespyjama voor haar om tussen lijkbleke
  
 lakens mee te pronken. Die chalet in het bos
 is er nooit gekomen. Dochters laten hun haren
 groeien en klimmen uit bomen. Eindelijk leren ze
 te stralen op jouw witte doek. Ze zijn korter
  
 van memorie dan jij. Ze haken in om jouw winter
 te vieren achter uitdovende ramen. Alle drinkebroers
 die op je leken. In het onderste van de kan en bij het
 droesem kijken tref ik je spiegelbeeld aan. 

17 December 2019

Het was weer een bewogen week, lieve lezer. Columniste beticht van opvliegendheid na de amputatie van de column. Er zijn dichters die om veel minder gebrouilleerd raken. Ik heb je drie jaar geleden al gezegd dat je bij die schoolkrant weg moet, zei de zeemanspet me. Ik gaf hem onomwonden gelijk, maar zo ben ik, ik kan veel hebben totdat de spreekwoordelijke emmer overloopt en dan is het ook meteen klaar. Als dat door sommigen opvliegend wordt gevonden, dan zij dat zo. Meestal kunnen zulke figuren zelf veel minder hebben. In ieder geval kan ik nu onbekommerd de vijanden van webmaster in de column laten opdraven. Afgelopen week was de uitreiking van de Nobelprijs voor literatuur aan Peter Handke, die – niet zoals de ethiopische vredesprijswinnaar, die zijn redevoering onder veel uiterlijk vertoon en trompetgeschal in de aula hield – was weggestopt in een achterafzaaltje dat niet eens vol zat. Daar sprak hij in het Duits – maar beter ook, want zijn eerdere reactie op het winnen van de prijs was in het Engels niet te volgen. Dus neem ik aan dat hij sprak voor een handjevol duitstalige literaten, dat de uitreiking dermate veel gewicht toekende dat men de moeite had genomen om naar het hoge noorden af te reizen. Desalniettemin droop het ongemak van de gezichten. En Handke zelf? Die mummelde een half uur lang over zijn sloveense moeder en zijn liefde voor de natuur. Als je alleen bent, wees dan nog meer alleen, luidde zijn devies aan het selecte gezelschap dat erin slaagde om niet in slaap te sukkelen. Daarop volgde nog een ellenlang vers – iets wat op een gebed leek – in het Sloveens. Niets over Milosevic, genocide, de slachtoffers. Natuurlijk niet. Kritische vragen van journalisten pareerde hij met: ik verkies een anonieme brief op wc-papier boven jouw domme en onwetende vragen. Wat de journalist van de Volkskrant ertoe verleidde om hem in de krant voor lul-de-behanger uit te maken. In ieder geval heeft de wereld van zich laten horen door van dit omhooggevallen heerschap een internationale paria te maken en het Nobelinstituut te degraderen tot een witte mannenkliek en een achterhaald bolwerk van stoffige literaten. Mocht columniste ooit de Nobelprijs krijgen, zou ze hem weigeren. Handke mocht niet bij de zweedse koning aanschuiven. Zou hij zelf niet liever wensen dat hij de prijs nooit had gekregen? Of is hij gewoon weer onbewogen naar de vluchtheuvel van de esthetiek gerend? De wereld mooier maken, dat willen de dichters bij Eijlders ook, maar aan columniste is dat niet zo besteed, althans niet in de poëzie. Liever schrijf ik over dingen die niet goed gaan, of die opmerkelijk zijn. Ik ben niet voor niets domineesdochter van de tweede generatie. Wel werd ik door de Eijldersclan onthaald als de verloren dochter. Tja, druk geweest, veel opgetreden, verontschuldigde ik me, en natuurlijk bezig geweest met mijn eigen podium. Kom ook eens naar Amersfoort, maande ik Offerman. Ik weet het niet, aarzelde die, dan moet ik de Baarsjes uit. En daar was ook mijn grote vriend Wijtgaard – lang niet gezien – , die ik nu tenminste weer onder zijn eigen naam in de column kan opvoeren. Waar heb jij al die tijd uitgehangen? riep hij. Ik heb je gemist. Ik jou ook, zei ik naar waarheid nadat ik zijn vrolijke gedichten over dwangneurose, lustmoord en nieuwjaarsdag had aangehoord. Ik weet nog wel een anekdote om de wereld mooier te maken, begon hij. Ik bestelde eens bitterballen in de kroeg. Maar die serveerden ze niet. Toen heb ik aan de overkant 200 bitterballen gehaald die ik keurig tot een piramide heb opgestapeld. En toen? vroeg ik nieuwsgierig. Toen ben ik de kroeg uitgezet, maar niet voordat ik de portier onder alle 200 bitterballen had begraven en nog een rondje heb gemat. Sindsdien staat het in het Amersfoortse bekend als de bitterballenaffaire.

  liever niet
  
 laten we alles mooi maken, zei moeder
 en drapeerde engelenhaar over de naalden
 hing zuurstokken in de takken
  
 zoog roze wolken uit de lucht
 het leven was voor altijd zomer
 met voeten in de branding en jurkjes als vleugels
  
 en nooit meer winters lang verhongeren
 tot het licht achter de horizon
 de vlinder in de rups
  
 maar in de schemering wordt ontpopt
 in het grauw de schittering het felst
 het slependst het verdriet in het diepe hart
  
 alle dagen daarna worden verre geliefden
 steeds meer icoon zonder reliëf
 je hoeft niet bij elkaar te zitten
  
 om een schets te maken
 in vluchtigheid onderscheidt zich de simultant
 schoonheid kijkt niet, het vindt leuk
  
 geef mij maar het gegroefde, het gemis
 van horizon, de vlieger die wordt weggerukt
 het kantelen van de hemel, het waaien van woorden
  
 aan optimisme gaat de wereld ten onder
 aan geluk gaat de mens kapot
 we maken het niet mooier, we tuigen slechts op  

10 December 2019

Columniste is zelfstandig gegaan. Na acht jaar wekelijks de column in het redactielokaal van Pomgedichten te hebben afgeleverd is er vorige week een einde gekomen aan mijn dienstverband. Natuurlijk waren er wel eens onenigheden tussen webmaster en columniste, natuurlijk heeft de beheerder van de site het recht om een soms wat straffe eindredactie toe te passen. Maar zo zout als bij de laatste column had ik het nog niet gegeten. Ik deed daarin verslag van mijn weekend in Brabant, over de herdenking voor Derrel in de eindhovense Gouden Bal en de stadsdichterverkiezing in Den Bosch, waar ik een mooie avond beleefde met twee aan elkaar gewaagde kandidaten. Webmaster kon het echter niet zetten dat zijn protégé Jeanine Hoedemakers al bij de voorverkiezing was afgevallen en verder was die hele verkiezing volgens hem doorgestoken kaart omdat van tevoren al was uitgemaakt dat Doeko L. moest winnen. Wat had dit met mijn column uit te staan? Helemaal niks, want ik was niet bij de voorverkiezing, dus kan er niet over oordelen. Desalniettemin besloot webmaster zonder overleg en uit nijd de driekwart van mijn column, die hierover ging, te schrappen en alleen de laatste alinea over Derrel te plaatsen. Waar censuur wordt toegepast kan columniste haar werk niet meer doen. Ik kan onmogelijk rekening houden met de vijanden, vrienden en persoonlijke gevoeligheden van webmaster. Maar evengoed zal ik de column iedere dinsdag op FB blijven publiceren én op mijn eigen blog, waarvan ik echter nog geen link heb omdat die niet met google te vinden is. Misschien verandert het karakter van de column ietsje, misschien zal ik wat meer over boeken/politiek/geschiedenis schrijven. Om maar met de deur in huis te vallen, zo was ik het afgelopen weekend in Osnabrück, dat qua kerstverlichting de lichtstad Eindhoven ruimschoots overtrof. Tevens is het de geboortestad van de schrijver Erich Maria Remarque, die in 1929 in één klap beroemd werd met Im Westen nichts Neues, een kroniek over een loopgraaf in WO I. Daarna volgden Der Weg zurück, over de koele ontvangst die de soldaten bij terugkeer naar het thuisfront ten deel viel en hun PTSS, en Drei Kameraden over de loopgraafmaten tien jaar later. Voor de anglofielen onder u: Remarque werd door tijdgenoten vergeleken met Hemingway, al had hij meer met auto’s dan met stieren. Im Westen nichts Neues werd een ongekend succes, Remarque werd als één van de weinige duitse auteurs in het Engels vertaald en dankzij bedvriendinnen Marlene Dietrich en Greta Garbo Hollywood binnengeloodst waarop zijn boeken werden verfilmd. Mede hierdoor werd hij nooit serieus genomen door de literaire elite. (Columniste heeft zijn boeken verslonden voor de leeslijst op school.) Im Westen nichts Neues verdeelde links en rechts in de Republiek van Weimar, hoewel daar in die tijd niet veel voor nodig was. Men las het als een pacifistisch, anti-oologspamflet en de schrijver zou de gestaalde jeugd van toen in een slecht daglicht hebben gezet. Zelf beweerde hij in een krantenintervieuw uit juni 1929 volkomen a-politiek te zijn, hij had gewoon de toestand in één loopgraaf beschreven en er was niets van gelogen. Daarom durf ik mijzelf nog geen schrijver te noemen, stelde hij, want er is geen fictie aan te pas gekomen. Zou ik fictie willen bedrijven, dan moet ik weer helemaal van voren af af aan beginnen. De Nazis verspreidden uit nijd het gerucht dat de schrijver in werkelijkheid Kramer zou heten, wat een joodse naam is en dat is een anagram van zijn echte naam Remark, die hij tot pseudoniem had verfranst omdat zijn voorouders uit Frankrijk kwamen. Ook zou hij het boek niet zelf geschreven hebben en niet eens zelf in die loopgraaf hebben gelegen, maar voor inspiratie leentjebuur bij een schoolkameraad hebben gespeeld. Ook toen verspreidden leugens zich razendsnel dankzij de geoliede prpagandamachinerie van de Nazis. Wat dat betreft is er niets veranderd, hooguit dat nieuws je juist eerder niet bereikt vanwege de toegenomen hoeveelheid en verscheidenheid. Wat Remarque betreft, die werd in 1938 ausgebürgert, emigreerde naar Amerika, schreef nog vele mooie boeken en overleed in 1970 in zijn buitenhuis in Zwitserland. Op de uitnodiging om na de oorlog opnieuw duits staatsburger te worden is hij nooit ingegaan.

 Tijdloze tijdmachine
 
Je bent in de krochten van de tijd gegleden
in de hoop op een behouden thuiskomst. Voor
de deur galmen kerstmannen liederen over
engelenhaar en glittersneeuw. De stad is
 
opgetuigd als een kerstboom, uit de stallen walmt
Glühwein met kopstoot, er zoemt een taal
die niet meer oorlogszuchtig is. De hedendaagse
woede teruggebracht tot virtuele hoekse en
 
kabeljauwse twisten. Zo lang er hooguit kou
in de lucht is heet het vrede. De houterige blik
van de schrijver glijdt over de babydoll van
Marlene. Op de divan bekent hij zich tot
 
polygamie vanuit de roep om liefde. Er zwemmen
vissen in het uit het wak gehakte hotel, de
verwarming borrelt. Mijn bedgenoot doet een
loopgraaf na. Ik duik onder in vergane glorie.

3 december 2019

Columniste op de brabantse matras. Na een stop in Houten, waar de diverse talen welig rondzongen – zo droeg ik mijn antwoord op Die Schwestern van RM Rilke in het Duits voor – door naar het Bossche voor de verkiezing van de eerste stadsdichter aldaar. Vooraf vis eten met Stanislaus Jaworski. Stanislaus, vroeg ik hem, geef jij om het klimaat? Ik geef om bakvissen, het Zuidafrikaans en Summertime van Ella Fitzgerald, antwoordde ie, ik weet niet of het klimaat daartussen past. Het zal mijn tijd wel duren. Ooit moet ik dood, hopelijk voordat de zondvloed komt. Nou, eigenlijk wil ik die apocalyps wel meemaken, gaf ik, alleen om met eigen ogen te zien dat ons geen oor wordt aangenaaid en het land daadwerkelijk door het water wordt weggevaagd. Voor het raam trokken klimaatleuzen schreeuwende jongeren met knijpkatten langs. Van hen valt ook niet veel te verwachten, verzuchtte ik, wat helpen die paar knijpkatten nou? En welke jongere heeft er tegenwoordig geen smartphone die hij iedere paar jaar dient te vervangen omdat de applicaties verouderd zijn en dat die dan ligt te vergiften op de elektronische afvalberg? Wie wil er nou terug naar de predigitalisering, de voorindustrialisatie? Dat zijn zorgen voor de dag van morgen, kwam Stanislaus, laten we nu een stadsdichter gaan kiezen. Ik kwam in de Bossche Brouwers naast lerares Nederlands Ineke Katoen te zitten. De jeugd van tegenwoordig kent z’n taal niet meer, mopperde ze. Als ik vanavond ook maar één keer een de/het-fout hoor, gaat de zweep erover. Voor alle “soort vans” heb ik een speciaal marteltuigje. Voordat de twee kandidaatdichters aan het woord kwamen – Doeko L. en Friso Woudstra – waren er gesprekjes met deskundigen over lokaliteiten, zo marcheerden er nazi-attributen uit het Designermuseum langs, alsmede de platanen aan het spoor die met de kap worden bedreigd. Toen was het aan de dichters om zich te buiten te gaan aan deze keur van onderwerpen. Toen Friso “neergestroken” in plaats van “neergestreken” zei, vloog Ineke Katoen op. Ik drukte haar weer terug op haar stoel. Rustig, maande ik, voor een dergelijke fout heb je geen martelmethode. Da’s waar, gaf ze toe, die had ik over het hoofd gezien. Doeko L. had daarentegen een vlekkeloze voordracht en kreeg de lachers op z’n hand. Friso maakte gewag van de doodsbedreigingen die hij van Bosschenaren had gekregen omdat hij het had gewaagd om het tegen de gedoodverfde, officieuze stadsdichter op te nemen. Hij ging controversiële onderwerpen niet uit de weg, zoals de nazi-expo (waar is dat museum? Columniste wil er terstond heen), maar Doeko was de evenwichtigste performer van prettig absurdisme, bovendien mijn Poëziebusmaatje, dus was ik wel verplicht om op hem te stemmen. In afwachting van de uitslag had ik buiten nog een rookonderonsje met Gerard Scharn. Ik heb maar weer eens wat voor de Turing ingestuurd, zei hij, het heet Dierenparkje en gaat over kleine meisjes die in vijvers vallen. Daarmee ga je de top 100 niet halen in deze ik-ook-tijden, meende ik, iedere man, ook al is het op papier, die meisjes leed bezorgt wordt als prins Andrew aan het publieke kruis genageld. Ik werd onderbroken door een luid gejoel en zag de krullenbol van Doeko wegzeilen over de uitzinnige menigte. Stanislaus had zich al uit de voeten gemaakt. Ik liep langs de platanen, die een wit lint om de bast droegen en sommigen zelfs een gedicht. De volgende dag reisde ik af naar de eindhovense Gouden Bal, waar ik één van de weinige dichters was door de schijnbaar zuigende werking van een podium in Sint Oedenrode. Dan maar aan het blond schuimend bier en aan de lange tafel op weg naar de rookruimte herinneringen ophalen aan Derrel, luisteren naar elkaars gedichten en de geschiedenislessen van Hans Marijnissen. We gaven Monique Hendriks wijze adviezen over haar stadsgedichten, die ze had geschreven om zich te kandideren voor het stadsdichterschap van Eindhoven. Doeko voor Den Bosch, dan Monique voor Eindhoven. Daar proostten we op. En op Derrel.

Zinnenstrelend in druilerigheid
 
Jij bent de gouden bal van de dag
zegt die ene stamgast. Het is donker in de
lichtstad waar nachtburgemeesters kerstlampjes
tot brandende fakkels ontsteken. Stad van de
 
neobeatnik met heel tegendraads een ondersteek
Op zijn kop. De poes op het biljart slaapt
spinnend de zondag rond. Er is zo veel
potkachelpoëzie om ons aan te verwarmen.
 
Bij gebrek aan zon laten we het mout
de kelen strelen. Dit hof van rokerig verderf
een lichtbaken in benevelde herinneringen.
De antistresspoëet wekt mijn treurgondelier
 
tot leven, hij spreekt uit naam van de muze.
Ik dans op de brabantse matras, in mijn zakken
galmende barden. Tegen sluitingstijd wil de
etalagevedette in mij naar een zinnenstrelende druilerigheid.
 
 
Jolies Heij